voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO YINCES
No. 2939
WOENSDAG 22 AUGUSTUS 1923
38ste JAARGANG
Uit de Pers.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers.
V UZaf strijdt.
Schetsen uit het Noorden.
Land- en Tuinbouw.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Op een Landdag.
Dat was bepaald een leuk geval
Ieder kan wel begrijpen, dat onze christen
lijke vakbeweging een doorn is in het oog
van de »moderne« arbeiders.
Immers, wij breken de »eenheid«.
Onze arbeiders zingen hün Marxcantate
niet mee.
En dat is voor hen een strop.
Vandaar dan ook, dat wanneer zij een stok
tusschen de spaken van het karretje eener
christelijke vakorganisatie steken kunnen, zoo
laten zij het niet.
Dit nu scheen het geval te zijn.
Rotterdam en omstreken is een centrum
van opgewekt christelijk arbeidersleven, naar
't schijnt, tenminste voorzoozer daar in des
zen malaiseriijd sprake van kan zijn.
Men hield daar onlangs 'n »landdag«.
Buiten, op 'n Zaterdagmiddag.
Verschillende sprekers traden daar op, en
k hunner, ds. T o n s b e e k, moet geklaagd
oen over het materialisme, dat zich zelfs
in de kerk laat gelden, waar dat dan toch
heelemaal geen pas geeft.
En als voorbeeld noemde hij een gemeente
der Ned. Herv. Kerk, daar in de buurt waar
wie in de kerk trouwen wilde mét orgelspel,
hiervoor honderd gulden storten moest. Wie
dat niet kon of wilde betalen, die trouwde
in de consistorie en dan zonder orgel.
Nu laat ik dat voorbeeld rusten.
Er zou wel iets naast te zeggen zijn.
B.v. dat veel diaconiën in allerlei kerk
soms verbaasd staan over de niet;te;nöémen;
minimumscollecte, die soms bij trouwen voor
de armen wordt gebeurd. Ook is het wezens
1 ij k e van de trouw niet het orgelspel of
de groote kerkruimte Waarmee ik anders
zijds echter allerm i n s t zulk een bepaling
verdedigen wil
Ik blijf er eenvoudig af.
*aar ds. Tonsbeek deelde haar mee en wat
cÊtet nu van kwam, dat volgt hier onder.
V Er a/s de kippen bij
De «modernen® lazen van dien landdag.
Schreven er over in hun orgaan.
Men zou zoo meenen, z ij zullen ds. Tonss
beek daarin tenminste bijvallen en eischen,
dat de »arbeider« precies net eender zou kuns
nen trouwen als de »rijke bourgeois«.
Weet ge wat ze deden
«Ziet ge nu wel, schreven zij, dat in die
christelijke vakbeweging de gereformeerden
de lakens uitdeelenDie ds. Tonsbeek
is natuurlijk een gereformeerd predikant, die
zelfs déze gelegenheid gebruiken moet, om
de Hervormde Kerk eens een trép te geven.«
Nu kwamen zij van 'n koude kermis thuis.
Ds. Tonsbeek is een hervormd predikant.
Staat in de Ned. Herv. gemeente Kethel.
En hij is allerminst iemand met afwijkende
gevoelenshij staat, as 't moet, voor zijn kerk.
En hij sprak natuurlijk op dien landdag aller;
minst zoo uit vijandschap tegen zijn eigen
kerk, maar om een misstand te brandmerken,
die hij in die kerk vond.
Maar nu die »modernen«
Zij bemoeien zich met religie nooit
«Privaatzaak®, zeggen ze.
Zij hebben er ook weinig weet van, want
blijkbaar hebben ze niet eens een kerkelijk
handboekje binnen hun bereik, om te zien
of hun vermoeden juist is
Maar de kerk gebruiken als breekijzer
Dit willen ze wel heel graag.
Stoken tusschen hervormden en gerefor;
meerden, om eerstgenoemden van de christe;
lijke vakbeweging los te werken en in de hunne
over te brengen, dat doen ze graag. Men kan
ook uit dit voorbeeld weer zien, wat moeilijke
strijd onze broederen in de vakbeweging naar
alle kanten te strijden hebben.
n Prachtige roggeoogstis 't algemeen
getuigenis in de Oostelijke gewesten van ons
va er and, waar men voor zijn broodkoren
sin s on ïeugelijke tijden hoofdzakelijk op de
rog is aangewezen.
