Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
No. 2932
ZATERDAG 28 JULI 1923
38STE JAARGANG
IN HOC SIGNO YINCES
EERSTE BLAD.
janus vmm «dr ons
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Ad ver tents ën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers.
Land- en Tuinbouw.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Sommige vrouwen onder ons, die wij
hoogachten vanwege de gaven, haar
geschonken en die als schrijfster onder
ons een goeden naam, ja van Gods
wege een taak en roeping hebben, zijn
op één bepaald punt, naar ons dunkt,
van den rechten weg afgeweken.
Dit te zéggen, achten we plicht.
Niet alsof wij ons bóven deze vrou
wen zouden willen stellen, om ze de
les te lezen, maar omdat we hier eenig
gevaar zien voor onze a. r. partij.
En die pa* tij hebben we lief.
Gelijk ook deze vrouwen haar lief
hebben, naar we vertrouwen en daarom
^pu het eens kunnen zijn, ja hopen we
vurig, dat een eenvoudig woord bij haar
nog een goede plaats vinde en zij haar
gedragslijn en handelwijze een weinig
veranderen.
Om niet den schijn te hebben, van
maar wat in 't wilde weg te schermen,
zullen we drie vrouwen noemen, die
op dit punt vrijwel ééne lijn trekken
Johanna Breevoort, mevr. A. D. en
Anthonia Margaretha. We zouden haar
ook alle drie met haar eigen, vollen
naam kunnen noemen maar zóó als we
ze hier aanduiden zijn ze als schrijfster
bekend en elk, die onder ons op de
hoogte is van wat er zooal geschreven
wordt, weet in welke bladen en tijd
schriften deze vrouwen zich wel uiten.
Nu stellen we dit op den voorgrond:
In menig opzicht zijn we het met't
geen deze vrouwen schrijven hartelijk
(fcns.
Het zijn oprechte christen-vrouwen.
Die van de onchristelijke „emanci
patie" onzer eeuw en met name van
de onbijbelsche beginselen, die eraan
ten grondslag liggen niets willen weten
die eenerzijds erkennen, dat er belang
rijke „vrouwenvragen" zijn die ook
onder óns tot een oplossing dringen,
maar die anderzijds deze oplossing
zoeken bij 't licht van Gods Woord en
niet bij 't walmende lampje van men-
schelijke eigenwijsheid.
Zij zoeken te bepalen „de plaats der
Vrouw" naar den „eisch van Gods
Woord" in dezen tegenwoordigen tijd.
Een loffelijk, noodzakelijk werk.
En zonder nu te willen zeggen, dat
zij daarbij de lijn steeds zonder eenigen
kronkel trokken, kunnen we ons met
veel wat zij schreven, wel vereenigen.
Onze bedenkingen gelden het politiek
terrein.
En de verhouding tot de a. r. partij.
Onze partij heeft, als men weet, hare
verhouding ten opzichte van het Vrou
wenstemrecht, duidelijk bepaald.
Het is in weinige woorden te zeggen.
Zij is er in principe tegen.
Nu het is ingevoerd, meent zij dat
de Vrouw van haar stembiljet behoort
gebruik te maken.
En in de derde plaats meent zij, dat
de Vrouw niet behoort te worden candi-
daat gesteld.
Hierover schrijven we thans niet
verder.
Wij duchten geen tegenspraak, wan
neer wij zeggen, dat dit in de gedachten-
gang van de groote meerderheid in onze
partij en dat een kleine minderheid er
anders over denkt.
Oe zaak staat dus zóó
Sroote meerderheid heeft zich,
u'e<?en> zeer duidelijk over deze
wft 7"! ge?p;okende minderheid
heeft zich- daarbij, als in een goede
hlfiT hLr PaSt' neerêelegd, maar be
hield haar meening 0p dit punt, als
een gravamen.
Natuurlijk hoopt die minderheid.dat
nog eens ooit in later jaren, de gansche
organisatie tot haar gevoelen overkomen
zal en de meerderheid van haar zijde
denkt er natuurlijk niet aan, om die
kleine minderheid haar gravamen plech
tig te laten afzweren.
