Woensdag 27 April 1921 Jaargang 2697 voof die ^nidlivlkiidielie en Meenw^clie Eülanflten. Antirevolutionair Orgaan k USTOBVBRSz W. B0EKK0VEK Z®Ü@SL ADVERTENT1ËN 20 Cent per regel, RECLAMES 40 Ceat pst regel. BOEKAANKONDIGING 10 Cent per regel. Groote Setters en vignettes worden berekend naar d@ plaatsruimte die stj beslaan «Mdwi i«cimn«M tot OÏNSD.AG- |1 V»nnAÓMOPf»»N 'O TTTlt», Alle. stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zessden aan da Uitgevers OiwSjzigd^ LasrpEschlwit en 't Mactitswalfusf. 8BÜNENLAND. Üese Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco par past 78 Cest foijj vooralthciaJiag. SülTENLAND b§ vooruitbetaling f 8 50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. M M S L S D Ij K, TtósSoo* Intercommunaal Na, 202, D1ENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f !.- per plsstsisg. In de leerplichtwet komen binnen niet al te langen tijd eenige wijzigingen, die voornamelijk heirekking hebben op een 7e leerjaar en op een inkrimping van de G weken landbouwveslof tot 2 De leerpdchtverhooging tot het 7e jaar is een gevolg van de feiten, dat de Arbeids wet geen kinderen beneden 13 j rar aan vaart tenzij de School een bewijs af geeft, dat hij alle klassen doorloopsn heeft en er geen 7 de klasse bestaat waarin zoo n leerling nog e-ns repetee- rea en nieuwe kennis opdoen kan. Maar ^tuurlijk, als de nieuwe Onderwijswet T*öehooljaren voorschrijft, wat ze trou wens doet, is er van zoon uitzondering, van zoo'n afgifte van een arbeidsbriefje door de School, geen sprake meer. Al ware het, dat de Leerplicht maar werd toegepast van G12 jaar als het 7e schooljaar én de 7de Schoolklasse er wettelijk is, kan geen enkel Hoofd der School meer een verklaring afgeven, dat er géén 7e leerjaar is aan zijn School. 't Is er en moet er zijn volgens de Wet. De 13-jarige jongen moet dus zelfs ron der Leerplicht naar school, of een ouder meet hem een jaar over straat laten slenteren, of hem naar den akker sturen, als er kans voor is. Zoodus: het 7de wettelijk leerjaar is aanleiding om den Leerplicht uit te breiden van 't 6 de tot 't 13de jaar. En al wilde de Minister dat niet doen, maar voor dat 13de jaar Ijnheid verleenen, dan zou zoo'n leer- ?g 1 jaar lang kunnen en mogen ver zuimen, maar op een Vak kwam hij toch niet. Dus dan loopt hij een jaar lang óf te slenteren óf hij kan naar 't land als de hoer hem hebben wil omdat de Arbeidswet niet geldt voor 't Landbouwbedrijf. Vrijheid voor dat 7de leerjaar is dus alléén maar ten voordeele van arbeiders, wier zoontje meegaat naar den akker. Voor niemand anders. Maar de Minister eischt Leerplicht voor dat 7e jaar van allen en dus is Schoolkomen tot 't 14e jaar plicht, ook voor arbeiders in dop en kiem Een andere wijziging is de 2 weken landbouwverlof. Geen 6 weken meer. Doch 21 Ën net zooals in de Oude wet krijgt ge die 2 weken niet, als ge veel te veel hebt verzuimd in de vooraf gaande maanden. _Een andere wijziging is, dat géén kind landbouwverlof verkrijgt voor het 11 jaar is. De Oude wet spreekt van 10 jaar. Er zijn nog meer wijzigingen aangebracht, maar hebben praktisch niet veel om 't lijf. Hoofdzaken zijn het 7de leerjaar in plaats van 6 jaar; 2 weken landbouwverlof in plaats van 6 weken; en het lie iaar in plaats van 't 10e. [Natuurlijk heeft deze Wijziging in de Kamer debat uitgelokt van Antirev. zijde, over 't beginsel der Leerplichtwet, h maar 't pleit is verloren. Hoe is die strijd aanvaard? Aldus: 7 antirev.Ka merleden, n.l. de heeren v. d. Molen, Rutgers, Duymar v. Twist, de Monte I Verloren, de Wilde, v. d. Voort, v. Zijp I en Zijlstra hadden een motie ingediend om de Wet in te trekken, af te sehaffen. Die motie luiddeDe Kamer ovenve- T gende, dat 't mede de taak van de Over- f heid is te waken tegen de verwaarloozing van de opvoeding van het kind; over- wegende dat deze taak in de