voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES No. 2928 ZATERDAG 14 JULI 1923 38STE JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. Uit de Pers. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers. Anarchie en Overheid. Wat is hier de taak der Overheid Die vraag stelden we in een vorig artikel en daarop wenschen we thans nog even terug te komen, want ge beurtenissen, als vóór enkele weken in Amsterdam binnenslands en in Spanje buitensland voorvielen, kunnen zich ge durig herhalen. Vooral in dezen, onzen tijd. Het „stil en gerust leven", waarom wij bidden dat het onder een krachtige God getrouwe Overheid, het deel der volkeren moge zijn, is door den oorlog en zijn gevolgen deerlijk geteisterd. Europa wordt langzaam, maar zeker aan verbalhaniseerd. Geweld en terreur heerschen steeds meer. Zie 't maar in 't Ruhr-gebied. En op zooveel andere plaatsen Natuurlijk werkt dit ook aanstekelijk op hetgeen de revolutionaire elementen en de „knokkers" van inborst, die men altijd en overal en voornamelijk in de grootere steden, aandurven. Bedreiging, verschrikking en geweld zijn aan de orde van den dag. En vooral ook van den nacht Twintig jaar geleden, in 1903, ging er door heel Nederland nog een kreet van ontzetting als zulke gewelddaden gebeurden. Denk aan 't „Durgerdamsch schan daal". Dr. Kuyper was toen minister-pre sident en het was de tijd der spoor wegstakingen, toen een aantal met knuppels gewapende Amsterdammers er vóór dag en dauw op uit togen om „werkwilligen" die in Durgerdam sta kers-werk hadden voortgezet, op een eenzamen dijk tegen de aarde te slaan. Met groote verontwaardiging sprak dr. K. er toen in de Kamer over, dat in „onze goede stad van Amsterdam" zulke elementen woonden en dat zoo iets in haar nabijheid had kunnen voorkomen enfindie „goede stad" heeft sinds dien tijd wel andere dingen leeren kennen. Nu moet men dit goed verstaan. Bij een geoorloofde, billijke staking en die kan óók voorkomen, niet waar? heeft het optreden van „werkwilligen" ook een groot, moreel bezwaar. Doch daar gaat 't nu niet over. Het gaat over de „terreur", het drang-systeem der knokkershet schrik bewind der anarchistische elementen, die het werk willen verderven en de maatschappij onderstboven keeren. Over de „revolutie" en het „bedrijf". Want dat is de kern van de zaak: De heerschappij te bevorderen van revolutie en anarchie. In 1903 was het nog zoo „Heel het raderwerk staat stil, Als mijn machtige arm het wil", 'en daar kon de Overheid zich toen al .niet bij neerleggen. In 1923 is t veel erger geworden „Heel het raderwerk moet stuk Anarchie brengt ons geluk!" En nu kunnen we niet zeggen, dat de loop van zaken, eenige weken ge leden, zoo te Amsterdam als in Bar celona, waar 't zooveel erger toeging, geheel bevredigend is geweest. In Amsterdam was 't gauw uit. De „knokkers" waren werkloozen, die alles bij elkaar 'n heel aardige uit- keering kregen, waarvan de Rijksre- geering het meeste betaalde. Welnu, die liet kort en afdoende weten, dat wie doorging met „knokken" en de menschen van 't werk af judaste, geen cent meer kreeg. Om de „cente" laat je veel Te Barcelona ging het anders. Daar moest de Overheid verklaren, dat zij geen kans zag, om aan het schrikbewind der anarchisten een eind te maken. Koren was dat op hun molen 1 Zij gingen zelfs zoo ver, dat ze op klaarlichten dag een groot werkgever uit de stad, op wien zij gebeten waren, in de straten achtervolgden en dood sloegen. Toen stond echter ook de burgerij opeen groote menigte ach tervolgde de moordenaars, een hunner kreeg men te pakken en hij werd op staanden voet gelyncht, d.w.z. zonder vormen van proces gedood. Begrijpelijk is dit wèl. Maar toch kunnen we deze oplos sing niet prijzen. De Overheid is geroepen, om de orde te handhaven zij Kan daartoe de burgerij te hulp roepen, doch de leiding blijve bij