$78te Jaargang N\
vuur ile MmMh&ïïmm&mtim en Heenw^eii© ISilii'iiileis
Eerste Blad.
Nationale Bankvereeniging
Antirevolutionair Iff i Orgaan
'IN HOC S1GNÓ VINCES
Zaterdag £5 November 1922
USTGBVSSSf
W. B0EKH0VIH Zaaea,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Aövertentiën en verdere Administratie frastc© toe te eenden mm de Uitgevers.
Os Inflatie van dsn gulden
Herhaaldelijk wordt dit woord inflatie
gebraikt En wie 't gebruikt, begrepen
of onbegrepen, schudt toch bedenkelijk
't hoofd, als hoorende iets in ons Munt
wezen en in ons sociale en economisch
leven kraken. Er is iets niet in orde,
denkt men, want vóór don oorlog hoorde
je dat woord nooit, 't Is na den oorlog
gekomen, die inflatie. En dus, bij al die
crisis en werkloosheid zal 't er met den
gulden, en 't goud, en 't zilver, en 't
papieren geld wel slecht bij staan. Mis-
*tf$en nog een Staatsfailiiet.
\S->aten we e? eens simpel over praten,
hoe dat nu toch zit.
Vóór den oorlog ging het met het
Muntwezen goed. Maar wat is goed in
een Muntstelsel? Well vóór 1914 was
een gouden tientje 10 galden waard
een franc twee kwartjeseen mark 60
cent; een roebel een guiden 88 cent;
de kroon 50 cent; 1 pond sterling 12
gld 1 dollar 1 rijksdaalder.
En in alle landen kreeg men tamelijk
precies de waarde van 't geld. Er waren
wel eens geringe koersverschillen die
voor de groote Banken wel eens een
voordeelig zaakje opleverden, als ze bij
lageren koers kochton en bij hoogeren
koers verkochten, maar daar had het
gewone publiek geen weet van, Elk
geldstuk uit den vreemde bleef voor
Au behouden de waarde van wat er
N^Stond. En ook, of iemand een gouden
tientje bezat, dan wel een bankbiljet
van 10 gulden, 't was hem lood om
oud ijzer.
Was dan zoo'n vodje papier, op zich
zelf 't oprapen niet waard als papier',
was dat vodje van 10 gulden dan een
gouden muntstuk waard? Goud is toch
oneindig meer waard dan zoo'n onnoozei
stukje papier dat op zichzelf nog geen
tiende van een cent waard is.
Zeer zeker is goud oneindig meer
waard dan papier, maar de Staten stel
den zich aan 't publiek waarborg, dat
ieder voor zoo'n bedrukt vodje toch net
zooveel kon krijgen als voor een echt
rond stuk goud, dat gemunt was met
den beeltenaar van Konings- of Kei-
zerskop.
Als de Staten dien waarborg niet
hadden gegeven, zou elk burger er fees
teüjk voor bedankt hebben om zoo'n
papiertje als betaalmiddel aan te pakken.
Ieder zou g-zegd hebbenGeef me goud
en zilver, maar geen papier.
Nu moeten we eerst twee vragen
beantwoorden: le Waardoor kwam er
papieren geld? En 2e Wat waren de
waarborgen der Staten
Het papieren geld was noodig omdat
de productie en de handel zoo reus
achtig toenam. Er was geen goud genoeg
om elkaar gauw en goed te betalen.
Ja! onder de wilde volken, daar ruilt
men goederen tegen goederenzcovoel
hout tegen zooveel steen zooveel sfcen
tegea zooveel huiden; zooveel huiden
tegen zooveel slagtanden enz. Maar als
de productie nationaal en internationaal
toeneemt, moet men anders gaan ruilen
dan een brood voor een mesen een
paar messen voor een paar schoenen.
Dan komt van zelf de behoefte aan
e'alen met goud en zilver. En als de
productie nog al grooter wordt en de
rui voorwerpen of de handelsartikelen
n ae veel-m alen-millioenen en millioe-
nen gaan bebopen, is elk Volk verplicht
ter wille van vlugge en contante be
talingen nog een andere waardemeter
te bezitten dan goud en zilver.
En om dat ruilen en betalen aan
elkaar nu vlugger te doen plaats hebben,
daarom maakte elke Staat een papieren
ruilmiddel maarl en nu komt 't
antwoord op de tweede vraag
dan moest de producent er ook op aan
kunnen; er op kunnen rekenen, dat dit
papier krek even veel waard was als 't
goud of zilver en die waarborg
ligt em in de belofte van den Staat om
in zijn kelders te bewaren staven goud
die net zooveelwaard zijn als'taantal
papiertjes van 10, 25, 40, 60, 100 enz,
te zamen, plus nog de legio gouden
tientjes, die in omloop zijn.
