ERHOOr MEUR m O OTE Antirevolutionair Orgaan w m voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. trale Proeftuin No. 2938 I M10 IN HOC SIGNO YINCES riMABT ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1923 38STE JAARGANG 30UWING REIDING EERSTE BEAD. Reclames Mlededeelingen. Op den Uitkijk. EG ENS EN odschappen inerieën fwerken lalwaren Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers. TALAGEÜ STRAAT 147 TERDAM 55 POT EN KETEL. 'TERDAM pingen 't Lichaam wordt even sterk geteisterd. Doorzitten, Stukloopen, Smetten der huid, Zonnebrand. en OVERFLAKKEE te (Langeweg) is op elke, >r belangstellenden GR4. elijk. Desgewenscht gee;, lie inlichtingen, die moch. ferlangd. 174Qi j 1st S B9lt: ,'H» -it >di IT PAND Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. C/TRAAT 36 gratis verkrygbaar. jSoedKoopefü! eris belet*!!! wegens loopen op wt Dirksland. Eisch iedei hechtenis. Veroordeel dag hechtenis. 3uwer te Ouddorp, w gunning. Aangehoudr leermaker te Dirkslanë arbeidswet. Eisch |ibs. 5 dagen hech^jJ/J iboeten van f 5 sub* in Nederland. van het Handelsinfoï* DER GRAAF Co.'s adel zijn over de afge* 10 Aug. in Nederland |ementen tegen 64 fail* veek van het vorige jaar. en met 10 Aug. 1925 genover 1788 over het* ft vorige jaar. Verkooping van Elf perceel Bouwland te justus 1923bij Inzet. Justus 1923 bij Afslag, aur (zomertijd) in hef bdijk. den Heer Anfh. Kor? IFN. kugustus 1923 v.m. 10 ndam ter herberge van peelen klavers in den sp het land genaamd kavels 1 en 21 van de 6, 12, 31, 37 en 45 Jer en in kavels, 6 en ten verzoeke van den Ikoop te Goedereede. LUIJS. /erkooping. Op Don 923, in het hotel G llnzet. Augustus 1923 in h afslag, telkens d van bestaande uit huis aland te Oude Tonge fcenschap van den heer TEN en VAN BUI REN ying om te beweiden *50 H.A. nagras dndei' loogeweg, tegen Wel gesloten in te leveren Augustus 1923, ten fckende te Zuidland, erkt worden. II. Men herinnert zich waar 't over ging Van oud-liberale zijde was aan de socialisten verweten, dat hun arbeiders zoo ruw waren in woord en daad onbeschoft, onbeschaamd en dat ze met name te kort schoten in den eerbied jegens het vrouwelijk geslacht. Dat dit niet pleitte vóór het socialisme. Omdat dit immers veel meer wil zijn dan een politieke en sociale partij omdat het wil zijn een nieuwe levens richting omdat het evenals het Cal vinisme heeft en geeft een eigen levens- en wereldbeschouwing en men dus ook aan het socialisme de vraag mag stellen 'at maakt gij van den m nsch In welke richting voedt gij uw mènschen op en wat is het resultaat, dat gij hiermee bereikt? Die vraag heeft recht van bestaan. Dat voelden de soci's ook wel. En juist daarom werden zij er zoo nijdig om en vlogen dien liberaal in de vacht. Recht van bestaan, zeiden we. Dat geven trouwens de socialisten zelf toe. Als wij het b.v. hebben over de zon den van dronkenschap en ontucht, dan vergoelijkt de socialist die allerminst en toont er evenveel afkeer van als wij. Wij mogen in de eerste plaats spreken van zonde tegen God en hij moge het noemen een kwaad van den mensch tegen den mensch, maar hierover zijn we 't eens, dat dronkenschap en ontucht k ankerplekken zijn aan ons maatschap pelijk leven. Hoe zullen ze echter bestreden wor den Daarover gaan we ten zeerste uiteen. Door den Geest Gods, zeggen wij. En in den middelijken weg door de menschen terug te roepen onder de tucht van Gods Woord. Wil de