«Een overvloedig gewas!®....
Zoo luidt het in vele landen,
sjec o. owakije, om één voorbeeld te noe;
men, at ver eden jaar 300.000 wagons tarwe
invoeren moest, heeft thans naar men berekent
aan 15.000 wagons genoeg. Van rogge en gerst
voert het vermoedelijk een groote hoeveelheid
uit.
Zoo is 't over schier heel de wereld
En tóch is het aantal van hen, die hongeren
legio schepen worden bij tientallen opgelegd
want ziet! Gods kostelijk eten voor mensch
en dier, dat men in zoovele landen zoo heer»
lijk zou kiinnen gebruiken, zal op tal van
plaatsen weer ongebruikt blijven liggen, wijl
er geen »markt« voor isgeen vraag, geen
geld
Alles de schuld van het kapitalisme®, wordt
gezegd.
Ik geloof wel, dat Mammon onder dit alles
deerlijk meespeelt, maar de groote, alles be;
heerschende fluit wordt geblazen door het
zondige, duivelsche Eigen Ik en zoolang daar;
tegen de reactie niet komt b 1 ij f t de wereld
a fschuiven naar den afgrond toe.
v De bus.
Twee gevallen in één week
Eerst in NoorcbHolland, las ik, in de buurt
van Bergen, waar een autobus omsloeg, door
roekeloosheid van den chauffeur en waar ge;
wonden waren en daarna in de buurt van
Katwijk een bus, die omsloeg door 't breken
van 'n as. 'n Inzittend heer werd ernstig ge;
wondvijf anderen kregen minder ernstige
kwetsuren.
Denkelijk kan achteraf, waar straf verdiend
wordt, deze ook wel worden toegepast.
Doch de gekwetsten zijn er maar »mooi
mee«.
En al zullen ongelukken met e 1 k vervoer;
middel blijven voorkomen, de vraag rijst of
geen maatregel van strenger toezicht te nemen
zijn, zoo op het materiaal, als voor de ver;
antwoordelijke personen.
Wie publiek vervoert op den publieken
weg, heeft zich te schikken naar de wet, die
de Overheid, in 't belang des volks, stelt.
Opvallend voor een buitenlander die Zwe;
den en Noorwegen bereist is de wijze waarop
van overheidswege het gebruik van sterken
drank geregeld is. Dit probleem is al zoo oud
als de wereld zelf, maar het middel is nog
niet gevonden, om het menschdom aan matig;
heid, wat betreft drankgebruik te doen gewin;
nen. In Oud Egyptische geschriften wordt
reeds gewaarschuwd voor dronkenschap, in
Israels Heilige Schriften en in de Noordsche
Eddasangen wordt eveneens gewaarschuwd
voor het gebruik van sterken drank en de
daaraan verbonden gevaren. Zelfs werd er in
oude tijden een systimatische strijd tegen ge;
voerd. Boedha beval zijn geloovigen »geen
roeswekkende dranken te gebruiken«, terwijl
Mohammed een soortgelijke raad aan zijn vol;
gers geeft. Moe ernstig zulke geboden opge;
nomen werden blijkt wel uit het feit, dat in
Voor;Azië en Noord Afrika, waar onder de
Oude en Byzantijnsche Kultuurtijd groote
wijnaanplantingen voorkwamen zoo goed als
geheel uitgeroeid werden, door de volgers van
Mohammed.
In de Christelijke landen liet de godsdienst
de drankvraag tamelijk met rust, ofschoon
toch het misbruik misbillijkt werd. In de lan;
den rond de Middelandsche zee, met het open;
luchtleven in een mild klimaat is deze vraag
nooit zoo actueel geweest, terwijl daarentegen
de Noordelijk wonende volken, voornamelijk
de Germaansche, gemakkelijk zich aan dron;
kenschap overgaven.
