Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair No. 2932 ZATERDAG 28 JULI 1923 38STE JAARGANG IN HOC SIGNO YINCES EERSTE BLAD. janus vmm «dr ons Op den Uitkijk. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Ad ver tents ën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers. Land- en Tuinbouw. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Sommige vrouwen onder ons, die wij hoogachten vanwege de gaven, haar geschonken en die als schrijfster onder ons een goeden naam, ja van Gods wege een taak en roeping hebben, zijn op één bepaald punt, naar ons dunkt, van den rechten weg afgeweken. Dit te zéggen, achten we plicht. Niet alsof wij ons bóven deze vrou wen zouden willen stellen, om ze de les te lezen, maar omdat we hier eenig gevaar zien voor onze a. r. partij. En die pa* tij hebben we lief. Gelijk ook deze vrouwen haar lief hebben, naar we vertrouwen en daarom ^pu het eens kunnen zijn, ja hopen we vurig, dat een eenvoudig woord bij haar nog een goede plaats vinde en zij haar gedragslijn en handelwijze een weinig veranderen. Om niet den schijn te hebben, van maar wat in 't wilde weg te schermen, zullen we drie vrouwen noemen, die op dit punt vrijwel ééne lijn trekken Johanna Breevoort, mevr. A. D. en Anthonia Margaretha. We zouden haar ook alle drie met haar eigen, vollen naam kunnen noemen maar zóó als we ze hier aanduiden zijn ze als schrijfster bekend en elk, die onder ons op de hoogte is van wat er zooal geschreven wordt, weet in welke bladen en tijd schriften deze vrouwen zich wel uiten. Nu stellen we dit op den voorgrond: In menig opzicht zijn we het met't geen deze vrouwen schrijven hartelijk (fcns. Het zijn oprechte christen-vrouwen. Die van de onchristelijke „emanci patie" onzer eeuw en met name van de onbijbelsche beginselen, die eraan ten grondslag liggen niets willen weten die eenerzijds erkennen, dat er belang rijke „vrouwenvragen" zijn die ook onder óns tot een oplossing dringen, maar die anderzijds deze oplossing zoeken bij 't licht van Gods Woord en niet bij 't walmende lampje van men- schelijke eigenwijsheid. Zij zoeken te bepalen „de plaats der Vrouw" naar den „eisch van Gods Woord" in dezen tegenwoordigen tijd. Een loffelijk, noodzakelijk werk. En zonder nu te willen zeggen, dat zij daarbij de lijn steeds zonder eenigen kronkel trokken, kunnen we ons met veel wat zij schreven, wel vereenigen. Onze bedenkingen gelden het politiek terrein. En de verhouding tot de a. r. partij. Onze partij heeft, als men weet, hare verhouding ten opzichte van het Vrou wenstemrecht, duidelijk bepaald. Het is in weinige woorden te zeggen. Zij is er in principe tegen. Nu het is ingevoerd, meent zij dat de Vrouw van haar stembiljet behoort gebruik te maken. En in de derde plaats meent zij, dat de Vrouw niet behoort te worden candi- daat gesteld. Hierover schrijven we thans niet verder. Wij duchten geen tegenspraak, wan neer wij zeggen, dat dit in de gedachten- gang van de groote meerderheid in onze partij en dat een kleine minderheid er anders over denkt. Oe zaak staat dus zóó Sroote meerderheid heeft zich, u'e<?en> zeer duidelijk over deze wft 7"! ge?p;okende minderheid heeft zich- daarbij, als in een goede hlfiT hLr PaSt' neerêelegd, maar be hield haar meening 0p dit punt, als een gravamen. Natuurlijk hoopt die minderheid.dat nog eens ooit in later jaren, de gansche organisatie tot haar gevoelen overkomen zal en de meerderheid van haar zijde denkt er natuurlijk