Orgaan Antirevolutionair voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. IN HOC SIGNO YINCES 2920 ZATERDAG 16 JUNI 1923 38STE JAARGANG EERSTE BLAD. Les uit Jteierilca» Op den Uitkijk. Alle stwkkea voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers. We hadden 't onlangs over Engeland. En zijdelings ook over Amerika, be doelende daarmee dan de Vereenigde Staten, die goeddeels Engelsch zijn, en we wezen er met name op, hoe de „Revolutie" in deze landen nooit is geweest een heerschend beginsel in de Staatkunde en dus niet de Macht in den Staat veroverd heeft. Nu zou men weieens kunnen denken Dan zijn die landen ons toch vóór in sommige opzichten, ja Het komt in de Staatsinstellingen van die landen duidelijk uit, dat oor- jjcronkelijk de christelijke beginselen grondslag liggen en dat de Overheid dit nog steeds erkent, afgezien van de vraag, wat op een gegeven oogenblik die Overheidspersonen zélf persoonlijk gelooven. Wie bij ons de geesten wat proefde Die begrijpt onmiddellijk, dat in deze landen het op staatkundig gebied een lust om te leven zou zijn voor een deel onzer Chr. Historischen en vooral voor de Herv. Ger. Staatspartij. En er is iets behoorlijks in De openbare instellingen min of meer „christelijk" nog. En wij zullen de eersten zijn, om te zeggenWaar dit nog zoo is, geef iet daar zoo min mogelijk prijs tracht het zoolang mogelijk te behouden, evengoed als we bij ons zeggen tracht w?,t verloren ging er niet weer aan en egen en op te plakken, schijn zonder ^fcenlaat u niet in slaap wiegen euor dien schijn. Want zelfs waar 't méér is dan schijn Zooals in Engeland en Amerika, Daar loopt men, o zooveel gevaar dat het ware christendom uit de Staatsin stellingen wordt weggetrold dat slechts het bekende „christelijke tintje" over blijft en dat onder dien schijn het ware, échte christendom niet eens wordt ge duid, ook niet op de particuliere instel lingen. Daarvan lazen we iets uit Amerika. We wiiien het oververtellen 't kan ons tot v/aarschuwing en tot leering zijn. 't Gaat over Amerika's lagere school. Uit de Amerikaansch-Hollandsche kranten en uit brieven van landverhui zers-geestverwanten in de Nieuwe We reld weet men het welIn Amerika kent men bijna zonder uitzondering alléén de openbare, lagere school. Alleenlijk, die openbare school is niet met opzet ontkerstend. De godsdienst is ergeencontrabanda. 't Publieke gebed niet verboden. De Biibelsche Geschiedenis een leer vak, waaraan ook nog wel eenige aan dacht geschonken wordt. En waar de onderwijzers(essen) niet zelf religieus onderwijs geven, daar worden met eer bied de dominees der verschillende kerken, de pastoor en de rabbi ontvan gen, om eik aan hun eigen discipelen op de opénbare school godsdienst onderwijs te geven. De neutrale, openbare school volgens de Wet, zooais bij óns, ként men daar zoo niet. Soms is ze zelfs vrijwel „christelijk". Dat hangt veel af van de „leerkrach ten", van de omgeving enz. Maar de algemeene klacht, ook van wie emigreerden en hier onze Chr. scholen hadden gekend, was over het verwaterde christendom, over het chris telijk tintje, ja over het moderne hei dendom, dat onder den schijn van religie vaak op die openbare school gevonden wordt. Het positief-christelijk volksdeel kwam in verzet. En hoewel nog maar zeer sporadisch begon men ook in Amerika zijn heil te zoeken in particulier onderwijs dat echter niet alleen geenerlei onder steuning krijgt van den Staat, maar ook op alle manier wordt tegengewerkt. Het breekt de „eenheidsgedachte". Het verscheurt de „eenheidsschool". 