>ij ons
irielle.
Zaterdag Augustus 1921.
86s1* Jaargang N\ 2782,
voor de Üisidfiollanilüel&e en ^eeuwsclte Eilanden.
Eerste Blad.
Nationale Bankvereeniging
Antirevolutionair
Orgaan
!ERK"
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentien en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers»
fl
3 .2
a
fl
fl
1 8
Kantoor MIDDELHARNIS.
ZITDAGEN tijdens BEURS.
ten
De se Courant verschorst eiken WOENSDAQ en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie raaaadea Iraaeo pes post Sest hg voofslt&etallssg.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per faar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT,
UITGEVERS 5
SDMMELSDIJK.
1'sMooa InttresraranEcaS No. 202.
ADVERTENTIËN 20 Cent per regel, RECLAMES 40 Cent per regel,
BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die &4 beslaan»
AdwrScntiiEn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR.
Bi Mtlmml Partij
in de rosser#*
iondspakje
:k°
3
CD
rÜ
a
"S
'C3
ra
ÖjO
cö
cd
U)
cd
rrH
h=T a
55 w
CÖ Q) m
a
o>
t-J »J—
P- CD
cao
'.Öf2 ^3 "S
■n ».s
a J2 SP
-3 Jal
^2 i
ÖD -2
n
o e*j
M
,rf3
|0 8
cS
z:
=3
fcP t*
"3
13
t-,
Sm
O
O
1—1
T3
&4
O
O M
tsi cd
.a
s f
ca w
t»0
O
EH
j
j r-tf
5
5 -<-a
4
el
v n
r4
•3
9 O
fl M
f
De Antirev. partij is in haar grond
beginsel zoo oud als de wereld in haar
oppositie tegen den geest des tijds,
stelsel plaatsend tegenover stelsel, uit
de 16e eeuwin haar publieke open
baring als aangesloten corporatieii van
de 19de eeuwals machtbezitster van
de 20de eeuw. Er zijn dus tijdvakken,
'^waarin het Antirevolutionaire beginsel,
x teekenen van openbaring gaf:
't le tijdvak als een algemeen be
ginsel van Godsdienst tegen afgodendom.
't 2e tijdvak als een bijzonder beginsel
van Christendom tegen een Roomsch-
Katholicisme, ook van Christelijken huize
en tegen 't toen reeds oplevend Huma
nisme, voor zoover 't den libertijnschen
kant uitging.
't 3e [tijdvak als een Anti»revoluti
onair beginsel meer speciaal op het
terrein van den Staat, tegenover de
Staatkundige ideeën van 1789, door
de Franschen Europa ingedragen.
't 4e tijdvak als een vrucht der
worstelingen het bezetten van Kamer
es Ministerzetels.
't 5e tijdvakmaar zullen we
ons vermeten ons den profeten mantel
om te hangen en in profetieën te voor
tzeggen, hoe 't na dezen gaan zal? De
toekomst is in God.es hand, en zonder
macht te begeeren, hebben we onze
beginselen uit te dragen al zaaiende
blind in de toekomst, maar ziende op
't geboden pogende te verstaan den
geest des Tijds om die te leiden ten
goede, opdat ze komen van Oost en
van West, van Zuid en van Noord om
met ons op alle terrein des Levens te
dienen den drieëenigen God, wiens eere
te zoeken 't hoogste doel van aller
schepselen leven is.
Wij zijn geen Kerkelijke partijStaat
kundig-Roomsch zooals Spanje, Italië,
Portugal
staatkundig- Luthersch zooals Duitsch-
landStaatkundig- Grieksch zooals Rus
land Staatkundig Mohamedaansch zco-
a!s Turkije en Klein-Aziebegeeren we
niet te zijn en niet te worden.
We hebben met elke kerk gebroken.
In onze gelederen staan duizenden Her
vormden, duizenden Afgescheidenen,
duizenden Doleerenden, Luterschen en
Doopsgezinden, ja voor Roomschen en
Israëlieten, voor Baptisten en Remon
stranten is er in onze partij plaats.
De Kerk bsgeeren ive niet in onze
politieke affaires.
Staatkundig- Gereformeerd is onze
leus niet, om de simpele reden, dat deze
partij met den heer Kersten aan het
hoofd, en bijgestaan door nog een paar
oud gereformeerde voorgangers in enkele
verspreide Nederlandsche dorpen, dat
woord Gereformeerd zich toeëigenen op
zulke zwakke gronden, dat we ons
vertrouwen aan zulke mannen niet
gauw scheuken zullen.
