voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO YINCES No. 2939 WOENSDAG 22 AUGUSTUS 1923 38ste JAARGANG Uit de Pers. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers. V UZaf strijdt. Schetsen uit het Noorden. Land- en Tuinbouw. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Op een Landdag. Dat was bepaald een leuk geval Ieder kan wel begrijpen, dat onze christen lijke vakbeweging een doorn is in het oog van de »moderne« arbeiders. Immers, wij breken de »eenheid«. Onze arbeiders zingen hün Marxcantate niet mee. En dat is voor hen een strop. Vandaar dan ook, dat wanneer zij een stok tusschen de spaken van het karretje eener christelijke vakorganisatie steken kunnen, zoo laten zij het niet. Dit nu scheen het geval te zijn. Rotterdam en omstreken is een centrum van opgewekt christelijk arbeidersleven, naar 't schijnt, tenminste voorzoozer daar in des zen malaiseriijd sprake van kan zijn. Men hield daar onlangs 'n »landdag«. Buiten, op 'n Zaterdagmiddag. Verschillende sprekers traden daar op, en k hunner, ds. T o n s b e e k, moet geklaagd oen over het materialisme, dat zich zelfs in de kerk laat gelden, waar dat dan toch heelemaal geen pas geeft. En als voorbeeld noemde hij een gemeente der Ned. Herv. Kerk, daar in de buurt waar wie in de kerk trouwen wilde mét orgelspel, hiervoor honderd gulden storten moest. Wie dat niet kon of wilde betalen, die trouwde in de consistorie en dan zonder orgel. Nu laat ik dat voorbeeld rusten. Er zou wel iets naast te zeggen zijn. B.v. dat veel diaconiën in allerlei kerk soms verbaasd staan over de niet;te;nöémen; minimumscollecte, die soms bij trouwen voor de armen wordt gebeurd. Ook is het wezens 1 ij k e van de trouw niet het orgelspel of de groote kerkruimte Waarmee ik anders zijds echter allerm i n s t zulk een bepaling verdedigen wil Ik blijf er eenvoudig af. *aar ds. Tonsbeek deelde haar mee en wat cÊtet nu van kwam, dat volgt hier onder. V Er a/s de kippen bij De «modernen® lazen van dien landdag. Schreven er over in hun orgaan. Men zou zoo meenen, z ij zullen ds. Tonss beek daarin tenminste bijvallen en eischen, dat de »arbeider« precies net eender zou kuns nen trouwen als de »rijke bourgeois«. Weet ge wat ze deden «Ziet ge nu wel, schreven zij, dat in die christelijke vakbeweging de gereformeerden de lakens uitdeelenDie ds. Tonsbeek is natuurlijk een gereformeerd predikant, die zelfs déze gelegenheid gebruiken moet, om de Hervormde Kerk eens een trép te geven.« Nu kwamen zij van 'n koude kermis thuis. Ds. Tonsbeek is een hervormd predikant. Staat in de Ned. Herv. gemeente Kethel. En hij is allerminst iemand met afwijkende gevoelenshij staat, as 't moet, voor zijn kerk. En hij sprak natuurlijk op dien landdag aller; minst zoo uit vijandschap tegen zijn eigen kerk, maar om een misstand te brandmerken, die hij in die kerk vond. Maar nu die »modernen« Zij bemoeien zich met religie nooit «Privaatzaak®, zeggen ze. Zij hebben er ook weinig weet van, want blijkbaar hebben ze niet eens een kerkelijk handboekje binnen hun bereik, om te zien of hun vermoeden juist is Maar de kerk gebruiken als breekijzer Dit willen ze wel heel graag. Stoken tusschen hervormden en gerefor; meerden, om eerstgenoemden van de christe; lijke vakbeweging los te werken en in de hunne over te brengen, dat doen ze graag. Men kan ook uit dit voorbeeld weer zien, wat moeilijke strijd onze broederen in de vakbeweging naar alle kanten te strijden hebben. n Prachtige roggeoogstis 't algemeen getuigenis in de Oostelijke gewesten van ons va er and, waar men voor zijn broodkoren sin s on ïeugelijke tijden hoofdzakelijk op de rog is aangewezen. «Een overvloedig gewas!