voor de Zuidhollandsche ee Zeeuwsche Eilanden,
f
h
t
I
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOG SIGNO YINCES
No. 2898
ZATERDAG 31 MAART 1923
38ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
„VOLG MIJ"!
Op den Uitkijk.
Reclames Mededeelingen.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën em verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
NATIONALE
BANKVEREEMIGING
1
HHEÜ
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 eent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
[PAASCHFEEST.]
Jezus' Opstanding zelve is onmogelijk te
scheiden van de «verschijningen® tusschen
Opstanding en Hemelvaart in.
Deze verschijningen waren nóódig.
Niet van Gods zijde, maar voor óns.
Omdat wij zulke zwakke schepselen zijn.
En omdat het God nu eenmaal behaagt, ons
geloof mêe door 't geen onze zintuigen waars
nemen te sterken.
Daartoe dient de Heilige Doop.
Daartoe ook het Heilig Avondmaal
Daartoe ook de «verschijningen®.
Het hhd, in 't afgetrokkene beschouwd, zóó
gekund dat Jezus onmiddellijk na Zijn Op»
standing ten hemel gevaren was en daar aan
's Vaders Rechterhand had plaats genomen en
dat God, door droom, gezicht of met hoorbare
stem daarvan den kinderen der menschen had
kennis gegeven.
Ook din ware geloof onze plicht geweest.
Ook din zou ongeloof zónde zijn.
De zwaarste zonde, die zich denken lietde
welbewuste verwerping van den Christus als
«opgewekt om onze rechtvaardigmaking«. Tho»
mas wordt dan ook bestraft vanwege zijn
ongeloof, wijl hij het wóórd niet geloofde.
Het woord, dat God spreekt, ga voorop,
eischt onvoorwaardelijk géloof en is een einde
van alle tegenspreken.
Maar nu komt God onze zwakheid te hulp.
Allereerst de zwakheid der apostelen.
Hij geeft de «verschijningen® en nu kunnen
zij niet alleen getuigen van het woord, dat
hun geschied is, doch ook van hetgeen hunne
oogen hebben gezien en hunne handen heb»
ben getast.
Die «verschijningen® hóóren dan ook bij
de Opstandings»historie.
En wat Jezus spaarzamelijk bij deze gele»
genheden tot Zijn dicipelen sprak, verdient
in dubbele mate onze aandacht't is als 't
ware Jezus «laatste wil«, dien Hij Zijnvrien»
den openbaart, vóór Hij henengaat.
«Volg Mij heet het tot Simon Petrus«.
En in hem tot al Jezus' dicipelen.
En op elk Paaschfeest komt d i e opwek»
king, d i e vermaning weer met dubbele kracht
naar voren en is het of Jezus' liefderijk oog,
Zijn lokkende stem ons opwekken tot het
«Volg Mij
Jezus volgen, dat is het leven!
»H e t« leven dat alleenlijk mag waarlijk
leven hééten dit zal leven zijn, niet slechts
de korte spanne tijds, die we hier op aarde
doorbrengen, maar tot in der eéuwen eeuwig»
héid.
Jezus volgen, dat is zaligheid!
O, ik weet het, er is van die opwekking
zooveel misbruik gemaaktzóó zelfs dat de
gemeente Gods soms verschuchterde ook in het
rèehte gebruik.
En hoe menigmaal heeft niet op den chris»
telijken kansel, tegen of tijdens het Paaschfeest,
de moderne prediker die zijn discipelen «aan»
genomen« had, na hun Jezus, ónzen Christus,
te hebben afgeschilderd als niet dan mènsch,
wiens Opstanding «geestelijk® moest worden
verstaan en voorts een liefelijke legende was,
hoe menigmaal heeft zulk een prediker dan
niet in die «gewijde stonde« de jeugdige
«lidmaten® opgewekt«, om nu vooral Jezus
te vólgen in hun leven.
