ERHOOr
MEUR
m
O OTE
Antirevolutionair
Orgaan
w m
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
trale Proeftuin
No. 2938
I
M10
IN HOC SIGNO YINCES
riMABT
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1923
38STE JAARGANG
30UWING
REIDING
EERSTE BEAD.
Reclames Mlededeelingen.
Op den Uitkijk.
EG ENS
EN
odschappen
inerieën
fwerken
lalwaren
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers.
TALAGEÜ
STRAAT 147
TERDAM 55
POT EN KETEL.
'TERDAM
pingen
't Lichaam wordt even sterk geteisterd.
Doorzitten, Stukloopen,
Smetten der huid, Zonnebrand.
en OVERFLAKKEE te
(Langeweg) is op elke,
>r belangstellenden GR4.
elijk. Desgewenscht gee;,
lie inlichtingen, die moch.
ferlangd. 174Qi j
1st S
B9lt:
,'H»
-it
>di
IT PAND
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
C/TRAAT 36
gratis verkrygbaar.
jSoedKoopefü!
eris belet*!!!
wegens loopen op wt
Dirksland. Eisch iedei
hechtenis. Veroordeel
dag hechtenis.
3uwer te Ouddorp, w
gunning. Aangehoudr
leermaker te Dirkslanë
arbeidswet. Eisch
|ibs. 5 dagen hech^jJ/J
iboeten van f 5 sub*
in Nederland.
van het Handelsinfoï*
DER GRAAF Co.'s
adel zijn over de afge*
10 Aug. in Nederland
|ementen tegen 64 fail*
veek van het vorige jaar.
en met 10 Aug. 1925
genover 1788 over het*
ft vorige jaar.
Verkooping van Elf
perceel Bouwland te
justus 1923bij Inzet.
Justus 1923 bij Afslag,
aur (zomertijd) in hef
bdijk.
den Heer Anfh. Kor?
IFN.
kugustus 1923 v.m. 10
ndam ter herberge van
peelen klavers in den
sp het land genaamd
kavels 1 en 21 van de
6, 12, 31, 37 en 45
Jer en in kavels, 6 en
ten verzoeke van den
Ikoop te Goedereede.
LUIJS.
/erkooping. Op Don
923, in het hotel G
llnzet.
Augustus 1923 in h
afslag, telkens d
van
bestaande uit huis
aland te Oude Tonge
fcenschap van den heer
TEN en VAN BUI
REN
ying om te beweiden
*50 H.A. nagras dndei'
loogeweg, tegen Wel
gesloten in te leveren
Augustus 1923, ten
fckende te Zuidland,
erkt worden.
II.
Men herinnert zich waar 't over ging
Van oud-liberale zijde was aan de
socialisten verweten, dat hun arbeiders
zoo ruw waren in woord en daad
onbeschoft, onbeschaamd en dat ze met
name te kort schoten in den eerbied
jegens het vrouwelijk geslacht.
Dat dit niet pleitte vóór het socialisme.
Omdat dit immers veel meer wil zijn
dan een politieke en sociale partij
omdat het wil zijn een nieuwe levens
richting omdat het evenals het Cal
vinisme heeft en geeft een eigen levens-
en wereldbeschouwing en men dus ook
aan het socialisme de vraag mag stellen
'at maakt gij van den m nsch In
welke richting voedt gij uw mènschen
op en wat is het resultaat, dat gij
hiermee bereikt?
Die vraag heeft recht van bestaan.
Dat voelden de soci's ook wel.
En juist daarom werden zij er zoo
nijdig om en vlogen dien liberaal in
de vacht.
Recht van bestaan, zeiden we.
Dat geven trouwens de socialisten
zelf toe.
Als wij het b.v. hebben over de zon
den van dronkenschap en ontucht, dan
vergoelijkt de socialist die allerminst
en toont er evenveel afkeer van als wij.
Wij mogen in de eerste plaats spreken
van zonde tegen God en hij moge het
noemen een kwaad van den mensch
tegen den mensch, maar hierover zijn
we 't eens, dat dronkenschap en ontucht
k ankerplekken zijn aan ons maatschap
pelijk leven.