®.... Zoo luidt het in vele landen, sjec o. owakije, om één voorbeeld te noe; men, at ver eden jaar 300.000 wagons tarwe invoeren moest, heeft thans naar men berekent aan 15.000 wagons genoeg. Van rogge en gerst voert het vermoedelijk een groote hoeveelheid uit. Zoo is 't over schier heel de wereld En tóch is het aantal van hen, die hongeren legio schepen worden bij tientallen opgelegd want ziet! Gods kostelijk eten voor mensch en dier, dat men in zoovele landen zoo heer» lijk zou kiinnen gebruiken, zal op tal van plaatsen weer ongebruikt blijven liggen, wijl er geen »markt« voor isgeen vraag, geen geld Alles de schuld van het kapitalisme®, wordt gezegd. Ik geloof wel, dat Mammon onder dit alles deerlijk meespeelt, maar de groote, alles be; heerschende fluit wordt geblazen door het zondige, duivelsche Eigen Ik en zoolang daar; tegen de reactie niet komt b 1 ij f t de wereld a fschuiven naar den afgrond toe. v De bus. Twee gevallen in één week Eerst in NoorcbHolland, las ik, in de buurt van Bergen, waar een autobus omsloeg, door roekeloosheid van den chauffeur en waar ge; wonden waren en daarna in de buurt van Katwijk een bus, die omsloeg door 't breken van 'n as. 'n Inzittend heer werd ernstig ge; wondvijf anderen kregen minder ernstige kwetsuren. Denkelijk kan achteraf, waar straf verdiend wordt, deze ook wel worden toegepast. Doch de gekwetsten zijn er maar »mooi mee«. En al zullen ongelukken met e 1 k vervoer; middel blijven voorkomen, de vraag rijst of geen maatregel van strenger toezicht te nemen zijn, zoo op het materiaal, als voor de ver; antwoordelijke personen. Wie publiek vervoert op den publieken weg, heeft zich te schikken naar de wet, die de Overheid, in 't belang des volks, stelt. Opvallend voor een buitenlander die Zwe; den en Noorwegen bereist is de wijze waarop van overheidswege het gebruik van sterken drank geregeld is. Dit probleem is al zoo oud als de wereld zelf, maar het middel is nog niet gevonden, om het menschdom aan matig; heid, wat betreft drankgebruik te doen gewin; nen. In Oud Egyptische geschriften wordt reeds gewaarschuwd voor dronkenschap, in Israels Heilige Schriften en in de Noordsche Eddasangen wordt eveneens gewaarschuwd voor het gebruik van sterken drank en de daaraan verbonden gevaren. Zelfs werd er in oude tijden een systimatische strijd tegen ge; voerd. Boedha beval zijn geloovigen »geen roeswekkende dranken te gebruiken«, terwijl Mohammed een soortgelijke raad aan zijn vol; gers geeft. Moe ernstig zulke geboden opge; nomen werden blijkt wel uit het feit, dat in Voor;Azië en Noord Afrika, waar onder de Oude en Byzantijnsche Kultuurtijd groote wijnaanplantingen voorkwamen zoo goed als geheel uitgeroeid werden, door de volgers van Mohammed. In de Christelijke landen liet de godsdienst de drankvraag tamelijk met rust, ofschoon toch het misbruik misbillijkt werd. In de lan; den rond de Middelandsche zee, met het open; luchtleven in een mild klimaat is deze vraag nooit zoo actueel geweest, terwijl daarentegen de Noordelijk wonende volken, voornamelijk de Germaansche, gemakkelijk zich aan dron; kenschap overgaven. Dronkenschap onder deze volke nam snel toe nadat, de in de middeleeuwen door ArS; bische doctoren, uitgevonden distilleerkunst, algemeen bekend werd. De uitvinding werd pas na de kruistochting onder de Europeesche doctoren en apothekers verspreid. Gedurende de vele pestepedemiën omstreeks de 15e eeuw werd brandewijn veelvuldig als genees; en voorbehoedmiddel aangewend, en eens in het bezit van het volk was het niet meer mogelijk het verbruik te beheerschen. In de 16e en 17e eeuw steeg het verbruik van brandewijn op de Britsche Eilanden en bij de naar Noord Amerika emigreerende Europeesche bevolking op zulk een verontrustende