niet aan, om die kleine minderheid haar gravamen plech tig te laten afzweren. Maar wat men wél verwachten mag Dat een dusdanige minderheid wan neer kort geleden de partij zich zóó ondubbelzinnig heeft uitgesproken, zich daar voorshands bij neerlegt. Niemand wil haar den mond snoeren. Maar verwacht mag, dat zij niet eep soort agitatie begint, die geen ander gevolg hebben kan voor 't oogenblik, dan dat zij toch de partij niet tot andere gedachten brengende, wél in enkele kringen der partij onrust wekt, die tot wrevel aangroeien kan en zonder eenig resultaat verdeeldheid brengt en hier en ginds de kracht vermindert en ver lamt. Nu bedóélt men dat niet. Ook de schrijfsters, die we daarstraks aanduiden bedóélen dit niet, maar'tis er toch als ze zoo voortgaan allicht het gevolg van en ik kan best begrijpen, dat Dr. K. Dijk, die overigens Anthonia Margaretha in „De Reformatie" heel gematigd en zachtmoedig beantwoordde op een bepaald punt zelf zei dat hij wat „kregel" werd. Men steekt snel een brandje aan Maar 't blusschen heeft soms heel wat in Daar mogen deze vrouwen wel aan denken en daarom willen ook wij in een volgend artikel onze bezwaren tegen haar optreden nader uiteenzetten. Nogeens, niet om te „schoolmees teren." Maar wijl hier werkelijk zeker gevaar dreigt. V Uit het kamp der »roocfe« schoolmeesters. Men weet 't nog juit Vlaardingen Van dien onderwijzer, die weigerde de kins deren Kroningsfeestliederen te leeren, met z'n neus tegen den muur ging staan, de klas op eigen gelegenheid maar zingen liet en met den bovenmeester ruzie maakte, toen deze tusschenbeide kwam En die voor twee weken werd geschorst. Welnu, we lezen daarvan in de pers De geschorste onderwijzer'J. K. S. te Waardingen is van het schorsingsbesluit van B. en W. in hooger beroep gegaan bij Ged. Staten. De voorzitter van den Bond van Ned. Onderwijzers, de heer F. L. Ossendorp, heeft na onderzoek bij het hoofd der school, bij B. en W. en bij den geschorsten onderwijzer den Iaat* sten aangeraden aan B. en W. schriftelijk zijn verontschuldiging te bieden en niet in hooger beroep te gaan. Erg verstandig van Ossendorp Het zaakje moet voor dien socialistischen onderwijzer toch wel hopeloos gestaan heb» ben als er uit hooger beroep voor zijn be» ginselen zelfs blijkbaar geen pietsje winst te halen viel. Toch legt men zich in Vlaardingen niet bij deze beslissing neer 1 Een volgend bericht toch zegt In een bijeenkomst van Vlaardingsche openbare onderwijzers en onderwijzeres» sen heeft een onderwijzer, die lid is van de s.d.a.p. meegedeeld, dat bij zijn par» tijgenooten het plan bestaat te Vlaardin» gen ten minste één bijzondere school te stichten voor gewoon lager onderwijs. Hm I een «bizondere®, socialistische school dus,— Is mógelijk volgens de Wet: Es zien, hoe lang het diar vrede blijft. Ms ze er komtl Nadruk verboden. »Vacantie« vervult thans hoofd en hart. Als men wil beweren, dat die laatste uit» drukking wat »afgezaagd« is, dan zal ik dat niet tegenspreken maar eilieve 1 waar moest het heen, als de journalist, wiens pen eiken dag rusteloos voort moet, slechts weinig betreden paden kiezen mocht 1 Toch koos ik die alliteratie niet gedachte» loos weg. Inderdaad, »vacantie« vervult »hoofd en hart« Zóó zelfs, dat prof. Hepp, die er nogal» eens van houdt om een »pakkend« kopje te zoeken, dezer dagen zich door het woord »vacantie«, èn door de zaak zelf, geïnspireerd voelde tot een meditatie over de «vacan» tie«, die hij