Door al dat goud, hetzij in staven,
hetzij in gouden tientjes, is werkelijk
al 't papieren geld gedekt Wie dus een
papiertje van 1000 heeft in een geor-
denden Staat, weet absoluut zeker, dat
h j er elk uur van den dag ook 100
gouden tientjes voor kan krijgen. En
die 100 stukjes zijn ook werkelijk aan
goud 1000 gulden waard! Bijna 1000
gulden, moeten we zeggen 1 't Is niet
precies 1000.
In een geordenden Staat! Ja, daar
komt 't juist op aan. Daar komt alles,
alles op aan. Daar zit em juist de in
flatie in!
Want let er toch op, dat een Staat
naar den kelder gaat, als hij veel meer
papieren geld laat drukken, dan er voor
de productie noodig is. Daarin zit em
de kneep Een land moet geld maken,
natuurlijk! maar dan moet dat geld
ook voor de productie dienen en anders
nergens voor.
De waarde, de koopkracht van een
geldstuk hangt af, hangt alleen af van
de goederen, die er voor geproduceerd
worden. Als er voor mill:oen guldens
geproduceerd wordt, moet er voor millioen
guldens goud of papiergeld zijnn ets
meer en niets minder. Èn als er twee
maal mesr inwoners komen in dat Land
met tweemaal hoogere productie, dan
moet er ook voor twee millioen ge
produceerd worden en de Staat mag
en moet dan voor twee millioen goud
of papier zorgen, niets meer en niets
minder. De goederen moeten geruild met
papier, en is er dus voor 2000 millioen
goederen in een Land (huizen, landerijen,
schepen enz.) dan behoeft er maar voor
2000 millioen goud geld of papieren
geld te zijn. Wat wou je immers met
't overschot doen? Er valt voor dat
overschot aan goud en papier toch niet
te ruilen, want er is niets meer gepro
duceerd. Met dat overtollige papier kunt
ge gerust de kachel aanmaken, omdat
er geen goederen voor te krijgen ziju.
Twee duizend millioen aan productie
is ook twee duizend millioen papiergeld
en wat er dan in zoo'n Staat meer is
aan papieris geen halfje waard, omdat
er geen enkel stukje-product meer in
dat Land te koopen is. 't Land is uit
verkocht*, »uitgeprodueeerd.«
Maar nu voelt ge de ellende naderen.
Want als er een Land is, dat voor
2000 millioen guldens of marken, het
doet er niet toe, aan goederen produ
ceert, en dat Land maakt aan de Munt
voor 4000 millioen muntbiljetten, dan
is er tweemaal te veel papier in om
loop En dan daalt eiken gulden
tot op de helften dan moet je
dus twee papieren guldens uitgeven
tegen vroeger één.
Nooit moet ge uit 't oog verliezen
deze groote waarheid in 't geldwezen:
Goud is maar ruilmiddel; papier even
zoo en er mag geen papiertje meer of
minder gedrukt worden op de Munt dan
er productie is in dat Land. Wie gaat
in een woestijn bankbiljetten uitgeven
Er is geen waarde voor in ruil te
krijgen. Al loopt je in de Sahara van
Afrika met een reist?.sch vol bank
biljetten, wat baat 't je Wat koop je
er daar voor? Niets.
En in die ellende is nu Duifschland
en Oostenrijk en Rusland. Door den
oorlog. Want de oorlog kostte, stel 100
duizend millioen gulden. Had Duitsch-
land dat geld in kas in 1914? Zoo ja dan
was er geen gevaar, Dat oorlogsfonds
had dan bestaan. Uit dat opgespaarde
fonds na 1870, had Duitschland dan
kunnen betalen! Het Lsnd zou dan
zijn >potje« wel opgeteerd hebben, maar
't was niet armer geworden.
Doch Duitschland had zoo'n potje niet.
Kon Duitschland dan die 100 duizend
millioen uit de zakken der belasting
plichtigen halen Beslist, a!s de Duit-
schers ze eerst maar dubbel en dwars
hadden verdiend door hun izaken*
RECLAMES MEDEDEELINGER,
.X
PLANTENBOTER
i]
iMMM
Fangum
l'l.l.IrMddUM
DRAiSlM-YANVALKEhBURG'S'
Kantoor MIDDELHARNIS.
ZITDAGEN tijdens BEURS,
Woeisdag SÜSMELSDIJK - TABBERE
Donderdag, DIRKSLAND - T. L DOEL
Donderdag, OUDDORP - FLOHIL
Vrijdag, OUDE I0NGE - GELIJK
Maar de oorlog gaf wel winst aan Krupp
door zijn kanonnenleverantie, maar niet
aan 't Dnitsche volk als »volk«, dat
produceeren, handelen, koopen en ver-
koopen moest, om 't hoofd boven water
te houden. En er was niets te
produceeren, want 't volk stond op 't
front; de vrouwen moesten zelfs bij
springen èn de kinderen dito. De pro
ductie stond stil! Weg waren dus de
inkomstenweg de belasting. Duitsch
land kon dus van zijn burgers die 100
duizend millioen oorlogskosten niet los
krijgen. Van wie dan En nu zijn we
bij de misère. Duitschland is toen maar
aan 't drukken van papieren geld be
gonnen, terwijl er nergens dekking in
de productie was£
Wagens vol marken om maar die
oorlogskosten te betalen. Doch er waren
geen economische goederen voor te ruilen
En hoe meer men drukte, hoe minder
de mark waarde kreeg. En hoe minder
waarde de mark kreeg, des te meer
marken vroeg de werknemer. Voor 1914
kreeg je voor 60 cent één maik» Na
de wagenvrachten marken," die van da
Munt kwamen, krijg je nu voor 60 cent
er 1500, En vroeger was er voor die
eene mark te ruilen; maar voor die
1500 is er geen »goed«,
En met die wagenvrachten, zonder
werkelijke waarde in bezitsgoederenwordt
heel 't Duitsche geldwezen ontwricht.
