voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden Antirevolutionair Orgaan IN HOG SIGNO YINCES No. 2946 ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1923 38STE JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. Binnenland. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers „KAPITAALVORMING" Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Ziehier, wat een oude broeder zei „Dat is niets geen antirevolutionair woord Zeker een ietwat zonderlinge uitdruk king, maar 't was ook een godvruchtig, doch ietwat eigenaardig man, die wei eens meer op zijn manier uit den hoek kwam. Ik meende zijn bedoeling wel te vatten, maar vroeg hem toch „Hoe bedoel je dat?" ,,'t Woord richt me te veel naar den Mammon", zei hij, zonder verderen uit leg. Met hèm praatte ik er niet verder over; 'k geloof niet, dat ik hem zou ^hebben overtuigd. Temeer, al ben ik aet niet met hem eensal verkeert hij in een, hoewel begrijpelijke, toch ook weer gevaarlijke dwaling, aan den anderen kant wij een waarschuwing, als in zijn woorden toch ook besloten ligt, zeker niet kunnen missen. Was het nu deze broeder alléén: Zoo zoude ik er voorts over zwijgen. Maar de grondgedachte, die hèm dreef, wordt bewust of onbewust bij niet weinigen onzer aangetroffen en daarom kan 't werkelijk van nut zijn, om deze zaak eens wat nader te bezien. Wat toch is het geval? De leider onzer partij, thans minister van Financiën, heeft den laatsten tijd ook hierop de nadruk gelegd„voor een groeiend volk blijft nieuwe kapitaal vorming voortdurend noodig, anders teren we al maar in en het volk als ^geheel, verarmt." t Hij gebruikte daarbij een zeer duide lijk beeld. 1 Stel eens, zeide hij, een zeer groote hoeve, laten we liever zeggen een groot familiebezit, uit welks opbrengst op een gegeven oogenblik honderd personen behoorlijk leven. De familie, met de jaren vermeerdert, doch het familiebezit blijft gelijk en de opbrengst óók: Wat zal het resultaat zijn Dat, door elkaar, elks deel kleiner wordt. Dat men dus minder goed leeft. En als dat proces doorgaat, dan komt er een tijd, dat de familie maar half zoo goed leven kan als voorheen, en minder nog Neem nu voor het landgoed het gansche vaderland en voor de familie ons volk en ieder kan de toepassing maken. En toch las ik onlangs in een onzer bladen een redeneering van iemand, die blijkbaar nogal letters gegeten heeft, een „intellectueel" als men zegt, en die, al wilde hij 't niet met zooveel woor den zéggen, toch nogal „vier" van die „kapitaalvorming" deed. Hijzelf bleek te zijn 'n ambtenaar. Iemand met een vast traktement, al zal dit, helaasnaar de sprake gaat, moeten verminderd wordenmet een bepaalde pensioen-verwachting, ziekte regeling enz. Iemand dus, neenniet met 'n vèst bestaan. Wat is er hier op aarde vast? Maar met een niet al te onzeker be staan. Die schreef in dezer voege: „Ik voor mij heb nooit aan kapitaal vorming gedaan't heb er ook nooit aan kunnen doen." Nu neem ik dat gaarne aan. Daar zijn onze salarissen niet meer. Al zou ik willen weten, of hij ook niet een zeer bescheiden „appeltje voor den dorst" ergens op een spaarbank heeft^ gezet, wat toch óók „kapitaalvor mingis, wijl deze onafhankelijk is van de grootte van 't bedrag. Verder wordt die gedachte niet uit gewerkt. Doch denkelijk is de bedoeling deze: „Ik heb alwel mijn bescheiden deel en ben er tevreden mee. Laat een ander dit ook zijn. Kan hij behoorlijk leven uit de opbrengst van zijn arbeid, waar om zal hij naar hooger en naar méér staan Eigenlijk zit het dieper. En is de gedachtengang deze: Als iemand nieuw kapitaal vormt, dan is dat 'n „pot" voor hem zelf en voor zijn erfgenamen, maar het land en volk worden er immers niet beter vanEn daarom in geen geval belastingverlaging zoeken of andere maatregelen nemen, óm nieuwe kapitaalvorming gemakke lijker en aanlokkelijk te maken, want hiermee wordt niet het algemeene nut, doch slechts het particuliere belang ge baat. Waar dan voor den christen nog bij komt, dat om met