inleidde met de alleszins juiste opmerking, dat de H. Schrift zelden over «vacantie® spreekt. Toch kent zij de zaak wel. Gelijk dr. Hepp ook aantoont. En dat de »vacantie«»gedachte, maar dan genomen in haar j "iste beteekenis, wel dege» lijk in de Schrift wordt aangetroffen, kan men óók uit het leven van onzen Heiland, dunkt me zoo, opmaken. Zoo'n enkelen keer trekt ook Jezus zich voor een korten tijd terug. Om een voorbeeld te noemen, dat een ieder dadelijk voor den geest staat, herinner ik aan de geschiedenis van de Syro»Fenicische vrouw, die Jezus al maar volgen bleef en tenslotte uitriep, dat het brood der kindekens toch ook wel genomen werd en den honde» kens voorgeworpen. Jezus had toen ook het gewone terrein zijner werkzaamheden geheel verlaten en was heen» gegaan in een landstreek, waar Hij verwach» ten mocht in géén geval zóódanig publiek bekend te zijn, als in Galilea, hoewel bleek, dat Hij ook hiér niet onbekend gebleven was. Maar Hij predikte hier niet. Hij was, naar Hij tot de vrouw zeide, niet gezonden dan »tot de verloren schapen van het Huis Israëls« en d i e vond men hier niet, zoodat blijkt hoe Jezus wel degelijk hier zijn gewonen, publieken arbeid niet verrichtte. Wat niet zeggen wil, dat Hij niets deed. Integendeel, waar de Schrift duidelijk leert, dat er nevens het publieke onderricht, dat voor allen was, voor de »schare«, door Hem ook nog afzonderlijk onderwijs gegeven werd aan de «twaalve® herinner u b.v. hoe de gelijkenis voor allen was, maar de uitlegging voor den naasten kring der dicipelen bewaard bleef daar zullen we niet ver bezijden de waarheid zijn door te veronderstellen, dat juist wanneer de Heiland zich op deze wijze wat terugtrok in een meer eenzaam leven, Hij den tijd hoofdzakelijk gebruikte om aan Zijn discipelen dat bizonder onderwijs te ge» ven, 't welk hen bekwamen moet om straks als Zijn uitgezondenen te prediken het Ko» ningkrijk Gods. Maar het doel was toch ook rïist. Als we lezen in de Evangeliën, hoe met name in het eerste en tweede jaar Zijner werkzaamheid de schare zich verdringt, om Jezus te hooren, Hem volgt, ja nalooptgeen dag Hem met rust laat, sommigen ja 1 »omdat zij van de brooden gegeten hebben®anderen om de genezing die ze bij Hem hoopten te vinden, maar toch ook niet weinigen als scha» pen, die weide en water begeerden, dan kun» nen we ons eenigszins indenken, welk een vermoeiend leven dit geven moest. Dag aan dag het woord voeren. In de open lucht, voor duizenden. Nu eens gezeten op een schip, met het gebruis der zee, dan weer op een berg met het geruisch van den wind om zich heen, het was uiterst vermoeiend. Als Hij zoo'n dag is bezig geweest, dan legt Jezus zich in 't schip te slapen en zelfs 't gedreun en gedonder van den storm ver» mag Hem niet te wekken, zoo vermoeid is Hij. Ook daarin als wij «waarachtig mensch«. Onzer één, ook hierin dat Hij af en toe rust noodig hadde rust van den slaap, de rust van een korte onderbreking Zijner gewone werkzaamheden, de rust der vacantie. Maar tegelijk leeren we hier ook, hoe we zulk een vacantie beschouwen en gebruiken moeten. «Vacantie® moet middel zijn, geen doel. Er is hier tweeërlei beschouwing. Men kan zeggen, gelijk in hun hart niet weinigen doen»Het werk i s eigenlijk voor de dommend.w.z. wie niet hóéft te wer» ken en het toch dóét, is een gek. Zelf werkt men dan, omdat men niet anders kan wijl men anders niet te eten heeftomdat het maatschappelijk leven er toe verplicht. Maar