't Is dus een gevaar voor de natie. Temeer omdat immers op de openbare school in Amerika het christendom geen verboden zaak is Zóó wordt daarginds heftiglijk be weerd. Zoo b.v. in den Staat Oregon. Daar had zich naast de openbare school de particuliere reeds vrij aardig ontwikkeld en zij gaat er voornamelijk uit van de streng-confessioneele ele menten. Wat ook waarlijk geen wonder is Die kunnen zich met de „eenheids- school" steeds minder vereenigen. Op 't oogenblik is b.v. in Amerika een heele actie gaande tegen de onderwij zers, die op de lagere school de kinders als hoogste waarheid en laatste uitvin ding der wetenschap aanprijzen de evolutie-theorie van Darwin, 't Is te begrijpen, niet waar? dat christenouders daar ten opzichte van hun kinderen geen genoegen mee konden nemen. Doch wat heeft men nu aangedurfd In Nov. '22 is in dien Staat een Wet aangenomen en bij de volkstemming (106.995 tegen 93.349 st.) bekrachtigd, waarbij alle kinderen verplicht worden, van 816 jaar te bezoeken een openbare school. Erger dus dan men 't bij ons ooit aandurfde De beroering is dan ook groot. Lutherschen, Gereformeerden, Baptis ten, Roomschen, elk op eigen terrein, maken zich tot krachtigen weerstand gereed. De Wet zal eerst in '26 van kracht worden, maar men gelooft al gemeen dat ze wel vóór dien tijd ver nietigd zal zijn. Zij is volkomen in strijd met de vrijheidsgedachte, waarop de Amerikaansche Statenbond is gegrond en zelfs wat wij hier de „liberalen" zouden noemen, komen tegen deze vrijheidsbeperking op. Maar voor ons is ze uiterst leerzaam. Men kan er uit leeren, welk een ge vaarlijke konsekwenties er uit de leuze van „Heel de kerk, heel het volk heel de school, heel de natie" volgen kan. Bij ons drong de Revolutie in alles door Maar wij hebben dan ook de toevlucht van onze „bizondere" instellingen, waar in het christendom ongerept en onge hinderd doorwerken kan zorgen we dat de „Staat" er nooit de baas wordt En zijn we daarmee er niet beter aan toe dan in Amerika waar op de openbare instellingen zoo genaamd „plaats voor den Christus" is? j Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Mr. Rutgers' rede. De heer mr. V. H. Rutgers hield voor den Bond van A.R. Gemeenteraadsleden een rede over «Gemeentelijke autonomies die ter vergas dering nogal tegenspraak vond. Zooals uit het debat genoegzaam bleek. Men vond dat, zooals mr. R. het opvatte, er van de gemeentelijke autonomie weinig overbleef. Men v/as van oordeel, dat er op dit punt strijd was tusschen 't geen dr. Kuyper steeds had geleerd en 't geen mr. Rutgers naar voren bracht. Ook vroeg men, wat er zóó van de »decentralisatie« (Art. 10 van ons Pros gram) terechtkomen moest. Mr. Rutgers ontkende 't een én 't ander Hij had zeer zeker nieuwe gezichtspunten aangegeven, maar hij had naar hij meende —juist de gemeentelijke »autonomie« verdedigd-, hij ging dóór op de lijn van Kuyper en was t van harte met art. 10 van ons Program eens. Dat hiermee elk »ja, maar uit den boezem der vergadering was verstomd, zullen we niet beweren Er bleek ook meeningsverschil over de pracs tische toepassing. 't Bleek wel, uit de opmerkingen van som mige ZsHollandsche raadsleden, dat men daar over de beslissingen der Haagsche Gedeputeers den, waartoe mr. R. behoort, juist met 't oog op de autonomie, lang niet altijd is ingenomen. En al weigerde mr. R., zeer terecht! op déze Vergadering nader op zulke kwesties in te gaan, er blijkt toch wel uit dat er gróóter meeningsverschil is over theorie en practijk, dan de voorzitter (prof. Diepenhorst) wel wilde doen voorkomen. Nu gaan wij hierop niet in. Dat kunnen we niet aan de hand van korte krantenverslagen Wij moeten hebben de rede zelf. En we dringen er sterk op aan, dat zij niet alleen verschijne in 't orgaan onzer Gemeen» teraadsleden, maar ook in afdruk als brochure algemeen verkrijgbaar worde gesteld. Opdat we er allen kennis van kunnen nemen Blijke géén ernstig meenings verschilwe heb» ben »kwesties« genoeg. Schoolbouw. 