voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
No. 2942
ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1923
38ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk..
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle"stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
KRONINGSFEEST.
Koningin Wilhelmina's zilveren feest
Het is niet zonder redenhet ligt
in den aard der zaak, dat al is het de
dag des Sabbats niet, alom in den lande
de gemeente van Jezus Christus samen
komt in haar bedehuis, om den Heere
te loven en te danken.
Dat is zoo onze heilige gewoonte
Gegrond op het Woord van God.
Om niet alleréérst te gedenken den
mensch, hoe hoog ook geplaatst, maar
om éérst oog en hart op te heffen tot
den Vader der Lichten, aan Wien we
ook als volk elke goede gave te danken
hebben.
Tenslotte zou Willem III alléén ge
staan hebben, als de eenig overge
blevene van zijn geslacht, indien niet
de Dochter uit het tweede huwelijk de
Oranje-Vorstin was, die straks opvolgen
zou.
God maakte nog geen voleinding.
Met degenen, die tegen ons over
staan maken we geen geschil op een
gedenkdag als deze is, maar wij en onze
kinderen, wij zullen het steeds blijven
belijden en verdedigen God, onze God
Jjeeft door de Oranje's groote dingen
'Qin Nederland gedaan.
En nóg is 't koninkrijk der Oranje's
een zegen.
Zelfs in een sterk democratische re
publiek als Duitschland thans is, acht
men het een voorrecht tenminste één
man aan het hoofd te hebben, die vrij
van eng partijoordeel het landsbelang
in zijn geheel kan overzien en in Ebert
heeft men ongetwijfeld zoodanig een
gevonden, hoeveel te rijker zijn wij
dan niet, dat we hebben een erfelijk
hoofd van den Staat, wier vorstelijke
afkomst en waardigheid ons land en
volk relief geeft, zelfs in het zoo door
en door republikeinsche Amerika
De Koningin staat boven de partijen.
Als hoofd van den Staat, trekt zij
niet de eene partij of richting vóór bij
de andere. Het zou onjuist zijn de Ko
ningin te willen indeelen, 't zij bij anti
revolutionairen, of bij chr. historischen,
of bij volkenbonders of bij wie ook.
En Koningin Wilhelmina heeft in
deze 25 jaren zoowel een Kuyper, als
een Cort van der Linde, zoowel een
Heemskerk als een Ruys tot eersten
raadsman der Kroon gekozen.
!&Het zal weieens moeilijk zijn
Maar Wiiheimina heeft steeds vol
komen haar plaats en positie begrepen
als constitutioneele vorstin.
Zij regeert „in gemeen overleg" met
de Staten-Generaal.
En om dat te kunnen doen, is het
noodig, dat zij ministers kiest, die het
vertrouwen, ook het politiek vertrouwen
bezitten, inzonderheid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
En die ministers zijn verantwoordelijk.
Elke regeeringsdaad, die van de Ko
ningin uitgaat, moet door hun hand-
teekening „gedekt" zijn.
t Is ontegenzeggelijk, dat daardoor
de eigenlijke „macht" der Koningin
^.ordt beperkt, maar wij gelooven
Zllz®lve> die toch reeds zulk een
gevoel van verantwoordelijkheid
zal bWXSuwenalSWiiditalSeenzegen
7ou tnpn n'dfn ^0rl°gs- en Crisistijd.
persoon vee) te zwaar zijn geweest
Wilhelmina is al de jaren harer re
geering het voorbeeld geweest der waar
lijk constitutioneele vorstin.
Die den gang des tijds begreep.
Die het goede in elke partij, elke
richting, eiken persoon, die wilde mede
werken aan het heil des Vaderlands,
zag en waardeerde en gelegenheid tot
uitkomen gaf.
Zelfs Troelstra riep ze eenmaal totzich.
En ook hem zou ze als minister zijn
p'aats gegeven hebben, indien hij
op den grondslag onzer staatsinstellin
gen met de Linkerzijde op gemeen
schappelijk program haar raadgever had
willen zijn.
Als wij nu alléén maar gedachten,
hoe Koningin Wilhelminaeen kwarteeuw
lang getrouw haar plichten als consti
tutioneele vorstin heeft vervuld, reeds
dèn ware er reden tot feestelijke her
denking en huldiging.
Maar er is zooveel meer.