Dronkenschap onder deze volke nam snel
toe nadat, de in de middeleeuwen door ArS;
bische doctoren, uitgevonden distilleerkunst,
algemeen bekend werd. De uitvinding werd
pas na de kruistochting onder de Europeesche
doctoren en apothekers verspreid. Gedurende
de vele pestepedemiën omstreeks de 15e eeuw
werd brandewijn veelvuldig als genees; en
voorbehoedmiddel aangewend, en eens in het
bezit van het volk was het niet meer mogelijk
het verbruik te beheerschen. In de 16e en 17e
eeuw steeg het verbruik van brandewijn op
de Britsche Eilanden en bij de naar Noord
Amerika emigreerende Europeesche bevolking
op zulk een verontrustende wijze, dat het de
aandacht trok van doktoren en staatsbestuur;
ders, die toen middelen hiertegen gingen be;
ramen. In Zweden traden de Rijksdagafge;
vaardigden Hjarne en Linóré tegen het ver;
bruik van brandewijn- op, die meer of minder
zware bepalingen er tegen ontwierpen, al naar
gelang de graanoogst goed of slecht was.
Eigenlijk dus meer uit het oogpunt van zelf;
behoud in tijden van misoogst als wel direct
gericht tegen de dronkenschap.
De eigenlijke eerste georganiseerde strijd
tegen dronkenschap werd in Noord Amerika
begonnen. De eerste officieele bestrijder was
doctor Benjamin Rink, die in 1790 voorsloeg,
dat men vereenigingen zou vormen, van al;
gemeen geachte personen, mannen zoowel als
vrouwen, die zich onderling verbinden moes;
ten geen spiritualium meer te gebruiken, ten
einde dus, door goed voorbeeld den drank;
duivel paal en perk te stellen. Vele gelijksoor;
tige vereenigingen ontstonden toen, die op
een zelfde wijze het drankverbruik trachten
te beperken. Al deze vereenigingen losten zich
evenwel in 1826 op in de te Boston gestichte
American Temperance Society. De 3 beloften
die afgelegd werden waren le persoonlijke
onthouding van alle sterken drank2e niet
te zullen dulden dat in de familie gedronken
werd (huisvader)3e propaganda te zullen
maken voor een wettelijke bepaling tegen
drankgebruik. Gedurende de eerstvolgende
jaren voerde deze vereeniging een zeer sterke
propaganda. Niet alleen zond ze sprekers door
de Vereenigde Staten doch ook het buitenland
werd bewerkt. Op het te 1833 te Philadelphia
gehouden congres, werd medegedeeld dat de
vereeniging toen samengesteld was uit meer
dan 6000 plaatselijke vereenigingen met totaal
meer dan 1.000.000 leden en dat als resultaat
c.a. 2000 branderijen (meest voor eigen ge;
bruik) en c.a. 5000 herbergen gesloten waren
geworden.
In 1874 werd in Ohio de Womam Chris;
tian temperance Union gesticht welke over
de geheele wereld werkzaam is. De z.g. Blue
ribbon Union (blauwe knoop) is ook uit
Amerika afkomstig. Haar stichter was een
Iersche Emigrant Fremers Muiphey. Al deze
organisaties vonden hun weg in niet;Ameri;
kaansche landen voornamelijk in het Britsche
Rijk en in Scandinavië vonden ze een goede
ontvangst. Thans vindt men deze vereeniging
in geheel Centraal Europa, doch daar niet
onder den naam van blauwe knoop, doch
blauw kruis bekend, en heeft, vooral in Zwit;
seriand eveneens ais religieuse vereeniging
tamelijk veel invloed.
De sterkte der afschaffersbeweging komt
uit in de verbodsbepalingen, die daarna wer;
den ingevoerd. Sedert 1851 trad in de staat
Maine een wet in werking, waarbij het fa;
briceeren en verkoopen van sterken drank
verboden werd. Deze wet werd kort daarna
weer opgeheven doch in 1858 op nieuw in;
gevoerd, thans voorgoed. In 1911 werd een
poging gedaan om ze met een algemeene
verkiezing op te heffen wat evenwel mislukte.
Evenwel was de minderheid zeer sterk. Het
meeste effect had deze wet op het platteland,
terwijl in de steden door zwakkere controle
het minder werd. De onmogelijkheid om im;
port te verbieden, daar de enkele staten geen
grenzen er voor konden laten bewerken, maakte
dat de wet moeilijk uitgevoerd kon worden.
Tusschen de jaren 1850 en 1860 werden in
vele andere staten een dergelijke wet inge;
voerd, doch meerdere wilden er niets van
weten. Gedurende de Burgeroorlog geraakte
de beweging in verval terwijl na'den oorlog
de sterke consolideering van het kapitaal be;
schikbaar voor alcoholfabrikatie, niet in het
voordeel der beweging was. Intusschen even;
wel begon de beweging weer met nieuwe
krachten, thans met het einddoel totale af;
schaffing of indien dat niet met een meerder;
heid doergevoerd kon worden, dan plaatselijke
keuze. In 1913 was de toestand zoo, dat 8
staten totaal »droog« waren en van de 90000000
inwoners der Vereenigde Staten ongeveer
45000000 leefden in drooggelegde landstreken
(dorpen of steden.) K.
