voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO YINCES
No. 2906
ZATERDAG 28 APRIL 1923
38STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Duidelijk Voorbeeld
Reclames Mededeeüngen.
Op den Uitkijk.
Uit de Pers,
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zendesa aan de Uitgevers.
Op sommige punten kan men niet
duidelijk genoeg zijn.
En zoo zeggen we 't in dézen vorm
Wanneer we, in dit artikei spreken
over „Kerk", dan bedoelen we daarmee,
evenmin als de vorige week in „Wereld
en Kerk" nóch de Ned. Herv., nóch
eenige Geref., nóch de R. Kath. Kerk,
neen 1 wij bedoelen de Kerk, waarvan
onze catechismus spreekt, die we de
vorige week aanhaalden, de Kerk, gelijk
je door Gods genadige verkiezing ont-
f A:nd en door Hem zal worden bewaard
"tot het einde der eeuwen.
Hier komen we nu niet weer op terug.
Maar men gelieve dit wel in het oog
te houden, telkens als we nu weer van
„Kerk" spreken.
Wij hadden 'tover„Kerk" en „Wereld"
En wij hebben betuigd, hoe die „Kerk"
voor ons zooveel méér waarde en be-
teekenis heeft boven de „Wereld", als
het kostelijk gebouw waardij heeft bóven
't getimmerte, dat er om henen staat.
Dit raakt ook het politieke leven.
Omdat het raakt ons gansche leven.
Laten we dit eens met een duidelijk
voorbeeld aantoonen, dat voor een ieder
de'zaak duidelijk maakt.
Den „Schoolstrijd" kent iedereen.
Welnu, die gansche Schoolstrijd is
voortgekomen uit den gansch tegen
gestelden kijk, dien wij en onze tegen-
[janders hebben op Wereld en Kerk.
Voor hen is die „Wereld" het voor
naamste.
En zoo komt het, dat toen zij in 't
midden der vorige eeuw de macht, ja
de oppermacht in handen hadden en
het onderwijs gingen regelen, hun eerste
en voornaamste vraag deze wasHoe
richten wij de School het best in, om
te maken dat de kinderen straks in de
Wereld hun plaats kunnen innemen.
Want de Wereld was nommer een.
Zij gingen met moed aan de gang.
Zij hebben ook werkelijk voor het
onderwijs in 't algemeen goede dingen
tot stand gebracht, al namen ze ook niet
zelden, door den waas van den dag
verblind een „dwaallicht" als „leidstar"
aan.
Wij willen dat goede erkennen.
Gelijk we het ook niet zelden voor
ónze scholen hebben gebruikt of ge
wijzigd hebben toegepast. Voor Salomo's
Tempel hebben tenslotte Hiram's Fe-
niciërs even hard gewerkt als de Joden
zelf, jazijn ze zelfs der Joden leer
meester geweest.
Ja, we willen nog verder gaan.
Toen de oude liberalen de bizondere
school eerst het bestaansrecht betwistten
en later het bestaan zelf bemoeilijkten,
kwam dit lang niet altijd en bij allen uit
vijandschap tegen het Christendom voort
Wel was deze de drijvende kracht.
Zooals ze bij Kappeijne naar boven
kwam, toen hij sprak van de „doode
vlieg" en boos werd op de „bijbelteksten"
Maar toch, anderen waren zóó niet.
Zij schuwden de gedeelheid.
Zij vreesden in trouwe, dat de ge
splitste en gedeelde school zeer ernstig
schaden zou de volkskracht bij het
opkomend geslacht. Dat daardoor het
staketsel, de Wereld schade lijden zou.
En dat ging bij hen boven alles.
Juist anders was het bij ons.
Het praatje, dat wij niet voor goed
onderwijs zouden zijn, is nu wel zoo
goed als vervlogen. De bewijzen
zijn er van het tegendeel. Wel degelijk
weten we, dat het kind straks in de
wereld komt en ook door de wereld
moet en voor dat vaak moeilijke leven,
waarin 't niet zelden bij uitstek geldt
„Veel wederwaardigheên, veel ram
pen zijn des vromen lot!" ook voor
dat leven willen wij onze kinderen zoo
krachtig mogelijk toerusten.
Maar ziehier het groote onderscheid
Bij ons gaat de Kerk boven de Wereld.
En dat bedoelden onze vaderen zoo
Het is een voorname eisch van het
Onderwijs, dat gaven ze grif toedat
het de kinderen toebereidt voor't ver
keer in en den omgang met de wereld.