Elke gedrukte mark méér, drukt de
goede verhouding, die er tusschen geld
en productie zijn moet, nog meer stuk.
De goede financieele regel is: eerst
goed, dan geld! Maar in Duitschland
is heteerst geld of, papier en
productie daarna
Zoo is daar dus de inflatie van de
Mark. Vandaar de hongeroproeren met
marken in den zakIn de Sahara met
een portefeuille vol duizendjes
En nu begrijpt, hopen we, ook ieder
't gevaar, dat onzen gulden boven 't
hoofd hangt Er mag in Nederland géén
papiergeld weer zijn, dan er aan wer
kelijke waarde in 't Land is aan ruil-
goederen. Maar we hebben groote crisis
schulden Groote budgetten bij de
Departementen van per jaar 600 tot
700 millioen. En er zijn geen goederen
om te verkoopen.
Toch moet er betaald aan de amb
tenaren, aan de effectenhouders enz. enz.
Is er een potje sinds de laatste 50
jaar Neen, er is geen potje.
Is er geld onder de burgerij Neen,
want er is geen productie en dus ook
geen belasting genoeg te innen.
Waar moet dan van betaald worden
Ten eerste door Bezuiniging en nog
eens bezuiniging en nog eens bezuini
ging; zóó gaat er in elk geval geen
geld onnut verloren,
En tt n tweede door Produceerenvan
daar 't geroep om Protectie en Boons
verlaging en de 10 uur-dag.
En ten derde door Vloot- en Marine-
uitgaven te besnoeien als niet-econo-
mische goederen. Verlaging der uitgaven
voor de Vestingwerken.
En ten vierde door de Bankbiljetten-
pers. Druk maar vrachtwagens papieren
guldens, en de schuld is in één j<»&r
afbetaaldmaar weet dan. dat
Nederland zijn ellende nog grooter
maakt omdat er voor die wagen
vrachten guldens nergens ruügoederen
te krijgen zijn, Dan gaat de gulden
vermicderea in waarde.
Dan krijgt ge vier, vijf guldens voor
één. Dan wordt de gulden een kwartje
waard.
Dan vraagt de werknemer zes pa
piertjes per dag.
Dan wil ten slotte de winkelier uw
papiertjes niet me?r hebben.
Dan komt er hongeroproer met „geld"
in den zak.
Weg dus de Bankbiljetten Pers.
Maar zuinigheid en productie 1
Fn inkomsten met uitgaven laten
kloppen.
@P SEi 0111111»
Össa Courant verschijnt elkea WOENSDAG en ZATERDAG.,
4B0NNEMENTSPRIJS pc: drie mw&sn teaaco m pent f8 ©est fel vossrsltüiit&ifeg,,
BUITENLAND b| vooruitbetaling i 8.50 per fast,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
SOMMSLiDIJK,
TaSsfaaa Intercommunaal Ne. 202.
ADVERTENTIËN 20 Cent per regel, RECLAMES 40 Geut m mmh
BOEKAANKONDIGING 10 Cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 1 1.- pss plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar da plaatsruimte die zgbeg'a&sa.
II AflverieatMn wordsa iagewaetet tot DINSDAG- sn VRIjDAGMORGBN 10 UUR
40 Cent per regel.
Pv.G
Nadruk verboden.
Cartieatuur, dat is k u si s i
Natuurlek spreek ik alléén van ware, échte
cartieatuur. Wie wat verf op *n doek kloddert,
zóó dat met veel goeden wil de toeschouwer
er 'a koe, 'n kat, ot 'n msnsch uit en ken
k*n, maar sonde? dat er ook maar ééa sprankje
kunstenaarsbezieling in uitschittext, die is 'n
klodderaar: meer niet.
Naar hèm meet niemand de schilderkunst
af!
Zoo nu is 't ook met de casrlcatuur.
't Is allerminst soo, dat wie 'n paar pot-
alertpe poppetjes teekenen kan, 'n caricatu
rist sou sSa, het l|kf er niet nasr.
De carrlcatuur is 'n raodlike kun?*.
Maar dat ie kunst is, welt d&t bewgs Ik