Och, net als uit een huisgezin, lekt
ook uit de koninklijke paleizen weieens
iets uit. En dan weet ons volk zéér
wel, dat onze Koningin volstrekt maar
niet het „Wilhelmina" teekent onder
alles wat men haar gelieft voor te leggen.
Oud-ministers, vanzelfklappen niet
Maar niemand hunner zal tegenspre
ken, dat alle gewichtige regeerings-
daden éérst met de Koningin monde
ling of schriftelijk moesten behandeld
worden en dat alleen reeds was een
waarschuwing we blijven allen men-
schentegen mogelijke ministeriëele
willekeur.
En dat zij in moeilijke en hachelijke
oogenblikken, als b.v. in de eerste dagen
van 't uitbreken van den Oorlog en
in de Novemberdagen van '18 nacht
en dag in de weer en op haar post
was, waar de omstandigheden het ver-
eischten, is bekend, genoeg.
En de enkele maal, dat de consti
tutioneele vorstin zélf persoonlijk, naar
voren treedt, was zij zeldzaam gelukkig
in baar greep.
Zoo reeds bij 't aanvaarden der Kroon.
In 't woord, dat de toen achttienjarige
tot de Staten-Generaal en tot haar volk
in de Nieuwe Kerkte Amsterdam sprak.
En ook dit Kroningsfeest is er ge
tuige van.
Een goed jaar geleden nog, verluidde
van een plan der Koningin, om in dezen
herfst alle provinciale hoofdsteden te
bezoeken.
Het is allang opgeborgen.
Met fijnen tact begreep de Koningin
dat het er nü, in dezen malaise-tijd
het juiste moment niet voor is en van
haar ging het verlangen uit, dat het
een „sobere" feestviering zou zijn.
En zoo is het al deze 25 jaren ge
weest: Nederland en Oranje begrepen
elkaar en de band tusschen beide is
versterkt.
Ook de band tusschen Oranje en
ons christenvolk
Doch daarover nog in een afzonder
lijk stuk.
V Bezuiniging overal
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Djs ouderen herinneren 't zich nog wel
Stond in 't derde kwart der vorige
eeuw de Oranjeboom nog met takken
en bladeren, groenend in vasten grond,
er kwam toen een tijd, dat tak na
tak werd afgehouwendat rouw na
rouw gedragen werd en telkens weer
de Delftsche grafkelder opnieuw ge
opend werd.
in één hnnH Tr" »0nbePerkte macht"
in eén hand zelfs voor den sterksten
Nu het straks m e e n e n s wordt
Nu hopen we, dat het kabinet er a 1 z ij d i g
de schaar in zetten zal en dat geen enkel de*
partement zal worden ontzien.
Ook niet die der Lands»defensie.
Neen we mieren niet over de «Vlootwet®.
Aan dat boerenbedrog van Links met die
300 millioen doen we niet mee. Maar d i t
bedoelen we: Als straks over de ganschelinie
alles zooveel procent naar benéé móét, dan
o o k de Landsverdediging
De departementen van Oorlog en Marine.
Misschien dat »groote schoonmaak ons al
'n héél end brengen zou I
Nu b.v. lazen we dezer dagen weer in de
bladen bet volgende
Aan de Koninklijke Militaire Academie
is onlangs een nieuwe functie geschapen
n.l. die van «Directeur van uitgaven van
boekwerken aan de K. M. A.«, een functie,
welke voorheen door een anderen titularis
als neven=functie werd vervuld. Deze titula»
ris, gepensioneerd met f 2700 'sjaars geniet
nu als directeur van boekwerken bovendien
nog een salaris van f 4200 tot f 5400 per
jaar. Daarvoor is hij directeur over één hulp»
schrijver en een magazijn met boekwerken
en reglementen
De huipschrijver geniet een wekelijksch
pensioen van f 43 en als hulpschrijver een
salaris van f 30 per week.
Bij het wapen der genie zijn tal van officieren
van het wapen der infanterie gedetacheerd
omdat het aantal geniesofficieren te gering
is, en allen bij een der geniesstaven zijn ins
gedeeld. De geniesofficieren genieten zoos
als bekend is een toelage boven hun sas
laris van f 800. Te Breda is o.a. het aantal
officieren van de geniesstaf, zoo groot, dat
een hunner belast is met het toezicht
op de waterkaraffen, drinkglazen, zeepbaks
jes en ruiten bij de Koninklijke Militaire
Academie. Ook deze titularis geniet boven
zijn traktement als officier een toelage van
f 800, omdat hij tot het wapen der
genie behoort.