socialist niets van weten. „Door een andere, betere maatschap pij", zegt hij, „die het gif van het kapitalisme heeft uitgedreven. In een socialistische maatschappij zullen dron kenschap en ontucht vanzelf uitsterven de menschen zullen er geen enkele reden meer hebben om zich te bedrinken of ontucht te plegen". Nu is er geen socialistische maat schappij. Maar van het socialisme mag toch verwacht, dat het, hoe meer het in de hoofden en harten der menschen door dringt, ook te meer die lage hartstochten breidelen zal, omdat het den mensch nieuwe, tot dusver ongekende, idealen bijbrengt. Dat voelen de socialisten wel. Vandaar, dat die liberaal zoo den wind van voren kreeg. Hij kreeg o.m. te hooren, dat de zoogenaamd „nette burgerij" geen haar beter is dan de „ruwe werkman" en zich alleen van hem onderscheidt door een vernisje van beschaving en uiterlijke welvoeglijkheid. Maar die vernislaag is o zoo dun. En schilfert die er af, dan komt er iets, dat minstens even leelijk is, te voorschijn. Hetgeen dan door de socia listische pers met tal van voorbeelden werd geïllustreerd Nu is zoo'n laagje vernis altijd iets. Het maakt, niet in wezen maar wel in het voorkomen, toch nog verschil, of een afzichtelijke wond b.v. voor elk bloot legt, dan wel door een dun ver band wat bedekt is. Maar 't aangezicht is uiterst ver schillend. Doch hierin hebben de socialisten ongetwijfeld gelijk: Neem dat verband even weg en 't eene is precies even erg als 't andere, ja 't wil wel gebeuren, dat het eenigszins verborgen kwaad nóg erger het lichaam aantast, dan dat, het welk open en bloot aan de zuiverende zonnestralen is blootgesteld. En dan rukten zij 't bedeksel af Zie gij, brave burgerijeerst maar eens naar uw zonen Naar de fine fleur, die ge naar de universiteit zendt, om daar te worden opgeleid ten einde eens te kunnen zijn in een volgend tijdvak de leiders en geleiders des volks Hoor, wat taal zij er uitgooien Neenniet als ze bij de professor netjes op de thee zitten, maar zoodra ze, niet alleen op hun „kast" of op hun „kroeg", doch waar ze maar bij elkaar klonteren, es even aan het uitpakken gaan. Dan let het hun ook niet, wie het hoort en welke fatsoenlijke vrouw er voorbij gaat en maken ze 't erger nog dan de arbeiders op den steiger. „Jongeluizal men zeggen. Maar de socialist liet den liberaal niet los. Ochals 't mannen en vaders ge worden zijn Ja, dan hebben zij wel geleerd, om zich in 't openbaar onberispelijk te gedragen en een prachtige, gekuischte speech af te steken. Maar ga hen eens na op de soos, of beluister hen eens aan een huisdiner of hoor hen eens aan, wanneer ze in de kamer van den gastheer hun sigaar rookenen zie in hun bureau wat hun ontspanningslectuur is en ga ze na, als ze in den vreemde hen uitstapje maken En durf dan nóg es zeggen, dat uw „nette" bourgeoisie zooveel beter is dan de „ruwe" arbeider op den steiger Genoeg van 't krakeel tusschen deez' twee 'Waarom we er op wijzen Om ons zelf te verheffen Ganschelijk niet. Uit onszelf zijn we geen haar beter en liggen we allen onder de beschrijving, die psalm 53 en de apostel Paulus in den brief aan de Romeinen geven van den gevallen mensch. Geen „stelsel" verandert dit. Noch het liberalisme met zijn eere- dienst van 't individu. Noch het socialisme, dat de „gemeen schap" verheft. Noch eenig ander „stelsel", dat is uitgedacht of nog ooit door eenig denker zal gepredikt worden. Noch ook het „calvinisme", nu als stelsel genomen. Want zonder meer zouden we dan nóg de „eere Gods" in den mond hebben en met het hart den duivel toevallen. Hier baat alleen 't werk van Gods Geest. Hier helpt hartveranderende genade. Zie, het is uitstekend, dat wij ons „stelsel" verdedigen; ons „program" handhaven onze „partij" voorstaan, maar onze kracht ligt ten slotte daarin, dat wij zelf niets kunnen, als uit ons zeiven, maar dat we geleid door den Geest Gods alles vermogen, in Christus, die ons krachten geeft. Over Couperus' dood schreven we niet. Zijn verdienste jegens onze taal en, afge* zien nu even van de strekking, den géést zijner werken, ook ten opzichte onzer letter* kunde, ontkennen wij niet. God had hem schoone gaven geschonken. Hem, den Schepper en Uitdeeler, het oor* deel over het gebruik dat van deze gaven is gemaakt. Maar wij kunnen niet anders dan het be* treuren, dat Couperus den heidenschen geest te midden van ons Christendom ten zeerste heeft gesterkt en dat zijn invloed en deze zelfs met zijn crematie niet is afgeloopen en nog nawerkt, nadat hij tot asch is vergaan. «Groot Nederland« was zijn tijdschrift. Ziehier hoe dit zijner gedenkt «Maar, indien wij van ons egoïstisch ver* driet 'n weinig kunnen afstaan en het sterf* geval zien boven wel zeer gewone verbijs* tering en betreuring uit, dan is dit plotseling heengaan, nog in den roes van zijn glorie, wel de beste dood, dien men voor Louis Couperus kon wenschen. Sterven op de middaghoogte van voorspoed en succes, is dat niet immer het ideaai der Antieken ge* weest, van hen, die Couperus boven allen heeft liefgehad En zoo hebben de Onster* felijke Goden het ook hem toebedeeld een önverwachten, snellen, milden dood, voor wien het allergruwelijkst scheen, dat hij zichzelven zou zien sterven. Wie ook vreesde niet voor Couperus een tragen, hul* peloozen, gebroken ouderdom Aldus heeft het Geweldige Nootlot, waar* aan hij jaren lang innig heeft geloofd, ten slotte het nog goed met hem gemaakt, en voegt het ons, trots allen weerzin, wellicht te erkennen, dat een uiteinde als dit voor hem het beste was. En zeker was het zijner waardig.« Dit is de zuivere geest van Couperus. Er is geen letter christelijks meer in. 't Is zelfs of het gewild*paganistisch ge* schreven werd, geheel in den lijn van den persoon, die hier wordt herdacht. Aan de vergoelijking en verzachting»Ja, maar, zijn werken bevatten toch zooveel schoonsdoen we niet mee. »Veel schóóns« bevatten de heidensche tempels ook. Schatten van oude, hooge kunst. Maar toch wilden de christenen er niet in en er den goden wierook offeren, al werd er de dood op gezet. Mochten we, o zoo van verre 1 toch hierin hun navolgers zijn. 40 cent per regeL Gevoelige en doorgeloopen voeten. Geen beter middel hiertegen dan de heerlijk verzachtende en snebgenezende huidzalf Purol. In doozen van 30, 60 en 90 ets. Pharm. fabr. A. Mijnhardt, Zeist. Bij Apoth. en Drogisten. Het ongedachte dezer wereld Wat ons trof in een kort levensbericht over wijlen ds. H. Pierson De heer Hoogewerff, die over hem schreef in «Mannen en Vrou* wen van Beteekenis«, zegt o.m. Nauwelijks meerderjarig, aanvaardde hij het predikambt. Den 12den Juli 1857 deed Pierson zijne intrede te Heinenoord, met eene rede over 1 Corinthe 1 :*23a. Zoo werd de pastorale arbeid aangevan* gen. De jonge leeraar, op zijn eenzaam dorp vrij wel afgezonderd van de buiten* wereld, vond er ruimschoots gelegenheid om in zijne omgeving die eenvoudige kin* deren Gods te leeren kennen, wier gods* vrucht hem herinnerde aan het geloof in den Christus der Schriften, zooals het be* leden werd in het ouderlijk huis, dat hij gezien had als een bezielende macht in Da Costa en Willem de Clerq. Hij vond er de gelegenheid met zichzelf alleen te zijn en naar binnen te leven. 