I
I
J
Zaterdag 15 April 1022.
87Jt® Jaargang N\ 2798.
voor de Süiiidhollaiidselie en üeeuwsclie Eilanden.
Eerste Blad.
l
mm
Antirevolutionair Orgaan
DE FIJNSTE BOTER
eid en
heid
- IN HOC SÏGMO VINCES
De PINK PILLEN
OVEN Jr.
ANDEL
rlogesen
gen.
m Zonan
PAASCHFEEST.
OP OEN UITKIJK.
Marnes Mededeelingen*
RÖDER VERBEEK
Ils Id ieder
voorkomen,
tel «s> zrter
OLs
r.
IJKË PRIJZEN
L F RIE T.
ROTTERDAM
W. BOEKHOVEN Zaana,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentien en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers»
VERVANGT
s£dtel8Asli£&dslsd8sisds
De kostbaarste rijkdom is g|»
die vam het bloed, want
dat is de eenige rijkdom
die gezondheid geeft, ff
geven rijkdom aan 't bloed.
Echte MieleWasehmaehines
met Hefboom of Vliegwiel.
Vraagt prijs aan
Hang 1.8 - - Rotterdam
en alle
kleine
MONDINGEN
Ijk verzadt-
nezendezalf
ein. Zij mag
jathrfiken.
60enp0 >ct.
drogisten.
ABRIBKSl
ARDTl
ea diverse
en.
f V
WW
en schoon-
meeste! sa-
bleekheid*
lusteloos
te gesellen
la. Maar een
een heldere
jen die tin-
renslust en
lede aanbe-
niroducties
r gebruiken,
isenden ia
icbbennieu-
den levens-
door een
uik van de
het be
at uur bloed
isuwea ver-
e aigeheele
ctheid be-
2.-,6fl fll.-,
Co.
4, Oen Haag
RNAMAAK!
ij Apothekers
i
Appel- en Paran
iet:, Bessen, Frans»
'mheesters, Rosen
liet vak bekoort,
olen voor aanleg
intnlnan, 19957
MIDMHA9HI.
0$
rerkaadil
33t ?3
itelt
»w«Sn®
werk.
rdei alts Ilea*
iMkbiadwg,
Oeze Courant verschlnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per poet 75 Cent tg vooraltïi®taling,
BUITENLAND bl vooruitbetaling t 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS:
eOMMELSDIJK.
Telefoon Inforsommnnaal No. 203,
ADVERTENTIËN 20 Cent per regel, RECLAMES 40 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sl beslaan.
Advertentiin worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR.
Daarom heeft Hem ook
God uitermate verhoogd.
Fit. 2 9.
Geen verhooging zonder vernedering.
Geen genade zonder doemschuld Geen
licht zonder donkerheid. Geen vervloekte
Aarde zonder 't Paradijs der Scheppings
dagen.
Geen Pascha zonder den worg- en
Verderfengel in Egypte. Geen Pascha
zonder Gethsemaneh, Gabattha, Golgo
tha. Alles, alles was na den Zondeval
verdonkering en vernederingen was
Gods algemeene genade niet tusschen
getreden om over 't meoschelijk leven
nog een glans van heerlijkheid te doen
stralen, de Zonde te temperen, Staten
en Overheden te scheppen die 't Recht
als diénaren Gods zouden handhaven
wat was er van die hatelijke wereld
terecht gekomen. Zou 't woord „moord
kuil" te sterk zijn voor zoo'n gemis
aan Algemeene genade. Maar 't heeft
Hem behaagd de gevolgen der zonden
al in 't Paradijs te remmen, en zoo is
er thans nog wel een vernederde We
reld om der zonden wil, maar er ia
toch een verhooging ingelnid, toen 't a!
in Kains, des zondaars, ooren klonk:
.Is er niet indien gij wèl doet, verhoo-
W?"
Vernedering
Individuen, families, geslachten, stam
men, volkeren, natiën, koninkrijken en
keizerrijken zijn opgekomen, hebben ge
schitterd, zijn beroemd geworden in
hun tijd; maar waar zijn de overblijf
selen van hun macht en glorie van
hun faam en roem. Men kent en vindt
hun standplaats zelfs niet meer. Wijs
ons de grenzen van 't oude Romeinsche
Keizerrijk? Toon ons de bouwwerken
van Oud-Griekenland, de muren van
Babyion, de erfstukken van Salomo en
de Koningin van Scheba
Vernedering
En laten zij opstaan die van ons
huidig geslacht, welke de vernederingen
des levens nimmer hebben gekend.