bestaande leerplichtwet in beginsel onjuist is uit gewerkt en praktisch niet voldoende tot haar recht komt; van oordeel, dat deze wet vervangen behoort te worden door een andere wettelijke regeling waarbij de verwaarloozing van de opvoeding van 't kind strafbaar ivordt gesteld gaat over tot de orde van den dag". Dei'o principieele motie, die aan den ouden strijd iu 1901 herinnert, is ver worpen met 53 tegen 6 stemmen. Vóór stemden v. d. Molen, Rutgers, de Wilde, Monte Verloren Heemskerk (5 anti's) plus Braat uit Hekelingen. Van onze zijde stemden tegen Smeenk en Schouten en Beumer. Schouten was niet in de Kamerhij woonde een Rotterd. Raadsvergad. bij maar Smeenk zei in da Kamer dat Schouten tegen de motie en dus vóór den leerplicht was net als hij. Daymar v. Twist heeft ook niet meegestsmd, omdat hij in een Oom- m;ssio vergad. was. Schemer heeft ook niet gestemd, misschien heeft hij in de koff ekamer zittende, de stem bel niet hooien klinken. Zijlstra en Colijn env. d. Voort v. Zijp waren absent. Zoo dus is de oude Strijd van 1901 andermaal verloren. Er waren er 53 vóór de Wet, en maar 5, da onzen, tegen. Vóór 3 der onzenSmeenk- Schouten- Beumer. Zeer waarschijnlijk tegenal stemden ze niet de andere Anti's: Colijn, Zijlstra, v. d. Voort, Dui* mar, Scheurer. Van der Molen wilde de wet opdoe ken en alleen strafbaar stellen de ver- ivaarloozing net zooals dit in 1901 be- debatteerd is op honderden vergade ringen, Smeenk daarentegen verklaarde ook namens Schouten, dat de Leer plichtwet niet meer ingetrokken kan worden en dat zij beiden aanvaarden de uitbreiding tot 't 7de leerjaar, omdat 6 jaar niet meer voldoende zijn en er verband gelegd is tusschen Leerplicht wet en Arbeidswet. Gemeen is de verslaggever van de N. R, Ct. in zijn Ochtendblad B van 15 April j.l., als hij de motie V. d. Molen noemt een zonderling product der fantasie en demagogie. Alsof v. d Mo len een Volksbedrieger ware, die eigen lijk wel vóór Leerplicht is, maar om de Anti's te behagen er zich tegen verklaart. Zoo'n aantijging is schandelijk. V. d. Molen is geen man die fantaseert en demagogie of volks verlakkerij is verre van hom. V d. Molen hééft eenvoudig de Wet willen opdoeken als leerdwang, om er een andere wet voor in de plaats te krijgen n.l. een wet op de verwaarloozing der kinderen door hun ouders. Een nieuwe uitbreiding aan de zoogenaamde kinderwetten, waarbij de ouders ontzet kunnen wor den uit de Ouderlijke macht, als ze hun kroost exploiteeren. Is zoo'n oplossing nu fantasie en demagogie Ganschelijk niet. De me thode v, d. Molen is mogelijk, is uit voerbaar, als zoo'n Kinderwet maar precies omschrijft watverwaarloozing" is. Is de Wetgever, en dat zou kunnen, niet in staat, om precies te zeggen, wat verwaarloozing is dan is er met de methode v. d. Molen, hoe goed ook bedoeld, niets te beginnen. Dat had toch kunnen beproefd. Maar men moet niet zeggenv. d. Molen fantaseert en demagogeert er maar op losDat is geen praat van de N. Rotterdammer. En zijn Schouten en Smeenk nu de Zwarte Pier; de verraderseenerheilige principieele zaak Omes inziens niet. Eerlijk en oprecht zeiden ze, dat zij geen kans zagen om de Leerplichtwet weg te krijgen; dat er invloed van uitgaat; dat er een 7de leerjaar komt éa daarvoor net zoo goed leerplicht noodig is als voor andere de 6dat er een Arbeidswet is. Wie kan daartegen wat inbrengen Bij v. d. Molen staat op den voorgrond 't Ouderrecht. Bij Smeenk en Schouten 't Kinderrecht. En zoo ontstaat de verschillende kijk op de Wet. 