't Wordt hier niet met zooveel woorden gezegd, maar de schrijver doet toch vermoe* den, dat ook déze Pierson bij 't opgroeien van 't geloof zijner moeder min of meer was vervreemd. En ziet! juist als met Kuyper te Beesd, zijn het toen die «eenvoudige vro* men« geweest, in 't oog der wereld onbegrij* pelijk achterlijk volk, dat ook Pierson tot nadenken bracht over de dingen die Boven zijn. Gods wegen zijn hooger dan de onze. Laten we in alle eenvoudigheid Z ij n dienst* knecht en dienstmaagd zijn, waar Hij ons, misschien buiten ons weten, nog voor gebrui* ken wil, zie 1 dat is Z ij n altoos wijze Raad, die wij slechts van verre vermogen te aan* bidden. Opruiming noodzakelijk. Collega Intimus (N. H. Crt.) schrijft Er is een Kamerlid, die reeds wachtgeld geniet als rijkslandbouwconsulent. Toen hij Kamerlid werd moest hij van de betrekking afscheid nemen, maar het inkomen nam slechts voor een deel afscheid van hem. Fiat. Doch wat gebeurde daarna? Dit Kamerlid werd benoemd tot burgemeester van een gemeente, wier stervensuur elk oogenblik verwacht kon worden. In hoeverre de nieuwe burgemeester zich nog gewijd heeft aan de belangen en de toekomst zijner gemeente, weet ik niet. Maar dit weet ik wel, dat hij slechts een blauwen Maandag den ambtsketen droeg en toen werd de gemeente gevoegd bij een andere. De burgemeestersbetrekking werd opgeheven en de burgemeester kreeg en geniet wachtgeld, voor de vele en gewichtige diensten aan de Koningin, den lande en het landelijk plaatsje bewezen. Wat voor indruk moet zoo iets nu toch maken Is het wonder, dat het volk zegt Och, 't is met die bezuiniging zoo erg niet. Collega geeft dit als voorbeeld. Er is méér naast te plaatsen. Trouwens, de wijze waarop de heerenhon* derd (de vele goeden niet te na gesproken eerst voor hun salaris en nu onlangs voor hun »emolumenten« gezorgd hebben, doet niet anders verwachten. De Regeering gaat niet vrij uit. Zij is in dit opzicht veel te zwak. Maar de schrokgijzen, die de KameT ge* bruiken om te gaan smulpapen aan baantjes en postjes, d i e zijn de hoofdschuldigen. En het eenige afdoende middel is, dat tegen de eerstkomende stembus alle partijen, elk voor zich, in zooverre dergelijke broeders van 't haal*en*neem*gilde onder hen gevonden wor* den, finale opruiming houden. En dan maar ronduit zeggen, waarom. Nadruk verbodeH, Op eenige maanden na, werd hij 90 jaar Ds. H. Pierson, die thans overleed. Dat wil dus zeggen, dat toen de nu v ij f* t i g*jarige onder ons, geboren werd, Pierson allang midden in zijn levenswerk stond. En waar hij de laatste jaren eigenlijk reeds le* vende gestorven was, daar geloof ik velen mijner lezers geen ondienst te doen, door aan den laatsten nakomeling uit de kringen van het Reveil, eenige woorden te wijden. Een politieke figuur is Pierson nooit geweest. Toch kón het niet anders of een man van z ij n positie en met zijn breeden blik móést van terzijde wel met het politieke leven in aanraking komen. Schuwen deed hij de politiek niet. Zelfs is er, toen de antirevolutionaire partij, vóór 1894 nog