Het optreden van minister Colijn.
De Haagsche redacteur van de Rotterdam;
mer schrijft aan zijn blad:
Het optreden van den heer Colijn als mi;
nister van Financiën moet natuurlijk voor on«
ze partij van groote beteekenis zijn. Als de
leider van een politieke groep achter de mi;
nisterstafel komt te zitten dan brengt dat als
vanzelf groote veranderingen met zich mee.
Deze zijn van persoonlijken, doch ook van
partijpolitieken aard.
Dr. Kuyper oordeelde, dat de partijleider;
minister geworden, als voorzitter van het Cen;
traal Comité diende af te treden.
Dit standpunt is alleszins te verdedigen.
Als wij het zoo mogen uitdrukken, dan zijn
de Kamerleden behalve volksvertegenwoor;
digers ook gedeputeerden van ae partij,
om onze wenschen in de Kamer, tegenover
de Regeering en tegenover de bewindslieden
te verdedigen en zoo noodig critiek te oefe;
nen. Blijft de minister ook als partijvoorzitter
in volle actie, dan trekt er ongetwijfeld iets
scheef.
Het ministerschap van Dr. Kuyper heeft
echter ook wel geleerd, dat er practische be;
zwaren aan het plotseling aftreden van den
voorzitter klevèn. En al zijn de toestanden
en verhoudingen in onze partij thans heel
wat anders dan in 1901, bezwaren blijven er.
Daarbij komt, dat de Minister, naar onze
antirev. beschouwing, toch drager van een
beginsel blijft en niet behoeft te aarzelen om
dit beginsel naar buiten uit te dragen.
Bij den heer Colijn, het is bekend, heer;
schen in dit opzicht nog al Engelsche ideeën.
Niet in den zin van de «Tribune®, die voort;
gaat met onbewijsbaren laster rond te strooien
waartegen niemand zich verweren kan, doch
in partijpolitieken zin.
Dit bleek nog pas in de »Standaard« waar;
van de heer Colijn niet zonder meer afscheid
neemt.
Het spreekt wel van zelf, dat onze kamer;
club absoluut los van den minister van Fi;
nancien komt te staan, maar wij verwachten
voorloopig niet, dat de nieuwe minister op
dezelfde wijze naast de partij gaat staan.
We gelooven zelfs, dat wanneer de par;
tij zulks toont te verlangen, de heer Colijn
niet ongenegen zal zijn, om als voorzitter van
het Centraal Comité in functie te blijven.
Dit wat 't persoonlijke in deze benoeming
betreft.
Hier naast staat de partijpolitieke beteekenis.
Het spreekt toch wel van zelf. dat de heer
Colijn niet, op den eersten wenk van den
Kabinetsformateur in 't Ministerie is getreden.
Hij zal toen zeker bedacht hebben, dat hij
partijleider is en dat onze partij eenige on;
vervulde, speciale wenschen heeft.
Een man als Colijn, die in dezen benarden
tijd in een uitermate verzwakt Kabinet treedt
mag eenige condities stellen.
Zeker, het samen uit, samen thuis, geldt
ook hier. En het zou minder fraai geweest
zijn, om nu er blijkbaar geen chr. hist,
candidaat beschikbaar was te zeggen wij
trekken ons niets van deze dingen aan.
Het staat daarom voor ons onomstootelijk
vast, dat éér 1925 ons de Junistembus brengt
één of meer onzer speciale verlangens werke;
lijkheid zullen geworden zijn.
Het onding, dat stemplicht heet, moet de
wereld uit.
De lijkverbrandingskwestie dient tot oplos;
sing te komen.
Met de ziektewet mag friet langer gesold.
De loterijzwendel van particulieren wordt
thans door ieder veroordeeldde Staat mag
met de loterij niet doorgaan.
Het ellendige art. 123 van het Indische re;
geeringsreglement, dat de Zending aan ban;
den legt, dient doorgesneden te worden.
Gewetensdwang bij vaccinatie is ons een
gruwel.
