Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
ÏN HOG SIGNO VINCES
No. 2914
ZATERDAG 26 MEI 1923
38ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Reclames Mededeelingen.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Ad ver t eas t ësi eti verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
„He! Koninkrijk dods"
„Zoekt éérst het Koninkrijk Gods".
Met een kort onderzoek van 'tgeen
dit bekende woord van den Heiland,
voor ons politieke leven te zeggen heeft,
willen we de artikelen, die we met dat
over „Gods genadige Verkiezing" be
gonnen zijn, besluiten.
Vragen we dan eerst, wat Jezus in
't algeméén met dit woord mag hebben
bedoeld.
Natuurlijk nam hij het niet mechanisch,
tijdrekenkundig.
Alsof we eerst 'n zeker aantal dagen
of maanden of jaren van ons leven op
</3ek zouden moeten gaan naar dat
ironinkrijk Gods en als we dat dan
meenen gevonden te hebben, ons met
volle kracht zouden kunnen werpen,
heel ons overig leven aan de dingen
dezer wereld.
En al evenmin is er natuurlijk mee
bedoeld, dat we éérst den Dag des
Heeren aan het Koninkrijk Gods zullen
wijden, om dan zes dagen lang iets
geheel anders te zoeken.
Noch ook, dat we eiken dag éérst
zullen bidden en lezen, om naar het
heet het Koninkrijk Gods te zoeken
en dan vele uren aan ons dagelijksch
werk te gaan, zonder ons ook maar
eenigszins om dat Koninkrijk te be
kommeren
Duidelijk, zult ge zeggen
Voorzekeren toch weet ge zoo goed
als ik, dat er genoeg naam- en schijn-
«ristenen zijn, die zonder dat ze 't
or zichzelf willen weten, op deze wijs
twee heeren willen dienen.
Het „éérst" ziet hier op den voorrang.
Wat Jezus daar noemt: het zoeken
van het Koninkrijk Gods, waarop het
vinden vast vöigt, want wie waarlijk
zoekt, die vindt, is de belofte van Hem,
die niet liegen kan, dat zoeken gaat
in waardij en belangrijkheid alle andere
zaken en bezigheden zoo vérre te boven,
dat ze daar niet eens bij kunnen wor
den genóémd.
Die-dingen „zullen u toegeworpen
worden".
Zorg gij vóór en bóven alle dingen
maar, dat "dit allervoornaamste in orde
is en dat ge vinden moogt het Konink
rijk Gods
Want als u dat gebeuren mag, dat
ge waarlijk zulk een zoeker zijt en een
vinder wordt, dan is het alzoo, dat ook
gij in Gods genadige verkiezing be
grepen zijt; het Koninkrijk zoekt, vindt
en er ingaan zuil.
Het „standbeeld" dat eeuwig blijft.
Niet het „staketsel" er omheen.
En nu het terrein der politiek.
Ook hier geldt het, voor elk clie naar
den regel van Gods Woord in 't poli
tieke leven zijn weg wil aanstellen
„Zoekt eerst het Koninkrijk Gods
Zien we weer, wat dit zeggen wil.
Niet, dat onze politieke bijeenkomsten
bijbellezingen moeten zijn, of dat onze af
gevaardigden predikatiën moeten houden
Alles naar zijn aard alles op z'n tijd.
Bijbellezing houdt men in de kerk
of het evangelisatielokaal en prediken
doet de predikant.
Maar het Koninkrijk Gods moet
den voorrang hebben.
Be geestelijke belangen des volks
moeten boven de stoffelijke gaan.
Ge voorbeelden liggen voor 't grijpen.
taatsloterij veroordeelen wij.
ja, natuurlijk in de eerste plaats wijl
gokken zonde is.
Maar denk dat nu even weg.
n s*?at tweeërlei belang tegenover
f/*aar.1 eerste het finantiëel belang
n den Staat, die van de loterij zijn
I opstrijkt en ten tweede het gees
telijk belang der burgerij, die zich ver
slavende aan al dat spelen moreel te
gronde gaat in 't eind, net zoo goed
als ze te gronde kan gaan aan alco
holisme, aan narcotisme, of aan de
zonden van het zevende gebod.
Nu is voor ons de keuze duidelijk
Het geestelijk belang gaat voorop.