Wij voor ons kunnen niet nagaan, of deze
dingen alzoo zijn.
We nemen het stuk over, zooals we'tvons
den in de serieuze pers.
Maar 't geeft te denken
Wie weet, wat er niet kan, nu 't werkelijk
nijpen gaat. In den dag des noods zijn vele
dingen mogeiijk, die in normalen tijd onmos
gelijk zijn.
Na 't »beeld« 'n »voorbeeld«.
Nog 's één keer over «autonomies
Nu niet een »beeld«, maar 'n voorbeeld.
Het lager onderwijs wordt bij Rijkswet ges
regeld en dit zou ook geen enkele partij anders
wenschen. Het zou eenvoudig onmogelijk zijn
en tot de dwaaste uitkomsten leiden, ja centrale
ontreddering brengen, wanneer men een zaak
als die van het onderwijs aan de gemeente
of ook maar aan de provinciën of gewesten
overliet.
Die zaak is wel bij uitstek volkszaak.
En waar dat volk één geheel uitmaakt en
zich binnenslands ook voortdurend van de
eene gemeente naar de andere verplaatst, daar
is een algemeene rijkswet een gebiedende noods
zakelijkheid.
Maar nu zijn daar onderdeelen.
En daarvan neem ik nu eens het instituut
der «overtallige onderwijzers«, dat zijn onders
wijzers, die zijn aangesteld boven het aantal,
dat de wet noodzakelijk noemt.
Men weet, dat we op dit gebied nogal een
zeer vrijgevige, wettelijke regeling hebben ges
had. Behalve de onderwijzers, die de gemeens
ten, en ook de besturen der bizondere scholen,
moesten aanstellen, waren er, die zij
mochten aanstellen en voor allen vols
deed de Staat het traktement.
Maar de tijdsdersbezuiniging kwam.
De minister móést wel verminderen.
Nóg heeft hij trouwens, naar zijn eigen
zeggen, van de bekende zeventien procent,
waarop het minimum der bezuiniging is ges
schat, er slechts dertien gevonden
De «overtalligen® werden dus geschrapt.
D.w.z. de Staat betaalde niet langer voor
hen, ik verwaarloos nu natuurlijk de overs
gangsbepalingen maar en keert alleen salaris
uit voor die «leerkrachten® die hij zelf in de
wet als noodzakelijk aangeeft.
Maar hoe nu met de gemeenten?
Tweeërlei houding was mogelijk.
De wet zou de gemeenten kunnen ver<
bieden, om ook maar één enkele «overtals
lige« onderwijzer aan te stellen, óf zij zou
het onder bepaalde voorwaarden aan de ges
meenten zelf kunnen overlaten, wat deze
wilden doen.
Voor beide oplossingen is voor en tégen.
Ook op a.r. standpunt, maar dat laat ik
nu rusten.
Dit wil ik maar zeggen, dat het voor de
autonomie der gemeenten bevorderlijk is ges
weest, dat zij zekere vrijheid hielden.
Men moet dit vooral goed verstaan.
Ik wil hiermee allerminst zeggen, dat
de gemeenten wèl zullen doen, als ze van
deze vrijheid een ruim gebruik maken! Integens
deel, in de gegeven omstandigheden zal 't o.i.
regel moeten zijn, dat ook de gemeente,
bezuinigingshalve, niet meer doet dan waartoe
ze wettelijk verplicht is.
Maar vanwege de autonomie heb ik toch
liever dat ze hiertoe vrijwillig zelf besluit,
dan dat ze er bij de wet van hoogerhand toe
gedwongen wordt.
2e kan nu zélf beslissen.
Rekenen ook met de uitzondering.
Er kan, ook in dezen tijd es een gemeente
zijn, die door bizondere omstandigheden nog
in goeden doen leeft, of er kan eens 'n school
zijn, waar 't personeel es een extra versterking
noodig heeft. Of er kan een «hoofd» zijn,
dat de gemeente om zijn capaciteiten nog wel
graag een jaar of wat houdt, maar die dan
extra hulp zou moeten hebben.
Het leven kkn zoo veelvormig zijn.
En op de eischen van dat veelvormige leven
kan in kleiner kring veel beter worden gelet
dan bij een Wet»voor»allen.
Natuurlijk kin er misbruik intreden.
Een fanatieke groep, die de meerderheid
heeft, zou maar lasten kunnen opleggen, die
te zwaar worden om te dragen.