Dat Colijn als partijvoorzitter zal aftreden,
staat voor ons nog allerminst vast, maar dat
de partijleider bij de onderhandelingen over
het ministerschap aan de speciale wenschen
onzer groep gedacht zal hebben, is n i e t aan
twijfel onderhevig. En dat hij wat bereiken
zal is evenzeer te verwachten.
Het is ondenkbaar, dat de heer Colijn en;
kei als bezuinigings minister zou willen
optreden,
Hij is in de eerste plaats man van begin;
s e 1 en dit doet ons vertrouwen, dat hij bij
de aanvaarding van het hooge ambt met de
wenschen onzer partij rekening gehouden heeft
en dat we dit spoedig zullen merken.
De Rotterdammer bespreekt de algemeene
beteekenis der benoeming van Colijn en meent
dat de landspolitiek in het algemeen en de
Christelijke politiek in het bijzonder ten zeers;
te met het optreden van den heer Colijn ge;
baat zijn.
Het blad gaat dan als volgt verder
Had de heer Colijn de benoeming niet aan;
vaard, dan zou zeer waarschijnlijk het Kabi;
netRuys zijn afgetreden en de vorming van
een nieuw rechtsch Ministerie zou met de
grootste moeilijkheden zijn gepaard gegaan,
waarschijnlijk zelfs geheel onmogelijk zijn ge;
bleken. Het zal vooral deze overweging ge;
weest zijn, welke den heer Colijn er toe heeft
geleid, nadat hij reeds vroeger tot tweemaal
toe had geweigerd, zitting te nemen, zich dit;
maal beschikbaar te stellen, en onder den
huidigen premier een portefeuille te aanvaar;
den, wélke om haar groot gewicht in gewone
omstandigheden niet anders dan door den
premier zelf zou kunnen worden beheerd.
Ook onze partij was nu eenmaal het vorig
jaar met het kabinet;Ruys in zee gegaan en
solidariteit gebood althans te trachten dit tot
het einde van zijn tweede vierjarige periode
op de been te houden. Het spreekt vanzelf,
dat hierdoor voor den toestand na de be;
eindiging der ministerieele periode niets wordt
gepraejudiceerd. Indien de heer Colijn in zijn
plannen slaagt en de kiezers zich ook in 1925
in meerderheid ten gunste eener rechtsche
politiek uitspreken, lijkt het ons zelfs niet
twijfelachtig onder wiens leiding alsdan de
vorming van een nieuw Kabinet zal plaats
hebben.
Omtrent het program van den nieuwen mi;
nister van financien schrijft het blad verder,
dat deze »het mes er diep in zal zetten«.
En dan denken wij met name aan Onder;
wijs waar de uitgaven de laatste jaren een
werkelijk onrustbarende stijging vertoonden.
Men heeft daar blijkbaar gemeend dat het
mogelijk was in dezen tijd van verarming en
tamelijk snel tempo een aantal maatregelen
door te voeren welke in den vooroorlogschen
tijd tot de vrome wenschen moesten worden
gerekend. Het zou ons b.v. niet verwonderen,
indien het zevende leerjaar dat reeds op en;
kele plaatsen is ingevoerd, voorloopig maar
weer geheel buiten werking werd gesteld.
Wie meent dat een ingrijpende bezuiniging
als thans moet worden tot stand gebracht mo;
gelijk is zonder dat aan salarissen, loonen en
arbeidsduur wordt geraakt, beseft niet welk
een integreerend deel onzer financiën daar;
mede is gemoeid. In een der bladen is mee;
gedeeld, dat het in de bedoeling zou liggen
een bezuiniging van 15 pCt. op de salarissen
in te voeren. Hoe ingrijpend reeds zulk een
vermindering zou zijn, toch zou het straks
wel eens kunnen blijken, dat zelfs de voor;
spelling van dit hooge percentage nog aan
den »veiligen« kant was gebleven. Wie over
deze pünlijke maatregelen dadelijk zijn af;
keurend vonnis gereed heeft bedenke dat het
ten slotte beter is inplaats van f 10 voortaan
slechts f 8 te ontvangen, dan bij een gede;
preciëerde valuta nominaal f 10 te behouden,
maar de reëele waarde daarvan teruggebracht
te zien tot f 5 en minder. Wie zoo de zaak
beziet, zal begrijpen dat een tijdelijk nadeel
kan medewerken om een algeheelen ondergang
te voorkomen. Slechts hopen wij dat de on;
vermijdelijke bezuiniging op de salarissen niet
al die onderscheidingen zal vertoonen, die
den laatsten tijd zoo vaak tot ontstemming
aanleiding hebben gegeven. Geen verschil
tusschen hoogere en lagere ambtenaren, ook
geen standplaatsverschil maar, nu het niet
anders kan, een uniforme bezuiniging over
de geheele linie met, indien even mogelijk,
zulke overgangsbepalingen, dat de volle ver;
mindering niet in één jaar, maar bijv. over
twee jaren wordt toegepast.