Hoe zullen ze echter bestreden wor
den
Daarover gaan we ten zeerste uiteen.
Door den Geest Gods, zeggen wij.
En in den middelijken weg door de
menschen terug te roepen onder de
tucht van Gods Woord.
Wil de socialist niets van weten.
„Door een andere, betere maatschap
pij", zegt hij, „die het gif van het
kapitalisme heeft uitgedreven. In een
socialistische maatschappij zullen dron
kenschap en ontucht vanzelf uitsterven
de menschen zullen er geen enkele
reden meer hebben om zich te bedrinken
of ontucht te plegen".
Nu is er geen socialistische maat
schappij.
Maar van het socialisme mag toch
verwacht, dat het, hoe meer het in de
hoofden en harten der menschen door
dringt, ook te meer die lage hartstochten
breidelen zal, omdat het den mensch
nieuwe, tot dusver ongekende, idealen
bijbrengt.
Dat voelen de socialisten wel.
Vandaar, dat die liberaal zoo den
wind van voren kreeg.
Hij kreeg o.m. te hooren, dat de
zoogenaamd „nette burgerij" geen haar
beter is dan de „ruwe werkman" en
zich alleen van hem onderscheidt door
een vernisje van beschaving en uiterlijke
welvoeglijkheid.
Maar die vernislaag is o zoo dun.
En schilfert die er af, dan komt er
iets, dat minstens even leelijk is, te
voorschijn. Hetgeen dan door de socia
listische pers met tal van voorbeelden
werd geïllustreerd
Nu is zoo'n laagje vernis altijd iets.
Het maakt, niet in wezen maar wel
in het voorkomen, toch nog verschil, of
een afzichtelijke wond b.v. voor elk
bloot legt, dan wel door een dun ver
band wat bedekt is.
Maar 't aangezicht is uiterst ver
schillend.
Doch hierin hebben de socialisten
ongetwijfeld gelijk: Neem dat verband
even weg en 't eene is precies even
erg als 't andere, ja 't wil wel gebeuren,
dat het eenigszins verborgen kwaad nóg
erger het lichaam aantast, dan dat, het
welk open en bloot aan de zuiverende
zonnestralen is blootgesteld.
En dan rukten zij 't bedeksel af
Zie gij, brave burgerijeerst maar
eens naar uw zonen Naar de fine fleur,
die ge naar de universiteit zendt, om
daar te worden opgeleid ten einde eens
te kunnen zijn in een volgend tijdvak
de leiders en geleiders des volks
Hoor, wat taal zij er uitgooien
Neenniet als ze bij de professor
netjes op de thee zitten, maar zoodra
ze, niet alleen op hun „kast" of op hun
„kroeg", doch waar ze maar bij elkaar
klonteren, es even aan het uitpakken
gaan. Dan let het hun ook niet, wie
het hoort en welke fatsoenlijke vrouw
er voorbij gaat en maken ze 't erger
nog dan de arbeiders op den steiger.
„Jongeluizal men zeggen.
Maar de socialist liet den liberaal
niet los.
Ochals 't mannen en vaders ge
worden zijn
Ja, dan hebben zij wel geleerd, om
zich in 't openbaar onberispelijk te
gedragen en een prachtige, gekuischte
speech af te steken. Maar ga hen eens
na op de soos, of beluister hen eens
aan een huisdiner of hoor hen eens
aan, wanneer ze in de kamer van den
gastheer hun sigaar rookenen zie in
hun bureau wat hun ontspanningslectuur
is en ga ze na, als ze in den vreemde
hen uitstapje maken
En durf dan nóg es zeggen, dat uw
„nette" bourgeoisie zooveel beter is dan
de „ruwe" arbeider op den steiger
Genoeg van 't krakeel tusschen deez'
twee
'Waarom we er op wijzen Om ons
zelf te verheffen Ganschelijk niet. Uit
onszelf zijn we geen haar beter en liggen
we allen onder de beschrijving, die
psalm 53 en de apostel Paulus in den
brief aan de Romeinen geven van den
gevallen mensch.
Geen „stelsel" verandert dit.
Noch het liberalisme met zijn eere-
dienst van 't individu.
Noch het socialisme, dat de „gemeen
schap" verheft.