En wij zijn tegen de winsten uit de
Staatsloterij, en als het mogelijk was,
om hier te lande de drankzonde in te
perken en in Indië het opium-kwaad te
bedwingen zonder zware schatting van
't vergif te heffen, dan zouden wij met
vreugde èn de drank-accijns èn de
opium-baten opgeven.
Een feest, tentoonstelling enz. kan
naar mènschen meenen te zien, finan
tiëel afhankelijk zijn van den stroom
der Zondagsbezoekers, toch stemmen
wij zonder bedenken tégenhet gees
telijk belang van den rustigen sabbat
gaat ver uit boven het stoffelijk belang
van een welgeslaagd feest.
En zoo gaat het telkens weer.
Omdat door verwaarloozing van het
geestelijk belang tegenover het stoffe
lijke, een volk in 't eind te gronde gaat.
Waar is Tyrus, de weelderige stad
Wat bleef van 't oude Rome over?
Waar is heel de Oud-Egyptische
cultuur
Ondergegaan, vernietigd, onder't zand
der woestijn en 't stof der eeuwen
bedolven Omdat het onkruid van het
materialisme en mammonisme allen
voortgroei van goed geestelijk graan
verstikte. Omdat in die atmosfeer alle
geestelijk leven werd gedood. Omdat
in het groote zondefestijn de laatste
roerselen van hooger leven wegstierven.
Omdat ten leste de laatste goede engel
wegvluchtte uit die omgeving, waar
satan alléén kapelmeester was en alle
satans 't orkest der helle op aarde reeds
hadden ingezet; omdat de kerke Gods
er geen hutte meer vondomdat er
geen voorwerp van Gods genadige
verkiezing in 't eind meer overbleef
omdat zelfs de werking der gemeene
gratie er belemmerd werd en zij zich,
met eerbied gezegd, vastzoog in 't
drijfzand der ongerechtigheid:
Daarom verging al hunne heerlijkheid.
En bleef er geen gedachtenis van over
En zóó zal het gaan met elk volk,
dat zijn geestelijk belang moedwillig
verwerpt en alleen het stoffelijk belang
behartigt: „Wat afvalt van den hoogen
God, móét yallen
Daartegen willen wij waken, ook in
't politieke leven.
Opdat de lijn van Gods genadige
verkiezing doorgaan moge ook in ons
Nederlandsche volk tot op de weder
komst van Jezus Christus en dit volk
niet ontijdig verloren ga.
Daartoe helpe ons de Almachtige, God
V Van den Leerstoel.
NATIONALE
BANKVEREENIGING
kantoor MIDDELHARNIS
ft ft
ft
1 Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Geve God ons nu den man.
Ja, óók de verdere benoodigde gelden, want
met de 3000 gulden, die Geref. Schoolverband
voor de vestiging van een Leerstoel in de
Paedagogiek toestond, is nog maar éénderde
gevonden van wat er jaarlijks noodig is.
Doch dat geld komt er wel.
Maar terecht werd er te Utrecht op de jaar*
vergadering op gewezenGod moet ons den
man geven.
Een man van meer dan gewone bekwaam*
heid, paedagoog bij de gratie Gods en léven*
de uit, zijn geestelijke ademtocht vindend in
de gereformeerde belijdenis.
Iemand die de fondamenten leggen kan.
Die bestek en teekeningen maakt
Van het gebouw, dat we toch eenmaal ho
pen te zien verrijzen, dat eener gereformeer*
de paedagogiek, zoo noodzakelijk zal er ooit
in dezen lande niet van gereformeerd onder*
w ij s, dat hébben we door Gods genade op
vele plaatsen reeds, houden we het in eerel
doch zal er van een gereformeerd school*
wezen sprake kunnen zijn.
God geve ons nu den man
Zij er gebed voor deze zaak.
Het garen van Mammon
Dat zou 'k nu ook maar zwijgen
«De kranten hadden eigenlijk beter gedaan«,
schrijft een medewerker thans in de «Tel.»
»als je die grooteGoksadvertentie's van Broek*
huys indertijd niet opgenomen hadden
Ja, dat zal wel waar wezen.
Want zonder de Pers, als die Pers es een*
parig geweigerd had ons volk de millioenen
uit den zak te helpen kloppen, die het Wil*
lem Broekhuys met z'n draaienden Simplex
jn den zak gestouwd heeftals de Pers
geweigerd had, zou 's mans gokkerij*in*'t groot
nooit zijn gelukt.
Nü is hij zooveel maal millionair.