Maar wat men wél verwachten mag
Dat een dusdanige minderheid wan
neer kort geleden de partij zich zóó
ondubbelzinnig heeft uitgesproken, zich
daar voorshands bij neerlegt.
Niemand wil haar den mond snoeren.
Maar verwacht mag, dat zij niet eep
soort agitatie begint, die geen ander
gevolg hebben kan voor 't oogenblik,
dan dat zij toch de partij niet tot andere
gedachten brengende, wél in enkele
kringen der partij onrust wekt, die tot
wrevel aangroeien kan en zonder eenig
resultaat verdeeldheid brengt en hier
en ginds de kracht vermindert en ver
lamt.
Nu bedóélt men dat niet.
Ook de schrijfsters, die we daarstraks
aanduiden bedóélen dit niet, maar'tis
er toch als ze zoo voortgaan allicht het
gevolg van en ik kan best begrijpen,
dat Dr. K. Dijk, die overigens Anthonia
Margaretha in „De Reformatie" heel
gematigd en zachtmoedig beantwoordde
op een bepaald punt zelf zei dat hij
wat „kregel" werd.
Men steekt snel een brandje aan
Maar 't blusschen heeft soms heel
wat in Daar mogen deze vrouwen wel
aan denken en daarom willen ook wij
in een volgend artikel onze bezwaren
tegen haar optreden nader uiteenzetten.
Nogeens, niet om te „schoolmees
teren."
Maar wijl hier werkelijk zeker gevaar
dreigt.
V Uit het kamp der »roocfe« schoolmeesters.
Men weet 't nog juit Vlaardingen
Van dien onderwijzer, die weigerde de kins
deren Kroningsfeestliederen te leeren, met z'n
neus tegen den muur ging staan, de klas op
eigen gelegenheid maar zingen liet en met
den bovenmeester ruzie maakte, toen deze
tusschenbeide kwam
En die voor twee weken werd geschorst.
Welnu, we lezen daarvan in de pers
De geschorste onderwijzer'J. K. S. te
Waardingen is van het schorsingsbesluit
van B. en W. in hooger beroep gegaan
bij Ged. Staten. De voorzitter van den
Bond van Ned. Onderwijzers, de heer
F. L. Ossendorp, heeft na onderzoek bij
het hoofd der school, bij B. en W. en
bij den geschorsten onderwijzer den Iaat*
sten aangeraden aan B. en W. schriftelijk
zijn verontschuldiging te bieden en niet
in hooger beroep te gaan.
Erg verstandig van Ossendorp
Het zaakje moet voor dien socialistischen
onderwijzer toch wel hopeloos gestaan heb»
ben als er uit hooger beroep voor zijn be»
ginselen zelfs blijkbaar geen pietsje winst te
halen viel.
Toch legt men zich in Vlaardingen niet bij
deze beslissing neer 1
Een volgend bericht toch zegt
In een bijeenkomst van Vlaardingsche
openbare onderwijzers en onderwijzeres»
sen heeft een onderwijzer, die lid is van
de s.d.a.p. meegedeeld, dat bij zijn par»
tijgenooten het plan bestaat te Vlaardin»
gen ten minste één bijzondere school te
stichten voor gewoon lager onderwijs.
Hm I een «bizondere®, socialistische school
dus,—
Is mógelijk volgens de Wet:
Es zien, hoe lang het diar vrede blijft.
Ms ze er komtl
Nadruk verboden.
»Vacantie« vervult thans hoofd en hart.
Als men wil beweren, dat die laatste uit»
drukking wat »afgezaagd« is, dan zal ik dat
niet tegenspreken maar eilieve 1 waar
moest het heen, als de journalist, wiens pen
eiken dag rusteloos voort moet, slechts weinig
betreden paden kiezen mocht 1
Toch koos ik die alliteratie niet gedachte»
loos weg.
Inderdaad, »vacantie« vervult »hoofd en
hart«
Zóó zelfs, dat prof. Hepp, die er nogal»
eens van houdt om een »pakkend« kopje te
zoeken, dezer dagen zich door het woord
»vacantie«, èn door de zaak zelf, geïnspireerd
voelde tot een meditatie over de «vacan»
tie«, die hij inleidde met de alleszins juiste
opmerking, dat de H. Schrift zelden over
«vacantie® spreekt.