Noch eenig ander „stelsel", dat is
uitgedacht of nog ooit door eenig denker
zal gepredikt worden. Noch ook het
„calvinisme", nu als stelsel genomen.
Want zonder meer zouden we dan nóg
de „eere Gods" in den mond hebben
en met het hart den duivel toevallen.
Hier baat alleen 't werk van Gods
Geest.
Hier helpt hartveranderende genade.
Zie, het is uitstekend, dat wij ons
„stelsel" verdedigen; ons „program"
handhaven onze „partij" voorstaan,
maar onze kracht ligt ten slotte daarin,
dat wij zelf niets kunnen, als uit ons
zeiven, maar dat we geleid door den
Geest Gods alles vermogen, in Christus,
die ons krachten geeft.
Over Couperus' dood schreven we niet.
Zijn verdienste jegens onze taal en, afge*
zien nu even van de strekking, den géést
zijner werken, ook ten opzichte onzer letter*
kunde, ontkennen wij niet.
God had hem schoone gaven geschonken.
Hem, den Schepper en Uitdeeler, het oor*
deel over het gebruik dat van deze gaven is
gemaakt.
Maar wij kunnen niet anders dan het be*
treuren, dat Couperus den heidenschen geest
te midden van ons Christendom ten zeerste
heeft gesterkt en dat zijn invloed en deze
zelfs met zijn crematie niet is afgeloopen en
nog nawerkt, nadat hij tot asch is vergaan.
«Groot Nederland« was zijn tijdschrift.
Ziehier hoe dit zijner gedenkt
«Maar, indien wij van ons egoïstisch ver*
driet 'n weinig kunnen afstaan en het sterf*
geval zien boven wel zeer gewone verbijs*
tering en betreuring uit, dan is dit plotseling
heengaan, nog in den roes van zijn glorie,
wel de beste dood, dien men voor Louis
Couperus kon wenschen. Sterven op de
middaghoogte van voorspoed en succes, is
dat niet immer het ideaai der Antieken ge*
weest, van hen, die Couperus boven allen
heeft liefgehad En zoo hebben de Onster*
felijke Goden het ook hem toebedeeld
een önverwachten, snellen, milden dood,
voor wien het allergruwelijkst scheen, dat
hij zichzelven zou zien sterven. Wie ook
vreesde niet voor Couperus een tragen, hul*
peloozen, gebroken ouderdom
Aldus heeft het Geweldige Nootlot, waar*
aan hij jaren lang innig heeft geloofd, ten
slotte het nog goed met hem gemaakt, en
voegt het ons, trots allen weerzin, wellicht
te erkennen, dat een uiteinde als dit voor
hem het beste was. En zeker was het zijner
waardig.«
Dit is de zuivere geest van Couperus.
Er is geen letter christelijks meer in.
't Is zelfs of het gewild*paganistisch ge*
schreven werd, geheel in den lijn van den
persoon, die hier wordt herdacht.
Aan de vergoelijking en verzachting»Ja,
maar, zijn werken bevatten toch zooveel
schoonsdoen we niet mee.
»Veel schóóns« bevatten de heidensche
tempels ook. Schatten van oude, hooge kunst.
Maar toch wilden de christenen er niet in
en er den goden wierook offeren, al werd er
de dood op gezet.
Mochten we, o zoo van verre 1 toch hierin
hun navolgers zijn.
40 cent per regeL
Gevoelige en doorgeloopen voeten. Geen beter
middel hiertegen dan de heerlijk verzachtende
en snebgenezende huidzalf Purol. In doozen
van 30, 60 en 90 ets. Pharm. fabr. A. Mijnhardt,
Zeist. Bij Apoth. en Drogisten.
Het ongedachte dezer wereld
Wat ons trof in een kort levensbericht over
wijlen ds. H. Pierson De heer Hoogewerff,
die over hem schreef in «Mannen en Vrou*
wen van Beteekenis«, zegt o.m.
Nauwelijks meerderjarig, aanvaardde hij
het predikambt. Den 12den Juli 1857 deed
Pierson zijne intrede te Heinenoord, met
eene rede over 1 Corinthe 1 :*23a.