a 1 s men het eens niet hoefde Dan voerde men geen stuk meer uit 1 Legde er 't bijltje voorgoed bij neer 1 En d i e partij of grojep, waarvan men meent te mogen verwachten, dat zij voor den kortst mogelijken werktijd zorgen zal, d i e valt men toe. Acht uur is goed beschouwd nog afbeulen. Zes uur zou heel wat beter zijn. Vier uur ware nóg meer menschwaar» dig Voor dezulken is «vacantie®, als ze die kunnen krijgen met behoud van loon of inkomen, eigenlijk je ware leven. De arbeid, dat is de slavernij. Vacantie, de tijdelijke verlossing. En zij beschouwen die vacantie als een vrijbrief tot een liederlijk»lui leven, waarin ze zich met woeker schadeloos stellen voor de ontberingen, in het leven»van»den»arbeid. Straks moeten ze die woestijn weer in. Dan gaan ze, omdat het moet. Arbeiden alléén om den broode. Tijgen weer tot den arbeid met gebalde vuist, En met wrok in het hart Als 't goed was moest een permanente vacantie, een ongestoord rentenierschap hun deel zijn en zij mokken er over dat die, als ze zich eerlijk uitspraken, dié »gevloekte« arbeid, hun na zóó korte vacantie weer met de stalen haken en de ijzeren pieken en pun» ten der noodzakelijkheid naar zich toetrekt hen weer doet voortgaan, dwingt te loopen in den zwaren tredmolen van het dagelijksch werk. Alzoo zal het den christen niet zijn. Ook hem is de vacantie een rijke verkwik» king. Waarvoor hij zijn God zoo uit den grond zijns harten danken kan Dat wij vacantie noodig hebben is net zoo goed als het feit dat wij kleeding noodig hebben tegen de koude en om onze schaamte te dekken, een voor den mensch waarlijk niet verheffende herinnering aan het feit der zonde. De zonde bracht den Dood. En daarmee verzwakking, inzinking. Doch dit zoo zijnde, danken we toch onzen Goddat Hij ons nog geven wil 't geen we noodig hebben, om ons tegen de gevolgen der zonde zooveel doenlijk te verdedigen, maar ook inzake onze «vacantie® is onze beschouwing zoo geheel anders dan die van den wereldling. Ons leven is een leven van arbeid. Arbeidende zijn we in ons element. Wij zijn «Tot arbeid geroepen«. Den arbeid verrichtende zijn we bezig in ons «goddelijk beroep«. En zoo is dan voor ons de vacantie niet een arbeidsonderbreking, waardoor we nu eens voor korter of langer tijd van den arheid worden v e r 1 o s t, neen maar een middel om ons dien arbeid langer te doen volhouden, des te beter te doen ver» richten en straks weer met nieuwen moed te doen beginnen. Tot God zelf ons aflossen gaat. En dan is 't daarbij onze stille bede, dat Hij dit zóó bestelle, dat we tot het laatst toe altijd nog eenigen arbeid mogen verrichten, hoe gering deze dan in overeenstemming met onze verzwakkende en verminderde krachten ook zij Zóó geniet de christen zijn »vacantie«. Dat er dus ook van de vacantie misbruik kan worden gemaaktdat zij veel te lang kan worden gerekt, b.v. spreekt wel vanzelf. Niet ieder heeft evenveel vacantie noodig. Dat geldt reeds individueel. 