Toch kent zij de zaak wel.
Gelijk dr. Hepp ook aantoont.
En dat de »vacantie«»gedachte, maar dan
genomen in haar j "iste beteekenis, wel dege»
lijk in de Schrift wordt aangetroffen, kan
men óók uit het leven van onzen Heiland,
dunkt me zoo, opmaken.
Zoo'n enkelen keer trekt ook Jezus zich
voor een korten tijd terug.
Om een voorbeeld te noemen, dat een
ieder dadelijk voor den geest staat, herinner
ik aan de geschiedenis van de Syro»Fenicische
vrouw, die Jezus al maar volgen bleef en
tenslotte uitriep, dat het brood der kindekens
toch ook wel genomen werd en den honde»
kens voorgeworpen.
Jezus had toen ook het gewone terrein zijner
werkzaamheden geheel verlaten en was heen»
gegaan in een landstreek, waar Hij verwach»
ten mocht in géén geval zóódanig publiek
bekend te zijn, als in Galilea, hoewel bleek,
dat Hij ook hiér niet onbekend gebleven was.
Maar Hij predikte hier niet.
Hij was, naar Hij tot de vrouw zeide, niet
gezonden dan »tot de verloren schapen van
het Huis Israëls« en d i e vond men hier niet,
zoodat blijkt hoe Jezus wel degelijk hier zijn
gewonen, publieken arbeid niet verrichtte.
Wat niet zeggen wil, dat Hij niets deed.
Integendeel, waar de Schrift duidelijk leert,
dat er nevens het publieke onderricht, dat
voor allen was, voor de »schare«, door Hem
ook nog afzonderlijk onderwijs gegeven werd
aan de «twaalve® herinner u b.v. hoe de
gelijkenis voor allen was, maar de uitlegging
voor den naasten kring der dicipelen bewaard
bleef daar zullen we niet ver bezijden de
waarheid zijn door te veronderstellen, dat
juist wanneer de Heiland zich op deze wijze
wat terugtrok in een meer eenzaam leven,
Hij den tijd hoofdzakelijk gebruikte om aan
Zijn discipelen dat bizonder onderwijs te ge»
ven, 't welk hen bekwamen moet om straks
als Zijn uitgezondenen te prediken het Ko»
ningkrijk Gods.
Maar het doel was toch ook rïist.
Als we lezen in de Evangeliën, hoe met
name in het eerste en tweede jaar Zijner
werkzaamheid de schare zich verdringt, om
Jezus te hooren, Hem volgt, ja nalooptgeen
dag Hem met rust laat, sommigen ja 1 »omdat
zij van de brooden gegeten hebben®anderen
om de genezing die ze bij Hem hoopten te
vinden, maar toch ook niet weinigen als scha»
pen, die weide en water begeerden, dan kun»
nen we ons eenigszins indenken, welk een
vermoeiend leven dit geven moest.
Dag aan dag het woord voeren.
In de open lucht, voor duizenden.
Nu eens gezeten op een schip, met het
gebruis der zee, dan weer op een berg met
het geruisch van den wind om zich heen,
het was uiterst vermoeiend.
Als Hij zoo'n dag is bezig geweest, dan
legt Jezus zich in 't schip te slapen en zelfs
't gedreun en gedonder van den storm ver»
mag Hem niet te wekken, zoo vermoeid is Hij.
Ook daarin als wij «waarachtig mensch«.
Onzer één, ook hierin dat Hij af en toe
rust noodig hadde rust van den slaap,
de rust van een korte onderbreking Zijner
gewone werkzaamheden, de rust der vacantie.
Maar tegelijk leeren we hier ook, hoe we
zulk een vacantie beschouwen en gebruiken
moeten.
«Vacantie® moet middel zijn, geen doel.
Er is hier tweeërlei beschouwing.
Men kan zeggen, gelijk in hun hart niet
weinigen doen»Het werk i s eigenlijk voor
de dommend.w.z. wie niet hóéft te wer»
ken en het toch dóét, is een gek. Zelf
werkt men dan, omdat men niet anders kan
wijl men anders niet te eten heeftomdat
het maatschappelijk leven er toe verplicht.