Hoe degelijker voorbereiding, hoe
beter
Maar hooger staat de eisch, dat zij
het Onderwijs zóó krijgen, als de Heere
God dit in Zijn Woord voor het zaad
der Kerk noodzakelijk noemt. Dat zij
zich dan, wanneer genade ook in hun
hart werken mag en dat blijft eenig
en alleen Gods bestel, als een zoutend
zout en een lichtende kaars in 't midden
der wereld kunnen openbaren.
Elk lid der Kerk moet in zijn kring
een „prediker" zijn.
Géén „predikant", versta me wel
Maar een prediker, die de deugden
en volmaaktheden des Heeren roemen
kandie van Zijn werken weet te ver
tellen die van Zijn daden weet te ge
tuigen die den tegenstander wat te
antwoorden heeft; die de lofzangen
Israels kent, waarmee Gods oude volk
Hem reeds loofde en prees; die iéts
weet van het „nieuwe lied", van Mozes
en van het Lam.
De Kerk staat nu boven de Wereld.
Ook met al 's werelds kunde en kunst.
De Chamieten uit het Siddimdal had
den, als uit de ongewijde geschiedenis
wel is af te leiden, net zoo goed als
de Egyptenaren van Toet-ank-Amen
een hooge trapt van beschaving bereikt
misschien waren ze wel veel knapper
dan de nomaden Abram en Lot.
Toch zouden tien „rechtvaardigen",
een Kerk-van-tien Sodom hebben doen
sparen nu die er niet waren werd het
omgekeerd. Zóóveel is de bouw der
Kerk van meer beteekenis, dan 't ge
timmer aan de Wereld, het staketsel
er omheen.
En dat brengen wij ook in ons On
derwijs, en in zooveel meertot open
baring.
NATIONALE
BANKVEREENIGING
Kantoor MIDDELHARNIS
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Gehandhaafd en Versterkt.
'n Opmerkelijk verschijnsel is dit
De Christelijk Historischen hebben bij deze
Staten stembus hun positie, die ze verleden
jaar van de Kamfer verkregen gehandhaafd en
versterkt.
Het is met hun zoo gegaan.
't Pokken en mazelen duurde vrij lang.
Dat kwamen ze te boven toen de verschil*
lende stroomïngen, zélfs d? Friesche, in één
bedding kwamen.
Sindsdien breidden zij zich langzaam uit.
In '22 e.ch ter door allerlei oorzaken, waar*
onder de nawerking van '18 moet genoemd
deden ze e<:n sprong naar voren.
Men kón vragenBeklijft dit
't Jaar '25 antwoordt voorloopigJa.
't Blijkt ia '22 niet geweest te zijn een po*
litieke gril v;an ettelijke tienduizenden in den
lande, die voorheen Links stemden, of bij de
middenstof hoorden, welke hen nu in eens
bracht in 't Chr. Hist. Kamp. neenhet lijkt
te zijn een di'epergaand politiek besef.
Daarover vt rheugen wij ons.
Voor het fei t, dat hier en ginds vooral in't
centrum des lai ids, de Chr. Historischen ook
onder onze mannen overloo pers brachten, zijn
we niet blind *en dat feit zekerbedróéft.
Verklaren kunnen we het wel.
»Rome« is daar veler boeman.
En de «Volkskerk® veler lievelingswaan,
En zoo had en heeft voorloopig de Chr.
Hist. Unie .ten dubbele magneet, om onvaste
geesten uit onze partij tot zich te trekken.
Daartegen is slechts één verweermiddel.
Dat op d en duur zijn uitwerking niet mist.
Steeds m eer hebben wij onze kracht te zoe*
ken in het calvinisme. Niet in het wóórd daar
is genoeg mee geschermd, maar in de daad.
Hoe groover de C. H. Unie wordt, hoe méér
zij »a,lgerri'een«christelijk»protestaritsch«zal moe*
ten zijn.. En hoe meer op on# de taak rust
het »algemeen*christelijke«, dat in het coalitie*
tijdperk ook ons weleens'te veel bekoorde,
uit te zuiveren en ons te openbaren als gees*
teskinderen van Calvijn.
Andere Rangorde.
Hoe meer de C. H Unie wast
Hoe meer invloed zij krijgt aan de Rech*
terzijde, die waarheid zal elkeen wel duide
lijk zijn.
Er komt verandering van positie,
In 't begin dezer eeuw, onder Kuyper, nie*
mand zal dit tegenspreken, was de leidende
positie, Rechts, bij de a. r. partij, ook al was
zij numeriek de sterkste nog niet.
Onder Heemskerk bleef het min of meer
zoo, al werd reeds toen die positie verzwakt.