Elk zoekt geluk, maar talloos zijn
de paden, waarlangs we zoekend graf
waarts gaan. Jong en fier en blozend,
maar ach! wat schaduw ervan in den
grijzen ouderdom.
Vernedering! ze staat aan onze ge
boortesponde ze ligt in onze wiegze
gaat met ons mee als een gezellin, die
ons nooit verlaat tot in ons huiske van
zes planken, tot in 't Graf.
En daarom ook de vernedering van
den Christus. God, die rijk maakt en
daarna armdie troost en daarna weder
slaat; die verhoogt en vernedert; ook
Hij is 't, die Zijn Zoon door eigen bestel
de vernedering indraagt, maar door
diezelfde oneindige Goddelijke Majesteit,
welke de Middelaar er in wierp, weer
volkomen uit dien dood opbracht in
een alles overtreffende verhooging.
Alle vernedering sinds de uitstooting
uit 't Paradijs, is profetie geweest van
't Summa, 't toppunt der vernedering,
waartoe de Zoon des menschen komen
zou; maar ook alle verhooging in de
vervloten oude eeuwen, was voorspel
ling, zinnebeeld van die eenige, nooit
geziene, Majestueuze verhooging van
den Borg des Nieuwen Verbonds.
En zooals al de vernedering der
eeuwen diende om 't schepsel tot zijn
Schepper terug te voeren, zoo moest
de vernedering des Heilands dienen om
door verzoening zijn uitverkoren volk
Hem in den schoot te leggen.
Het Lam móést vernederd, niet door
Pilatus, maar door God zelf, want zóó
zegt Jesaja: „Het behaagde den Heere
Hem te verbrijzelen. O, Goddelijke beha
gems, o, oneindige, onpeilbare onomvat-
telijke Liefde, die de vernederde wereld
met al wat er in is, verhoogen wil onver
diend, uit loutere genade, tot een We
reld, waarin Zijn Naam weer geëerd en
geprezen zal worden; en in die Wereld
daarom en daarvoor planten wil Zijn
Kerk, die 't licht der Waarheid uitstra
len zal over die wereld, en de Kerkleden
daarin zet als lichten op een kandelaar,
als zoutend zout, als zuurdeeg, die
alles, ja alles, Wereld en Kerk doorzuurt
door hun Leer, van den Christus, hun
Belijdenis van den Christus, hun Leven
in en uit en tot dien Christus!
En natuurlijk, na Jezus' vernedering
moest de verhooging komen; en ook
weer natuurlijk: 't zou een uitermate
verhooging zijn, omdat 't een ui errnate
vernedering was geweest. „Daarom"
„Daarom"
Daarom heeft God Hem uitermate
verhoogd. Niet om die verhooging als
een Verdienste des Zoons voor zich zelf
te kunnen boeken in de Goddelijke
Rollewant de Christus heeft voor
Zich zelf niets, dbsohiut niets verdiend.
Alles wat Hij verdiend heeft, was voor
Zijn volk, want zóó staat er in Joh.
17 19 „Sn Ik heilig Mij zeiven voor
henopdat ook zij geheiligd mogen zijn
in waarheid" (waarachtiglijkWaar
dan nog bij komt, dat aan den Zone
Gods, "die niet sterven kondus niet
vernederd worden kon, en dus óók niet
kon verhoogd worden, absoluut géén
enkele verdienste kon toekomen. Hoe
zou de Tweede Persoon in de Drie
eenheid, die al de Goddelijke wezenheid
met den Vader en den H. Geest eeuwig
deèlachtig is, hoe zou Hij ooit vernederd
kunnen zijn, ooit gekruisigd kunnen
zijn, en dus ooit gestorven, en verhoogd.
De dood kon de Goddelijke natuur niet
pijnigen, maar had alleen wat vat op
de menschélijke natuur.