Het slot van het artikel luidt aldus
Wij zien het optreden van den nieuwen
bewindsman van Financiën met vertrouwen
tegemoet. De Troonrede en de millioenen;
nota zullen omtrent zijn plannen meerdere ze;
kerheid brenged. Voorop moet staan dat het
nu niet meer de tijd is van praten, maar dat
het thans onverwijld moet komen tot de daad.
Wie den heer Colijn in zijn pogen bemoei;
lijkt, laadt een zware verantwoordelijkheid op
zich. Wij denken met name aan de houding
welke door de Chr.;Hist. en de R.;Kath, Ka;
merclub tegenover zijn voorstellen zal wor;
den aangenomen. Laten de eersten bedenken
dat de heer Colijn een taak heeft aanvaard,
die Minister De Geer niet meende te kunnen
volbrengen en die ook geen der andere Chr.;
Hist, voormannen waagde op zich te nemen.
Terwijl voor de R. Kath. vooral de overwe;
ging moet gelden, dat het lot van het Kabi;
net;Ruys onafscheidelijk aan dat van den nieu;
wen minister van Financiën is verbonden. En
wat ons A.R. volk betreft, dit zal evenals zijn
leider toonen dat het in staat is de offers te
brengen, welke de nood van het vaderland
eischt. Het is voor onze partij een groote eer
dat zij der traditie getronw ook in de hache;
lijken tijd, welken wij thans beleven in staat
is den man te leveren, die het wagen durft
het hollende paard bij den teugel te grijpen
en tot staan te brengen. De geestverwanten
van den nieuwen Minister van Financiën ge;
denken hem op zijn moeilijken post in hun
gebed zij zullen toonen dat hij althans van
hen eer steun dan critiek te wachten heeft
en indien de laatste niet achterwege kan blij;
ven, zij in elk geval een ppbouwende strek;
king blijft behouden.
DE LANDBOUWsONDERLINGE.
«Wettelijke aansprakelijkheid en
motorrijtuigen».
De leden van de Landb.;Onderlinge en de
Tuinbouw;Onderlinge zijn verzekerd tegen
het risico van de z.g.n. wettelijke aansprake;
lijkheid tegenover derden.
Wordt in verband met de uitoefening van
het bedrijf door een aangesloten werkgever
aan derden lichamelijk letsel toegebracht of
wel schade aan goederen van derden, dan
geschiedt de behandeling, de regeling en de
uitbetaling, van uit dezen hoofde verschul;
digde schadeloosstelling door de L.;0. of de
T.;0.
Terzake van schade toegebracht aan perso;
nen wordt echter nimmer meer uitbetaald dan
f 10.000 per persoon en f 20.000 per gebeur;
tenis en ter zake van schade aan goederen
nimmer meer dan f 2500 per gebeurtenis.
Verder is een lijst van werkzaamheden of
handelingen vastgesteld, de verhoogd risico
opleveren, zoodat schade bij het verrichten
of doen verrichten daarvan, aan derden, ver;
oorzaakt niet wordt vergoed.
Op deze lijst komt ook voor het houden,
behandelen van of gebruiken van motorrij;
wielen of automobielen, trekmotoren inbe;
grepen. Zoolang het gebruik van motorrij;
wielen en automobielen door land; en tuin;
bouwers niet algemeen is geworden, is het
begrijpelijk, dat de L.;0. en de T.;0. zich
niet aansprakelijk kunnen stellen voor schade,
met motorvoertuigen toegebracht aan derden.
Toch zijn er land; en tuinbouwers, die mo;
torrijwielen of automobielen houden en die
zich gaarne een weg zien gewezen om gedekt
te zijn, niet alléén tegen het risico van schade
aan derden toegebracht, maar óók tegen het