't Is een dorp, ergens in Holland. Ik las er van in de krant, in een goed a.r. orgaan, welks correspondent het bericht had ingezonden zonder eenige opmerking zijner» zijds. Er moest daar 'n nieuw gebouw zijn voor de Chr. School. Aanvrage werd gedaan bij den Raad. En dan lees ik d i t in 't verslag »De Raad sprak zich ook voor medewer» king uit, maar men merkte op, dat de be» grooting zeer hoog en de uitvoering zeer luxieus was opgevat, en men betwijfelde of de vereeniging ook zulk een hooge be» grooting zou accepteeren als ze het zelf moest betalen. Ik las niets van tegenspraak. Toch zaten er van de »onzcn« in den Raad. En toen heb ik me even geschaamd. Wel gaat die laatste uitdrukking natuurlijk te ver, wat men zelf móét betalen na éérst te heb» ben meegeholpen, om voor anderen te beta» len, blijft vaak beneden peil, omdat men niet anders kan. Maar in dezen tijd hebben wij ook bij onze aanvragen aan de gemeente de uiterste zuinig» heid te betrachten, daar gaat niets af en waar men dit niet begrijpt, doet men onze begin» selen en onze voorvaderen oneer aan Regeering en Kunst Het i s ook om tureluursch te zijn Doe je als Minister»van»Postzegels je uiterste best om nu dan toch eens een nieuwe serie te krijgen, waar ons land trotsch op kan zijn. Géén zoo»maar»teekenaar mag ze nu eens ontwerpen er wordt een prijsvraag uitgeschre» ven, alleen kunstenaars»van=naam mogen mee» dingen en een jury van erkende kunstbeoor» deelaars zal dan zeggen, welk teekeningen 't mooift zijn, om voor de nieuwe postzegels te worden gebruikt. Secuurder kan het toch wel niet En zietwat 'n spul er tevoorschijn kwam »Ja, ik vind ze zelf óók afschuwelijk lee» lijkroept de minister in de Eerste Kamer uit, »en ik zal andere laten maken, maar ik had nog zóó m'n best gedaan Dat is zoo dat had hij gewis. Maar de kunst Excellentieis een rare jof» fêru moet er maar niet te veel mee wande» len gaanin opspraak komt men al gauw, zelfs al geschiedt alles volkomen in alle «eer en deugd.« Nadruk verboden. 't Was in het jaar 1644. Met den oorlog, die nu in de Nederlanden bijna tachtig jaar had geduurd, liep het op een einde allleen in het ongelukkkige Duitsch» land, dat op vele plaatsen tot een woestijn was gemaakt en zijn bevolking tot de helft had zien wegsmelten, woedde hij nog voort. Onze Republiek wachtte nu stil af. Haar ontruiming was geheel voltooid. Een zwaren vestinggordel, door een ge» oefend leger, dat de leerschool voor geheel Europa geworden was, verdedigd, omringde en beveiligde haar van alle kanten Haar «gouden eeuw« brak aan. Vijftig jaar geleden wilde geen vorstelijk Huis van Europa, haar om zoo te zeggen «voor 't oprapen« hebben, zóó slecht stonden haar papieren Hoewel ook tóén, gelijk steeds de «lage landen aan de zee« voor iederen Staat een begeerlijk bezit vormden, dorsten noch Elisabeth van Engeland, noch Hendrik VI van Frankrijk het aan, de souvereiniteit te aanvaarden, hoewel ze hem geboden werd Want dreigend verhief zich de macht van het Habsburgsche Huis Thans glimlachen zelfbewust Hunne Hoog» mogenden, wanneer zij aan dien «slechten, ouden tijd« denken, die toch nog maar een halve eeuw achter hen ligt. Thans behoort de Republiek der Vereenigde Nederlanden tot de «groote mogendheden« van Europa en er wordt geen plan opgezet, geen voornemen uitgevoerd, door Denemar» ken, noch Venetië, door den Engelschman of den Moscoviet, of éérst worden in elk geval in Den Haag de voelhorens eens uitgestoken, hoe men er daar over denkt. Maurits heeft het nog met «Excellentie «ge» daan. Frederik Hendrik heeft het tot »Hoogheid« gebracht. Maar 't vers.hil in positie bij 't begin of aan 't einde van zijn stadhouderschap, tee» kent zich al heel duidelijk af in 't huwelijk, dat hij sloot én dat nu is weggelegd voor zijn zoon Toen Maurits zijn einde voelde naderen en zijn »Frits« met onterving dreigde, als hij óók al in de veertig! nu niet eindelijk in't huwelijk trad, had de jongste zoon van «Va» der Willem«, 't zij met allen eerbied voor een aangetrouwde Oranjevorstin gezegd eenvou» dig moeten nemen, wat hij vónd. al