Om inzicht te hebben, hoe 't Neder
landsche Volk in zijn geheel geregeerd
moet worden 'Staatkundig Gerefor
meerd", daarvoor is 't groote brein en
de reuzengestalte van een Calvijn, een
Groen, een Kuyper, een Bavinck, nog
te kort geschoten wat zou men dus
moeten verwachten van mannetjes als
de leiders der zoogenaamde Staatkun
dige Gereformeerde partij,
Want met een oud gereformeerde
preek in een kerkgebouw haalt men
op 't groote politieke erf dat Nederland
heet en zeven miliioen inwoners telt,
verdeeld in 25 kerkgenootschappen enz.
enz., geen sikkepit uit. Wie Gerefor
meerd-Staatkundig leider wil £ijn, hetzij
met of zonder vooruitzicht em ook eens
als Kamerlid te kunnen pronken op zijn
visite kaartje, plus nog de mooi© ver
diensten van 3 tot 5000 pop, moet
weten wat Gereformeerd is, en moet
weten wat de inhoud van 't woord
„Staatkundig" is. Aan menschen, die
dat niet weten, kunnen we ons, ter
wille van 's Lands belang, niet over
geven. Maar natuurlijk: we leven in
een Vrij Land, en wie „Staatkundig-
Gereformeerd" Roomschen en Joden en
Libertijnen en Socialisten enz. naar zijn
extra-Gereformeerde ideeën |wil bekeeren
hij ga zijn gangMaar met ultra Gere
formeerde en laoge preeken komt men
er niet, politiek is geen kerkhouden,
maar de vele vraagstukken van 't so
ciale leven doorzien.
Eu daarom beleeft de Antirev partij
zoo'n kwaje tijd. En elke konsjentieuze
partij. Ook de Rootnsche Ook de Chr.
Hist. Partij. Ook de S.D.A.P,
Alleen dat partijtje van den heer
Kersten weet hoe 't moet. 't Is 't eenige
partijtje in Nederland die niet in moeit©
zit. Ze praat er maar op los, en ze
redeneert met een wijsheid als
van den niets begrijpende.
Elke groote partij, waar de denkers
zitten, huivert om lijnen te trekken,
omdat de wereld op 't oogeablik, nati
onaal en internationaal, als een kloen
sajet, heel en al in disorde is. Groote
woorden op een preektrant weggeslin
gerd, kunnen hier niet baten. Hevige
handgebaren van „Zóo moet het",
durft niet één geleerd man te maken
bang dat hij uitgelachen zou worden,
omdat de toestanden thans veel te
ingewikeld zijn, zelfs voor de grootste
Staataleiden om te durven bevestigen:
„Het moet zooals ik zeg"want morgen
en overmorgen is de wereld weer anders.
't Is - op 't oogenblik een chaos en
niemand weet uit den doolhof te ko
men, dan de mannen op den wal, die
als „beste stuurlui" reeds door onze
voorvaderen werden in 't ootje genomen.
De Antirev. partij en niet één partij,
waar ook, kan op 't oogenblik met
eenige vastheid de toekomst ingaan.
De Rijksmiddelen wijzen een inzakking
aan, die niets goeds voorspelt voor 't
Nationale leven,
Nu zal een dwaallicht zeggen: „Ik
weet, hoe 't Rijk geld moet krijgen;
kijk maar in den Bijbel".
Maar al zit je alle blaadjes van den
Bijbel te verkreukelen, en al hoor je
dat Woord zevenmaal in een week,
daarmee is de oerlogscrisis niet weg.
God de Heere laat de volken op na
tuurlijke wijze gevoelen den weedom
des oorlogsengeen cent
komt er door Bijbellezen in de schat
kist. Wie vuil is, dat hij nog vuiler
worde, spreekt de Heere,
Maar om 't volk te lijmen en met
bijbelteksten te smeren van den hoofd
schedel af tot da voetzooien toe
dat duurt, dank zij 't gezond verstand
van ons Volk, niet zoo lang, omdat 't
ook ziet den GoddeJijken twist met de
VolkeD.