Wij koesterden ons nog in den naglans van
Kuyper's glorietijd.
Maar na Cort v. d. Linden, toen »Rechts«
wéér aan de Regeering kwam, bleek de lei*
dende positie overgegaan in handen van den
Roomsch Katholiek en Nolens was geruimen
tijd de machtigste man in het land.
Feitelijk is zoo de positie nóg.
De vraag is of 't zoo blijft
De R. K. Staatspartij, die in den laatsten
tijd niet steeds haar eenheid van optreden vin*
den kon, noch in, noch buiten het parlement
is zacht gezegd, boven den Moerdijk nu juist
niet versterkt uit dezen stembusstrijd gekomen.
Ook de A. R. partij kreeg hier en daar een
deuk.
De C. H. Unie echter heeft zich «gehand*
haafd en versterkt®.
En zoo kan de tijd komen dat haar indien
»Rechts« eenheid vormen blijft, de «leidende
positie« te beurt valt.
Ze heeft er niet naar te verlangen.
Want ook zij zal ondervinden, dat hier het
hoogtepunt in beginsel al het keerpunt wordt,
als zij leiding zou moeten geven aan een zéér
«gemengd® volk en een zéér «gemengde® meer*
derheid. Maar aan zijn positie onttrekt
men zich niet. Hoe het zij voor ons, wier
medewerking wel vereischt blijven zal, een
reden te meer om steeds scherper te onder*
zoeken, hoe de lijnen liepen van ons calvi=
nistisch princiep.
40 cent per regel.
Zitdagen, tijdeüs Beurs i
Woensdag, Sommelsdijk Tabbers
Donderdag, Dirksland .v. d. Doel
Donderdag, OuddorpFlohll
Vrijdag, Oude TongeGeluk
Nadruk verboden.
Et
Zus was nu tien jaar ruim.
«Kind zei vader op zekeren dag tot haar,
«zou jij nu wel met de groote menschen mee
kunnen bidden
Zus keek hem wat verwonderd aan.
«Als vader hardop bidt, aan tafel«, ver*
duidelijkt deze, «zou jij dan wel willen luis*
teren, wat vader bidt?®
«Jawel, vader 1® was schroomvallig 't ant*
woord.
«En dat dan zachtjes bij je eigen méé bid*
den
«Ja, vaderbelooft het kind.
«Nu beslist vader dan kun je ook
voortaan over tafel met de groote menschen
meebidden en hoef je niet meer apartje eigen
gebedje te doen«.
Nu blijft een kind altijd 'n kind.
En dat is maar gelukkig ook 1 Wanneer de
tijd komt, waarnaar vaak hunkerend wordt
uitgezien, dat we te niet moeten gaan doen,
hetgeen des kinds is, dan raken we iets heel
moois uit ons leven kwijt
Zus was blij met vaders beslissing.
Niet dat ze tegen z e 1 f=bidden was.
Neen, daarin was ze nooit tekort geschoten
en 't is maar zelden voorgekomen dat ze door
achteloosheid zich daarbij heeft vergist.
Maar 't was een bewijs, dat ze »groot« werd.
En daarover verheugde zij zich, gelijk
elk kind dit doet.
Nu geef ik dit, zooals 't gebeurde.
Sommigen onzer, en dat kan ik begrijpen,
zullen er net zoo over denken als vaders
broer, die toen het ter sprake kwam, zei
«Dat vind ik toch wat erg vlugWat kan
zoo'n kind van tien jaar nu van 't gebed van
groote menschon begrijpen? Ik vind, men
moet ze voorloopig haar eigen gebed en haar
eigen woorden nog maar laten.«
Waarop vader antwoorde, dat een kind van
dien leeftijd in den regel het dagelijksch ge*
sprek der groote menschen wel volgen kan
en vaak ook met belangstelling werkelijk volgt,
zoodat dit ook moet kunnen, als de groote
menschen tot God spreken en indien niet,
dan moet het tekort bij de grooten gevonden
worden en niet bij het kind.
Nu, daarover kan men verschillend denken.
Daar is 't mij nu niet om te doen.
Doch broeder had nog een bezwaar.
«Kijk eens,« zeide hij, «wanneer wij, vol*
wassenen, bidden, dan doen wij dit jahoe
zal ik het zeggen min of meer subjectief of
zooals men 't in sommige streken van ons
land wel juist onderscheidt: wij, grooten,
bidden wat meer «uit de zaak® en kinderen
leeren we in hun gebedje meer spreken «over
de zaak«.
Inderdaad werd hier een gewichtig punt
aangeroerd.