mijn ouden broeder te spreken, ze immers „min of meer naar Mammon ruikt". Nu zijn beide overwegingen geheel onjuist. Maar niemand kan ontkennen, dat er wel iets van bij ons gevonden wordt en daarom willen we er nader over handelen, wij moeten immers trach ten ook over zulke zaken een juist in zicht te krijgen, bij het licht van Gods Woord en naar luid onzer beginselen. Dit sluiten we natuurlijk uit: Elke socialistische bijgedachte. Als zouden zij, die op nieuwe kapi taalvorming uit zijn, woekeraars, uit buiters, parasieten enz. enz. zijn. Daar verspillen we geen woord aan, wie onzer aan zoo iets het oor leent, beginne met zich te bekeeren van zijn verkeerden weg. Naar Gods Woord willen we luisteren. Marx is onze leidsman niet. Geen Uitkeering. »Geen nooduitkeering aan de gemeenten® Noch in 1923, noch later. Het was te verwachten, snood der tijden.® 't Is ook buitendien beter als het Rijk niet met zulke extra uitkeeringen behoeft tusschenbeide te komen. Als men nu dit maar wil inzien Zulk een besluit verplaatst den nood neemt dien niet weg. Helpt het 't R ij k een weinig, De druk der gemeenten wordt verzwaard. En als men dan bedenkt, dat le het Rijk maar al meer uitgaven voor allerlei doel een; voudig de gemeenten oplegt en 2e dat het belastinggebied der gemeenten door het Rijk op allerlei wijze is beperkt, dan zal men moeten toegeven, dat deze zaken es flink moeten worden ter hand genomen. Dring de gemeenten tot zuinigheid, goed 1 Maar geef ze daarnaast ook de noodige vrijheid van beweging, om het geld te halen swaar 't zit«, o.a. bij de grondeigenaren, die zware pachten uit de gemeente sleepen, waar» van 'n ander krijgt de belasting en het profijt. Nadruk verbodeH, 't Is terwijl ik dit schrijfOranje boven Of, beter gezegd Oranje overal Op straat, de kinders loopen met Oranje; sjerpen en strikken en linten, ja 'n enkele tooide zich van boven tot beneden met de vorstelijke Oranjeddeur. Op mijn tafel zwerven kranten op Oranjespapier gedrukt. En mijn vrouw schommelt bijeen, al wat er van vorige Koninginnedagen nog bewaard bleeft, opdat ieder toch op deze feestdagen »van de kleur« moge zijn. Feitelijk vieren we 'n feestm a a n d. t Begon hier en daar al vóór den een en dertigsten, en dan laat ik Soestdijk en Baarn, waar me* ^et °°g °P den verjaardag der vorstelijke Ambachtsvrouwe reeds vóór in Augustus feest was, nog buiten beschouwing, en ik zag nog feesten aangekondigd tegen midsHefstmaand. Dat is zoo onze Vaderlandsche aard. Wij doen er onzen tijd over. En zooveel hoofden, zooveel zinnen. Ook in den goeden zin van 't woord zooveel plaatsen, zooveel buurten, zooveel verschillende feestdagen en feestvormen. 't Gaat niet alles naar één cliché Gelukkig niet, Nederland mint de veel» vormigheid. In de plaats mijner inwoning moesten de plannen voor één grootsch feest, die allicht ook wat t e royaal waren opzet, overgaan. Wel jammer, 't had iets moois kunnen zijn. Maar de «buurten® lieten daarom 't hoofd niet hangen. Integendeelzij werden er te meer door geprikkeld, om dan tenminste voor hün deel de eer van de gemeente op te hou= den en werkelijk, ze kwamen kranig voor den dag. En de »scholen« werkten tegen elkaar op. Kwam er dan van den «ommegang® der grooten niets terecht, z ij zouden een optocht organiseeren, waar de gansche stad naar kijken zou, oogenlust voor al het volk. Het is hier gelukkig Frankrijk niet. Zekerdaar kan men ook feestvieren 1 Ze hebben er alle verstand van, en het is er piekfijn, wat ze er doen, smaakvol en gracieus, wat dat betreft, kunnen we nog heel wat van de Franschen leerentot in onze feeststemming is er vaak iets grofs en plomps, dat we nooit als eervol moeten loven. In Frankrijk zou niet gebeurd zijn, wat ik las dat op 't Malieveld in Den Haag voor; kwam. Men weetdaar was ook de prinses bij. Wegens verkoudheid in 'n dichte auto. Nu waren daar, onder vele anderen, ook jongens uit Den Haag, 'k weet waarlijk niet meer wat club of vereeniging 't precies was, maar die rijpende jeugd had