't Is er b.v. mee als met den slaap Men hééft menschen, die kunnen met op» merkelijk weinig slaap toe, een uur of vijf des nachts is nun meer dan genoeg, èn er zijn menschen van denzelfden ouderdom on» geveer, die vrijwel hetzelfde werk doen en die als regel aan zeven uur slaap niet genoeg hebben, maar er acht vragen. Dat is het individueele verschil. Er is ook verschil van vak bij vak. Zooals b.v. de menschen, die veel hersen» arbeid verrichten over 't algemeen minder, maar ander voedsel noodig hebben dan zij die hoofdzakelijk handenarbeid doen, zoo hebben zij ook, als de ervaring leert, meer vacantie noodig. Gelijk hun dan ook in den regel gegund wordt. Een te veel werkt ook hier echter verkeerd. En min. De Visser, wien 't erg kwalijk ge» nomen werd, dat hij een poging deed tot een kleine inperking der vacanties bij 't Mid» delbaar en Gymnasiaal onderwijs, had toch waarlijk, dunkt me, daarin geen ongelijk! Over de gansche linie is het zoo. Vacantiën van vier achtereenvolgende we» ken bij 't lager onderwijs, 't mulo inbegrepen, zou ik willen stellen als uiterste grens, als er dan nog 'n Paasch» en een Kerstvacantie bijkomt en de noodige «heiligendagen® Ko» ninginnedag, vergaderdag, Pinksterdrie enz., dan is er toch zeker geen tekort aan vacantierust Over 't Hooger Onderwijs spreek ik niet. Wat studenten uitvoeren, daar kan een ge» woon mensch toch geen hoogte van krijgen en als elk denkt, dat ze languit aan 't strand liggen, dan reizen ze in 't zweet huns aan» schijns stad en land af, om de gegevens voor hun proefschrift bijeen te zamelen. En de hoogleeraren Hun leven is één doorgaande studie. Daardoor vergeten ze dan ook altijd hun paraplu's Ik wensch eiken lezer en lezeres, die er nog iets van te goed heeft, een aangename vacantie en na afloop verdubbelde arbeidslust. UITKIJK. HET AANSCHAFFEN VAN POOTGOED. Het is op het oogenblik, dat wij deze rege» len schrijven, weer de tijd, dat menig land» bouwer zich bezig houdt met de vraag, «van» waar zal ik mijn pootgoed voor het volgend jaar betrekken«. Vroeger jaren was het steeds de gewoonte, dat men jaarlijksch voor een gedeelte van het uit te poten aardappelgewas pootgoed gebruikte, afkomstig uit Friesland Gedurende de laatste jaren is echter meermalen de vraag naar voren gekomen, «kunnen wij zelf ons eigen pootgoed winnen®. Op den op 12 Juli j.l. te Klaaswaal gehouden Aardappel» dag, waar dit punt ter sprake kwam, waren velen van meening, dat invoer van buiten de provincie, zoo al niet geheel, minstens toch voor een groot gedeelte overbodig is. Bij som» mige landbouwers heerscht echter de meening, dat al zou men op de Zuidhollandsche Eilan» den de aardappelen gezond kunnen houden, deze in opbrengst zoodanig achteruit gaan, dat zij niet met een ziek ingevoerd gewas in opbrengst kunnen concurreeren. Het gebeurt vaak vooral onder oude vlassers, dat het vlas als voorbeeld wordt genomen. Nu is het on» tegenzeggelijk waar, dat uit Rusland ingevoerd lijnzaad steeds beter gewas geeft dan ouderen nabouw. Laten wij echter niet uit het oog verliezen, dat de aardappelrassen, welke wij verbouwen, elk voor zich zelf raszuiver zijn, terwijl het vlas uit een mengsel van verschil» lende rassen bestaat, waarvan die rassen, welke het slechst van kwaliteit zijn in ons klimaat het meeste zaad geven. Het ligt dus voor de hand, dat de minder goede rassen na eenige jaren nabouw de overhand krijgen over de beste rassen. Vandaar de sterke achteruitgang bij vlas. Zijn de aardappelen in Zuid»Holland in sterkere mate aan achteruitgang onderhevig dan in andere provincies, en is voortdurende aankoop van nieuw pootgoed beslist nood» zakelijk Bij de keuring te velde is ons gebleken, dat gedurende de laatste 5 jaren van de Roode Star procentsgewijze belangrijk meer velden van met van elders betrokken pootgoed wer» den afgekeurd, dan van die, welke werden beplant met pootgoed van eigen nabouw. Wanneer men de lijsten van goedgekeurde aardappelen in de provincie