Bidden is een teere, heilige zaak.
En daarom is het uitnemend, wanneer er
over het gebed wordt nagedacht en gesproken,
opdat het zoo geschieden mag, als 't het
meest is tot eere Gods. Er zijn zelfs wel boe*
ken en geschriften over het gebed verschenen
en 't zou te wenschen zijn, als die ook in
onze dagen wat meer werden gelezen en
overdacht, er zijn zoovele vragen, zoowel
wat betreft het «eenzaam bidden« om den
titel te gebruiken van 't zoo geliefde werkje
van den «ouden Knap«, als wat aangaat het
«publiek® en het »huiselijk« gebed.
Men moet mij ook goed begrijpen.
Wat ik hierboven verhaalde, was slechts
een greep uit de practijk, die ik nam, zon*
der daarmee nu ook maar eenigszins te be*
doelen, dat als regel de kinderen vrij vroeg
reeds met het gebed der grooten kunnen in*
stemmen en daarin deelen.
Eerlijk en met teederheid gezegd, geloof ik
dat dit als regel zelfs niet vroeg kan, 't
is een andere vraag, of dit soms ook is een
klacht over, een aanklacht tégen menig gebed.
Ik doel nu op 't openbaar »huiselijk« gebed.
Er z ij n nog gezinnen, in welke de vader
niet het priesterlijk werk van 't openbaar ge*
bed in den huiselijken kring verricht en waar
ieder »stil« bidt.
Dit moest alzoo niet zijn, maar 't komt
voor.
Welnu, in zulk een gezin behoort het kind
zéér lang hardop zijn tafelgebed te zeggen en
als de kinders dan de tien jaren te boven
zijn, dient men hun, ik zeg niet iets beters,
maar iets volledigers te leeren dan het be*
kende Heere 1 zegen deze spijze 1 wat voor
het kleine kind een schoon gebed is, maar
voor 't grootere kind niet meer past. En dat
niet, omdat het dan in de veelheid*der*woor*
den Gode moet zoeken te behagen, maar
omdat ook hier, gewijzigd, des apostels woord
geldt: «Toen ik een [klein] kind was, sprak
ik ook tot God als een [klein] kind.®
Natuurlijk behoeft 'n kind een formulier*
gebed.
Wel verdient het aanbeveling, als 't kind
wat grooter wordt, te trachten het zelf zulk
een gebedje, héél eenvoudig 1 te laten opstel*
len, dat dan door de ouders kan worden
nagezien. Eigenaardig is, als men dit doet,
dat zelden door het kind vergeten wordt te
vragen om vergeving van het kwaad, van de
zonde, maar dat nogwel vergeten wordt, de
vervulling van het gebed te vragen om «Jezus'
wil®, waarbij dan de ouders een geschikte
gelegenheid hebben, hun kind op Jezus kruis*
verdienste te wijzen, zonder welke er bij ons
van bidden zelfs geen sprake zou kunnen zijn.
Üm nu op 't punt van uitgang terug te
komen
In de meeste van onze gezinnen wordt ge*
lukkig door den huisvader in aller naam
hardop gebeden, en dan, zou ik meenen
zonder hiervoor nu een tijd of een jaar te
stellen moet dit gebed toch hierop aange*
legd zijn, dat het zoo vroeg mogelijk ook
voor-de kinderen gelden kan, zoo dat
zij zich niet door een «eigen gebedje« als 't
ware buiten den gezinskring plaatsen, maar
met het gezin meebidden.
»Aanvulling« mag natuurlijk zoo'n gebedje
natuurlijk nooit zijn.
De eenige. beteekenis, die het hebben kan
is deze »'t Kind kén het gebed der grooten
nog niet met bewustheid meebidden en daar*
om moet het zich op kinderlijke wijze
een oogenblik afzonderlijk voor Gods aange*
zicht stellen.
Maar dit gelde nooit langer, dan beslist
noodig is.
Ook het kind*in*'t*gezin is onzer één.
En waar kinderen zijn, daar moet de huis*
vader in zijn tafelgebed hiermee beslist reke*
nen en behoort dit wel degelijk ook invloed
te hebben op zijn gebed.
Mag ik een paar zaken aanstippen?
Niet als betweter, maar tot ons aller leering.
Het is mij weieens gebeurd, dat ik in een
huisgezin mee aanzat, waar de huisvader een
goed, kort en innig tafelgebed deed, 't welk
ik Zoo van harte meebidden kon en dat ook
wel door opgroeiende kinderen kon worden
gevolgd.
Maar er was één droef gebrek.