Hem te vólgen als 't verheven Voorbeeld
Na te volgen als den reinen Mensch
Hem zooveel mogelijk nabij te komente
evenaren zoo 't kon
Och, het werd wel goed bedóéld
Maar 't gaf toch steenen voor brood
Het leerde den armen mensch niét, hoe hij
van nature èn onmachtig èn onwillig is, om
Jezus te volgen. Dat hij juist het tegendeel
wil. Precies den Anderen kant zou willen
gaanl Dat hij Jezus héatdat hij andermaal
Zijn gezegend lichaam aan het kruis nagelen
zou, indien dit mogelijk ware,
Neen, dAt wordtn i e t geleerd geloochend 1
En zóó worden die arme zielen met het
«Volg Jezusvoor een gansch onmogelijke
taak gesteld, die ze in der eeuwigheid niet
vervullen kunnen en waarmee elk, die het
alevel poogt, in het Oordeel voor altoos op
de proef bezwijken zal.
«Volg Mij 1« geldt Voor eiken discipel, voor
elke discipelin des Heeren en op het Paasch»
feest gaat die roepstem weer met dubbele
kracht tot ons uit.
Maar nu is dit het groote heilsgeheim
Hij, die ons oplegt, wat ons van nature
onmogelijk is, H ij is het ook, die voor
óns stierf «als wij nog zondaars waren®die
ons, v ij a n d e n zijnde met den Vader heeft
verzoend die ons wederbaart door Zijn ge»
nade en die ons willig maakt Hem te vol»
gen, zoodat gansch omgekeerd met voorheen,
dat «Volg Mij« 1 ons wordt een zalig bevel.
Dat gedenken we óók op Paaschfeest.
Ook daarom verheerlijken we God.
Mét Jezus zijn we ingegaan in den dood
mèt Hem ook opgestaan tot een nieuw leven.
Zoo wijwaarlijlé Zijn discipelen
zijn.
Door Zijn dierbaar bloed gekocht.
En erfgenamen des eeuwigen levens.
Doch daarom roept ook het Paaschfeest
ons tot hernieuwde zelfbeproeving en onder»
zoik hoe het toch met ons voor de eeuwigheid
sfait. Niet tot een oppervlakkige inspectie,
waarop na een minimaal onderzoek haastiglijk
het «Alles in ordevolgt, gelijk in onzen
tijd maar al te vaak gebeurt, doch tot een
nauwkeurig toetsen aan de kenmerken, die
Gods Woord als het ware «volgen»van»Jezus«
opgeeft, waarop we wel telkens een «Delf
dieper, menschenkindtot onszelf mogen
zeggen, want arglistig is het hart, meer dan
eenig ding, wie zal het kennen
Hoe dieper onderzoek, hoe grooter be«
schaming, dat staat vast.
Zelfs de «allerheiligste®. en wie durft ook
maar van verre zich met dezen vergelijken 1
grijpt nog maar een klein beginsel der ware
gehoorzaamheid, van het ware volgen»van»
Jezus.
Wie echter zichzelf verfoeit, die wanhope
niet
Integendeel, voor hem luiden de Paasch»
klokken met blijden klank.
«Die het beloofd heeft, is getrouw®.
Hij geeft het willen, èn het volgen, beide.
Hoe onvolmaakt 't dan ook blijft.
En de belofte er bij, dat eenmaal de zon»
daar van nu, zal worden opgenomen tot de
schare, die in volkomenheid het Lam volgt
«waar het ook henengaat«.
Moge dat, mêe onze Paasclnvreugde zijn
Aan wien de schuld
Men klaagt tegenwoordig over den wassen»
den invloed van Rome.
De giftbeker en de dolk doen nu wel geen
dienst meer, maar daarvoor trad in de plaats
geweeklaag.
Klaagtoon na klaagtoon over den «bekee»
ringsijver« van Rome, waardoor het Prote»
tantisme bedreigd zou worden en het Prote»
stantsch karakter onzer natie gevaar loopt te
worden teruggedrongen.