Ons volk is Goddank te nuchter, en
ziet de nationale en internationale
crisis te goed, dan dat het waarde
hecht aan praatjes voor den vaak. De
crisis moeten we door, maar niemand
weet: lioe.
Ja maarzegt gelaten de groote
partijen dan ons den weg wijzen.
De groote partijen zijn te eerlijk om
de kiezers wat voor te spiegelenStaan
te hoog, om de kiezers te lokken met
negatieve leuzen. We hebben positieve
dingen noodiggeen afbraakmaar
opbouw! En de groote partijen, onder
Gods toelating, staan thrns hopeloos
en machteloos, door heel de wereld.
Zoo zijn helaas de feiten!
En dat zit em niet, dat er geen
knappe koppen in onze pari ij en zitten,
maar omdat het Schip van Staat zoo
slingert enin den mist laveert,
Maar de knappe koppen der groote
partijen zullen spreken, en kunnen pas
spreken, als de mist opgetrokken is.
Dan zullen ze historie verstaan.
Alleen de huidige kwakzalvers op de
levensraarkt schreeuwen der onkunde
uit maar de verstandigen lachen
of treurende herhalen zeTobbers, wat
doet je in de kou!
Zoo zonken na 1900 al heel wat
partijtjes weg, die zich zelf zochten, en
wier plaats of schaduw nergens meer
te vinden is. Altijd in oppositie stierven
ze den dood des onoprechten,
Marnes MededSBlingun.
40 cent per regel.
W08I Sing SÜIMELSDIJK -- TABBERS
DoMeröag, DMSLAND -- i L DOEL
DOEUg, OUDDORP -- FLOHIL
Vrpg, OUDE ÏONGE -- GELUK
wordt door 21.000 arisen erkend
als het beste versterkingsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
OP OEI UITKIJK.
Nadruk vat&aden,'
De man was een beroemd professor.
Wat van een onzer oud-vaderlandtclie ge
leerden gezegd is, dat kon ook op hem wor
den toegepast„Al wat ia boeken steekt, is
in dat hoofd gevaren",
En hl bezat óók de gave, om wat hl wist
aan anderen duidelp te maken, Ja hen te
boeien en wat hl zelf voor waar hield in 't
hart van zin gehoor eveneens als omhelsde
waarheid over te planten.
Daardoor deed hij ontzaglik veel kwaad
Want de professor was een volslagen on-
geloovige en deed al wat kon, om het
opt echte christengeloof tegen te staan enb|
sijn studenten zooveel mogelgk vijandschap
aan te wakkeren tegen den Christus en hen
het Woord van God te doen beschouwen
als een boek vol oudwgfsche fabelen.
Eigenaardig genoeg was professors gade
een geloovige vrouw.
Dat was zóó In zijn werk gegaan.
Z| beiden waren uit christelijke kringen
arkomstig en in z$n jongelingsjaren had de
professor tenminste uiterlijk zich b| de „ge-
loovigen" gevoegd, al was reeds toen s|n
hart niet recht voor God en al week hij met
zfjn dwaas verstand steeds verder van de
waarheid al
Langen tijd echter liet hij dit niet merken,
't VisI hem niet gemakkelijk, geheel met
het geloof zijner ouders te brekenhl] wilde
hun liever geen verdriet doenook sprak
z|n consciëntie nog én h| had
een meisje lief, wier ouders, ddt wist hg
wel I zeer groote bezwaren tegen hem zou
den inbrengen indien hg zich openlijk aan
de zfldc der tegenstanders geschaard had,
En zoo had hij haar tenslotte eigenlijk op
huichelachtige wijze getrouwd.
't Was nu juist niet zoo, dat zij niets wist
van wat er in hem omging; dddrvoor was
hun verhouding te intiem geweest en hij had
voor z|n aanstaande vrouw ook niet opzet
telijk verbórgen, wat h| voor waar was gaan
houden en wat hij, nauw bekeken, verwierp.
En daarom stond ook z| niet geheel on
schuldig in deze zaak
Al sar och I z$ had hem zoo van ganscher
harte lief en de liefde hoopt zoo lang en zoo
veel en haar gebed, dat tot God dagelijks
opging, zou Immers niet o&vethoord blflvea
Na sin huwelijk en na den dood zijner
ouders, had h| zich geheel aan de s|deder
ongeloovige wetenschap geschaard en was,
na zij® benoeming tot hoogleeraar, een harer
meest fanatieke apostelen geworden.