Maar a 1 s men het eens niet hoefde
Dan voerde men geen stuk meer uit 1
Legde er 't bijltje voorgoed bij neer 1
En d i e partij of grojep, waarvan men meent
te mogen verwachten, dat zij voor den kortst
mogelijken werktijd zorgen zal, d i e valt
men toe.
Acht uur is goed beschouwd nog afbeulen.
Zes uur zou heel wat beter zijn.
Vier uur ware nóg meer menschwaar»
dig
Voor dezulken is «vacantie®, als ze die
kunnen krijgen met behoud van loon of
inkomen, eigenlijk je ware leven.
De arbeid, dat is de slavernij.
Vacantie, de tijdelijke verlossing.
En zij beschouwen die vacantie als een
vrijbrief tot een liederlijk»lui leven, waarin
ze zich met woeker schadeloos stellen voor
de ontberingen, in het leven»van»den»arbeid.
Straks moeten ze die woestijn weer in.
Dan gaan ze, omdat het moet.
Arbeiden alléén om den broode.
Tijgen weer tot den arbeid met gebalde
vuist,
En met wrok in het hart
Als 't goed was moest een permanente
vacantie, een ongestoord rentenierschap hun
deel zijn en zij mokken er over dat die, als
ze zich eerlijk uitspraken, dié »gevloekte«
arbeid, hun na zóó korte vacantie weer met
de stalen haken en de ijzeren pieken en pun»
ten der noodzakelijkheid naar zich toetrekt
hen weer doet voortgaan, dwingt te loopen
in den zwaren tredmolen van het dagelijksch
werk.
Alzoo zal het den christen niet zijn.
Ook hem is de vacantie een rijke verkwik»
king.
Waarvoor hij zijn God zoo uit den grond
zijns harten danken kan
Dat wij vacantie noodig hebben is net zoo
goed als het feit dat wij kleeding noodig
hebben tegen de koude en om onze schaamte
te dekken, een voor den mensch waarlijk niet
verheffende herinnering aan het feit der zonde.
De zonde bracht den Dood.
En daarmee verzwakking, inzinking.
Doch dit zoo zijnde, danken we toch onzen
Goddat Hij ons nog geven wil 't geen we
noodig hebben, om ons tegen de gevolgen
der zonde zooveel doenlijk te verdedigen,
maar ook inzake onze «vacantie® is onze
beschouwing zoo geheel anders dan die van
den wereldling.
Ons leven is een leven van arbeid.
Arbeidende zijn we in ons element.
Wij zijn «Tot arbeid geroepen«.
Den arbeid verrichtende zijn we bezig in
ons «goddelijk beroep«. En zoo is dan voor
ons de vacantie niet een arbeidsonderbreking,
waardoor we nu eens voor korter of langer
tijd van den arheid worden v e r 1 o s t, neen
maar een middel om ons dien arbeid langer
te doen volhouden, des te beter te doen ver»
richten en straks weer met nieuwen moed te
doen beginnen.
Tot God zelf ons aflossen gaat.
En dan is 't daarbij onze stille bede, dat
Hij dit zóó bestelle, dat we tot het laatst toe
altijd nog eenigen arbeid mogen verrichten, hoe
gering deze dan in overeenstemming met onze
verzwakkende en verminderde krachten ook zij
Zóó geniet de christen zijn »vacantie«.
Dat er dus ook van de vacantie misbruik
kan worden gemaaktdat zij veel te lang
kan worden gerekt, b.v. spreekt wel vanzelf.
Niet ieder heeft evenveel vacantie noodig.
Dat geldt reeds individueel.
't Is er b.v. mee als met den slaap
Men hééft menschen, die kunnen met op»
merkelijk weinig slaap toe, een uur of vijf
des nachts is nun meer dan genoeg, èn er
zijn menschen van denzelfden ouderdom on»
geveer, die vrijwel hetzelfde werk doen en
die als regel aan zeven uur slaap niet genoeg
hebben, maar er acht vragen.
Dat is het individueele verschil.
Er is ook verschil van vak bij vak.