haar. Ook in het Amsterdamsche geval was de oplossing niet geheel bevre digend. Terecht werd er in die dagen in de „Stand." op aangedrongen dat de Overheid krachtig optreden zou. Niet met sabelslag of revolschot. Maar met vertoon van al haar macht. Al zouden, om nu maar es iets te noemen, ter bescherming der burger lijke vrijheid van één man en zijn ge zin, honderd rijksveldwachters of wie dan ook, vier weken in de weer moe ten zijn ik noem nu maar es wat dan moet de Overheid die vrijheid handhaven. Ieder die ze aanrandt bij den kraag pakken en opbergen. En dan moet de justitie gereed staan met haar vonnis. Dat niet licht mag zijn. Want wie het „schrikbewind", van wat kant 't ook komt, niet met wortel en toch uitroeit, die laat naast en te genover de Overheid een macht toe in den Staat, die zich over de wettige macht absoluut niet bekreunt. Wat in beginsel ontbinding beteekent van Staat en Maatschappij. Nu is zulk optreden der Overheid niet zoo moeilijk als 't lijkt. Hoofdzaak isvastberadenheid. Net als bij 't Kuyper-bewind in 1903. De ervaring toch leert, dat in den regel de verkeerde elementen, zoodra ze hun tanden maar op een vastbera den Overheid zéér bijten, gauw deinzen. Terugkruipen is haar kracht. De Overheid, die haar van God ge geven macht handhaaft, heeft op dien weg Gods zegen te wachten. V De Kroeg. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Daarmee was 't immers uit *s* Om te onthouden. »Oppikkenzeg ik dan bij mezelf. Daar zijn van die zinnetjes, perioden, uit» spraken enz. die moet men oprapen en zoo bergen, dat men ze als in een archief te allen tijde tot zijn beschikking heeft. 'k Vond dezer dagen twee oude bekenden. Misschien wil deze of gene ze voor later gebruik inzouten Wij hebben alzoo steeds het standpunt ingenomen, dat het er niet in de eerste plaats om gaat, of wij het een en ander bereiken voor ons is de hoofdzaak, dat wij zekere eischen stellen, die geen andere partij stellen kan. BEBEL. Wij stellen toch ook in den Gemeente raad vaak dingen voor, die wij weten, dat verworpen zullen worden, maar dan kun» nen wij tot de arbeiders zeggen Ziedaar, wat voor kerels. DUYS. 't Merkwaardige is zeker wel, dat thans deze socialistische levenswijsheid hier en daar door den communist t e g e n de S.D.A.P. word in praktijk gebracht n Nieuwe «reformatie» is aan de gang «Wat vraagt de verbaasde lezer. 't Is als ik zeg, maar gij raadt in tienen niet, welke ik bedoel en daarom zal ik 't u maar zonder marren zeggen Wij leven in een tijd» vak van de «reformatie» der Kroeg. Simon A. Maas is 't, die 't zegt. In zijn blad Cedegisco, 't orgaan van de «Centrale Gedistilleerd Commissie». »De vergunninghouders zegt hij heb» ben zich georganiseerd en streven naar ver» betering van toestandenmet name naar een verbetering van de geest e» 1 ij k e sfeer in de gelagkamer. (De spatieering is van mij.) De schrijver kan 't dierbaar zeggen. Héast zou men 'n handje willen helpen Maar 't allerveiligst lijkt me toch, om maar zooveel mogelijk van die «vergunningen» op te ruimen diar zal toch in 't eind de »sfeer« 't allermeest mee zijn gediend. Nieuwste ^Schoolstrijd^. Men las van dien allernieuwsten «school» strijd». In die openbare school, waar »meester« de jeugd geen versjes wou laten zingen voor 't Koninginnefeest en de oppermeester zich daar» over alzoo vertoornde, dat het weinigscheel» de of de twee waren elkander te lijf gegaan. Als bijdrage tot de »dingen»van»den»dag« heeft het feit waarde: Maar had iemand anders verwacht? «Verheugen» doen wij er ons niet over 1 De «neutrale» school kan de onze nooit zijn, maar daarom is 't ons nog niet onver» schillig, wat daar wordt afgespeeltDe kin» ders, die daar onderwezen worden zijn ook kinderen van ons volk en we hopen van har te, dat er onder de openbare onderwijzers ge» noeg gevonden zullen worden, die in dit ge» dachtenisjaar de kinders van «Nederlaud en Oranje» leeren zingen. En zijn ze er ergens niet, dan stuurt men de kinderen maar naar onze scholen onze meesters zullen best buiten schooltijd er een uurtje extra aan wagen. Onze jeugd zingt wel mee Als men maar 'n lied voor haar heeft en met een goed feestlied nijpt het nog Nadruk verbodea, zes a zeven jaar zijn ge» 't Jongsken kan weest. Nd zal hij wel grijzen, want 'f is een kleine vijftig jaar geleden, wat ik nu uit mijn herin» nering opdiep, zooals hij 't me vertelde toen hijzelf al man en vader was. 