Het gaf een droeve verhouding tusschen
man ea vrouw.
De liefde verging er niet door, bleef te
sterker trekken maar z| werd niet
geheiligd door overeenstemming inzake de
hoogste en eeuwige belas gen van den mensen,
zij werd integendeel dageiifksch biterder ge-
kreckt.
Dat bleek vooral in de opvoeding der kin
deren.
Waren zij nog jong, dan stonden zij aan
Moeders schoot, die hun uit Gods Woord
vertelde, waaruaar zij met grooten eerbied
en hartelijke belangstelling luisterden.
Maar als z$ dan ouder werden
Des professors naam liet natuurlik niet
toe, dat z|a kinderen zouden gaan naar een
school, waarin zij onderwezen werden op
een wijze, die hij, volgens z|n beginselen,
belachelijk, ja verderfelijk achtte.
Zoo ging het den gacschen leeftijd dóór.
En er kwam scheiding, ook onder de kin
deren
Sommigen volgden moeder na, anderen
weken met vader af
Zoo ook een zijner meest geliefde kinde
ren, 'n kaassp, 'n jongeling bgna, die leeren
kon als geen ander, vaders oogappel.
Juist met hem praatte hl het meest.
Hl was zoo verstandig boven zin jaren.
Hl bewees hem, hoe onredellk die chris
telijke godsdienst toch eigenlik was, dat hl
in strijd kwam met ons diep denkend ver
stand, 't welk immers aan alle kanten op raad
selen stuit, die te raadselachtiger worden,
hoe dieper men er in doordringt.
H4 roeide in hem uit het geloof aan een
albestlercnd God.
Hij wees hem er op, hoe er op dit bestuur
als bet werkelijk van God was, vele gegron
de aanmetkingen zouden te maken z|n.
Doch er waren slechts „natuurkrachten".
Alles ging volgens de meedoogenioose wet
van oorzaak en gevolg en Als er dan nog
lets was, dan was dit het toeval en het
duistere noodlot.
Zoo roeide hij b| z|n jongen uit, wat de
liefderijke moederhand in 't jonge hart had
gezaaid
Op zekeren dag wordt de professor haas
tig naar huis geroepen.
Er is een ongeluk gebeurd
Maar nadere inlichtingen bekomt hij niet.
Wie beschrijft echter zlja ontzetting, als
h%, thuisgekomen, verneemt wat er eigenlek
is geschied
't Geldt den jongen, zijn lieveling
Hóé, dat weet op 't oogenblik niemand
nog te zeggen, maar de knaap was, van
les komende, op den hoek eener straat on
der een in vliegende vaart voortrollend tij
tuig geraaktgekneusd, hevig bloedend en
buiten kennis in een winkel binnengedragen,
en daarstraks, nog altijd bewusteloos, door
den geneeskundigen dienst thuisgebracht.
'a Aits is reeds binnen en onderzoekt
hem.
De professor slaat, als van den bliksem
geslagen.
Dan vermant h| zich en gaat naar binnen,
waar zfn jongen terneder ligt, de knaap,
die nog dezen zelfden morgen zoo vroolgk
de ouderlijke woning verliet en thans ver
minkt en al3 dood binnen gedragen werd.
Na gerulmen tijd is de geneesheer klaar
met het voorlooplg onderzoek.
„Ik kan nog niets met zekerheid zeggen I
professor!" zegt hS. „Maar 't geval lijkt m|
wèl ernstig. De jongen zal wel tot bewust-
z4n komen, desk ik, maar toch wilde ik
morgen graag een collega medebrengenik
vertrouw, u wilt alles aanwenden, wat de
wetenschap vermag, om den jongen te red
den
„Doe dat, dokter I red m|n jongen I"
kreunt de arme vader.
„Wij kunnen ons best doen, professor
meer niet" zegt ernstig de doktor, die óók
niet aan Gods albestuur gelooft, maar die
toch in zijn praktijk wèl heeft geleerd, hoe
weinig de mensch vermag, als de „natuur"
niet met hem meewerken wil
Het is nu twee dagen later.
Meegewerkt heeft de „natuur" niet.
Het is met den knaap niet beter geworden
alleen ontwaakt hij nu en dan uit zin bewus
teloosheid en spreekt dan fluisterend wat
met zfja vader, die bins niet van sin leger
wikt.