Zooals b.v. de menschen, die veel hersen»
arbeid verrichten over 't algemeen minder,
maar ander voedsel noodig hebben dan zij
die hoofdzakelijk handenarbeid doen, zoo
hebben zij ook, als de ervaring leert, meer
vacantie noodig.
Gelijk hun dan ook in den regel gegund
wordt.
Een te veel werkt ook hier echter verkeerd.
En min. De Visser, wien 't erg kwalijk ge»
nomen werd, dat hij een poging deed tot
een kleine inperking der vacanties bij 't Mid»
delbaar en Gymnasiaal onderwijs, had toch
waarlijk, dunkt me, daarin geen ongelijk!
Over de gansche linie is het zoo.
Vacantiën van vier achtereenvolgende we»
ken bij 't lager onderwijs, 't mulo inbegrepen,
zou ik willen stellen als uiterste grens, als
er dan nog 'n Paasch» en een Kerstvacantie
bijkomt en de noodige «heiligendagen® Ko»
ninginnedag, vergaderdag, Pinksterdrie enz.,
dan is er toch zeker geen tekort aan vacantierust
Over 't Hooger Onderwijs spreek ik niet.
Wat studenten uitvoeren, daar kan een ge»
woon mensch toch geen hoogte van krijgen
en als elk denkt, dat ze languit aan 't strand
liggen, dan reizen ze in 't zweet huns aan»
schijns stad en land af, om de gegevens voor
hun proefschrift bijeen te zamelen.
En de hoogleeraren Hun leven is één
doorgaande studie. Daardoor vergeten ze dan
ook altijd hun paraplu's
Ik wensch eiken lezer en lezeres, die er
nog iets van te goed heeft, een aangename
vacantie en na afloop verdubbelde arbeidslust.
UITKIJK.
HET AANSCHAFFEN VAN
POOTGOED.
Het is op het oogenblik, dat wij deze rege»
len schrijven, weer de tijd, dat menig land»
bouwer zich bezig houdt met de vraag, «van»
waar zal ik mijn pootgoed voor het volgend
jaar betrekken«. Vroeger jaren was het steeds
de gewoonte, dat men jaarlijksch voor een
gedeelte van het uit te poten aardappelgewas
pootgoed gebruikte, afkomstig uit Friesland
Gedurende de laatste jaren is echter meermalen
de vraag naar voren gekomen, «kunnen wij
zelf ons eigen pootgoed winnen®. Op den op
12 Juli j.l. te Klaaswaal gehouden Aardappel»
dag, waar dit punt ter sprake kwam, waren
velen van meening, dat invoer van buiten de
provincie, zoo al niet geheel, minstens toch
voor een groot gedeelte overbodig is. Bij som»
mige landbouwers heerscht echter de meening,
dat al zou men op de Zuidhollandsche Eilan»
den de aardappelen gezond kunnen houden,
deze in opbrengst zoodanig achteruit gaan,
dat zij niet met een ziek ingevoerd gewas in
opbrengst kunnen concurreeren. Het gebeurt
vaak vooral onder oude vlassers, dat het vlas
als voorbeeld wordt genomen. Nu is het on»
tegenzeggelijk waar, dat uit Rusland ingevoerd
lijnzaad steeds beter gewas geeft dan ouderen
nabouw. Laten wij echter niet uit het oog
verliezen, dat de aardappelrassen, welke wij
verbouwen, elk voor zich zelf raszuiver zijn,
terwijl het vlas uit een mengsel van verschil»
lende rassen bestaat, waarvan die rassen, welke
het slechst van kwaliteit zijn in ons klimaat
het meeste zaad geven. Het ligt dus voor de
hand, dat de minder goede rassen na eenige
jaren nabouw de overhand krijgen over de
beste rassen. Vandaar de sterke achteruitgang
bij vlas.
Zijn de aardappelen in Zuid»Holland in
sterkere mate aan achteruitgang onderhevig
dan in andere provincies, en is voortdurende
aankoop van nieuw pootgoed beslist nood»
zakelijk
Bij de keuring te velde is ons gebleken,
dat gedurende de laatste 5 jaren van de Roode
Star procentsgewijze belangrijk meer velden
van met van elders betrokken pootgoed wer»
den afgekeurd, dan van die, welke werden
beplant met pootgoed van eigen nabouw.