ongedeeld stond, meermalen sprake van geweest, hem af te vaardigen naar de Tweede Kamerhad hij gewild, dan zou hij er ook stellig in gekozen zijn, want elke partij mocht zich gelukkig rekenen een man van Pierson's zeggenskracht onder hun afge* vaardigden te tellen. Doch Pierson weigerde constant. Waarlijk niet, wijl de belangstelling hem ontbrak Neen, die zat hem in 't bloed. •De P i e r s o n s waren gewoon, zich bezig te houden met de publieke zaak en zijn broe* der, N. G. Pierson, heeft mêe zijn naam ge* geven aan het bekende kabinet Pierson=Bor* gesius, tijdens 't welk dr. Kuyper in de Kamer als leider der antirevolutionaire partij en vaak ook als de eminente woordvoerder der zich vormende coalitie*oppositie optrad. Maar Pierson had zijn levenswerk. Eén keer was hij, na rijp beraad min of meer van levenslijn veranderd toen hij het ambt van bedienaar des Woords neerlegde, om dat van directeur te aanvaarden van het bekende Zettensche gestichtswerk. Die eene keer was hem ook genoeg. Voor Kamerlid liet hij zich nimmer vinden. «Dan alleen zeide hij wanneer er in de Kamer onverhoopt niemand meer zijn zou, die het opnemen wil tegen het bordeel of vóór de Vrije School, dan zou ik er willen heengaan, om er als eenling mijn stem te verheffen«. Maar zoover was 't nog lang niet. Ik noemde daar de twee hoofdpunten, waarover Pierson zijn publieken arbeid ver* deelde. Want dat deel van zijn werk vindt natuurlijk in d i t blad de meeste belangstel* ling. Wat allerminst zeggen wil, dat het reddingswerk, 't welk te Zetten werd verricht van minder beteekenis zou zijn, doch dat ligt meer speciaal op 't gebied de christelijke barmhartigheid. Vijftig jaren geleden af nu Welk een reusachtig verschil Niet dat toen de menschen slechter waren dan thans, of dat de zonde meer werd ge* diend neen 1 ik vrees weieens al kunnen w ij dan tenslotte niet nameten, dat we langzaam maar zeker, als natie, bij tóen vergeleken aan 't zakken en zinken zijn. Maar hiérin is zoo groot verschil In de houding der Overheid en in de publieke meening ten opzichte der twee zaken, die ik daar straks reeds aanstipte ten opzichte der Ontucht en tegenover de Vrije School. En juist op die beide punten heeft Pierson 't mogen beleven, dat een alge* meene ommekeer gekomen is en naast man* nen als Kuyper en Lohman moet ook h ij genoemd worden als een die in de jaren zij* ner kracht met onbluschbaren ijver en onver* moeide inspanning rondom de muren van Jericho geloopen heeft, tot zij eindelijk ge* vallen zijn. Laat ik inzake de strijd tegen de Ontucht ditmaal een en ander in herinnering mogen brengen. Toen Pierson optrad, huldigde de publieke meening, en dat niet die van Jan Rap en Mie Jak, maar ook de ernstige, stemmige, deftige, erentfeste, intellectueele «publieke meening« de tweeërlei normaal. Een andere was de wet*des*mans. En een andere de wet*der*vrouw. De vrouw, natuurlijkd i e moest kuisch en ingetogen leven en mocht geen streep af* wijken van 't rechte pad, of ze werd met den vinger nagewezen en als een melaatsche ge* schuwd. De vrouw, die haar eer bezoedelde, was een »gevallen« vrouw. Levenslang kleefde die smet haar aan. In fatsoenlijk gezelschap werd zij niet geduld en zelfs werden de «vro* men«, die zulk eet} «mensch" met»tractaatjes en krentenbrood« van 't zondepad trachtten af te brengen gehoond en bespot, immers zooals Van Lennep 't een zijner sujetten zeg* gen liethet witte