Als er dus staatDaarom heeft
Hem God uitermate verhoogd", moet
ge in dat „Daarom" niets zoeken voor
Gods Zoon; niets, dat op Zijn eigen
verdienste ziet, want Hij heeft alles
voor Zijn volk verdiend; en ook niets,
dat op Zijn Zoonschap betrekking had,
want de Zone Gods kon noch vernederd,
noch verhoogd worden, als eenswezens
met Vader en H. Geest, bij Wie ook
géén schaduw van omkeering is. Voor
Gods Zoon is er geen Paschen mogelijk,
omdat er geen sterven mogelijk is en
was en zijn zal. „Daarom" wi! zeggen:
„Omdat Hij naar zijn Menschheid in de
verschrikkingen des doods ingébracht
werd door Zijnen Vader, werd dij naar
zijn menschheid weer door dienzelfden
Vader verhoogd, en de dood heerscht
niet meer over Hem, want wat Hij
eenmaal gestorven is, dat is Hij der
zonde gestorven, maar (en ziedaar 't
uitermatewat Hij nu leeft, dat leeft
Hij Gode. Der zonde sterven, maar Gode
leven, dat is de uitermate verhooging
tegenover de uitermate verlaging„Zon
de", en als alles omvattende tegenstel
ling: „Heilige God". Kunt ge u nu
dat „uitermate" indenken? Zondaar of
zondaresBegrijpt ge er iets van Niets
begrijpt ge er van. Dan pas zult ge iets van
die „uitermate verhooging" verstaan, als
ge zelf in Hem der zonde zijt afgestorven
en in Hem Gode leeft. Dan pas kunt
ge iets, ja, slechts iets verstaan, van
die uitermate verhooging des Zoons
Gods. Uit de duisternis overgegaan tot
Zijn wonderbaar licht; dat is: uit 't
zondelevon tot Gode. En dat is Uw
verhooging door Zijn verhooging. Dat
is Joh. 17 19En ik heiligde Mij
zeiven voor hen, opdat zij ook geheiligd
mogen 'zijn Hij is verhoogd Daarom gij.
En uitermate, omdat de tegenstelling
tusschen Zonde en Godetusschen
duisternis en licht zoo buitenmate is.
In den Grondtekst staat letterlijk: een
verhooging, die niet hooger kon of de
aller overtreffelijkste. En kan een ver
hooging hooger zijn dan tot Gode Meen.
Pasehen
Paschen voor 't Nederlandsche Volk.
Voor Europa. Voor de Christenheid
Eieren koken en paaschbrood eten
en paaschvuren ontsteken en paasch
treinen door paaschvacanties enz.
Maar de H. Schrift zegt: Daarom
heeft God Hem uitermate verhoogd. Hij
leeft Gode.
Wat een tegenstellingDe wereld gaat
uit. En de kerkgangers gaan uit De
Verstandelijk geloovigen gaan uit en
genieten, maar leven Gode niet, omdat
zij niet verhoogd zijn.
Maar in Gode leven .op dit Pascha
de Zwak- en Hartelijk geloovigen, die
er kfnnis aan hebben, wat zonde, wat
vernedering is voor den Heilige Gods.
Hunner alleen is 't Pascha!
In de gestaltenis des tollenaarsO
God, wees mij zondaar, nog altoos, in
mij zelf, tot op mijn laatsten snik
wees mij genadig in Hem, die zich
vernederde tot in den dood, maar door
Zijn uitermate verhooging ook mij ver
hoogde uit de diepte der zonde tot de
hoogte van eeuwig geluk.
Gelukkig Pascha! gij Zwak en Har
telijk geioovige.
Maar voor u, verstandelijk geioovige 1
wat is uw Feesttoon Wat kunt gij
belijden
Nadruk verboden.
.De gelegenheid maaki den dief
Een omer bekende, Hollaudscbe spreek
woorden, dat met vele andere gemeen beeft,
slechts een halve waarheid fe zeggen en
dat daardoor In de toepassing weieens onbil-
!p wordt.
Zeker, de gelegenheid moet er zl|n,
Mkkrde genegenheid óók,
Ieder begrijpt, dat ik nu de zaak erg
tnenschelp bekijk en allerminst loochenen
aal, dat we van catuse, hoofd voor hoofd tot
dlle kwaad bereid en geneigd sSju en dat
alleen de genade Gods ons staande houdt.
Doch kom ik thans ter zake.