't Ouder recht zegt: Blijf van mijn kinderen af, want ik ben er van Godswege baas over en zoolang ik niet verwaarloos. blijf ik baas Het Kinderrecht redeneert Een kind gaat de Toekomst in; geef dus dat kind alles goeds mee, wat het in de Toekomst noodig heeft; en laat het trouw schoolgaankennis komt altijd te pas; en kinderarbeid is uit den booze én voor lichaam én voor ziel. Zoo staan dus twee beschouwingen naast elkaar. '4 Onderrecht is een voor naam recht. Maar 't Recht des kinds niet minder. Als we moesten kiezen tusschen dia twee als vader, kozen we 't Ouderrecht Moeten we kiezen als Onderwijzerdan kiezen we 't Kinder recht. Want niemand dan een Onder wijzer kan zóó de ellende begrijpen, die er uit Schoolverzuim -voortvloeit, dan hij. Dat is niet om te zoggen. Daar zou je als Onderwijzer tranen bij stor ten. 't Brengt het geheele Onderwijs in de war met al de misere daarvan. Misere voor 't Kind, misere voor de klasse, misere voor den Onderwijzer. Hoezeer we dus 't Ouderrecht hoog houden en de Goddelijke ordinantie, dat de Ouders de opvoeders zijn in de eerste plaats, toch is de praktijk zóó, dat er Scholen zijn tot voorname, nood zakelijke behulpsels. Buiten de Scholen is geen Onderwijs mogelijk, Zonder School is uitzondering. Welnu daude Scholen zijn erdus moeten ze ge bruikt en goed gebruikt. En uitbreiding der Kinderwetten is een Oplossing. Dan kan de Leerplichtwet vervallen Ia den bitteren lijdensnacht voor het ster ven van den Heliaud, stond het Goddelijk ja vaa aangezicht tot aangedicht tegenover het duivelsch Neen. De Waarheid en de Leugen bekampten elkaar hier in dooddijke worste ling. De duivel openbaarde zich hier In sQn volle werking. Bf die werking des duivels, waarin hij kampte ont de logen te doen overwinnen, een kamp die het al voor goed beslissen zou valt hst op, hoe hij zijn kracht zoekt te ont wikkelen ia Machtswellust. Toen Christus voor den Hoogepriesfer stond, scheen het alsof alle macht rustte bi] de belagers van den Heiland. Christus stond alleen, verlaten zelfs van die hem beminden waaronder er dan nog één was, die Hem op datzelfde moment verried Aan Christus' zgde scheen de onmacht te stsaa. Daartegenover stond de Joodsche Raad met zsjne dienst knechten en dienaren, met den machtigen Hoogepriester aan het hoofd. Ddér woonde de macht. Ea die macht was hef die het pleit be slechtte. Satan baadde zich in machtswellust in dien aangrgpenden stossde. Van de zfde der machihsöbers werd niet geargumenteerd of gemotiveerd, het rechts geding werd niet gewogen in de weegschaal der gerechtigheid, neen, alleen macht zou hier te beslissen hebben. Toen de Heiland getuigde van zijn leer „Ik heb vtguit gesproken tot de wereld; Ik heb allen tijd geleerd in de Synagoge en iu den Tempel, waar de Jaden van alle plaat sen te samen komen, en in 't verborgen heb ik niets gesprokenwat ondervraagt Gij Mij Ondervraag degenen die het gehoord heb ben waf Ik tot hen gesproken heb. Zie dezen weten wat ik gezegd heb", kwam er van de zijde van den Joodschen Raad geen gegron de beschuldiging, maar volgde er een kinne bakslag van een der dienaren. En als Jezus daarop antwoordt: .Indien Ik kwalfk gesproken heb, betuig van het kwade, en indien wél, waarom slaat gij Mg kwam er wederom geen antwoord, waarin van kwaad bduigd werd, alleen «ras het straks een doodsvonnis In machtswellust vol trokken. Voor Püatus sprak de Heiiaid van zich" Eelve: „Hiertoe bis ik ia de wereld geko men opdat Ik der waarheid getuigenis: ge ven zou. Een iegelijk die uit de waarheid is hoort mine stem." Christus was de Waaiheld en öe duikel kón daar niet ar,der® tegenover stelle» dan macht. Was Szten met Christus ia het recht gegaan, dan had hij haf onherroepelijk moeten verliezen, dat gevoelde hg maar cl te goed, daarom was zfh eenisg wapen waarmede hij trachten kon Chdatus te overwinnenmacht. Natuurlik was dit een hopelooze worsteling want al was Sifari de machtige, Chsisius was de Almachtige en de Waarheid móést il rhalve met den ferooa der zegepraal uit hit krijt treden, ai scheen het het ee«ste oogen- ölik dat het aates uitvallen zou. De dienstknecht Is niet meerder da® z'n heer Ieder die uit de Waarheid is, en dus Chris tus' Stem