Zoo werd de pastorale arbeid aangevan*
gen. De jonge leeraar, op zijn eenzaam
dorp vrij wel afgezonderd van de buiten*
wereld, vond er ruimschoots gelegenheid
om in zijne omgeving die eenvoudige kin*
deren Gods te leeren kennen, wier gods*
vrucht hem herinnerde aan het geloof in
den Christus der Schriften, zooals het be*
leden werd in het ouderlijk huis, dat hij
gezien had als een bezielende macht in
Da Costa en Willem de Clerq. Hij vond
er de gelegenheid met zichzelf alleen te
zijn en naar binnen te leven.
't Wordt hier niet met zooveel woorden
gezegd, maar de schrijver doet toch vermoe*
den, dat ook déze Pierson bij 't opgroeien
van 't geloof zijner moeder min of meer was
vervreemd. En ziet! juist als met Kuyper
te Beesd, zijn het toen die «eenvoudige vro*
men« geweest, in 't oog der wereld onbegrij*
pelijk achterlijk volk, dat ook Pierson tot
nadenken bracht over de dingen die Boven
zijn.
Gods wegen zijn hooger dan de onze.
Laten we in alle eenvoudigheid Z ij n dienst*
knecht en dienstmaagd zijn, waar Hij ons,
misschien buiten ons weten, nog voor gebrui*
ken wil, zie 1 dat is Z ij n altoos wijze Raad,
die wij slechts van verre vermogen te aan*
bidden.
Opruiming noodzakelijk.
Collega Intimus (N. H. Crt.) schrijft
Er is een Kamerlid, die reeds wachtgeld
geniet als rijkslandbouwconsulent. Toen hij
Kamerlid werd moest hij van de betrekking
afscheid nemen, maar het inkomen nam
slechts voor een deel afscheid van hem. Fiat.
Doch wat gebeurde daarna? Dit Kamerlid
werd benoemd tot burgemeester van een
gemeente, wier stervensuur elk oogenblik
verwacht kon worden.
In hoeverre de nieuwe burgemeester zich
nog gewijd heeft aan de belangen en de
toekomst zijner gemeente, weet ik niet.
Maar dit weet ik wel, dat hij slechts een
blauwen Maandag den ambtsketen droeg en
toen werd de gemeente gevoegd bij een
andere. De burgemeestersbetrekking werd
opgeheven en de burgemeester kreeg en
geniet wachtgeld, voor de vele en gewichtige
diensten aan de Koningin, den lande en
het landelijk plaatsje bewezen.
Wat voor indruk moet zoo iets nu toch
maken Is het wonder, dat het volk zegt
Och, 't is met die bezuiniging zoo erg niet.
Collega geeft dit als voorbeeld.
Er is méér naast te plaatsen.
Trouwens, de wijze waarop de heerenhon*
derd (de vele goeden niet te na gesproken
eerst voor hun salaris en nu onlangs voor
hun »emolumenten« gezorgd hebben, doet
niet anders verwachten.
De Regeering gaat niet vrij uit.
Zij is in dit opzicht veel te zwak.
Maar de schrokgijzen, die de KameT ge*
bruiken om te gaan smulpapen aan baantjes
en postjes, d i e zijn de hoofdschuldigen. En
het eenige afdoende middel is, dat tegen de
eerstkomende stembus alle partijen, elk voor
zich, in zooverre dergelijke broeders van 't
haal*en*neem*gilde onder hen gevonden wor*
den, finale opruiming houden.
En dan maar ronduit zeggen, waarom.
Nadruk verbodeH,
Op eenige maanden na, werd hij 90 jaar
Ds. H. Pierson, die thans overleed.
Dat wil dus zeggen, dat toen de nu v ij f*
t i g*jarige onder ons, geboren werd, Pierson
allang midden in zijn levenswerk stond. En
waar hij de laatste jaren eigenlijk reeds le*
vende gestorven was, daar geloof ik velen
mijner lezers geen ondienst te doen, door
aan den laatsten nakomeling uit de kringen
van het Reveil, eenige woorden te wijden.
Een politieke figuur is Pierson nooit geweest.
Toch kón het niet anders of een man van
z ij n positie en met zijn breeden blik móést
van terzijde wel met het politieke leven in
aanraking komen.
