Zaterdag 13 Januari 1923 87rf* Jaargang N*. 2876 Antirevolutionair Orgaan voor de Muiiliellaiiil^eiie en Meeawse'ïie Eilaiiileii. Eerste Blad, Nationale Bankvereeniging ÏN HOC S1GNO VINCES OP OEM UITKIJK. W. BÖIKMÖflK Ztmaa, Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentien en verdere Administratie franco toe t© zenden aan de Uitgevers. ScJitidlng van Kerk en S|aat; In Mlddelharnls. Riclaniis lededaeliaigen. tAlSlflA-OTN-VftLKEIIBURC'S- Kantoor MIDDELHARNIS. Voeisflag SOMIEIMJE - fABBSRS Domlerilag, DIRKSLAND -- V. i DOEL DOBderiag, OUDDORP - FLOHÏL Yrijaag, öüde ïonge - geluk Dnze Courant verschfnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Stent vo@raltbetnl!n£. BUITENLAND b| vooruitbetaling 1 8.50 per jaar, WONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS s SSMMBLSDjJK, Velnfsna latagasisaKaaal No. SOS, lADVERTENTIÊN 20 Cist per regel, RECLAMES 40 pat Cent regc'» BOEKAANKONDIGING 10 eent per regel. OÏENSTAANVRAGBN en DIENSTAANBIEDINGEN 1.- per plaatsing. G oote letters en vigsetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan, «dsertertléu werden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR In de laatste veertig jaar is dit onder werp vooral ter sprake gekoïEen door de toestanden in Frankrijk, Engeland en Dnitschland. 't Was in Novb. 1885, dat, op den vooravond der opening van 't Fransche parlement, tal van afge vaardigden des volks, maar allen repu blikeinen bijeen kwamen ten huize van \nun medelid Lockroy, om te beraad slagen over de te volgen gedragslijn in de aanstaande parlementaire-campagne Daar werd op den voorgrond gesteld, dat Staat en Kerk moesten gescheiden worden. Deze stem vond weerklank bij de Rageering en op 16 Jan, '86 legde de minister president Freycinet zijn po litiek programma in een ministrieële verklaring neer n.l, „De tusschenkomst der geestelijken in den staatkundigen strijd wekt bij alle verstandige lieden bekommering." Iedereen heeft begrepen, dat zulk een toestand niet mag voort duren en dat het gewichtig vraagstuk der scheiding van Kerk en Staat zich weldra onwederstaanbaar aan ds ge moederen zal opdringen. In ongeveer gelijken geest sprak men in Engeland en Duitschland. En ook in Nederland is, was en blijft L /oorloopig die kwestie nog aan de orde, maar beweegt zich hier niet om invloed groot of klein van geestelijken, maar gaat practisch slechts over art. 171 der Grondwet. Dat is al haast net zooveel jaren als dat artikel, als art. 168 in de Grond wet staat. Ja, 't is al zoo oud als de Ned. Herv. Kerk door Koning Willem I begiftigd werd in 1816 met de bekende bestuursmaatregelen, die nu al een eeuw reden gegeven hebben tot pleidooien vóór en tegen, en noch de Herv. Kerk, noch de Staatkunde ooit met rust ge laten hebben. Ja, die scheiding gaat nog vroeger dan 1816want art. 171 der Grondwet is natuurlijk niet geboren en kon niet geboren worden uit een Wilsdaad des Konings omtrent een Kerk maar moest uit een Staatkundig feit voortvloeien. En dat feit was de Fran sche Revolutie van 1789, die hier in 1796 zoo doorwerkte, dat de onde Staatskerk verdween in den vorm waar in ze een paar eeuwen had bestaan. Toen was feitelijk de scheiding tus» schen Staat en Kerk voltrokken» Want op 5 Aug. 1796 was door de Nationale Verg. alhier besloten: vEr kan, noch zal geen bevoorrechte noch heerschende kerk in Nederland meer geduld worden; alle placaten en resolutiën der gewezene Staten Generaaluit 't oude stelsel van vereenigingen van Kerk en Staat geboren, worden