'k Moest dezer dagen terugdenken aan
mijn kinderjaren, toen ik gelijk zoovelen een
bengel van een kwajongen wai, en min moe
der soms wanhopig maakte, als ik thuis
kwam met 'n winkelhaak in een nieuwe
bloes, óf wat haast nog erger was, 'n inkt
vlek er op, of met de modderspatten op min
's morgens nog helderwitte kraag enfin
ieder die jó tg geweest Is ea niet was, wat
Hiidebrand 'n „vasalaat" noemde, kan zich
voorstellen, wat hij en ik toen ten tide ge
weest z|n
In dien i|d las ik ai rn'n „krant".
Zoo in de hoogste klas, lagere school.
En de gelegenheid maakt den dief I
Mfjn vader las, strik en zet, de krant van
twaalf uur tot half een, dat ging a la
minute.
Was 't nog géén tld en had hfl er eigen
lik al uit, wat hl weten wilde, m.a.w. stond
er es niet veel nieuws en belangrijks in, dan
nam hijj de advertentie-pagina voor zich en
l&s, lis tot de pendule half één sloeg,
dia stond h| op, want dan wachtte hem
een korte bezigheid buitenshuis.
Dan gioest i k in da kamer z|n.
Vóór half een kon ik hoepelen of tollen,
of wat er aan de orde van deu dag was,
maar klokke half een moest ik, tot vader
weer terug kwam, indekamerz|nenbl|ven,
om „naar de deur te zien en op de bei te
passen."
Want moeder was dan in de keuken,
Kon moeilik „van 't eten af".
Temeer omdat die keuken aan 't andere
eind der woning zich bevond, gang dóór en
trap M, zoodat één ongewenscbte beltrekker
gemakkelijk 't maal voor een ganschen mid
dag bederven kon,— en dan was moeder
niet gemakkelijk!
Enfin, ik moest dan „oppassen".
En was alleen in de kamer.
Liefst zette ik me dan, al mócht dit feitelgk
niet, maar ik voelde me zoo ongeveer als
vaders vertegenwoordiger I in z I n armstoel
neer en bekeek de wereld daarbuiten,
waar echter tusschen twaalf uur en halfeen,
als alle werkvolk aan den maalt|d sat, ook
niet veel te beleven was.
Binnen 't bereik misser hand lag „de krant"!
Dat was natuurlik 1 lu 't gezin van 't hoofd
e:ner christelijke school, In dien t|d „De
Standaard", de „Krant van Kuyper".
't Was nog vóór de doleantie, moet meu
weten.
En al waren er ook tóén reeds allerlei nuan
ces onder de christelijke onderwijzers, bijna
allen lazen ze toch wel wat „van Kuyper
kwam", met name ook op politiek gebied,
omdat h| „de" man was, die het machtige
pielt voerde voor de vrye school.
Uit verveling greep ik eerst de krant
Knikker- of ander spel Interesseerden me
véél meer, dan al die vreemde namen en
woorden in de krant I
Maar al gauw vond Ik toch een rubriek,
waar toch wel eens wat in stond dat de moeite
waard was om te lezen, naar m|n jongens-
schatting.
40 cent per regel,
- VOEDZAAM HEERLUK
[VÜQHDEELIG
Elscht Hollandsche verpakking p*
en gebruiksaanwijzing
Ui1
fjfl ij'J lllllip
Neen, het was geen „politiek".
Zoo vroeg r|p als een Bilderd|k, ben ik
gelukkig nooit geweest
't Was de rubriek „Gemengd Nieuws":
Ik kom er maar eerlik vooruit I
Die veroverde weldra m|n jongenshart.
En ai heel spoedig was 't zoo ver met me
gekomen, dat ik al vóór half een in de kamer
kwam,
Vader prees m|n klokgetrouwheid
Maar dat was 't niet, - het was om te zien
of vader de krant nog niet neer leggen zou
dat Ik m|n hart ophalen kon aan dat „Ge
mengd Nieuws".
Daar zat nieuwsgierigheid achter.
Ook, want de „genegenheid" is er vaak
al l&ag voor w| 't ons bewust z|n I
een zeker vermaak met alles, wat in ver
band ataat met de journalistiek.
En ten slotte zat er braniezucht achter
Ik wist de dingen zóó het éérst.