een vaandel en op dat vaandel haddene ze 'n portret van de prinses geteekend, nee maar I De menschen wezen er elkaar op «Als Juliana diit ziet En ja, waarlijk! onze jongmaatjes defileeren óók voorbij de princessesauto en 't vaandel, als 't hoort, buigt ter begroeting, zoodat Juliana in de auto, vóór 't breede raam, plotseling als in een spiegel ziet, wat daar haar beeltenis moet verbeelden, Even 'n paar groote, groote oogen opzet En het dan uitproest van lachen een oogenblik later beschaamd, dat ze gelachen hééft, want die jongens bedoelden het zoo goed Maar 't was ook zoo'n grappig portret. In Frankrijk zou zoo iets niet gebeuren. Daar zou zoo'n portret niet in een optocht zijn toegelaten en daar zou een meisje van dertien jaar reeds geleerd hebben als een deftig dametje en stijf poppetje nooit uit de plooi te komen. Maar ik zei zoo bij mezelf Leven onze Hollandsche jongens, die met zoo'n eigengemaakt portret op de baan komen en leve onze Nederlandsche prinses, die daar nog frisch en vroolijk over lachen kan, toe maar Juliana, we hebben schik onder elkaar. Den Haag trof het wel met z'n feest. Het léék den dag te voren nog, of met één orkaan alle voorbereidselen zouden worden weggevaagd en tóch had men waarlijk nog goed weêr, kostelijk zelfs, geen kou, geen hitte, geen regen, geen stof. En 'n zonneschijntje aan de lucht. Onze tegenstanders van vèrstsLinks spotten daarmee en meenen, dat we daar iets mystieks in zien. Och neen 1 zij vergissen zich zeer. Zij verstaan en begrijpen ons niet. Daar zijn ongetwijfeld in stilte gebeden op; gezonden door 't eenvoudige volk van God, en indien zin weet zelfs de geleerdste onder ons zich gaarne »eenvoudig«, dat God ons Oranjefeest mocht doen slagen. En in het gunstige weêr, dat de feestvreugde verhoogde, hebben wij gezien een verhooring dier ges beden. Zeker dat willen wij wel weten. Ook wel voor den roodsten socialist. Maar iets bizonders van 'n Oranjefeest is dit n i e t, waar wij erkennen en belijden, dat alle goede gaven en volmaakte giften zoo in het Rijk der natuur als in dat der genade, ons van den Vader der Lichten toekomen. En als het nu eens geplasregend had? Dan zouden we dit o, zoo jammergevon; den hebben. Maar wij zouden stil berust heb» ben in Gods beleid en het van harte hebben erkend, dat God, Nederland en Oranje nog niet doet naar hunne zonden. Onze tegenstanders begrijpen dit niet. Wij loopen er ook niet mee te koop. Maar als 't pas geeft, wil het toch ook wel; eens gezegd zijn, hun tot een getuigenis. Over die tegenstanders gesproken Wat mij treft, al weken lang Dat met name de socialist en meer met name de anders zoo schrandere redactie van «Het Volk® een kostelijke gelegenheid heeft laten voorbijgaan, om eerbied af te dwingen voor hun beginsel. Wat zou daar 'n «beau geste® zijn geweest Een houding, om respect voor te hebben Altijd, op hün standpunt dan Wel, dat ze er eenvoudig geen notitie van genomen hadden. Zooals w ij doen groote, wijze menschen, wanneer kleine kin; deren er vermaak in hebben om een toch feitelijk onbenullig spelletje te spelen. Dan gaan we, éven glimlachend, voorbij. En achten het de moeite niet waard, ervoor stil te staan en er 'n woordje aan te verspil; len, zie, vinden die kinders door plezier in, 't zij zoo laat hen hun gang gaan, wij, grooten zijn immers wijzer Zie, had «Het Volk« zulk een houding aan; genomen 't Zou, op het standpunt der S. D. A. P. «in stijl® zijn geweest. Doch zoover kan 't zich niet opwerken. Dag aan dag allerlei schimpscheuten. En vooral de onjuiste, leugenachtige indruk gevestigd, als of het nu speciaal de lolziekte hossende en springende en bitter drinkende, smalle labgemeente is, die zich met geestrijke dranken en harmonikasmuziek opwekt en op; werkt tot de »hoogte« van Koninginnes en Kroningsdagpeil. Zie, dat is zoo bitter »klein« van den so; cialist en ik ben er zeker van, dat nobele fis guren als Wibaut en Henri Polak en derge; lijken zulk een bestrijding zelf »mhi« vinden. Leuk, wat in den Haag is geschied. Daar, gelijk ook wel elders tapverbod. 