Wanneer men de lijsten van goedgekeurde
aardappelen in de provincie Zuid=Holland
nagaat, dan blijkt uit de steeds daarin vast»
gelegde herkomst van het pootgoed, dat de
beste velden Roode Star, welke jaarlijks met
de hoogste punten werden goedgekeurd, af»
komstig zijn van een partijtje van 1 K.G. poot»
goed, in 1909 door de Kreek 6. van den Berg
te 'ssGravendeel betrokken van den kweeker
Veenhuizen te Sappemeer. Door nauwkeurige
selectie konden deze aardappelen gedurende
14 jaren in Zuid»Holland op peil worden
gehouden.
De met de Eigenheimers verkregen resul»
taten wijzen een eenigszins andere verhouding
aan. Het percentage goed» en afgekeurde van
den eigen nabouw tegenover het ingevoerde
pootgoed staat ongeveer gelijk. In deze ver»
gelijking schuilt echter de groote fout, dat
aan het ingevoerde pootgoed veelal belangrijk
meer zorg wordt besteed als aan den eigen
nabouw. Ons zijn gevallen bekend, dat iemand,
die in zijn ingevoerd pootgoed 25 en in
eigen nabouw 10 mozaiekzieke nakome»
lingen had, de eerste opzuiverde en de laatste
liet afkeuren. Het is eigenlijk onbegrijpelijk,
hoe zoo iets kan plaats hebben. Het is juist
dit, waarop wij met klem willen wijzen, dat
deze wijze van werken het vooruitbrengen en
op peil houden van onze Eigenheimers voor
een groot deel bemoeilijkt ofonmogelijkmaakt.
Men is er toch voldoende van overtuigd,,dat
de zieke planten hun gezonde buurplanten
kunnen besmetten. Welnu, hoe minder zieke
planten in een veld voorkomen, des te minder
kans op burenbesmetting met gevolg kans
op minder zieke nakomelingen.
Dat men in deze provincie niet bang be»
hoeft te zijn voor te sterke achteruitgang van
de Eigenheimers, moge blijken uit de resul»
taten, welke worden behaald op het selectie»
veld van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw. De op dat veld verbouwde Eigen»
heimers werden reeds minstens 8 a 10 jaar in
de Hoeksche Waard verbouwd. De opbrengst
blijft tot heden meer dan schitterend. Het
aantal verdacht» en zwakzieke planten dat dit
jaar werd verwijderd, bleef beneden het half
procentin de nabouw, welke dit voorjaar
aan de telers werd afgeleverd voor 't meeren»
deel de ziekte slechts sporadisch wordt aan»
getroffen, terwijl het gewas een goede opbrengst
belooft. Hetzelfde geldt ook voor de aard»
appelen van de telers, die zich met selectie
bezig houden.
Op den op 20 en 21 Juni 1922 te Wage»
ningen gehouden Aardappeldag werd door
Dr. Oortwijn Botjes in zijn rede «Onbekende
factoren bij het kweeken van ziektevrij poot»
goed« de aandacht gevestigd op het «vroege
rooien« van het pootgoed. Als gevolg van
deze gehouden voordracht werden het vorige
jaar door verschillende aardappelverbouwers
gedeelten van hun velden groen en gedeel»
ten rijp geoogst, met het doel, dit jaar de
nabouw met elkaar te vergelijken.
Uit de besprekingen, welke 12 Juli j.l. op
den te Klaaswaal gehouden Aardappeldag
werden gevoerd, en de bovendien door ons
gedane waarnemingen blijkt, dat de nakome»
lingen van de groen geoogste planten veelal
meer gezonde nakomelingen geven dan die,
welke rijp werden geoogst. In sommige ge»
vallen zijn de verschillen ten gunste van de
eerste zeer groot.
Wij willen hiermede niet zeggen, dat ieder»
een nu maar moet nalaten ander pootgoed te
koopen en «te hooi en te gras« zijn eigen
aardappelen groen moet gaan oogsten en deze
het volgend jaar voor pootgoed gebruiken.
Geenszins. Met den meesten nadruk zij er
hierop gewezen, dat men van een ziek gewas,