En nu gaat hij 'n krant oprichten, die voor
de andere vertegenwoordigers der »grocte
pers«, in Amsterdam, in den Haag en Rotter*
dam een dagelijksche.'bedreiging wordt.
«Hadden we maar niet 1verzucht men nu.
Jawel, maar Broekhuys betaalde zoo goed
Advertenties van een heele pagina
En, «geld stinkt niet, behalve wanneer
het tégen je zelf gebruikt wordt«, zegt cynisch
dezelfde man van de »Telegraaf«.
't Is jammer van onze Nederlandsche pers.
Zij raakt in Mammons garen vast.
40 cent per regel.
Zitdagen, tijdens Beurs i
Woensdag, Sommelsdsjk Tabbers
Donderdag, Dirksland .v. d. Doel
Donderdag, Ouddorp Flobil
Vrijdag, Oude Tonge Geluk
Schoolinspectie.
In beginsel heeft het Geref Schoolver*
band de eigen inspectie aangenomen maar
zij wil blijkbaar voorzichtig zijn met de uit*
voering.
Dit lijkt ons prijzenswaard.
Men móét rekenen met de p r a k t ij k.
En hier in Friesland b.v., anders dan
in Groningen, is een groot deel der scholen,
die niet kerkelijk maar confessioneel, op geref.
standpunt staan, aangesloten bij Christel. Na*
tionaal.
Dit is zoo historisch geworden.
Ook niet weinige scholen, die zich bij Ge*
ref. Schoolverband hebben gevoegd zijn te*
vens bij C. N. S. gebleven, wat trouwens
ook zeer wel kan.
Enfin, de toestand is nu zoo.
En voor de zaak eener eigen inspectie in
't algemeen achten we 't niet bevorderlijk,
als b.v. Maandag de inspecteur van C. N. S.
er> Dinsdag die van Geref. Schoolverb. toch
in hoofdzaak naar dezelfde zaken komen in*
formeeren.
Hoe dat 'tbest uit elkaar blijft:
Dit kunnen wij niet beoordeelen.
Maar we wijzen toch even op deze moei*
lijkheid.
V 'n Kleinigheid maar
'n Kind aangeven voor de lageré School
Dat gaat bij ons, d.w.z. op de bizondere
School, zeer eenvoudig.
Men waarschuwt tijdig meester, uit
Op grootere Scholen, waar velen aangege,
ven worden, houdt meester op 'n avond even
«zitting» en dan gaat vader of moeder daar
even heen, of desnoods 'n oudste broer of
zus, 'n grootmoeder of wie ook.
Dat gaat eenvoudig, vlug, gemoedelijk.
Maar op de Staatsschool niet steeds zoo,
tenminste in Den Haag heeft de afdeeling van
het Ned. onderw. Genootschap officieel ver*
zocht aan 't gemeentebestuur om die «aan*
gifte zéér te vereenvoudigen net als bij
't bizondere onderwijs, want soms zagen de
ouders bepaald tegen al de soesah op.
Hoe 't er dan is, weet ik niet precies,
't Zal er bureaucratisch* secuur gaan
Maar 't is nu toch waarlijk, als 't van de
Overheid gaan moet, of er dan altijd 'n heele*
boel drukte bij te pas moet komen. Wij anti*
revolutionairen moeten ons maar steeds méér
en méér houden aan onze oude léér. Als 't
maar éven kan, gebruik dan het particulier
initiatief.
Nadruk verboaeH,
Nog zie ik 't tafereeltje scherp voor me,
Al is 't dan wel een kwarteeuw geleden 1
Laat ik het trachten te beschrijven
Een Zondagavond, heete dag geweest,
maar nu koelt het heerlijk af en in de Zon*
dagsche kamer, dicht bij 't open raam met
haar leunstoel geschoven, zoo dat in de
schuinte net de laatste, gouden zonnestralen
het zilveren hoofdhaar omglansden, een oude
moeder, grootmoeder al, die over weiden en
akkers heen in de verte staart.
Haar armen rusten op de leuningen van
den stoel.
Breeduit haar schoot, heeft ze daarop een
dik boek, opengeslagen liggen, waaruit ze
blijkbaar haar Zondagavondlectuur heeft ge*
haaldtot loopen, goéd loopen weigeren
de beenen haar den dienst, wat strompelen
door de kamer heen is al wat ze kan en zoo
komt ze al in jaar en dag niet meer in Gods
huis.
En behelpt ze zich met lezen.