't Had heel wat voeten in de aarde, maar de socialisten hielpen in den Raad dapper mee, om 't er door te krijgen en het lukte dan ook. De glaasjesschenkers hebben daarna nog wel ln heel onsympathieke herrie gemaakt maar 't verbod blééf en al is er natuurlijk in de huizen wel gedronken en al hebben sommige schaamtelooze nathalzen het gif een; voudig bij de flesch gekocht, die ze publiek op straat wel, kloksklokaan den mond zet; ten, de groote massa, die »netjes« drinkt, bij 'n tafeltje in 'n café die kon geen drank krijgen in 't feestend Haagje. Trouwens, de corresp. van de Engelsche »Times« getuigt dat hij slechts één dronken kerel heeft gezien, 't hielp dus wel Volgens de theorie der socialisten moest er daar nu de geur en fleur af zijn Nu, we hebben 't wel anders gehoord En zoo hebben de socialisten onwillens zelf mee 't bewijs geleverd, dat er heel andere factoren meewerken, dan »Schiedam«, wanneer op 'n Oranjefeest de monden loskomen, hoe; den en handen in de lucht gaan en dat men om met den lang overleden «papa Buyten; dijk« te spreken in den goeden zin des woords »uitzinnig« kan zijn zonder dat er één drup; ken aan te pas kpmt. Er zijn, in 't laatst nog enkele goede ver; zen gekomen. Een der mooiste vond ik dat, 't welk dr. Van Andel, de predikantsmissionaris te Solo, voor de jeugd heeft gemaakt en dat er voor alle kinders, van wat landaard of geloof ook, die Hollandsch kenden is aangenomen. Want ook Idië vierde Oranjefeest. 't Zijn nog slechts enkele, zoo draadsche als draadlaoze telegrammen, die er melding van maakten, maar reeds daaruit bleek, dat zoowel Europeanen als inlanders hun beste beente hebben voortgezet. 't Zij erkend, ook de mannen;van;de Islam. Ook in de moskee, zoogoed als in de kerk worden gebeden op gezonden voor Haar, door wie het »Allah« behaagt, de onderdanen te regeeren. Echter, het blijkt telkens weer, dat de chriss telijke relegie de meest hechte band vormt tusschen Oranje, Nederlanden Indië. Nergens verklaarde ons eens 'n bestuursambtenaar, wordt zoo intens Oranjefeest gevierd, als b.v. op Ambon en dergelijke plaatsen, waar een groot deel der bevolking met ons den chris; telijken godsdienst belijdt. De Zending is dan ook allerminst een voor het Nederlandsch gezag in Indië gevaarlijk element, als men vroeger wel dacht en zei Gelukkig, dat ook onze Koningin béter weet. Lees het b.v. in 't artikel, dat mej. J. H. Kuyper in het kostelijke Koninginnenommer van »Thimotheus« schrijft. Hoe zij, indertijd pas uit Indië als hoofdverpleegster in 'twerk der Zending terug, door H. M. ontvangen werd, die haar geruimen tijd van haar arbeid verhalen liet. Hoe de Koningin zich voor dat werk in; teresseerdeEn hoe ze op de hoogte bleek te zijn, tot in bizonderheden toe 1 Welnu, ook in Indië is Haar uit duizenden kinder; monden toegezongen «Heil u, Koningin der Nederlanden I® UITKIJK. Najaarse en winterverpleging van zwakke kinderen. De vier; of vijfmaandelijksche seizoenvers pleging in de Nederlandsche koloniehuizen loopt ten einde. Deze maand of begin October wordt het overgroot deel der tehuizen gesloten. Waarom toch eigenlijk? Door de ervaring is bewezen, dat de najaars;, winter; en voorjaarsverpleging even succesvol is, als die in den zomer. Het Centraal Genootschap voor Kinderher; stellings; en Vacantiekolonies, een der meest gezaghebbende vereenigingen op gebied van verpleging van zwakke kinderen, heeft in; dertijd een ernstig onderzoek ingesteld naar de meening der meest bevoegde personen op dit gebied. Het heeft die meeningen gelegd naast eigen studie en ervaring en het heeft toen door onweerlegbare uitspraken en erva; ring aangetoond de zeer groote waarde der zoogenaamde winterverpleging zoowel aan zee als in de bosschen. Relatief is het succes 's winters vaak grooter. Immers, al geeft de zomer meer zon en licht, des winters is het lot van het zwakke kind thuis in de meeste gevallen het zwaarst. Dan is het vaak opgeborgen, hetzij