gehouden voor vervallen." Bijzondere priviligiën zijn toen afge schaft. Maar het Nieuwe beginsel moest zich toeh practisch openbaren en dat is ge schied in de befaamd geworden kwestie der kerkelijke goederen, wier inkomsten vroeger alleen aan de Hervormde Kerk waren gegeven, maar die nu, (wilde men t Nieuwe beginsel zuiver toepassen, dat iswilde men 't Gelijkheidsprincipe consequent doorvoeren) 't zij aan alle kerken gelijkelijk, 't zij aan geen een van haar moesten worden toegewezen. Van 1796 tot 1798 is de zaak blijven hangen, totdat in 1798 bij de Staats regeling van dat jaar beslist werd dat alle kerkelijke goederen nationaal eigen dom zouden zijn en dat alle Staatshulp zou ophouden. Nog slechts drie jaar zouden de tractementen worden uitbe taald op den bestaanden voet, terwijl zij, die reeds gepensioneerd waren, hun rechten behielden. De Kerkgebouwen en pastorieën, en op 12 Juli 1798 werd dit uitgebreid tot alle kerkegoederen, zouden werden ver deeld onder alle kerkelijke genootschap - pen, die in iedere plaats bestonden met waarborg van een voorkeur aan dat genootschap, dat de meeste zielen telde. De klokken zouden eigendom zijn der burgelijke gemeente, Zoo komt 't ook, dat de toestand in Middeiharnis zich wijzigde. Er waren hier diie Gezindheden n.l. de Hervorm den met 2295 leden; de R.-Kath met 18 leden eu de Mennonieten met 6. Uit 't recht van voorkeur aan 't ge nootschap, dat de meeste zielen telde; vloeide voort, dat aan 't Herv. Kerk genootschap met zijn 2295 leden de Kerk met de pastorie toekwam, bene vens alle verdere eigendommen en in komsten, onder verplichting, dat aan R,-Kath, èn Mennonieten een met hun leden evenredig aandeel geschonken werd in de waarde der goederen. De bereke ning geschiedde aldus: Inkomsten na aftrek van lasten mim f 116. Maakt tegen 5 eene capitaale somme van f 2334. komt bij Het Kerkgebouw en toebehooren onderling gesteld op f 5500. En het pastoriehuis en gevolgen als voren f 1441. Maakt samen 9276 gulden. Bedraagt over 2319 zielen der on- derscheide kerkgenootschappen 4 gulden per hoofd. Aan de R.-Kath, wordt dus voor 18 zielen uitgekeerd 72 gulden en aan de Mennonieten voor 6 zielen 24 gulden. Totaal 96 gulden. Met de Israëlieten werd geen reke ning gehouden. Dat de Ned. Hervormden hun eigen kerkgebouw bezitten is maar heel toe vallig en op 't kantje af. Want in de Staatsregeling van 1796 stond er heel iets anders. In art. 796 luidde het toen „Alle kerkgebouwen en pastorie huizen welke vóór den jare 1581 binnen de republiek aanwezig geweest zijn, met de goederen en fondsen bestemd tot derzeiver onderhoud, worden door de Natie verklaard te zijn eigendommen van de gezamenlijke Ingezetenen en bewoners van elke stad, dorp of plaats, in welke dezeive ge legen zijn, zonder onderscheid van eenig kerkgenootschap." Was ddt artikel doorgegaan, dan zou het Herv. kerkgebouw, met de pastorie met toren en klok, aan de Burgerlijke Gemeente gekomen zijn en dan was dat alles nog, voor een deel, behooiend aan de Gereformeerden en Roomschen en Israëlieten. Maar in 1798 heeft men een ander besluit genomen in de Staatsregeling. Het 6e additioneels art. luidde „Alle kerkgebouwen en pastoriehui- zen der voormaals heerschende Kerk, voorzooverre zij door aanbouw uit de afzonderlijke kas der Gemeente, geen bijzondere en wettige eigendommen zijn, worden overgelaten aan de be schikking van ieder plaatselijk bewind .om deswege tusschen alle kerk genootschappen eenig vergelijk te treffen en wel