bleek naderhand, hoe ook in die keus de hand der goddelijke Providentie te zien was, die 't Oranjehuis langzaam maar zeker opvoerde tot den top5van»eeren zoo koos hij, wel wat in haast en verlegenheid en zoo op 't eerste gezicht Amalia van Solms, van goede, Duitsche, adellijke afkomst, voorzeker! maar toch van lageren rang en niet van vorstelijk bloed. Maar voor zijn en haar zoon, Willem weder, staat het wel vast, dat hij in een der oudste vorstenhuizen van Europa i n trouwen zal en daarmee verhoogen den luister van den Oranjenaam. Buiten »Holland« woedt de oorlog nog voort. Hij is uitgegroeid tot een Europeesche ver» wikkeling, waaraan de Republiek niet alléén een einde maken kan er zijn bondgenooten Zweden en Frankrijk, zonder wie men geen: vrede sluiten kan en die nog niet, gelijk de Republiek, verkregen hebben datgene wat ze van den oorlog hebben verwacht. Dat is het, wat den vrede vertraagt. En dan daarbij de laatste stuiptrekkingen van het huis Habsburg. Pat Huis had een wereldmonarchie omvat. Onder Karal V en in 't eerst onder Filips II. Maar het oordeel, dat in ónze eeuw werd voltooid, zoodat de laatste afstammelingen thans rondzwerven over den aardbodem, was reeds begonnen over hen te heerschen en de glans van hun rijken was reeds verbleekt. In de Oost was de Spaansche zon glorieloos ondergegaan en in Amerika scheen ze nog slechts met matten glans. En de «keizer,«aan alle kanten besprongen en benauwd, wordt straks een hoogte»titel»zónder»kracht, de speel» bal zijner rijksvorsten, over wie hij tevergeefs poogde zijn gezag te handhaven. En in dien toestand won de Republiek elk jaar aan kracht. «Europa zag verbaasd het rijzend wonder wassen Frederik Hendrik voerde een vorstelijken staat. «Aan deze zijde van Perzië, verklaarde 'n vreemd gezant in Den Haag, heb ik zooveel pracht en luister niet aanschouwd De stadhouder werd oud en verlangde naar het einde hij wenschte dat het nog in zijne dagen vrede mocht zijn. Frederik Hendrik was er dan ook bizonder slecht over te spreken, dat de Oorlog zich in 't Noorden en Midden van Europa eer uit» breidde, dan dat hij inkromp, en dat ook Frankrijk er lustig op los vocht, alsof het eigenlijk nog pas goed begon. Hij had den smaak van Frankrijk af In 1635, jatoen het groote verbond met dat land gesloten was en hij zélf nog in de kracht zijns levens stondtoen hij hoopte de Zuidelijke Nederlanden in één grooten veld» tocht te kunnen bevrijden en zijn ruiters stroopten tot onder de poorten van Brussel Tóén dacht de stadhouder anders over deze dingen Maar sinds had hij Frankrijk leeren kennen en langzamerhand was ook bij hém eenige vrees voor die wassende macht der Bourbons gerezen en vroeg ook h ij zich reeds af, of 't niet beter was die machtelooze, Spaansche Nederlanden maar als »bufferstaat« te laten bestaan tusschen Frankrijk en de Republiek, die het land van Richelieux en straks van Lodewijk XIV wel tot vriend, maar niet tot buur hebben moest, Frederik Hendrik wenschte ook daarom vrede. En, nogeenshij was er bizonder slecht over te spreken, dat in 1643 Zweden den oorlog had verklaard aan koning Christiaan van Denemarken, al móést hij erkennen, dat dit koninklijk lastpak het er wel naar had gemaakt Zweden had zijn ziel wat meer in lijdzaam» heid moeten bezitten Jawel, maar dat was bij 't jonge, overmoe» dige overwinnende Zweden, dat het tijdperk van zijn hoogsten bloei was ingegaan, aan doovemansoor gepreekt. Toch zat ditzelfde Zweden voor 't oogen» blik leelijk in de nesten. Te land, ochwaren ze voor Christiaan niet bang. Het Zweedsche leger, dat eerst onder Gustaaf Adolf en later onder zijn generaals zoo tal van overwinningen had behaald, getraind op honderd slagvelden, kon het ongetwijfeld wel tegen de Deensche legermacht van koning Christiaan opnemen. Maar Denemarken was een zeemogendheid en Zweden in dié mate niet En daardoor werden