En die klachten blijven niet beperkt tot de
meer eenvoudigen. Onder hen hoort men er
zelfs 't minst van. Dat komt wellicht omdat
ze wat steviger op hun voeten staan en niet
zoo vatbaar zijn om te worden omgevoerd
door allerlei wind van leer. Neen, de uitbre»
kende vrees moet ge elders zoeken. Ze huist
vooral bij sommige predikanten. Schichtig ge»
worden door den overgang naar de Roomsche
Kerk van enkele niet al te evenwichtige per»
sonen, zien ze gevaar voor het Protestantisme
en slaan de alarmtrom.
Wat ze dan zouden willen
Wij weten het waarlijk niet.
Onze Grondwet kent geen onderscheid tus»
schen Roomsche, Calvinistische en Liberalise
tische burgers. De vrijheden van den burger
zijn voor allen dezelfde. En met name zij die
zich noemen naar Calvijn, moeten afkeerig
zijn van allen dwang in geestelijke zaken.
Het Calvinistische Staatsrecht rust op twee
grondzuilen.
De eerste isvolstrekte eerbiediging van ge-
wetensvrijheid.
De tweede bevrijding van de Staatsmacht
van kerkelijke overheersching.
Dat begreep ook Dr. Schokking op de laat»
ste jaarvergadering van de Chr. Hist. Unie.
Daar werd ook steen en been geklaagd over
uitbreiding van Rome's invloed.
En wat antwoordde Schokking toen?
Niets dan dit eene wijze woord Stel tegen»
over den bekeeringsijver van Rome een eigen
bekeeringsijver.
Dat was 't eenige middel dat hij wist.
Het is óók het eenige middel dat wij ken»
nenEr is ook nog wel een ander, maar dat
willen de Protestantsche Christenen niet.
Wanneer de geloovige Protestanten in de
politiek eens één wilden zijn
Dan zouden ze in het cijfer even sterk zijn
als Rome, en, omdat ze dragers zijn van de
hoofdkenmerken van het Nederlandsche volks»
karakter, zouden ze in invloed boven Rome
uitgaan.
Maar dat schijnt niet te kunnen.
Particularisme is hier het booze element.
Eenmaal was er éene algemecne Antirevolu»
tionaire partij, waar al wat op den grondslag
der belijdenis stond, zich bij-aansloot. Maar
dat was blijkbaar te mooi.
Eerst scheidden zij zich af die nu tot de
Chr. Historischen behooren.
Dat was een eerste daad van politiek sepa
ratisme.
M$ar zelfs zoo scheen het nog te mooi.
Een kwart eeuw ging dat goed. Doch toen
werkte weer nieuwe splijtzwam. Hervormd
Gereformeerden, Staatkundig Gereformeerden,
Christensdemocraten, Chr.»Socialen, rechtsche
plattelanders, die allen knabbelden en knaag»
den aan de beide groote Protestantsche par»
tijen.
Waarom
Meenden zij daardoor de kracht van het
Protestantisme in de politiek te vergrooten
Als die kracht hun zoo nauw aan het hart
lag, moest men het haast wel denken. Maar
't is natuurlijk precies andersom. De separa»
tistische ijveraars tegen Rome verzwakken den
Protestantschen invloed in de politiek eh ver»
sterken daardoor den Roomschen invloed.
Of men dat nu prettig vindt om te hooren
of niet, het feit is zóó en niet anders. Wat
bereikt nu één man, of een groep van twee
of van drie Immers niets.