Met moederkan niet meer
Twee jaren geleden ging zij, na kortston
dige ongesteldheid, zacht en kalm, de he-
melsche heerlijkheid binnen, haar man en
kinderen den Opperherder der zielen aanbe
velend.
„Vader fluistert de jongen.
„Wel, wat is het, mqa kind
„Wat zegt de dokter, vader
't Is een dolksteek in T hart van den diep
bedroefder! man.
Als hij de waarheid zegtde volle zuivere
waarheid, gelp hi die nog straks den arts
heeft afgevraagd, dan moet luiden„Hg
heeft geen hoop meer; 't cerise wathQnog
voor je doen kan, is je pijnen wat te ver
zachten
Maar dat kau h| niet zeggen I
Hi zwigt, maar de blik van den knaap in
dit oogenblik is scheip en dat zwfgen zegt
hem genoeg.
„Is hetniet best
Konduit vragen of het slecht staatof er
geen hoop meer is, daar wil bet jonge leven
neg niet aan.
Angstig kikt h$, wat vader zeggen sai.
Maar 't leed knijpt den keel dicht van den
zwaai beproefden man en alleen als de blla
van den knaap dringender wordt, schudt hi
ten laatste het hoofd en haalt de schouders op.
Het zegt den armen jongen genoeg
Nu iigt hij een poos, soms met de oogen
dicht, dha weer een blik slaande op si a
vader, die naast hem zit en op al zin ver
langens let.
„VaderI" zegt hi zscht, na geruimen t|d.
„Wat wou ja hebben, jongen?"
„Vaderzeg mi is nu met
den dood alles nat
En zijn oogen worden greoterze spreken
van twijfel en onzekerheid en schrik; ze
kijken den vader aan of ze zeggen willen:
„Bedrieg mij nietl"
De professor verbleekt en zwigt.
„Vader 1dsiagt de jongen aan.
„Och, kindkwel je qu met zulke dingen
nietAls je nog 'n kans hebt, om beter
te worden dan moet je immers héél rustig
zfnl
Maar de man voelt zelf, hoe ana en leu
genachtig dit woord eigenlik is in 't aan
gezicht van den dood en de aarzeling trilt
door zij a woorden heen.
En de jongen voelt cat nóg beter dan h|.
„Neen, vader!" klinkt het e?en later weer.
En dan, ais een kreet van onuitsprekelijke
smart; als een roepen om hulp, geprest uit
het diepst van s|n ziel, komt ei even later
achteraan„Moeder I
't Wordt den professor te machtig
snikt zacht voor zich heen.
Dan ligt de jongen weer eenigen tijdvoor
zich heen te denken.
Maar plotseling wordt hg weer onrustig.
„Vaderik móét het weten zèg
het m4 wie heeft er gelijk gehad, moe
der of u
„Wat bedoel je jongen?" vraagt de vader.
Maar hQ wéét wel, wat de jongen zeggen
wil.
„Moeder heeft mij van den hemel geleerd
zegt de jongen en h| doet moeite,
om zich wat op te richten, zoo is h$ geheel
vervuld met 't geen hem bezig houdt.
„Moeder heeft mij uit den Bijbel verteld
en van Jezus en van nog zooveel
meer en u hebt me dat alles afge
praat vader, wie heeft er gelik ge
had moeder of u wót moet ik
gelooven
Het angstzweet staat den professor op het
gelaat.
Als hi hierop maar niet behoeft te ant
woorden
Maar met greote angstoogen kikt de knaap
hem aan; hi móét wat zeggen.
„M|n jongen komt er eindelik diep
bewogen uit„ais je gelooven kunt, wat
Moeder je heeft geleerd, dóé het dan I Je
Moeders geloof was tóch beter dan al min
geleerdheid
Van dat oogenblik af, lag de jongen rustig
ter neder.
En den volgenden dag, zacht en kalm,
ontsliep hj. UITKIJK.
SriiWiis uit hut €intrniii8
Amice I
Ais Brusse het Rotterdamsche Seven be-
studeert dit zal mfjn laatste brief zin, op
het oogenblik, over het onderwerp, dat ik
aansneed dan krigt h| den indruk, dat
de vrouwen in een materialistisch levende
stad haar grootere vriheid en onafhankelik-
held vooral gebruiken, om zich In snel tempo
'1