Voor haar mocht niemand thuis blijven
Zij had Gods Woord en dat was haar genoeg.
In de bij elkaar gebrachte handen heeft ze
een klein psalmboekje en als ik in de reeds
donkere gang aankom, hoor ik dat ze zingt.
Neen, nalezen is niet noodig.
De meeste verzen kent ze z o o wel 1
En dan vooral, wat ze nu zingt
«Maar, blij vooruitzicht dat mij streelt
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
Verzadigd met uw god'lijk beeld
Zachtkens schreed ik voort tot vlak bij de
deur en door de glazen bovenruit keek ik
voorzichtig naar binnen.
Zoo zag ik haar blijde aangezicht.
En ontroerd luisterde ik naar het lied.
De wijs was zuiver, maar dat was ook al
wat er van gezegd kon worden, 't Was het
min of meer beverig zingen der oude vrouw,
bij wie «de zangeressen nedergebogen zijn«
er was geen kracht meer in die stem alleen
omdat het binnen en buiten héél stil was,
kon ik alles zoo goed volgen ook de klank
en de gloed der jeugd waren verre.
En toch voelde ik me wonderlijk ontroerd.
Toch kan ik nu na zooveel jaar dit alles
nog eens weer doorleven, zulk een indruk
had het destijds op mij gemaakt.
'k Heb sinds, wel schoone muziek gehoord.
Ook soms zang, die mij sterk aangreep.
Heerlijk schoon, waarbij het kunsteloos
zingen eener afgeleefde vrouw niet kan wor*
den genoémd, maar wat mij aangreep, zoo*
als ik haar dien avond hoorde, en zonder
dat ze 't wist, zag, 't was dat niet slechts
haar mond, maar vooral ook haar ziel zong
dat lied kwam uit het binnenste haars inner*
lijksten ingewands haar op de lippenhaar
zielsoog ging, terwijl haar mond zong, dat
«blij vooruitzicht» openzij had een voor*
smaak van het «nabij God te zijn».
En dat bezielde haar lied.
Wat ik hiermee betoogen wil
Dat er in den zang is een dubbel element,
waarmee men w e 1 rekening moet houden,
ook wat betreft ons kerklied ons psalmgezang.
Ten eerste is daar de zang techniek.
En ten tweede is er het zingende hart.
Laat ik 't eerst eens met een voorbeeld,
niet aan onze kringen ontleend, mogen
ophelderen, om te doen zien, dat men «in de
wereld» precies hetzelfde onderscheid maakt.
»Zij« was jong, maar reeds een eerste*rangs«
zangeres.
Op den avond toen ze voor den eersten
keer, niet slechts in intiemen kring voor ge*
noogdigden, maar voluit in 't publiek optrad,
was het enthousiasme groot, men voelde
direct, dat maar niet een «goede zangeres«
naast vele andere zich had geschaard, doch
dat men hier een ster had zien opgaan van
de eerste grootte, die vele andere dreigde te
overschitteren. Dit zou een diér weinige
vrouwen worden, die gekroond werden
in het Rijk*der*Kunstdie niet slechts binnen
de grenzen van het vaderland eenige vermaard*
heid zouden krijgen, maar die onzen roem
zouden dragen van het eene werelddeel tot
het andere.
De bladen waren dan ook vol lof.
Maar op één punt viel critiek,
Soms was zij te koud in haar zang.
En wel, wanneer zij, wat natuurlijk nogal
eens voorkwam, in haar lied moest weder*
geven de vele nuances van aardsche liefde,
met al haar hoop en vrees, haar hartstocht,
haar Daijver, haar heldendaden en dwaashe*
den zie, dan zong ze onberispelijk,
daar niet van en haar geluid was even klank*
rijk en zilverrein als altijd, maar als die
critici onze zegswijzen hadden gekend, zoo
zouden ze geschreven hebben «Zij zingt te
zeer over en niet u i t de zaak
Inderdaad, zij wist bij eigen ondervin*
ding nog niet wat die liefde waszij had,
nu jaes 'n onschuldige flirt gehad, maar ze
had die liefde nog nooit gekendzij wist
slechts theoretisch wat dit was en zong er
van volgens alle regelen der kunst, maarniet
uit het hart.
Tot ze, werkelijk die liefde vond.
De wereld wist daar nog niet van.