Men bereikt alleen een hopelooze versnip»
pering en verdeeldheid,
Als b.v. na een verkiezing in het Parlement
een groep van geloovige Protestanten staat, in
het cijfer even sterk als de Roomsche groep,
meent gij dan niet met ons, dat van zulk een
groep heel wat meer kracht uitgaan zal dan
wanneer men straks wellicht komt te staan
met 14, plus 8, verdeeld over eenige kleinere
groepen
Dan is juist uw kracht gebroken, veel erger
zelfs dan uit de verbrokkeling van het getal
blijkt. Want immers al die groepen en groepjes
zijn dan allereerst voor eigen positie beducht,
verbijten elkaar soms en zoo wordt het Gere»
formeerd Protestantisme tot hopelooze mach»
teloosheid gedoemd.
Dat gaat van kwaad tot erger.
En in het eind wordt de Roomsche invloed
op ons Staatsbestuur al grooter en grooter
Wie daarvoor beducht zijn moetén zich dus
niet afwenden van de groote partijen, maar
veeleer aansluiting zoeken.
Wie zich voelt als drager van een rijke levens»
gedachte en dat doet ieder die de Gerefor»
meerde Waarheid liefheeft moet zich ver»
zetten tegen separatische politieke neigingen.
De ware schuldigen aan het veldwinnen van
Rome's invloed zijn pjuist de politieke sepa»
ratisten. Zij zijn het die de kracht van het
Protestantisme breken, instede van haar te
versterken.
Daarom moet ook op ons eiland de roep
weerklinken dat die politieke scheidingsdrang
weerstaan worde.
Om allerlei redenen.
Maar óók omdat deze separatisten, onder
het roepen over een Roomsch gevaar, juist
den groeienden invloed van Rome helpen ver
sterken.
Zij zijn als dezulken die zeggen eene zonde
te haten, maar haar tegelijkertijd bedrijven
Nadruk verboden.
«Mijnheer de inspecteur« kwam op bezoek.
Ik dweep allerminst met ons nieuw stelsel
van schooltoezicht met z'n opzieners, in» en
hoofd in»specteurs, waarb oven dan nog
de oekase»man aan 't Departement staat, diet
niet lezen, tenminste niet begrijpen kan wat
de «Onderwijsraad® schrijft of bedoelt, zoo»
dat er «afschuwelijke misverstanden ontstaan.
Eer spot ik 'r mee, dan dat 'k er mee
dwéép 1
En de onderwijs»specialiteit, die tegenwoor»
dig in «De Standaard« schrijft en waarin me»
nigeen zekeren welbekenden, op eigenaardige
wijze »rustenden« oud» inspecteur meent te
herkennen, die uit turfland naar bollenland
is verhuisd, maar die, 't is z'n eer 1 o n d a n k s
het feit dat z'n stukken worden ontkollewijnd,
zich toch moeilijk verbergen kan
Die «specialiteit® dan stal mijn hart.
Door de rake wijze, waarop hij 't gedoe
met die Toezicht»pyramide heeft op de kaak
gesteld en door zijn eenvoudige oplossing
één soort schoolopzieners, de bizondere scho»
len hun eigen mannen I, één stel voor 't
gansche land.
Doch dit was alles «tusschen haakjes«.
De inspecteur kwam op bezoek.
Ergens in de omstreken van Leiden op een
openbare school.
Dit laatste voeg ik er slechts volledigheids»
halve aan toeallerminst om de openbare
school een duw te geven integendeel, ik ver»
moed dat er ook wel bizondere scholen zijn,
waarop precies hetzelfde had kunnen ge»
beuren en ik weet wel zeker, dat er heel wat
openbare scholen zijn, waarop het niet gebeurd
zou zijn.
Dus dat blijft er verder buiten.
Maar 'n feit is, dat de inspecteur in een
klas kwam en dat niemand eenige notitie van
'm nam.
Men deed, of hij »lucht« was.