't Was destijds zoo, dat de »antithese« nü dood, als bekend heftig woedde, zal ik 't maar uitdrukken. Het liberalisme was in zijn glorietijd en de »fijnen«, gelijk ze geheeten werden, waren alom verre in de minderheid. Zij werden, per gratie, geduld. Maar zij waren veler afschrapsel waardig. Ze stonden, veel letterlijker dan men zich dat tegenwoordig voorstellen kan, met name op menig dorp waar men zich in dien tijd van weinig ontwikkeld verkeer, meer dan thans als één geheel voelde «buiten de gemeenschap des volks«. Ze wilden iets aparts zijn: Nu, dan moesten ze daar de gevolgen maar van dragen, ook wanneer ze als «iets aparts«, iets van minder allooi, behandeld werden. 's Jongkens vader nu stond aan 't hoofd der «fijne school«. En daardoor was hij, evenals de dominee der «kleine kerk» het mikpunt van veler vijandschap. Wat men tegen hen wel had Och, de meesten konden 't niet zeggen. De mensch is en blijft 'n kuddedier. Er is, zeer zeker 1 een «psychologie de la foule«, een «gemoedsgesteldheid der massa« en deze bracht hier nu eenmaal mee, dat men met de »fijnen«, en hun godsdienst spotte dat men hen nariep op straathun scheld» woorden naar 't hoofd slingerdedat men hen en hun kinderen vrijelijk metsteenenen vuil werpen mocht en bovenal, dat men als zij in de nabijheid waren met zekere passie stond of liep te vloeken, omdat men nu een» maal wel wist, hoe men hen daardoor 't grootste leed aandeed, als zij die lasteringen en dat gevloek moesten aanhooren, zonder dat ze er zich aan konden onttrekken. Mijn jongsken was al aan een en ander ge» wend, ten deele Dat hij niet als andere kinders ongehinderd over straat kon gaan, wist hij al gauw hoorde hij «Daar heb je dat jong van den waarop dan een gemeen seheldwoord volgde, waarmee zijn vader werd aangeduid en dan wist hij 't al, hij werd geplaagd, nageroepen, met vuil gegooid, het was soms zoo erg dat hij er zelf verbaasd van stond, als hij es 'n keer zonder molestatie thuis kwam. En toch móést hij er soms wel door. 't Dorp was één rechte straat en er móést soms 'n boodschap gedaan Er waren zoo bepaalde dorpsz eden. Zaterdagmiddags te vier uur hield 't werk op en van vijf uur af, zag men 't jonge, op» geschoten volk op krijtwitgeschuurde, Zon» dagsche klompen van weerskanten de lange straat komen afloopen en elkaar in de kleine dorpskom ontmoeten. Daar stonden enkele herbergen in de buurt. Daar kwamen op Zaterdagavond de dienst» meisjes haar inkoopen doen. Daar stonden dan soms wel honderd en meer menschen met elkaar te praten, te rooken, te kijken en pikten af en toe 'n borrel in de buurt. De groote menigte hield de maat. Maar laat in den avond moest de politie er vaak aan te pas komen, om wie de orde verstoorde op te bergen, want voordronken» schap alléén, anders gezegd voor «kennelijken staat» mocht iemand toen nog niet worden opgebrachtdat werd pas enkele jaren later ingevoerd. Nu weet ik niet, hóé 't precies kwam. Maat wat anders nooit gebeurde »Jongsken« moest nog een boodschap gaan doen en moest daartoe dwars door dien Zater» dagmiddag»Areopagus héén. De meesten lieten hem ongemoeid. Maar 'n paar meenden zich met den angst vanhet kereltje te moeten vermaken dreig» den hem den doortocht te belettenbrulden allerlei verwenschingen en joegen hem van angst schier de stuipen op 't lijf. Men bedenke dat het een klein jongskens was. Een zijner kwelgeesten nu was halfdronken de ergste en lastigste vorm van dronkenschap dien men zich denken ban. Als een gek sprong hij voor 't kereltje heen en weer. Balde de vuistrolde met de oogen. En stortte over 't jongsken een braaksel uit van de ergste vloeken en de gemeenste gods» lasteringen, die men zich denken kan. 