In 't gewone, dagelijksche leven had de
vader een duidelijke stem en had niemand
moeite hem te verstaan. Maar, als hij nu in
't gebed naderde tot God, dan zakte die stem
en 't scheelde soms weinig of zij ging zelfs
in den fluistertoon over.
'k Geloof niet, dat de man 't zich bewust
was.
Eer denk ik aan een prijselijk gevoel van
eerbied, dat b.v. in de woning van een hoog*
geplaatst persoon zachter spreken en loopen
doet. Zoo ook daalde de stgm uit eerbied,
nu men. zich plaatste voor 't aangezicht Gods.
Echter, dat is zeer op zijn plaats bij 't
gebed in de binnenkamer.
Met menigeen staat het zoo, dat h ij, wij
b 1 ij v e n ook in onze heiligste verrichtingen
altijd arme, o zulke arme zondarenbij
't gebed in de eenzaamheid, zijn gedachten
beter ordenen kan, wanneer hij ook spréékt,
dan wanneer hij alleen maar denkt.
Dén echter kan het fluisteren zijn.
Dan juist heeft een ander er niet mee
noodig.
'Maar bij 't gebed in den huiselijken kring,
moeten we er juist mee rekenen, dat de an*
deren zonder inspanning met ons moeten
kunnen medebidden, met name ook de kin*
deren en dan is een luid en duidelijk spre*
ken, dat alevel met eerbied gepaard kan gaan,
beslist noodzakelijk.
En dan is er nog iets, waarmee wij hebben
rekening te houden, indien, wat immers zoo
vaak het geval is, kinderen met ons mee aan
tafel zitten en wij wenschen, dat zij m e t ons
bidden zullen.
't Kind toch verstaat bovenal de taal van
het hart.
Beluister het kind eens, wanneer het zelf
graag iets van vader of moeder zou willen
hebben en hoor hoe het dan voor zijn zaak
pleit.
Daar kunnen we iets uit leeren.
Niet, natuurlijk! om 't zoo né te doen.
Maar w e 1 kunnen we van de lippen des
kinds afluisteren, wat snaar er in 't hart en
in 't woord trillen moet, zal het kind er b ij
en er i n zijn, als er iets gevraagd wordt.
Ons gebed moet »kinderlijk« zijn.
Warmte en innigheid moeten worden gevoeld
We moeten vooral niet »spreken« en vooral
w e 1 «bidden® tot Godhet kind voelt zoo
fijn het onderscheid.
En omdat het ons, groote menschenvaak
zoo moeilijk valt, te worden als de kinder*
kens, is 't misschien ook wel weer goed om
het kind niet te vroeg zijn «eigen gebedje«
af te nemen.
Het is tenslotte een zaak van omstandig*
heden, van individualiteit ook al.
Ik heb een gezin gekend, waar 't oudste
kind, na véders gebed al biddende opzeiden
Bedezang voor of den Dankzang na het eten,
die men nu uit onze psalmboekjes wegnemen
wil, doch die we in 't huiselijk leven best
kunnen blijven gebruiken.
Het was geen raffelen, neen't werd met
gevoel en in den juisten toon gebeden en ik
kan zeggen, dat er van dat kindergebed stich*
ting uitging.
Zoo kan de praktijk verschillend zijn.
De gezinnen trouwens verschillen ook.
Als het maar nooit sleurwerk wordt en als
er ook over de praktijk des gebeds maar
heiliglijk mag worden nagedacht.
B 1 ij f t nog de vraag, of men een kind ook
«uit de zaak« mag laten bidden, en zingen
want daar rijst dezelfde vraag, die maar niet
met een groot woord uit te maken is
Denke men er eens over na.
Wellicht kom ik er later op terug.
UITKIJK.
't Friesch Dagbl. driestart over het zonder*
ling optreden der Staatkundig Gereformeerden
't Gaat den antirevolutionair als Ismaël
Aller hand schijnt wel tegen hem 1
Het wèért op de christelijk*historischen het
onweert boven de hoofden der aloude partij
van Groen en als we dat zoo lezen over 't
gansche land, dan buigen we in dank het
hoofd, dat onze God ons nog zóó staande
gehouden heeft.
Het z ij te onzer verootmoediging.
De roede heeft steeds iets te zéggen.
Roept op, ook tot p o 1 i t i e k e bekeering.
Maar aan den anderen kantG o d zal oor*
deelen tusschen wie mêe Zijnen Naam aan*
roepen en Hem bij de stembus niet beter
meenden te kunnen dienen dan door óns op
't felst te bestrijden.