Denkelijk werd hier en ginds 'n brutale
snuit in zijn richting uitgestoken misschien
fluisterde 't eene kind het andere 'n aardig»
40 cent per regeL
KANTOOR MIDDELHARNIS
Zitdagen, tijdens Beurs t
Woensdag, Sommelsdijk Tabbers
Donderdag, Dirksland .v. d. Doel
Donderdag, OuddorpFlohil
Vrijdag, Oude Tonge Geluk
heid over dien «vreemden snoeshaan® in 't
oor en zaten beide met flikkerende oogjes te
giechelen, 't kan~zijn! Maar van eenige b e»
1 e e f d h e i d was hier geen spoor te ontdek»
ken.
Nu kende die inspecteur de Wet.
Hij herinnerde zich, hoe het onderwijs o.m.
ook moet opleiden tot «maatschappelijke
deugden® en hij was van meening, aat ook
de «beleefdheid onder die deugden moest ge»
rangschikt worden.
Hij sprak er den onderwijzer over aan.
Hij raadde hem aan, de kinders te leeren,
wanneer iemand de school bezocht, op een
eenvoudig teeken, even op te staan en met
elkaar «Dag m'neer« te zeggen.
Maar wat wilde nu 't geval
Die inspecteur kwam van de bizondere
school.
Hij was bovendien antirevolutionair.
En de onderwijzer was denkelijk wat aan
den «rooien® kant, want dat wil je nogal eens
hebben onder de onderwijzers van de open»
bare school.
En zoo kwam 't geval in «Het Volk®.
Nu men kan zich dit denken
«Van dik hout zaagt men planken!®
Wat verbeeldden die anti's zich well
Moesten de kinders op school al leeren op»
zitten en pootjes geven Moest er daar de
geest van slaafschheid al worden ingebracht,
die bukken doet voor den «meerdere, den hoo»
gere« En dat in ons vrije, democratische
Nederland 1 Het was gewoon een schandaal.
En wat verbeeldde zoo'n snuiter zich!
Meende hij soms, wijl hij nu bij ongeluk
naar boven gerold was en inspecteur gewor»
den, dat»ie nu 'n ietsje beter was, dan een
gewone onderwijzer voor de klas en dezen
zou kunnen- ordonneeren, hoe ie de kinders
dresseeren moest I
Weg met al die poppenkasterij
Neen, dan moet je komen bij de S.D.A.P.
Hooren, hoe op hun vergaderingen en op
hun congres het jongste »broekie«, pas ex»
ganzegat zou de »Braga« zeggenpraat en
zwetst en oordeelt over en tegen »Troelstra«
en «Wibaut® en »Vliegen«, of»ie jaren lang
met hen in de Kamer en in den Raad gezeten
had
Dat is eerst nog je ware »gelijkheid«I
Die wil men ook de kinders leeren.
Ze moeten niet leeren opstaan Voor geen
mensch God komt natuurlijk heelemaal
niet in aanmerking, want over God praat men
met kinderen niet, die moeten eerst acht»
tien jaar zijn en dan elk voor zich maar uit»
maken of er een God zal zijn of niet
Zóó is de socialistische levenspractijk.
In onze pers heeft «Het Volk« over een en
ander 't noodige te hooren gekregen en daar
kom ik nu ook niet op terug.
Die inspecteur had volkomen gelijk.
Neen, in zichzelf is hij niets meer of beter
dan de minste onderwijzer, maar hij is drager
van een ambt. De Overheid heeft hem met
dat ambt bekleed en nu kan van onderwijzer
en leerlingen gevergd worden, dat ze in den
man zijn ambt en de Overheid die hem tot
dat ambt riep eeren zullen.
Dat is in 't minst geen »slaafschheid«.
't Is heel gewone «eerbied voor 't Gezag«.
En zelfs als men 't zoover niet zoeken wil,
dan is het een alleréérste, een allerelementairste
eisch der wellevendheid.
Daarover mogen wij weieens nadenken.
Eer wij die socialisten veroordeelen.
Want op 't stuk van «wellevendheid® is er
ook onder ons nog heel wat aan en af te
leeren en komen wij, christenen, soms veel te
kort.