binnen de eerstkomende zes maanden na de aanneming der Staats regeling. De torens aan de kerkge bouwen gehecht, benevens de klokken met derzeiver huisingen worden ver klaard eigendommen te zijn en te blijven der burgerlijke gemeenten, staande ten allen tijde onder derzeiver beheering en onderhoud. In 1798 kreeg de burgerlijke Gemeente ds beschikking over de gebouwen, maar om nu een vergelijk te treffen. En 't slot van dat vergelijk was, dat de Hervormden een kerkgebouw kregen, en de Roomschen 72 gld, en de Men nonieten 6 gulden, Om de „Scheiding van Kerk en Staat" eens voor den eenvoudigsten lezer een weinig te verduidelijken kozen we Mid deiharnis als punt van aanschouwing, hoe 't ten minste met kerkgebouwen en pastorieën en torens en klokken is gegaan. Maar er behoort nog meer gezegd. Want er waren nog andere kerkelijke bezittingen dan een kerkgebouw en toren en pastorie. Er zit heel veel vast aan die zaak. Denk eens: Hoe kwamen de Roomschen vóór 1581 aan hun Kerkgoederen? Hoe zijn die goederen aan de Prote stanten gekomen? Wat beeft de heerschende Herv. Kerk met die goederen gedaan Wat heeft de Republiek er mee ge daan van 1581 tot 1798? Wat heeft de Staat na 1798 gedaan inzake Subsidies aan de Kerken? En hebben de Gereformeerden ook Subsidie En wie heeft recht op die goederen de Roomschen, de Hervormden of de Gereformeerden En zoo komt men vanzelf op art. 171 der Grondwet, waarover we nog eens iets zeggen willen. Maar 't is en blijft een ingewikkelde netelige kwestie. 40 cent per regel. 'LEEUWARDEIV ZITDAGEN tpens BEURS, Nadruk verboden. Er was gepréét b| de voordeur. Zeker gebeld, souder dat ik er erg in bad gehad en nu was blijkbaar het dienstmeisje in gesprek met 'a koopman o! een slager, met bakker of melkboer, misschien met den aschkarreman. 'k Hoorde 'n stem, die m| bekend leek. En 'k spande me in, om niet slecht klan ken op te vangen, maar ook te verstééa. „Zeg j| maat, dat K1 a a s er is Dulddfk hoorde ik het zeggen. 't Meisje nog niet zoo heel lang in be trekking haalde misschien héél eventjes de schouders wat op, want Klaas i s nu eenmaal voor wie hem niet kent 'n ietwat zonderlin ge figuur, maar ze kwam dan toch binnen om te zeggen dat K1 a a s er was. Ik voorkwam haar mededeellng, „Laat maar binnen komenzei ik, „Hiér laten komen, m'neer?" „Jawel I en zet daar dien makkelijken sioel maar voer hem klaar, want als Klaas kómt, is-ie nog niet dadeiQk wég!" 't Meisje keek ietwat verwonderd. Dacht misschien, dat Klaas 'n eenlgszlns in de versukkeling geraakt familielid kon zin die om de reden der verwantschap binnen gelaten werd, ea enfin, 't ging haar overigens ook niet aan. Klaas kwam binnen en zét. Mijn schoonmoeder was gewoon te zeggen ,'t Is aan de veersa niet te zien, of de vogei vei Is!" en dat was ook met Klaas het geval. HQ is altijd z®er sober gekleed. Neen, ik zeg niet „slordig". Ga zult nooit de vraag voelen opr|zen óf 't ook iemand kan s|a, wlen ge met een aal moes zondt verblijden; Klaas heeft, ook in z'n aller-eenvoudigste kleadS 'n zeker iets ever zich, 'n Catsiaansch „lek en weet niet wit I" dat hem van een „bedelman" zeer scherp onderscheidt. Maar h| kleedt zich hoogsteenvoudig. En hjj leeft zeer sober. Dochgierig is hjj allerminst en voor de zaak des Heeren heeft hg veel over en 't i s gebeurd, dat de broeders, die rond gingen voor vaste, vrijwillige b|drasse voor den kerkedienst, elkaar Klaas es ééakekesi tot een der twee meende te moeten opmer ken; „Kiaas! je déak er toch wel om: we