wijze, dat het de aandacht trok van doktoren en staatsbestuur; ders, die toen middelen hiertegen gingen be; ramen. In Zweden traden de Rijksdagafge; vaardigden Hjarne en Linóré tegen het ver; bruik van brandewijn- op, die meer of minder zware bepalingen er tegen ontwierpen, al naar gelang de graanoogst goed of slecht was. Eigenlijk dus meer uit het oogpunt van zelf; behoud in tijden van misoogst als wel direct gericht tegen de dronkenschap. De eigenlijke eerste georganiseerde strijd tegen dronkenschap werd in Noord Amerika begonnen. De eerste officieele bestrijder was doctor Benjamin Rink, die in 1790 voorsloeg, dat men vereenigingen zou vormen, van al; gemeen geachte personen, mannen zoowel als vrouwen, die zich onderling verbinden moes; ten geen spiritualium meer te gebruiken, ten einde dus, door goed voorbeeld den drank; duivel paal en perk te stellen. Vele gelijksoor; tige vereenigingen ontstonden toen, die op een zelfde wijze het drankverbruik trachten te beperken. Al deze vereenigingen losten zich evenwel in 1826 op in de te Boston gestichte American Temperance Society. De 3 beloften die afgelegd werden waren le persoonlijke onthouding van alle sterken drank2e niet te zullen dulden dat in de familie gedronken werd (huisvader)3e propaganda te zullen maken voor een wettelijke bepaling tegen drankgebruik. Gedurende de eerstvolgende jaren voerde deze vereeniging een zeer sterke propaganda. Niet alleen zond ze sprekers door de Vereenigde Staten doch ook het buitenland werd bewerkt. Op het te 1833 te Philadelphia gehouden congres, werd medegedeeld dat de vereeniging toen samengesteld was uit meer dan 6000 plaatselijke vereenigingen met totaal meer dan 1.000.000 leden en dat als resultaat c.a. 2000 branderijen (meest voor eigen ge; bruik) en c.a. 5000 herbergen gesloten waren geworden. In 1874 werd in Ohio de Womam Chris; tian temperance Union gesticht welke over de geheele wereld werkzaam is. De z.g. Blue ribbon Union (blauwe knoop) is ook uit Amerika afkomstig. Haar stichter was een Iersche Emigrant Fremers Muiphey. Al deze organisaties vonden hun weg in niet;Ameri; kaansche landen voornamelijk in het Britsche Rijk en in Scandinavië vonden ze een goede ontvangst. Thans vindt men deze vereeniging in geheel Centraal Europa, doch daar niet onder den naam van blauwe knoop, doch blauw kruis bekend, en heeft, vooral in Zwit; seriand eveneens ais religieuse vereeniging tamelijk veel invloed. De sterkte der afschaffersbeweging komt uit in de verbodsbepalingen, die daarna wer; den ingevoerd. Sedert 1851 trad in de staat Maine een wet in werking, waarbij het fa; briceeren en verkoopen van sterken drank verboden werd. Deze wet werd kort daarna weer opgeheven doch in 1858 op nieuw in; gevoerd, thans voorgoed. In 1911 werd een poging gedaan om ze met een algemeene verkiezing op te heffen wat evenwel mislukte. Evenwel was de minderheid zeer sterk. Het meeste effect had deze wet op het platteland, terwijl in de steden door zwakkere controle het minder werd. De onmogelijkheid om im; port te verbieden, daar de enkele staten geen grenzen er voor konden laten bewerken, maakte dat de wet moeilijk uitgevoerd kon worden. Tusschen de jaren 1850 en 1860 werden in vele andere staten een dergelijke wet inge; voerd, doch meerdere wilden er niets van weten. Gedurende de Burgeroorlog geraakte de beweging in verval terwijl na'den oorlog de sterke consolideering van het kapitaal be; schikbaar voor alcoholfabrikatie, niet in het voordeel der beweging was. Intusschen even; wel begon de beweging weer met nieuwe krachten, thans met het einddoel totale af; schaffing of indien dat niet met een meerder; heid doergevoerd kon worden, dan plaatselijke keuze. In 