Schuwen deed hij de politiek niet.
Zelfs is er, toen de antirevolutionaire partij,
vóór 1894 nog ongedeeld stond, meermalen
sprake van geweest, hem af te vaardigen naar
de Tweede Kamerhad hij gewild, dan zou
hij er ook stellig in gekozen zijn, want elke
partij mocht zich gelukkig rekenen een man
van Pierson's zeggenskracht onder hun afge*
vaardigden te tellen.
Doch Pierson weigerde constant.
Waarlijk niet, wijl de belangstelling hem
ontbrak
Neen, die zat hem in 't bloed.
•De P i e r s o n s waren gewoon, zich bezig
te houden met de publieke zaak en zijn broe*
der, N. G. Pierson, heeft mêe zijn naam ge*
geven aan het bekende kabinet Pierson=Bor*
gesius, tijdens 't welk dr. Kuyper in de Kamer
als leider der antirevolutionaire partij en vaak
ook als de eminente woordvoerder der zich
vormende coalitie*oppositie optrad.
Maar Pierson had zijn levenswerk.
Eén keer was hij, na rijp beraad min of
meer van levenslijn veranderd toen hij het
ambt van bedienaar des Woords neerlegde,
om dat van directeur te aanvaarden van het
bekende Zettensche gestichtswerk.
Die eene keer was hem ook genoeg.
Voor Kamerlid liet hij zich nimmer vinden.
«Dan alleen zeide hij wanneer er in
de Kamer onverhoopt niemand meer zijn zou,
die het opnemen wil tegen het bordeel of
vóór de Vrije School, dan zou ik er willen
heengaan, om er als eenling mijn stem te
verheffen«.
Maar zoover was 't nog lang niet.
Ik noemde daar de twee hoofdpunten,
waarover Pierson zijn publieken arbeid ver*
deelde. Want dat deel van zijn werk vindt
natuurlijk in d i t blad de meeste belangstel*
ling. Wat allerminst zeggen wil, dat het
reddingswerk, 't welk te Zetten werd verricht
van minder beteekenis zou zijn, doch dat ligt
meer speciaal op 't gebied de christelijke
barmhartigheid.
Vijftig jaren geleden af nu
Welk een reusachtig verschil
Niet dat toen de menschen slechter waren
dan thans, of dat de zonde meer werd ge*
diend neen 1 ik vrees weieens al kunnen w ij
dan tenslotte niet nameten, dat we langzaam
maar zeker, als natie, bij tóen vergeleken
aan 't zakken en zinken zijn.
Maar hiérin is zoo groot verschil
In de houding der Overheid en in de
publieke meening ten opzichte der
twee zaken, die ik daar straks reeds aanstipte
ten opzichte der Ontucht en tegenover de
Vrije School. En juist op die beide punten
heeft Pierson 't mogen beleven, dat een alge*
meene ommekeer gekomen is en naast man*
nen als Kuyper en Lohman moet ook h ij
genoemd worden als een die in de jaren zij*
ner kracht met onbluschbaren ijver en onver*
moeide inspanning rondom de muren van
Jericho geloopen heeft, tot zij eindelijk ge*
vallen zijn.
Laat ik inzake de strijd tegen de Ontucht
ditmaal een en ander in herinnering mogen
brengen.
Toen Pierson optrad, huldigde de publieke
meening, en dat niet die van Jan Rap en
Mie Jak, maar ook de ernstige, stemmige,
deftige, erentfeste, intellectueele «publieke
meening« de tweeërlei normaal.
Een andere was de wet*des*mans.
En een andere de wet*der*vrouw.
De vrouw, natuurlijkd i e moest kuisch
en ingetogen leven en mocht geen streep af*
wijken van 't rechte pad, of ze werd met den
vinger nagewezen en als een melaatsche ge*
schuwd. De vrouw, die haar eer bezoedelde,
was een »gevallen« vrouw. Levenslang kleefde
die smet haar aan. In fatsoenlijk gezelschap
werd zij niet geduld en zelfs werden de «vro*
men«, die zulk eet} «mensch" met»tractaatjes
en krentenbrood« van 't zondepad trachtten
af te brengen gehoond en bespot, immers
zooals Van Lennep 't een zijner sujetten zeg*
gen liethet witte kluwen dat in den inktpot
valt, blijft alt ij d zwart; daar is geen
»redden« meer aan.