M|n kameraden lazen geen krant.
Was er eens een gebeurtenis waar bet
ganBche land van waagde en waar men zelfs
liedjes op song, zooals b.v. 't vermoorden
van het zoontje van Bogaards indertijd, dan
hoorden de andere jongens daar thuis over
spreken en handelden er met en onder elkaar,
maar Ik wist het uit de eerste hand, uit de
krant en kon hen daarmee niet zelden over
bluffen.
Het duurde gerulmen t|d, eer ik eenige
andere rubriek uit de krant, m|n aandacht
waardig beurde.
Ik vond in m|n jongensw|sheld, dat ze
dag aan dag 'n heeleboel dingen In de krant
zetten, die de moeite, er aan besteed, in 't
minst niet waardig waren.
Daar bad men b.v. die Effecten!|Bt
Ali|d dezelfde namen, alleen de cijfertjes
veranderden wel eens een weinig maar
hoe iemand er aardigheid in krijgen kon, om
eiken dag dit znakje te lezen, en erger nog I
het eiken dag weer opnieuw te schrijven
wat ik in rn'n simpelheid meende, dat ge
beuren moest ik snapte het niet.
Na 't „Gemengd Nieuws" raakte ik aan „Kerk
en School".
Neen, gek was het niet.
Over kerken en scholen, dominees en
schoolmeesters, hoorde je toen in eeuchris-
fel|k gezin, ook in 't gewone, dagel|ksche
gesprek vaak handelenje raakte onwille
keurig wat op de hoogte, en dat trók.
En zóó ben ik langzamerhand aan de
ga sche krant gewoon geraakt, maar hier
glégen, dèt wil ik wel erkennen, eenige jaren
mee heen. Toen was ik allang van de ge
wone, lagere school af.
Maar d i t herinner ik me nog zeer goed
Al héél gauw werd het een aaawendssl,
om op de vóórpagina es te neuzen, of er ook
onder die leuke, meest kleine stukskens, met
drie sterretjes er boven, iets van min gading
te vinden was.
Wat had ik da&r gauw den smaak van
beet!
En ik zal óók zeggen, waas óm.
'k Wil 't niet mooier maken, dan 't was.
Natuurlik bad ik van dr. Kuyper gehoord
en ik wist wel, dat h 1 de man was, die op
de voorkant die lange artikelen en die korte
stukskens schreef. En nu vond ik, dat die
dr. Kuyper iemand, of ook een groep, of ook
een partl, zoo ongenadig „op den kop zitten
kon I"
En daar had ik als jongen schik in.
'n Jongen is absoluut eensldlg.
't Stond voor ml vast, dat in letterlik èlk
van die gevallen dr. Kuyper van a—z over
elk van zin tegenstanders gelijk bad en om
dat ze hèm nooit ontzagen, maar hem, gelik
Ik wel eens aangehaald vond, op felle en
onwaardige wfjze bestreden, had het zoo
min volle Instemming, als Kuyper ook geen
gratie gebruikte, maar er met zin volle wa
penrusting tusschen vloog en deed alsSam-
gar en Simson met de Filistlnen deden.
Maatmet elk jaar werd ik iets
wlzer.
En zoo leerde Ik weldra niet slechts be
wonderen de wlze, waarop deze reus zin
tegenstanders felde, doch bovenal de ge
spierde, kloeke, pittige wlze, waarop bl
schreef, zin schuimende, bruisende taal,
die pakte, niet losliet, meesleepte, vervoerde
soms
Zoo kwam Ik van 't een op 't ander.
Geen „driestar" werd dra overgeslagen.
En toen Ik begóa over de dingen wat meer
gezet na te denken, sloeg ik dra geen enkel
artikel meer over.
„De Standaard" was „min" krant.
En de redacteuren uit dien tld, die dezer
dagen, bl 't gouden jubileum van „Kuyper's
krant" nog weer zoo terecht werden herdacht,
hebben wat m 1 betreft, eer van hun werk
gehad, want er was weldra geen hoekje, dat
ongelezen bleef.
Behalve alweer die „derde pagina".
Ik had elke weck een dubbeltje „vtl geld",
waar ik al min versnapering van betalen
moest en vaak acht, later zes van die lange,
-