Zuid=Holland nagaat, dan blijkt uit de steeds daarin vast» gelegde herkomst van het pootgoed, dat de beste velden Roode Star, welke jaarlijks met de hoogste punten werden goedgekeurd, af» komstig zijn van een partijtje van 1 K.G. poot» goed, in 1909 door de Kreek 6. van den Berg te 'ssGravendeel betrokken van den kweeker Veenhuizen te Sappemeer. Door nauwkeurige selectie konden deze aardappelen gedurende 14 jaren in Zuid»Holland op peil worden gehouden. De met de Eigenheimers verkregen resul» taten wijzen een eenigszins andere verhouding aan. Het percentage goed» en afgekeurde van den eigen nabouw tegenover het ingevoerde pootgoed staat ongeveer gelijk. In deze ver» gelijking schuilt echter de groote fout, dat aan het ingevoerde pootgoed veelal belangrijk meer zorg wordt besteed als aan den eigen nabouw. Ons zijn gevallen bekend, dat iemand, die in zijn ingevoerd pootgoed 25 en in eigen nabouw 10 mozaiekzieke nakome» lingen had, de eerste opzuiverde en de laatste liet afkeuren. Het is eigenlijk onbegrijpelijk, hoe zoo iets kan plaats hebben. Het is juist dit, waarop wij met klem willen wijzen, dat deze wijze van werken het vooruitbrengen en op peil houden van onze Eigenheimers voor een groot deel bemoeilijkt ofonmogelijkmaakt. Men is er toch voldoende van overtuigd,,dat de zieke planten hun gezonde buurplanten kunnen besmetten. Welnu, hoe minder zieke planten in een veld voorkomen, des te minder kans op burenbesmetting met gevolg kans op minder zieke nakomelingen. Dat men in deze provincie niet bang be» hoeft te zijn voor te sterke achteruitgang van de Eigenheimers, moge blijken uit de resul» taten, welke worden behaald op het selectie» veld van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. De op dat veld verbouwde Eigen» heimers werden reeds minstens 8 a 10 jaar in de Hoeksche Waard verbouwd. De opbrengst blijft tot heden meer dan schitterend. Het aantal verdacht» en zwakzieke planten dat dit jaar werd verwijderd, bleef beneden het half procentin de nabouw, welke dit voorjaar aan de telers werd afgeleverd voor 't meeren» deel de ziekte slechts sporadisch wordt aan» getroffen, terwijl het gewas een goede opbrengst belooft. Hetzelfde geldt ook voor de aard» appelen van de telers, die zich met selectie bezig houden. Op den op 20 en 21 Juni 1922 te Wage» ningen gehouden Aardappeldag werd door Dr. Oortwijn Botjes in zijn rede «Onbekende factoren bij het kweeken van ziektevrij poot» goed« de aandacht gevestigd op het «vroege rooien« van het pootgoed. Als gevolg van deze gehouden voordracht werden het vorige jaar door verschillende aardappelverbouwers gedeelten van hun velden groen en gedeel» ten rijp geoogst, met het doel, dit jaar de nabouw met elkaar te vergelijken. Uit de besprekingen, welke 12 Juli j.l. op den te Klaaswaal gehouden Aardappeldag werden gevoerd, en de bovendien door ons gedane waarnemingen blijkt, dat de nakome» lingen van de groen geoogste planten veelal meer gezonde nakomelingen geven dan die, welke rijp werden geoogst. In sommige ge» vallen zijn de verschillen ten gunste van de eerste zeer groot. Wij willen hiermede niet zeggen, dat ieder» een nu maar moet nalaten ander pootgoed te koopen en «te hooi en te gras« zijn eigen aardappelen groen moet gaan oogsten en deze het volgend jaar voor pootgoed gebruiken. Geenszins. Met den meesten nadruk zij er hierop gewezen, dat men van een ziek gewas,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1923 | | pagina 1