Van den geest der barmhartigheid, die in
Jezus' naam uitging om «hoeren en tolle*
naars tot de zaligheid te noodigen, verstond
men niets.
En zonder eenige overdrijving, menige
alleszins godsdienstige dame uit dien tijd, die
de hemel als haar zéker en wèlverdiend vóór*
land aanmerkte zou ontzet zijn geweest bij
de gedachte aan de mogelijkheid, dat zij dezen
met «zulke menschen«, tot bekeering gekomen
zijnde, zou moeten deelen.
Onbarmhartig ging 't oordeel over d e
vrouw.
Christelijk mededoogen werd niet gevoeld.
Ja, zelfs werd het christelijk reddingswerk
soms nog in opspraak gebracht, als zou dat
vooral ondernomen worden om de relaties
en de gevolgen van verboden verstandhou*
dingen in christelijke kringen zooveel moge*
lijk aan 't oog der wereld te onttrekken.
Heel anders was 't oordeel over denman.
Met name over den ongehuwden jongeling.
Dat die zich »uitleefde« was natuurlijk.
De «wilde haren« móésten verwaaien,
Dat kwam later alles weer terecht
De man kón nu eenmaal niet leven gelijk
de vronw en hóéfde dit ook, volgens de pu*
blieke meening niet te doen.
Het bordeel was daarom een nuttige in*
stelling.
En de bordeelhouder een respectabel mensch
die schot en lot betaalde en recht had op de
bescheeming der Overheid, net zoo goed als
een advokaat in zijn praktijk of 'n predikant
in zijn kerk.
De vrouwen, die zijn etablissement be*
volkten,
Nu ja! die «waren er voor«
Kozen vrijwillig dat »beroep« en moesten
de gevolgen maar dragenen de Overheid
moest door scherpe, verplichte keuring de
bona fide »klanten« van deze «inrichting
van publiek nut« zooveel mogelijk vrijwaren
voor elk kwaad gevolg.
Zóó was,de publieke meening.
Zöö heb ik ze nog wel met gloed en klem
hooren verdedigen door 'n alleszing respec*
tabel advokaat, die tegen Pierson in debat
kwam.
Maar owat kon hij dan toornen
Dan was hij als een leeuw, die honger had
in het woud, zijn manen schudde en uitging
om buit.
Hoe bestreed hij die «tweeërlei moraal«.
«Er is één wet, de wet van den heiligen
en Almachtigen God, die geldt voor den
mènsch man en vrouw 'Elke eisch, die zij
stelt voor de vrouw, geldt in precies dezelfde
mate ook voor den man Kuischheid en rein*
heid eischt God van den man juist zoo als
hij ze eischt van de vrouwWant het lichaam
van den man behoort evenzeer een tempel te
zijn van den Heiligen Geest als dat van de
vrouw en het is een verfoeielijk kwaad, om
hier ook maar éénig onderschid te maken 1«
Zoo sprak Pierson tot wie nog min of meer
was onder 't beslag van Gods Woord.
Maar ook de anderen wist hij te wederstaan.
«Gij zegt, dat gij eert en verheerlijkt «de
vrouw« Wie geeft u dan het recht haar neer
te trappen in het slijk der zonde, door den
man een vrijbrief te geven, dat hij zijn zon*
dige lusten bij haar boeten mag? Is dat de
ware emancipatie der vrouw, o gij liberalen
van onzen tijd?«
Zoo vroeg Pierson met snerpend sarcasme.
'k Heb hem zoo éénmaal in z'n kracht gezien
Dan vonkte en fonkelde dat oog.
Dan beefde en schokte die gansche gestalte.
Dan slingerde hij zijn machtig woord in
de zaal
»Vrijwillig«, zegt gij Uit vrijen wil kiezen
die vrouwen dat verachte beroep en geven
zij haar lichaam aan eiken wellusteling prijs?
Neen, ik zal 't u zeggen, u, mannen en va*
ders en jongelingen, uit mijn veeljarige erva*