1913 was de toestand zoo, dat 8 staten totaal »droog« waren en van de 90000000 inwoners der Vereenigde Staten ongeveer 45000000 leefden in drooggelegde landstreken (dorpen of steden.) K. Het optreden van minister Colijn. De Haagsche redacteur van de Rotterdam; mer schrijft aan zijn blad: Het optreden van den heer Colijn als mi; nister van Financiën moet natuurlijk voor on« ze partij van groote beteekenis zijn. Als de leider van een politieke groep achter de mi; nisterstafel komt te zitten dan brengt dat als vanzelf groote veranderingen met zich mee. Deze zijn van persoonlijken, doch ook van partijpolitieken aard. Dr. Kuyper oordeelde, dat de partijleider; minister geworden, als voorzitter van het Cen; traal Comité diende af te treden. Dit standpunt is alleszins te verdedigen. Als wij het zoo mogen uitdrukken, dan zijn de Kamerleden behalve volksvertegenwoor; digers ook gedeputeerden van ae partij, om onze wenschen in de Kamer, tegenover de Regeering en tegenover de bewindslieden te verdedigen en zoo noodig critiek te oefe; nen. Blijft de minister ook als partijvoorzitter in volle actie, dan trekt er ongetwijfeld iets scheef. Het ministerschap van Dr. Kuyper heeft echter ook wel geleerd, dat er practische be; zwaren aan het plotseling aftreden van den voorzitter klevèn. En al zijn de toestanden en verhoudingen in onze partij thans heel wat anders dan in 1901, bezwaren blijven er. Daarbij komt, dat de Minister, naar onze antirev. beschouwing, toch drager van een beginsel blijft en niet behoeft te aarzelen om dit beginsel naar buiten uit te dragen. Bij den heer Colijn, het is bekend, heer; schen in dit opzicht nog al Engelsche ideeën. Niet in den zin van de «Tribune®, die voort; gaat met onbewijsbaren laster rond te strooien waartegen niemand zich verweren kan, doch in partijpolitieken zin. Dit bleek nog pas in de »Standaard« waar; van de heer Colijn niet zonder meer afscheid neemt. Het spreekt wel van zelf, dat onze kamer; club absoluut los van den minister van Fi; nancien komt te staan, maar wij verwachten voorloopig niet, dat de nieuwe minister op dezelfde wijze naast de partij gaat staan. We gelooven zelfs, dat wanneer de par; tij zulks toont te verlangen, de heer Colijn niet ongenegen zal zijn, om als voorzitter van het Centraal Comité in functie te blijven. Dit wat 't persoonlijke in deze benoeming betreft. Hier naast staat de partijpolitieke beteekenis. Het spreekt toch wel van zelf. dat de heer Colijn niet, op den eersten wenk van den Kabinetsformateur in 't Ministerie is getreden. Hij zal toen zeker bedacht hebben, dat hij partijleider is en dat onze partij eenige on; vervulde, speciale wenschen heeft. Een man als Colijn, die in dezen benarden tijd in een uitermate verzwakt Kabinet treedt mag eenige condities stellen. Zeker, het samen uit, samen thuis, geldt ook hier. En het zou minder fraai geweest zijn, om nu er blijkbaar geen chr. hist, candidaat beschikbaar was te zeggen wij trekken ons niets van deze dingen aan. Het staat daarom voor ons onomstootelijk vast, dat éér 1925 ons de Junistembus brengt één of meer onzer speciale verlangens werke; lijkheid zullen geworden zijn. Het onding, dat stemplicht heet, moet de wereld uit. De lijkverbrandingskwestie dient tot oplos; sing te komen. Met de ziektewet mag friet langer gesold. De loterijzwendel van particulieren wordt thans door ieder veroordeeldde Staat mag met de loterij niet doorgaan. Het ellendige art. 123 van het Indische re; geeringsreglement, dat de Zending aan ban; den legt, dient doorgesneden te worden. Gewetensdwang bij vaccinatie is ons een gruwel. Dat Colijn als partijvoorzitter zal aftreden, staat voor ons nog allerminst vast, maar dat de partijleider bij de