Neen 1 praat me nu niet van «flauwe fratsen®
Daar houd ik wel 't allerminst van.
Ik dring er ook volstrekt niet op aan, dat
allen het boek van Anthonia Margaretha zul»
len aanschaffen en in «Vormen en Manieren«
zullen gaan studeeren, ik wil eerlijk erken»
nen, als ik op dat boek geexamineerd werd,
dat ik net zoo goed als dr. Van der Valk hier
en daar een leelijk bokje schieten zou.
Ook onderscheid ik gaarne beleefheid des
gemoeds van aangeleerde, uiterlijke wellevend»
heid.
En tenslotte erken ik den invloed van
iemands omgeving.
Als de boeren op de markt en in de gelag»
kamer met elkaar omgingen, zooals de dames
en heeren uit Duinoord of van de Heeren»
gracht of uit 't Vondelparkkwartier, het op
een partij doen, dan zou wie 't zag zeker een
homerisch gelach niet kunnen bedwingen.
Boeren moeten geen heeren»manieren willen
nabootsenvolksvrouwen geen freule of
douairière spelen laat ieder maar gerust zoo
gewoon, natuurlijk en eenvoudig mogelijk
voor den dag komen, daar is alles voor te
zeggen.
Maar niemand zij bot, ruw of lomp.
En daar mankeert het nog wel eens aan.
Ook onder ons christenvolk, dat anders uit
zijn Bijbel reeds zulke kostelijke lessen in
beleefdheid en wellevendheid leeren kan.
Zie en hoor bijv. eens hoe in de Schrift
ook »gewone« menschen uit het volk elkan»
der bejegenen, behandelen en toespreken!
Beluister Abraham eens bij de zonen Heths.
Of zie hoe Mozes optreedt bij Jethro en zijn
dochters. Zie en hoor, hoe de menschen el»
kaar naar den welstand vragen, voor elkaar
opstaan, elkaar eerbiedig begroeten, voor el»
kander veel over hebben.
En nu, 'k weet het, dat is het Oosten
Wij moeten dit ook niet precies zoo na doen,
maar wij moeten er wél de grondbeginselen
van in toepassing brengen. En dan is d i t
dunkt me, nog altijd de Beste grondregel voor
ware wellevendheid, de lijn die Jezus trok:
Al wat gij wilt, dat u de menschen doen, doe
gij hun ook alzoo
Wie daarnaar handelt, die vóélt fijn.
En wie fijn gevoelt heeft het in ware wel»
levendheid verder gebracht, dan wie vele «ma»
nieren« heeft aangeleerd.
Natuurlijk moet men zich gedragen naar
i de omgeving, waarin men verkeert,
i De Saksische boer houdt zijn klompen aan.
ook in zijn woonvertrek, vaak maar'n aarden
deel of tegelen vloer, en trekt ze uit vlak
vóór bed. Maar komt hij bij de dominees»
vrouw in 't »salon«, dan trekt hij ze op de
vloermat uit, niet omdat mevrouw beter is
dan zijn vrouw, maar omdat hij er in een
andere omgeving verkeert.
De Hollandsche boer houdt z'n pet op, van
zijn geboorte tot aan z'n sterfuur, maar als
hij in Gods Huis komt, of voor den rechter
staat, ontbloot hij zich vanwege de omgeving,
waarin hij verkeert.
'n Boer»Kamerlid, zit thuis in boezeroen of
schobbejak en hangt er op z'n stoel, zooals
hij wil, maar op 't Binnenhof houdt hij zijn
jas aan en slaat niet z'n beenen om de bank
van z'n voorman heen.
Wilt gij weten, of iemand waarlijk welle»
vend is?
Zie dan deze drie vragen te beantwoorden.
Hoe behandelt hij de Vr o u w,- het G e z a gen
den Ouderdom?
Dat is een Bijbelsche maatstaf.
De Vrouw zullen we eeren als het «zwak.