in nette kamers, hetzij in bekrompen keukentjes en verstoken van licht, lucht en zonneschijn, de groote bronnen van levenskracht en levenslust. Waar aldus de groote waarde van z.g.n. winterverpleging onomstootelijk vaststaat, daar is het zelfs weiwisselend om de vele waarde; volle gebouwen ten dienste van kinderherstel zes, zeven of soms acht maanden ongebruikt laten. De staten der provincie Noord;Holland zijn zóó overtuigd van het nut, dat zij het subsidie per kind van 1 October tot 1 Mei hebben verdriedubbeld en er drie kwartjes hebben gesteld. Ik doe bij dezen wederom een beroep op de Nederlandsche Pers om onderwijzers, art; sen, ouders en uitzendende comités toe te roepen Staakt des winters uw arbeid niet, maar helpt de Nederlandsche Koloniehuizen bevolken ook in den winter. Vanaf 1 October 1923 is overal plaats te vinden. A. C. BOS, Egmond aan Zee. Het Regeeringsjubileum. Nadat de Koningin j.l. Zaterdagavond vóór haar vertrek aan den hoofdcommissaris van politie, den heer A. J. Marcusse, haar waar; deering had te kennen gegeven voor de uit; nemende maatregelen van orde, waarop door de politieambtenaren, onverschillig van welken rang, de orde werd gehandhaafd, heeft zij in het daarop volgend onderhoud met den bur; gemeester haar warmen dank uitgesproken voor de meer dan hartelijke ontvangst, welke de burgerij van Amsterdam haar bereid heeft. De Koningin verklaarde diep getroffen te zijn door de 'tallooze bewijzen van aanhanke; lijkheid en liefde, welke haar in de afgeloopen dagen van de zijde van Amsterdams bevolking waren ten deel gevallen en die een blijvenden indruk op haar zullen maken. Met nadruk ver; zocht de Koningin den burgemeester haar tolk bij de burgerij te zijn, teneinde deze gevoe; lens van erkentelijkheid over te brengen. In den loop van dien avond zond de Ko; ningin een telegram aan den burgemeester, luidende als volgt «Nog geheel onder den indruk van de grootsche ontvangst, mij door Amsterdam bereid, welke mijn blijde verwachting nog ver overtroffen heeft, voel ik mij gedrongen tot uiting van de gevoelens welke mij ver; vullen. De wijze, waarop de hoofdstad dit herdenkingsfeest met mij gevierd heeft, de tallooze bewijzen van trouw en hartelijkheid, mij van alle zijden en zoo ondubbelzinnig geschonken, de indrukwekkende oogenblik; ken, daarbij doorleefd, zullen mij deze ont; roerende dagen tot een onuitwisch'oare ge; dachtenis maken. U, mijnheer de burge; meester, verzoek ik, bij de gansche burgerij de tolk te wezen van mijn grooten en diep; gevoelden dank. WILHELMINA.« De burgemeester voldoet met groote blijd; schap aan het verzoek, door de Koningin tot hem gericht. Hij veroorlooft zich, hieraan een persoonlijk woord van groote waardeering toe te voegen jegens de burgerij, die op zoo luisterlijke wijze dit herdenkingsfeest heeft gevierd, en jegens allen, wier uitnemende vervulling van hun taak, zoowel ambtelijk als particulier, in zoo ruime mate tot het welslagen heeft bijgedragen. Een bisschop. Ter gereformeerde Synode te Utrecht: Heeft ook een bisschop 't woord ge; voerd en is zeer welwillend beantwoord. Ach, 't beige u niet Er is geen afbuiging naar Rome Zooals er op de beroemde Dordtsche Synode der vaderen 'n Engelsche bisschop der geref. Staatskerk aldaar was, zoo thans hier 'n bis; schop uit Hongarije's gereformeerde kerk. Calvijn prentte 't ons reeds in Niet de titel, maar de confessie tee; kent den man, al b 1 ij f t het waar dat de presbyteriaansche kerkregeering met de gere; formeerde beginselen zich het best verdraagt. Goed gezegd 'k Las vijf September kerkdienst. Uitstekend, we kunnen geen dank; en bededag meer houden als onze vaderen, maar zooveel mogelijk zij 't er dan toch een be; nadering van iMaar nu schrijft de liberale pers, En van den weeromstuit doet de onze 't al na maakten we er ons misschien zélf schul; dig aan. «Plechtige godsdienstoefening® 't I s, helaaswaar, er ontbreekt soms aan

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1923 | | pagina 1