Slechts zeer enkele, zéér intieme kennissen
wisten het, maar de wereld verbaasde zich,
want er kwam thans iets in haar zang, een
«ick en weet niet wat« zou Cats zeggen, dat
de klank verinnigde n u kon ze van »liefde«
zingen n u was het »echt«
't Zelfde was 't geval met mijn oude vrouw.
Aan haar zang ontbrak zeer veel.
't Geluid was nog zuiver, maar klank was
er haast niet meer in en iemand zou er door
getroffen hebben kunnen worden
als niet zoo allerduidelijkst te hooren was,
hoe hier door de «hemelsche liefde«, die
zooveel sterker, reiner, edeler is dan de «aard*
sche«, de zang werd bezield.
Over de gemeente en haar zang wordt de
laatste weken weer heel wat gepraat, geschre*
ven en gedacht en daarbij moet dunkt mij,
niet vergeten worden, dat er een zingen is
met den mond e n met het hart.
En als ik nu kiezen moest
Aan den eenen kant een »doode« gemeente,
maar die 't in den zang als kunst ver ge*
bracht had, zoodat 't een lust ware om naar
die zuivere, welluidende stemmen te hooren,
doch die zingen o m de schoone klanken, o m
de aangename wijs, o m o m tenslotte
toch nog zekere godsdienstvormen waar te
nemen en zekere godsdienstplichten te ver*
vullen
En anderzijds een »levende« gemeente, die
tegen de zanglust grove fouten begaatdie
in haar zang vaak galmt, soms gilt, ja wel
knoerst en knarst, doch die met de ziel
zingtdie geestelijk meeleeft in haar zang
voor wie wat ze zingt waarheid is in het
binnenste
Dan kies ik onvoorwaardelijk de laatste
Want haar zang is toch het schoonst.
Omdat leven schooner is dan s c h ij n,
hoe ook de glans 't oog verblindt.
Omdat de kern meer is dan 't schoone
omhulsel.
Omdat de levenskrachtige wortel méér is
dan een aangehechte bloem, me dunkt dit
is duidelijk en voor geen dubbelen uitleg
vatbaar.
Dit moest eerst worden vastgelegd.
Nu pas kan ik verder gaan.
En dan durf ik zeggen, dat de heilige en*
gelen zich stellig meermalen bedroeven moeten,
indien zij daarvoor1 vatbaar zijn, over de
wijze waarop Zijn gemeente hier soms meent
Gods lof te moeten bezingeij.
Die engelen wéten wat zingen is 1
Zij prijzen God gestadiglijk.
Maar wat hier op aarde door de gemeente
soms wordt ten gehoore gebracht, mag nauwe*
lijks den naam van zingen dragen.
Ik weet zeer goed, dat niet iedereen een
melodieuse stem heeft en dat toch in de sa*
menkomst der gemeente allen mede moeten
instemmen bij 't gezamenlijk gezang, wie
onzer zou 't anders willen Doch waarom
moet nu hij of zij, die van God op zang*
gebied (H ij blijft toch immers de souvereine
uitdeeler van alle gaven 1) maar één heel klein
talentje gekregen heeft, juist een keel opzetten,
alsof het er tien zeer groote zijn?
En toch, luister in onze kerken maar rond,
of dit niet vaak gebeurt, dit moest mijne
broeders en zusters alzoo niet geschieden. Er
zijn onderscheiden gaven in de gemeente en
nu doen wij nooit er aan mee, om de
schoonste zanggaven in een apart kerkkoor
te vergaderen, dat de «gemeente tot zwijgen
brengtde gansche gemeente behoort zin*
gende den lof des Heeren te verkondigen
of haar bede om «Gena, o Godgena
op te zenden, maar anderzijds moet die
gemeente ook willen rekenen met de veelheid
en verscheidenheid der gaven, die God schonk
en de mensch moet niet trachten een nach*
tegaal te zijn, het is immers zoo, dat wie
in 't eene slechts een onaanzienlijk muschken
is, door Gods genade op 't andere punt weer
blinkt als de duive door 't zilverwit en 't
goud harer heerlijke vleugelen. Hoofdzaak is
maar, dat we géén gaven willen ten toon
spreiden, die God ons onthield.
Nogeens, de ziel in de zang is hoofdzaak
en God ziet het hart aan.
Dat staat en gaat boven alles.
Maar daarnaast is 't o o k waar, dat de ge*
meente zich bezondigt tegen haar Koning,
wanneer de vorm van den zang haar eigen*
lijk niet schelen kan.