onderhandelingen over het ministerschap aan de speciale wenschen onzer groep gedacht zal hebben, is n i e t aan twijfel onderhevig. En dat hij wat bereiken zal is evenzeer te verwachten. Het is ondenkbaar, dat de heer Colijn en; kei als bezuinigings minister zou willen optreden, Hij is in de eerste plaats man van begin; s e 1 en dit doet ons vertrouwen, dat hij bij de aanvaarding van het hooge ambt met de wenschen onzer partij rekening gehouden heeft en dat we dit spoedig zullen merken. De Rotterdammer bespreekt de algemeene beteekenis der benoeming van Colijn en meent dat de landspolitiek in het algemeen en de Christelijke politiek in het bijzonder ten zeers; te met het optreden van den heer Colijn ge; baat zijn. Het blad gaat dan als volgt verder Had de heer Colijn de benoeming niet aan; vaard, dan zou zeer waarschijnlijk het Kabi; netRuys zijn afgetreden en de vorming van een nieuw rechtsch Ministerie zou met de grootste moeilijkheden zijn gepaard gegaan, waarschijnlijk zelfs geheel onmogelijk zijn ge; bleken. Het zal vooral deze overweging ge; weest zijn, welke den heer Colijn er toe heeft geleid, nadat hij reeds vroeger tot tweemaal toe had geweigerd, zitting te nemen, zich dit; maal beschikbaar te stellen, en onder den huidigen premier een portefeuille te aanvaar; den, wélke om haar groot gewicht in gewone omstandigheden niet anders dan door den premier zelf zou kunnen worden beheerd. Ook onze partij was nu eenmaal het vorig jaar met het kabinet;Ruys in zee gegaan en solidariteit gebood althans te trachten dit tot het einde van zijn tweede vierjarige periode op de been te houden. Het spreekt vanzelf, dat hierdoor voor den toestand na de be; eindiging der ministerieele periode niets wordt gepraejudiceerd. Indien de heer Colijn in zijn plannen slaagt en de kiezers zich ook in 1925 in meerderheid ten gunste eener rechtsche politiek uitspreken, lijkt het ons zelfs niet twijfelachtig onder wiens leiding alsdan de vorming van een nieuw Kabinet zal plaats hebben. Omtrent het program van den nieuwen mi; nister van financien schrijft het blad verder, dat deze »het mes er diep in zal zetten«. En dan denken wij met name aan Onder; wijs waar de uitgaven de laatste jaren een werkelijk onrustbarende stijging vertoonden. Men heeft daar blijkbaar gemeend dat het mogelijk was in dezen tijd van verarming en tamelijk snel tempo een aantal maatregelen door te voeren welke in den vooroorlogschen tijd tot de vrome wenschen moesten worden gerekend. Het zou ons b.v. niet verwonderen, indien het zevende leerjaar dat reeds op en; kele plaatsen is ingevoerd, voorloopig maar weer geheel buiten werking werd gesteld. Wie meent dat een ingrijpende bezuiniging als thans moet worden tot stand gebracht mo; gelijk is zonder dat aan salarissen, loonen en arbeidsduur wordt geraakt, beseft niet welk een integreerend deel onzer financiën daar; mede is gemoeid. In een der bladen is mee; gedeeld, dat het in de bedoeling zou liggen een bezuiniging van 15 pCt. op de salarissen in te voeren. Hoe ingrijpend reeds zulk een vermindering zou zijn, toch zou het straks wel eens kunnen blijken, dat zelfs de voor; spelling van dit hooge percentage nog aan den »veiligen« kant was gebleven. Wie over deze pünlijke maatregelen dadelijk zijn af; keurend vonnis gereed heeft bedenke dat het ten slotte beter is inplaats van f 10 voortaan slechts f 8 te ontvangen, dan bij een gede; preciëerde valuta nominaal f 10 te behouden, maar de reëele waarde daarvan teruggebracht te zien tot f 5 en minder. Wie zoo de zaak beziet, zal begrijpen dat een tijdelijk nadeel kan medewerken om een algeheelen ondergang te voorkomen. Slechts hopen wij dat de on; vermijdelijke bezuiniging op de salarissen