't Werd zóó erg, dat anderen, die eerst glimlachend hadden toegekeken, den razende bij den arm pakten en hem met een mooi praatje naar 'n andere groep loodsten. Maar vele jaren later kon het jongsken, groot ge» worden zijnde, zich nog die scène herinneren, alsof het gister gebeurd was en zei hij weieens tot 'n vertrouwden vrind«Wil je wel ge» looven, dat soms midden in mijn gebed plotse» ling die halfdronken kerel weer voor me heen en weer danst en zijn gruwelijke vloeken uit» stoot Zoo'n hinder kon hij, na jaren, toen hij persoonlijk geleerd had diep te buigen voor de majesteit van den hoogen God, nog heb» ben van dit voorval uit zijn kindertijd Er wordt over het vloeken gesproken. Er wordt om een »vloekverbod« gevraagd. Vloeken wordt hier en ginds strafbaar ge» steld, doch daartegen komt men van Links op om principieele redenen, terwijl ook van Rechts een waarschuwing is uitgegaan, om wat voorzichtig te zijn in dit opzicht en vooral ook te denken aan de konsekwenties, die er uit kunnen voortvloeien. Nu kom ik in die »kwestie« niet. Een doordrijver wil ik niet zijn. En waar, als ik me wel herinner, een Com» missie bezig is deze zaak in studie te nemen en de a.r. partij van advies te dienen, daar wil ik wel mee aanraden, om wat voorzichtig op te treden, wat volstrekt niet met «niets doen« gelijkluidend is. Maar ik wil iets anders doen. Het moet eens goed worden naar voren geschoven, waarom ons christenvolk, en op de meeste plaatsen denken antirevolutionairen en chr.=historischen eenstemmig over deze zaak, zoo van alle kanten en gedurig weer voor een »vloekverbod« pleit. 't Is hier de consciëntie, die spreekt. Toen voor jaren ds. Van Lonkhuizen op een Deputatenvergadering vóór de invoering van een nationaal vloekverbod pleitte, toen 't is waar werd dit wel door ae vergadering op de gronden, welke dr, Kuyper te berde bracht, voorloopig van de baan geschoven, maar tevens bleek duidelijk, hoe de zaak zelve de instemming der vergadering had. Trouwens, net kan ook niet anders. Het is waarlijk, om nu van farizeïsme maar te zwijgen, want dat wordt overal bij te pas gebrachtzelfs wie durft opkomen tegen de buitensporigheden aan 't strand en op 't duin, in bosch en veld, heet een farizeërhet is waarlijk geen overgevoeligheid als wij vragen voor ons zelf en voor onze kinderen, verlost te worden van de duizenden vloeken, die op publieke plaatsen uitgebraakt, de lucht bezoe» delen om ons heen. Neen, laat ik 't eerst verder zoeken. Er is geen Zonde, zoo wordt in onze kerken op grond van Gods Woord terecht geleerd, dewelke God zóó vertoornt als de lastering Zijns Naams, zeg zelf, kunnen wij op den duur onbewogen blijven als dit kwaad voort» durend, niet slechts in particuliere kringen, maar ook op publieke plaatsen, rechtstreeks staande onder de controle der Overheid be» dreven wordt? Zeg, dat ons het groote voorrecht is te beurt gevallen dat we in der waarheid mogen ge» looven in God den Vader, en in Jezus Christus Zijnen Zoon, onzen Heere En dat met een zaligmakend geloof Dan is Hij ónze God en Vaderdie ons verlost van den eeuwigen dood, redt van het eeuwig verderf en ons de eeuwige zaligheid deelachtig maaktde God onzer blijdschap en onzer verheuging, en zouden we 't dan rustig kunnen aanhooren, dat Zijn Naam om ons heen, opzettelijk, rauwelings, vijandig, ja soms op duivelsche wijze wordt gesmaad, ge» lasterd, gehoond En is het dan eigenlijk niet een vanzelfs» heid, wanneer het geldt een publieke plaats, de publieken weg, het openbare leven, dat we dan ter bescherming, tot afwering en ter bestraffing van dit kwaad, allereerst omzien naar, opzien tot de Overheid, van wie we beveiliging wachten niet slechts tegen natuur» lijk kwaad dat men ons wil aandoen, maar ook tegen geestelijk verderf? Men moet zich dit eens goed indenken. Ons volk wil geen «Overheid» spelen. Niet zitten in 't gestoelte der wetgeleerden. Onze eenvoudige mannen en vrouwen pre» tendeeren niet, dat z ij in de wet schrijven zullen, datgene tvaaraan het volk gehoorzamen en waarnaar 't zich regelen moet. 