de Zweden leelijk ge» handicapt. Zij moesten ter zee de vlag te strijken. Hun verbindingen werden verbroken zelfs met hun troepen in Duitschland konden ze geen geregelde communicatie onderhouden, en wat wel 't ergste waszij hadden een twintig jaar geleden Göthenborg gebouwd, dat hun groote haven, hun uitgaans» en in» voerpoort worden zou, aan 't Skagerrak, en die stad werd nu door de Denen belegerd, ingesloten en met algeheele vernieling be» dreigd «Carthago moet verwóést worden En daar konden de Zweden niets tegen doen. Slechts door een sterke vloot konden de Denen teruggedreven worden en zulk een vloot hadden de Zweden niet. En als Göthen» borg viel, dan waren de Denen heer en mees» ter in de Oostzee en derzelver toegangswe» gen zou soms Holland niet helpen wil» len Holland had een sterke vloot kon er in elk geval eene uitrusten En zoo was dan in 't begin van '44 een Zweedsch gezant, die den zeer burgerlijken naam van Spiering droeg, in Holland aange» komen en hij had zich te Amsterdam bij den wereldberoemden koopman Lodewijk de Geer vervoegd, die in Zweden rijke bezittingen, mijnen enz., had en wiens handel op Zweden in de millioenen liep en samen waren ze naar Den Haag geweest, om te zien, of Frederik Hendrik ook misschien te vermurwen zou zijn. Want 't was anders dan in prince Maurits' tijd Frederik Hendrik was krijgs» en staatsman tegelijk en wie bij de Staten wat uitrichten wilde, had eerst te zorgen dat hij met den prins van Oranje in 't reine gekomen was maar de Prins dacht er niet aan, zich in die Noorsche aangelegenheden te verwarren de Zweden, overmoedig als ze door hun zege» praal in Duitschland geworden waren, hadden zich moedwillig gebrandze moesten nu zelf maar op de blaren zitten, vond de Prins. Hij deed aan het avontuur niet mee En daarmee konden de heeren vertrekken. Nu was dit eenerzijds te begrijpen van Frede» rik Hendrik, maar aan den anderen kant hield hij te weinig in het oog, welke groote Neder» landsche handelsbelangen er mee gemoeid waren, als Zweden eens ernstig in moeilijkhe» den geraken mocht De Zweedsche gezant was bitter teleurgesteld «Wat nu vroeg hij aan Lodewijk de Geer. Engeland was zelf in ernstige, binnenland» sche moeilijkheden gemengdFrankrijk kon zijn vloot niet missen de Republiek was de eenige mogendheid, die helpen kon. Lodewijk de Geer dacht een poos na. «Zweden is alléén te helpen door een vloot«, zeide hij. «Nu goed, als de stadhouder dan niet wil, zoo zal i k een vloot uitrusten«. «Gij vroeg de gezant. «Ja, ik!« was 't rustige antwoord. En toen is het éénige schouwspel in onze vaderlandsche historie vertoond, dat één Am» sterdamsch wereldhandelshuis, met zijn vrien» den en connectiën een vloot uitrustte, die gezien worden mocht. In twee maanden kocht of huurde De Geer een vloot van 32 schepen met 3000 koppen bemand en van alles, wat destijds tot den oorlog noodig was uit de Amstesdamsche pakhuizen rijk voorzien. 't Gaat den Amsterdammer echter lang niet voor den wind Storm drijft de schepen uiteen er breekt muiterij uit onder 't scheepsvolk; koning Christiaan zwoer dien Amsterdamsche kanon» nenkoopman de bloedigste wraak, Maar De Geer liet zich door niets ontmoe» digen besteedde in 't geheel de voor dien tijd ongehoorde som van 1,250,000 gulden aan zijn vloot, en Juli '44 koos zij andermaal hersteld en versterkt het ruime sop. In 't Skagerrak lag de Deensche vloot op de loer. Maar De Geer had met opzet de beste en snelste zeilers gekozen't gelukte zijn vloot om zich schier zonder averij door de Deensche heen te slaan, met volle zeilen voer zij de C^ostzee in en vereenigde zich daar met de Zweedsche schepen onder Wrangel, en tóén ging het gezamenlijk op de Denen los, wier vloot een verpletterende nederlaag lijdt. Hun admiraal sneuvelt, twee vice»admiraals worden

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1923 | | pagina 1