niet al die onderscheidingen zal vertoonen, die den laatsten tijd zoo vaak tot ontstemming aanleiding hebben gegeven. Geen verschil tusschen hoogere en lagere ambtenaren, ook geen standplaatsverschil maar, nu het niet anders kan, een uniforme bezuiniging over de geheele linie met, indien even mogelijk, zulke overgangsbepalingen, dat de volle ver; mindering niet in één jaar, maar bijv. over twee jaren wordt toegepast. Het slot van het artikel luidt aldus Wij zien het optreden van den nieuwen bewindsman van Financiën met vertrouwen tegemoet. De Troonrede en de millioenen; nota zullen omtrent zijn plannen meerdere ze; kerheid brenged. Voorop moet staan dat het nu niet meer de tijd is van praten, maar dat het thans onverwijld moet komen tot de daad. Wie den heer Colijn in zijn pogen bemoei; lijkt, laadt een zware verantwoordelijkheid op zich. Wij denken met name aan de houding welke door de Chr.;Hist. en de R.;Kath, Ka; merclub tegenover zijn voorstellen zal wor; den aangenomen. Laten de eersten bedenken dat de heer Colijn een taak heeft aanvaard, die Minister De Geer niet meende te kunnen volbrengen en die ook geen der andere Chr.; Hist, voormannen waagde op zich te nemen. Terwijl voor de R. Kath. vooral de overwe; ging moet gelden, dat het lot van het Kabi; net;Ruys onafscheidelijk aan dat van den nieu; wen minister van Financiën is verbonden. En wat ons A.R. volk betreft, dit zal evenals zijn leider toonen dat het in staat is de offers te brengen, welke de nood van het vaderland eischt. Het is voor onze partij een groote eer dat zij der traditie getronw ook in de hache; lijken tijd, welken wij thans beleven in staat is den man te leveren, die het wagen durft het hollende paard bij den teugel te grijpen en tot staan te brengen. De geestverwanten van den nieuwen Minister van Financiën ge; denken hem op zijn moeilijken post in hun gebed zij zullen toonen dat hij althans van hen eer steun dan critiek te wachten heeft en indien de laatste niet achterwege kan blij; ven, zij in elk geval een ppbouwende strek; king blijft behouden. DE LANDBOUWsONDERLINGE. «Wettelijke aansprakelijkheid en motorrijtuigen». De leden van de Landb.;Onderlinge en de Tuinbouw;Onderlinge zijn verzekerd tegen het risico van de z.g.n. wettelijke aansprake; lijkheid tegenover derden. Wordt in verband met de uitoefening van het bedrijf door een aangesloten werkgever aan derden lichamelijk letsel toegebracht of wel schade aan goederen van derden, dan geschiedt de behandeling, de regeling en de uitbetaling, van uit dezen hoofde verschul; digde schadeloosstelling door de L.;0. of de T.;0. Terzake van schade toegebracht aan perso; nen wordt echter nimmer meer uitbetaald dan f 10.000 per persoon en f 20.000 per gebeur; tenis en ter zake van schade aan goederen nimmer meer dan f 2500 per gebeurtenis. Verder is een lijst van werkzaamheden of handelingen vastgesteld, de verhoogd risico opleveren, zoodat schade bij het verrichten of doen verrichten daarvan, aan derden, ver; oorzaakt niet wordt vergoed. Op deze lijst komt ook voor het houden, behandelen van of gebruiken van motorrij; wielen of automobielen, trekmotoren inbe; grepen. Zoolang het gebruik van motorrij; wielen en automobielen door land; en tuin; bouwers niet algemeen is geworden, is het begrijpelijk, dat de L.;0. en de T.;0. zich niet aansprakelijk kunnen stellen voor schade, met motorvoertuigen toegebracht aan derden. Toch zijn er land; en tuinbouwers, die mo; torrijwielen of automobielen houden en die zich gaarne een weg zien gewezen om gedekt te zijn, niet alléén tegen het risico van schade aan derden toegebracht, maar óók tegen het

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1923 | | pagina 1