't Laat dit gaarne aan de Overheid. Dat men hier en daar tracht gemeentelijk op te treden is slechts noodgedrongen niets zou ons volk liever zien dan dat de Lands» overheid voorging en den weg wees. Ook dringt ons volk niet onbescheidenlijk aan. Regeling van kwesties als van den Zon» dag en van het vloeken, hébben in een zoo gemengd land als 't onze veel moeilijks, ons volk stemt dit toe, maar dit ééne zou het niet, nooit verstaan dat de Overheid niets deed. Bezie 't alléén maar van dezen kant Tegen allerlei kwaad wordt gewaakt. Tegen verontreiniging van lucht en water tegen besmetting in lichamelijken zin van al» lerlei aard, tegen verongelukken door te hard rijden, onbesuisd fietsen enz.tegen botsin» gen op de brug en in de drukke straattegen onzedelijke nitstallingentegen alles en nog wat. In de openbare vervoermiddelen hangt «Niet spuwen», want deze vieze gewoonte kan schadelijke gevolgen hebben voor anderer ge» zondheid, is «Niet vloeken» als verbod niet even noodig, waar men soms urenlang onder 't spuwsel van altijd maar wéér 't mis» bruiken van Gods Naam zitten moét wijl geen andere plaats verkrijgbaar is Of zijn de gees» telijke bacillen minder erg, dan die het li» chaam verderven? Tegen de muggen wordt een verdelgings» krijg gevoerd. Zij brengen de malaria over. Zal men dan op de openbare plaatsen niet de tallooze vloeken bestrijden, die zelfs de jeugd alzóö besmetten, dat men siddert, als men langs sommige groepen van knapen gaat wanneer ze met elkander zijn en branie tégen elkaar opvloeken, knapen die nog niet eens de schoolbanken zijn ontgroeid Straf krijgt wie een kind beneden 16 jaar drank schenkt. Moet vrij uitgaan, wie op publiek terrein diezelfde kinderen de vloeken indrinken leert als water. Zoo kunnen we 'n dozijn vragen doen. Hoe het moet, dat wacht ons volk van zijn voormannen, die het waar zij den goeden weg wijzen gaarne volgt. Maar dat er een steeds groeiende actie komt onder ons christenvolk om het publieke terrein zooveel mogelijk te zuiveren van den gruwzamen vloek Dat is een der weinige gunstige teekenen van onzen tijd. Waarover, ik weet het vast, mijn jongsken van toen zich met duizenden geestverwanten van harte verheugt. UITKIJK. Het journalistieke schandaal. Hier volge het oordeel van het socialistische hoofdorgaan over de onklaar»wording en on» klaarheid van «De Dag« Willem Broekhuys. Een man uit de don» kere massa van het volk geboren. Een eerlijk handwerk zoekt hij niet. Hij wil hooger op Hij heeft echter noch talent noch het ge» duld, om zich een hoogere positie in de maatschappij te veroveren met behoorlijke middelen. Dus gaat hij op het pad naast de maatschappij, waar kans is op gewin, maar waaraan iedere kromming gevaren dreigen. Politie en justitie beschouwd hij als zijn natuurlijke vijanden. Hij legt haar lagen en listen en poogt zijn gelijken uit haar han» den te houden. Zoo vestigt hij zich als zaakwaarnemer. Hij tracht klanten te krijs gen, door rond»uit te adverteeren, dat hij meermalen met de dienaren der gerechtig» heid in aanraking is geweest en dus al hun knepen kent. Tegelijkertijd geeft hij een blaadje uit, «de Handelsprotcctor»,, waarin hij zekere episodes publiceert uit het particuliere leven

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1923 | | pagina 1