Maar dat gevaar moet men riskeeren.
Als er van misbruik geen sprake zal kunnen
zijn, dan moet men alle schijn of schaduw
van autonomie wegnemen.
Er is trouwens meer dan één veiligheidss
klep.
Maar men voedt in 't algemeen de burgerij
het best op, als zij voelt, dat door onbezonnen
beheer het gansche lichaam lijdt, alle
leden. Ook »roode« wethouders, als zij zich
bezinnen, gelijk in Amsterdam, rekenen daar?
mee.
Nadruk verboden.
Noem het nu maar, zoo ge wilt:
Kliekjesschotel, hutspot, potpourri,
Maar 'k heb voor dit keer nu eenmaal zin,
om verschillende onderwerpen, die me dezer
dagen even bezig hielden, 't een na of door
't ander aan te roeren in 'n soort van, noem
het dan Revue
Dat is meteen 'n vreemd en deftig woord.
»Overzicht« gromt een taalzuiveraar.
Tot uw dienst, maar 't is met die «vreem»
delingen® in onze taal een wonderlijke zaak:
zet den vreemdeling mét den gelijkwaardigen
evenboortigen Nederlander naast elkaar, tóéts
ze aan de «levende taal« en tien tegen
één dat ge merken zultEr z ij n toch kleine
verschillen, waaruit blijkt dat ge niet in
e 1 k geval den vreemdeling door den ingebo»
rene vervangen kunt, met name niet als eerst»
genoemde reeds lang ingeburgerd is, waar»
uit dus volgt dat de vreemde toch ook een
eigen, zij 't nog zoo bescheiden taak in
onze taal gekregen heeft.
Onlangs in 'n slapeloos half uurtje,
Zette ik zoo eens naast elkaar het uitheem»
sche »luxe« en 't zoetgevooisde, inlandsche
«weelde® dacht het eene voorbeeld na het
andere uit en vond dat men zelfs bepaalde
regelen zou kunnen opstellen, waaraan de
«levende taal« 't verschillend en 't gelijkwaar»
dig gebruik dezer beide woorden gebonden
heeft.
En zoo zou 't ook blijken te zijn, vermoed
ik, met »overzicht« en «revue®.
De vacanties zijn zoowat verloopen.
Dat doet me denken aan wat ik eens las
van een huisvader, die 't was vóór '23
een goed jaar achter den rug en een stevig
dividend naast zijn salaris gekregen had en
nu tegen 't naderen der zomervacantie zijn
opgroeiende kinderen verraste met de tijding
dat het geheele gezin straks drie weken in
pension zou gaan.
Natuurlijk was de eerste vraag. Waarheen
Maar dat wou vader nog niet zeggen.
Volgende week als de overgangsexamens
en zoo meer achter den rug waren, dan zou
hij nadere inlichtingen gevennü moesten
ze zich maar bepalen bij hun werk.
Maar, jawel! hoe gaat dat?
't Werd nu juist het onderwerp van onder»
ling gesprek.
Moeder bleek doof aan beide ooren.
En alle kleine trucjespost uit de bus halen,
kijken naar de stempels, langs den neus weg
es 'n vischje uitgooien bij oom Frank, die
vaak over den vloer kwam, niets hielp.
Plotseling op een middag aan tafel zegt
een der dochters
«Als we over 'n paar weken naar Limburg
gaan
«Kind, hoe kóm je er bij 1« valt Vader uit,
«en dan zeker de noodige uitstapjes naar de
Ardennen er bij Nee, hoor We zullen maar
wat dichter bij huis blijven: we zijn metz'n
zessen
De tafel wisselde blikken «Hóór je
's Avonds bracht Wim Ve 1 p op 't tapijt.
«Veel te duur«, zei vader maar toen
ging hij beprijpen, wat taktiek de »bende«
volgde en lachend zei hij «En nu laat ik
jullie praten en vragen en visschen zooveel
je wilt, maar ik zal 't zéggen als 't m ij n tijd
is«.
En alzoo is 't dan ook geschied.
«Zoo z ij n kinders«, zal men zeggen.
En ik stem het u toe.
Maar 't wordt toch wel een beetje bespot»
telijk, als groote menschen en ook zij, die
aan de »politiek« doen en dus héél groot
zijn, ver boven alle kinderlijke eigenschappen
verheven, net zoo gaan doen.
De heer C o 1 ij n werd minister.