hoort, ondervindt In bsglnsel in meer of mindere mate wat de Heiland door worstelen moest in vollen omvang door Sa tans rr,acht3Wfl!usi. De Christen die het Goddelijk Ja tegeno ver het duivelsch Nees racet stellen, heeft geen ander wapen dan de Waarheid terwijl de duivel zgn Neen in Machtswellust daarte gen over stelt. Tegess over de kleine, zwakke Christenge meente ia het besla onzer jaartelling, stond het machtige Romdnsche KeizeEr^k.dat niet vroeg naar de Waarheid en het Rcchf, msarin maehts wellust de Kerke Gods ten bloede toe ver volgde. Het machtige Rome de r zestiende eeuw rede twistte niet of ging geen apologie aan met de kerkhervormers, maar stelde In ware machts wellusttegenover het Jalder Evangeliebdijdera het Neen van brandstapel en schavot.Zoo zeer schuwde mea d® Waarheid dat baulen en cipiers verboden werd godsIiensSgeschülea te bespreken met de ketters, omdat men wist hoe Bibslvast de martelaren waren Alleen door macht meeads men te overwinnen, Deze machtspolitiek des duivels, die deze door zij;;, satelieten Het uitvoeren, gaf iedere eeuw te aanschouwen. Om de Waasheid te onderdrukkente ver nietigen gebruikt de Aati Christ macht en geweld. Als machtswellusteling openbaarde hg zich in de groote Wereidrgken, ma«r ook in de kleinere nafïëa, en ook in kleineren kring, In gewest stad ea dorp. Het Neen der Frsnsehe Revolutie trachtte zich door macht en geweld te vestigen en uit te breiden. Het woord van den liberalen veld overste Kappcyae van de Coppelo is over bekend .Dan raaaten de minder heden maar onderdrukt worden". Maar dat hst és Revo lutiemannen ernst is om in raseht en geweld ook dtssoods de meerderheid te onderdruk ken bl|kt In de Russisch® Sswjet Republiek en uit hst Trodstra woord „Wij feilen niet maar wegen". Dat de gewêidspoliiiek van den vorst der duisternis ook ia groote steden toepassing vindt, foisjkt uit den klassenstrijd dis er woedt ea waar het vaak gaat om ds «nacht van den sterkste door stakingen getoetst. Maar de machtswellust van hst duivelsch Neen tiranniseert ook ia Int dorpske. Voor den stedeling, die het leven kent in de centra's der volken waar het leven bruist en woelt, en gist en kookt, heeft het stille landelijke plaatsje, waar het nederige kerkto rentje tusschen z:chi raischende boomea sym boliek schiet van rust ea tevredenheid, tets aantrekkelijks, iets bekoorlijks. Het is opper vlakkig beschouwd of men daar genoegük in pais ea vreê hef isven leeft en al mager eens meeningsgescblt zin, van machtswellust en iyranniseerteg schijnt daar geen sprake. Maar meer dan schijn is dat niet. Met het kleinste dorpske en het geringste gehucht heeft Satan verbinding met de htl en worstelt hei Ja met feet Neen. Wie zal zeggen hoevele malen het Overmachtig Neea in machtswellust het zwakke Ja het zwijgen oplegt, de Waarheid van het Ja niet weegt en toetst en hst Ja, Christus vraag herha len moet; „Indien ik kwalijk gesproken heb zoo betuig van het kwade maar indien wel waarom slaat g| Mij." Betuigen van hei kwade? Daar weet hat Neen niet van, alleea kent het vervolging, ultdelgiüg eta desnoods kruisiging I Natuurlik zijn er perioden waarin zich geen machtswellustelingen openbaren. Dat men in vrede woont en in broederlijke een dracht fel elkander verkeert. Maar die vrede is meestal een valsche vrede geweest, waarin de zonde welig tierde. Ais maa den duivel met rust laat wil h| den mensch ook wel rusi gunnen. Vandaar dsst in die phasen vau sillle rust de Kerk van Christus, in de meeste gevallen, la geen al te beste conditie ve keerde. Hst strijdend karakter van de Kerk moet als 't wsre ia alie t|deu uit kimen, omdat de wereld ku eenmaal oedq het beslag der zonde ligt en het alken de Kerke Gods is die zich van onder dat beslag der zonde wcBscht te ontworstelen. Verstaat de Kerk haar dure roeping wel, dan meet z| zich voo bereid houden op str§d, Christus