mogen voor de kerk ook niet méér bijdragen dan 't huisgezin ijjden kan 1" tets wat naar men zegt, niet véék voorkomt. Klaas komt ,-n-ar zelden b| m|. HQ woont in 't dorp, waar ik jaren gele den was en zoo kent hij me. Wij werden indert|d vrienden. En we bleven het, ook al Is 't dat weel kaar maar 'n enkalen keer zien en hoogst enkel schrQven. Klaas is een trouw antirevolutionair, Een „stille werker" en tjonge! zulke man nen z|n goud waard HQ leeft zoo met alles mee. En v/aar Klaas allesbehalve 'o ja broer is, maar zoo z'n eigen Ideeën heeft en een zéér zelfstandig oordeel, daar is h| 't ook niet zelden in "t een of ander stuk met de partij, met de Kamerclub met 't Centraal Comité met diens voorzitter of met de pers óneens. Maarhij bl|fi niet minder ijverig I Er zijti, htlaasl van die menschen, dewelke voorheen veraars waren, doch die zich op 't een of ander punt hebben teleurgesteld gezien en nu zeggen„Daar licht m'n btltje ik doe er niets meer aan I" En dan worden de hardloopers van voor heen soms stille mekkers, van wie ge nog maar bitj mocht zin, als ze u niet openlijk tegenwerken. Daar had Kiaas niets van. je kon op hem asn als op 'n rots. Maar als hï dan tenslotte lets had 'twelk 'm al een heele poos kwelde en dat hl toch wel graag uit den weg werken wou, dia kreeg i k soms z|u politieke klandltle en ver trouwde hl ml zin bezwaren toe die ik ook niet altijd wegnemen kon I We badden naar eikaars welstand ge vraagd En toen, plotseling: daar kwam hetl „Ik kan me daarmee niet vereenigenIk vind het eerlijk gezegd cett offer op het altaar van Mammon; en w| zeggen toch immers alt|d het geestelijke voorop „Ja Klaas 1 dat zeggen w| nóg I" „Dan zin we toch leelfk afgeweken...," „Zeg me eens, Klaas wét je bedoelt I" „Wel, dat gepraat over de veiligstelling van den gulden heeft niet een van onze ministers dit genoemd voor déren t|d „het hoogste cultureels belang", of zoo iets is dan die „gulden* het hoogste vraag Ik maar Moeten de zedelijke en de geestel|ke belan gen des volks niet hóóger worden geschat ,t Zal ons wat baten, of w|J een „velligen gulden hebben, als ons volk zich In de zonde wentelen bl|ftGods oordeelen zullen ons dan toch wel bereiken, al meenen wij misschien, dat we dien dierbaren gulden wel bulten 't bereik van Z|n almachtige hand houden kunnen„die In den hemel woont zal lachen*, zegt de Schriften dat wQ, antirevolutionairen daar nu óók al aan meedoen, en heel onze christelQke re geering, óók al meepraten over die „veilig stelling van den gulden", ik wil ]s wel eerlik zeggen, ik heb nog nooit zoo'n on- geestel|ke leus in ons politieke leven ge hoord I" Ik liet Klaas stil uitpraten, Dat moet je met hem doen. Nooit In de rede vallenal wat hg op 't hart heeft, moet er eerst af en daartoe moet men hem goed in de gelegenheid stellen; men kan het van hsm hebben, want h| meent wat-ie zegt en hi blfft onder alle omstan digheden dezelfde trouwe broeder. We stopten es even een p|p. „Wat die uitdrukking betreft, ja I se Is wel teekenend, maar dét is waar, als politieke leuze, vooral voor een chrlstel|ke partij, is ze niet gelukkig gekozen. „Aller-óngelukkigst Imeende Klaas. „Nu moet je d i t niet vergeten, Klaas 1 w| hebben die leuze niet uitgedacht. Is ons pro gram wordt wel over de uiterste zuinigheid gesproken, maar niet over de „veiligstelling van den gulden", al wordt hiermee feitelijk hetzelfde bedoeld. Maar als je over de uit drukking velt, nul dan geef ik direct toe,Ik vind se evenmin gelukkig gekozen als