Pas was hij het, of er stond al eenjourna»
list van het «Handelsblad® aan 't hek van de
»Hoogstraat«, om eens te informeeren wat
nu wel de plannen waren van den heer Colijn.
De man toonde beroepsijver.
Hem was niets te verwijten.
Maar evenmin kon hij 't den minister kwa»
lijk nemen, toen deze tot hem zeide «Kijk
eens, alle ding heeft zijn bestemden tijd
en nu is m ij n tijd van spreken nog niet
gekomen. Dus
Op een heel mooi kluitje voer de ondervra»
ger in 't riet.
Sinds was de pers gewaarschuwd
«Colijn laat niets los«.
Maar wat zag men nu gebeuren
't Eene berichtje na 't andere verscheen in
de kranten.
Dat is Colijn van plan, en dat, en ook dat,
telkens wat nieuws.
Hopende op tegenspraak
Om op die manier alvast te weten te komen,
wat ons niet te wachten staat en daardoor
te gemakkelijker te kunnen raden naar het
wèl.
Toch eigenlijkwel wat klein.
't Zij men Colijn's tegenstander is of par»
tijgenoot, men zal 't hierover eens zijn, dat
hij behoort tot die nog levende Nederlanders,
dewelke men »groot« noemen kan. Dat moest
men toch ook laten uitkomen in de middelen,
die men tegenover hem in 't werk stelt.
«Groot vond ik ook Colijn's woord aan 't
graf van dien anderen «groote® den oud»mi»
nister C r e m e r.
Cremer was geen «kerkelijk® man.
Was zelfs niet 'n «godsdienstig® man.
En de moderne dominee daar op dat dorpje
meende hem dit bij zijn graf nog als een
deugd te mogen aanrekenen, dat hij zich
gaf, zooals hij was en niet den s c h ij n van
godsdienstigheid aannam, waar dit niet klopte
met zijn innerlijk wezen, zelden heb ik het
modernisme zóó op z'n smalst gehoord
Geen woord over den hoogen God.
En d i t woord over den mensch
Even later kwam Colijn aan 't woord.
In sobere, maar scherpe trekken teekende
hij het beeld van Cremer als den «groote®
aan wien het vaderland véél te danken heeft
met name ook in de door't publiekminst
gekende periode van zijn ouderdom, toen de
thans gestorvene in een schier hachelijk oogen»
blik als gezant te Washington de positie van
Nederland in Amerika heeft gered en gemaakt
tot wat ze vóór den oorlog, die tot zooveel
misvatting aanleiding gaf, was geweest.
En toen liet hij Cremer los.
Geen mensch toch komt het oordeel toe
Maar zijn, onze belijdenis sprak hij kloek
ook aan deze groeve uit, dat wij n.l. voor
wat Cremer ten goede van ons volk had ge»
daan, in de eerste plaats Hem danken, uit
Wien, door Wien en tot Wien alle dingen
zijn, öök de gaven waarmee Hij in maatschap»
pelijk opzicht de kinderen der menschen siert.
Dat is het woord van den trouwen belijder.
Die niet met zijn geloof «te koop loopt«
of het anderen «opdringt®, maar die het be»
lijdt voor de menschen alom waar het pas
geeft.en waar is dit meer het geval dan
bij een graf?
En toch is Colijn geen »stroeve« calvinist.
In den goeden zin des woords «past hij
zich aan®, zooals Kuyper en Talma dit ook
wisten te doen
Mits slechts het beginsel blijvevolko»
men gaaf en ongerept.
Het Calvinisme hééft een groot aanpas»
singsvermogen.
Men noemt het stroef en stijf en strak, en
als het gaat om zijn grond» en hoofdbeginsel
de eere Gods boven alde volstrekte sou»
vereiniteit des Heeren Heeren over al Zijn
schepsel en dat zoowel in het rijk der natuur
als in dat der genade, dan jawijkt het cal»
vinisme geen streep en geen schrap.
Maar overigens kent het de veelvormigheid.
En is zijn aanpassingsvermogen groot.
Welk een verschil, om nu niet van ónzen
tijd, maar van vroeger eeuw te spreken, als
ge de «kleine luyden® van Vader Willem,
de »rondkoppen« van Cromwell en de «co»
venanters« uit de Schotsche Hooglanden,
eenerzijds stelt tegenover de Hongaarsche
baronnen van Donau en Theiss, de edellie»
den van Coligny en Hendrik van Navarre,
de bisschoppen der Engelsche Staatskerk, an«
derzij ds