zelf is bier het duidelijkst exempel van. Toen hl wees op de wonde plekken in Israël en de Tempel reinigde, was het voorgoed gedaan' met den vrede en rustten üe machfswelluste- Ibgea niet voordat zij Hem aan hst Kruis genageld hadden. En wie nu iets van de kerkgeschiedenis kent, ziet dit feit telken male herhaald. We kunnen er dan ook vsn overtuigd zijn itat ia dagen strfjd de Keike Chriati zich het siiiverate openbaart. Nu is dit sesr zskar diep betreurenswaardig, maar wie goed verstaan mag, waarom de Kerke Gods, ais B uid van het Lam te strij den heeft, kan niet anders doen, dan zich zelf big den Hoogsten Rechter aanklagen en erkesnea dat het mede door eigen schuld was dat die tragedie zich in de wereld ge- gchiedffinis afspelen moest. Maar onttrekken aan dien strjjd sai hg zich rooit. En ssgc-n in dien atïld ervaart h| zeker. Allereerst in eigen sieleleven. 't Brengt na- de? tot God. 't Geeft ees diep besef van sJkaukelijkfedd aan den Hem, staalt daarom het geloofsleven es ieder Christen die den str|d voor de Eare Gods keat, zal op heer lik; momenten in dien strijd, door eigen stel ervaren, kunnen wlzen. Maar ook zegen naar buiten is zulk een strijder beschoren te aanschouwen. Want de overwinningen der machtswel lustelingen z|n niet meer dan Pyrlsirlum- phen, die gelijkstaan aan nederlagen. Wie Christus a«n het vloekhout genageld zag, waande dat Zijn nederlaag volkomen was, maar In dsn grosd der saak was het hier het vrouwenzaad dat het slatsgeazaad den kop vermorzelde, Het sterven van Chris tus was de overwinning over h«l en graf. Zoo ook stond het la ds eerste Christen ge meente, Het bloed der martelen wsg het zaad der Kerk, Het sterke Rome ging onder la vernie tiging, maar het geringe en verachte Chris tendom kerstende ganscfa Europa. De Waarheid overwint. Alle machtswellust gaaf voorbij, ï§dt de aederiaag. Omdat Christus in beginsel het Goddelijk Ja over het duivelsch Neea deed zegevieren. Hef volbrachte werk van Christus is de kracht van dk stricter voor de Eare Gods en da waarheid I Dat geeft troost in den strijd, meer daa troost, 't schenkt optimismsv. S. DOCTOR ABRAHAM KUYPER STICHTING Aan de üij hst Centraal Comité aangeslo ten Antirevolutionaire Kiesvereeniglsgesj ©n aan alle corporatlën ea eoüeges der Antirev. Pa.tij of welke op een of andere wijze recht- sireeks of zijdelings, zich de bestudeering en (of) de bevordering, of verbreiding van de Antirev. beginselen, zooals die z|n omschre ven in het program van beginselen deA.-R. parf| van 1878, nader gewijzigd 2 Nov. 1916 tsn doel stelten, worst voorloopig offici- eele mededeeling volgt het hierna vol gende ter kennis gebracht Den 20atera April 1921 is ten overstaan van dess notaris C. Versluys en ten huize van den heer H. Coign te 's Graveohage, verle den de akte van oprichting van de Doctor Abraham Kuyper Stichting. Daarb| werd door de heeran H. Colijn ea A, W. F. Idenburg verklaard. „dat z|, uit overweging cat hst Antl Rev. volk van Nederland zich heeft opgemaakt om een Millioen gulden bijeen te brengen, ten einde dat kapugal dienstbaar te maken aan de verdieping, de doorwerking en de ver breiding van de Antirev. beginselen, te rade z|ss geworden eena Stichting te formeeren, welke tot verwezenlijking van dit plan mede kan werken. „dat z|, ten einde die stichting in het le ven te roepen, van hun vermogen, elk eene som van een honderd gulden in contanten afzonderen en daarmede b| deze akte met de bestemming en onder de bepalingen, hier na te omschrijven, in het leven roepen de Stichting, genaamd de: „Doctor-Ambraham- Kuypar-Stichting", weifee geregeerd val wor den door een 15-tal bepalingen. Een laatste aanval Door de belanghebbenden b| den drank handel is aan de ledsn der Tweede Kamer gezonden een bloemlezing uit de binnen- en

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1921 | | pagina 1