b.r, de levensverzekering". Er ligt iets aanma tigends in, W|, menschen, kunnen al even min ons levea zeker als den gulden veilig stellen. Maar je moet dan ook letten op wat er mee wordt bedóéld". „Nou jal dat 't geld z|n waarde houdt „Zeker Ien voel je niet, dat daar ook de geestelijke belangen, 'k zal niet zeggen In begrepen, maar toch achter verborgen s|n „Hm, nee t Mammonisme, al te za&a I" „Willen we 't samen es nagaan?" „Met plezier; ik probeer juist, om w|s«i te worden". „Vooreerst, wat ze dan noemsn de „veiligstelling van den gulden" houdt in, dat in de huishouding van den Staat uitgaven en Inkomsten kloppendat het evenwicht worde hersteld-, dat de tering naar de nering wordt gezet. Schuld maken, met name als je niet weet waar je 't van betalen moet en 't eene gat met 'n nóg grooter gat dempen, zie 1 dat noem ik onchristelflk". „Strafschuldig I" bromt Klaas voor zich heen, „Doch dat laat ik nu rusten, Je weet, waar 't heengaat, als het ons niet gelukt den gulden veilig te stellen en veilig te houden „Wat bedoel je eigenlik „Nu, het voorbeeld van Duitschland, om van Oostenrijk aog maar te zwigen, is dul- delQk genoeg. Je hebt toch wel gelezen over „de val van de Mark". Het noodlottlgste is, dat wanneer zoo'n munt eenmaal begóanen is te vallen, het er nst mes schijnt te gaan als met iemand, die van de trappen rollen komt, en die zin val niet stuiten kau, voor h| heelemaal beneden op den grond ligt en niet leger kén". „We zouden 't over de geestelijke belangen hebben t" „Daar kóm ik opluister maar I D i t weet je ook wel, je leest kranten, dat in de breede lagen des volks de ellende ginds groot Is. Enkelen hebben ilch vertikt; do groote massa lldt gebrek en nu is 'j zóó, Klaas I ons stoffelijk en ons geestelijk leven zf n wel onderscneiden, maar niet gescheiden. En als 't lichaam en 't gezin gebrek lijden, nijpende nood I dan lijden ook de hoogere dingen schade". „Déér is wel iets van waar". „Laat ik dit eene es noemen, almee het ergste: Duizenden jonge meisjes in Duitsch land geven zich aan ontucht over en storten zich in de diepste ellende, enkel omdat ze geen anderen uitweg zien, on zich voor den hongerdood te beveiligenhonger, Klaas 1 Is een scherp zwaard 1" „Dit is 't", zei Klaas nadenkend. „Ik ga verder. Je hebt wel gelezen van die arme, gebrek en honger lQdeade predikauien in Biunswik, voor wie d«-. Knap» hulp heeft gevraagdje hebt wel geleien van die' do minees, die 's Zondags preeken^n-door de weck in de mqnen werken, of op een kantoor zin, of op andere w|ze doos handenarbeid In hun onderhoud trachten te voorzien 1" Ja daarvan had Klaas gelezen. „Welnu, Je begrijpt zelf wel,t<hee:er zoo van een geestelijk bearbeiden des volks weinig komen kan Want ook alle andere kerkelijke en geestel|ke belangen komen drnlde knel. Daar zullen er genoeg zin in Duitschland want ook didr z|a de '7000 niet uitgestor ven Idie gaarne een blbCLzouden: willen hebben of hun blbel vernieuwen en niet kunnen, omdat h| te duur is; die geen cbrls- telfk boek kunnen koopen, geen chrtstelQken arbeid kunnen steunen, omdat de mark zan hun vingers ontglipt. De Duitsche Zending, die vóór den Oorlog in menig land zoo ge zegend werkzaam was, moest zich reeds aan zienlik bekrimpen en raakt In steeds hooger noodhet gansche christelijk leven en allerlei christelike arbeid wordt met gebrek, met In krimping, met ondergang bedreigd voel je nu, hoe met die „veiligstelling van

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1923 | | pagina 1