kluwen dat in den inktpot valt, blijft alt ij d zwart; daar is geen »redden« meer aan. Van den geest der barmhartigheid, die in Jezus' naam uitging om «hoeren en tolle* naars tot de zaligheid te noodigen, verstond men niets. En zonder eenige overdrijving, menige alleszins godsdienstige dame uit dien tijd, die de hemel als haar zéker en wèlverdiend vóór* land aanmerkte zou ontzet zijn geweest bij de gedachte aan de mogelijkheid, dat zij dezen met «zulke menschen«, tot bekeering gekomen zijnde, zou moeten deelen. Onbarmhartig ging 't oordeel over d e vrouw. Christelijk mededoogen werd niet gevoeld. Ja, zelfs werd het christelijk reddingswerk soms nog in opspraak gebracht, als zou dat vooral ondernomen worden om de relaties en de gevolgen van verboden verstandhou* dingen in christelijke kringen zooveel moge* lijk aan 't oog der wereld te onttrekken. Heel anders was 't oordeel over denman. Met name over den ongehuwden jongeling. Dat die zich »uitleefde« was natuurlijk. De «wilde haren« móésten verwaaien, Dat kwam later alles weer terecht De man kón nu eenmaal niet leven gelijk de vronw en hóéfde dit ook, volgens de pu* blieke meening niet te doen. Het bordeel was daarom een nuttige in* stelling. En de bordeelhouder een respectabel mensch die schot en lot betaalde en recht had op de bescheeming der Overheid, net zoo goed als een advokaat in zijn praktijk of 'n predikant in zijn kerk. De vrouwen, die zijn etablissement be* volkten, Nu ja! die «waren er voor« Kozen vrijwillig dat »beroep« en moesten de gevolgen maar dragenen de Overheid moest door scherpe, verplichte keuring de bona fide »klanten« van deze «inrichting van publiek nut« zooveel mogelijk vrijwaren voor elk kwaad gevolg. Zóó was,de publieke meening. Zöö heb ik ze nog wel met gloed en klem hooren verdedigen door 'n alleszing respec* tabel advokaat, die tegen Pierson in debat kwam. Maar owat kon hij dan toornen Dan was hij als een leeuw, die honger had in het woud, zijn manen schudde en uitging om buit. Hoe bestreed hij die «tweeërlei moraal«. «Er is één wet, de wet van den heiligen en Almachtigen God, die geldt voor den mènsch man en vrouw 'Elke eisch, die zij stelt voor de vrouw, geldt in precies dezelfde mate ook voor den man Kuischheid en rein* heid eischt God van den man juist zoo als hij ze eischt van de vrouwWant het lichaam van den man behoort evenzeer een tempel te zijn van den Heiligen Geest als dat van de vrouw en het is een verfoeielijk kwaad, om hier ook maar éénig onderschid te maken 1« Zoo sprak Pierson tot wie nog min of meer was onder 't beslag van Gods Woord. Maar ook de anderen wist hij te wederstaan. «Gij zegt, dat gij eert en verheerlijkt «de vrouw« Wie geeft u dan het recht haar neer te trappen in het slijk der zonde, door den man een vrijbrief te geven, dat hij zijn zon* dige lusten bij haar boeten mag? Is dat de ware emancipatie der vrouw, o gij liberalen van onzen tijd?« Zoo vroeg Pierson met snerpend sarcasme. 'k Heb hem zoo éénmaal in z'n kracht gezien Dan vonkte en fonkelde dat oog. Dan beefde en schokte die gansche gestalte. Dan slingerde hij zijn machtig woord in de zaal »Vrijwillig«, zegt gij Uit vrijen wil kiezen die vrouwen dat verachte beroep en geven zij haar lichaam aan eiken wellusteling prijs? Neen, ik zal 't u zeggen, u, mannen en va* ders en jongelingen, uit mijn veeljarige erva*

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1923 | | pagina 1