Tweede Blad. Zaterdag 29 Jan. I8Ül< TWEE BLADEN. No. 2872 OP DEI UITRUK. BOEKBËOORPEEim GEMEENTERAAD. Scherpschoten m i (DfHÖOSMOMSES Dit aasBSK bestaat uifc Nadiak vrrbodea Er is, al 'n poos, weer 'n mooi woord. En da zaak is niet minder schoon, ten minste, 200 op het eerste hooren trekt zij dadelijk aaa en ztj dia het woord uitgeven- den hebben, weten zeer goed wat bekoring er van sulk een goedgekozen woord uitgaat. Ik bedoel het woord Moederschapssorg. Of het in zijn vorming nu van onvervaisch- ten Nederduischen bloede is, wil ik niet ten uiterste onderhoeken. Met „schap" moet men voorzichtig zfln. Is er niet onlangs ia den eersten social! satie-roes een poging aangewend oia^naast het eeuwenoude woord „waterschap" ook „kolenschap" burgerrecht te verschaffen en is er niet mealge eenvoudige lezer, die deze „schap'-beieekenis niet snapte, isgeloopen, ais bif aan een drukfout dacht, „schop las voor „schap" en er dan in 't verband na tuurlik nog minder van begreep! „Zorg voor het moederschap." 't L|kt me tóch wat gewrongen. Ais ik het wel begrip wo^dt er vooral mee bedoeld de zorg voor de kraamvrouw en het wiegekind, voor de zoogvrouw en 't 8chootkindeken, maar het lijkt me wat ge zocht om dit, wat iedereen direct begrijpt te gaan omschrijven als „sorg voor het moe derschap." Doch laat ik over het woord niet twisten. Men begript nu wel waar het om gaat. En dan begin ik met ie zeggen, dat hier een element in schuit, dat ons geer bekoort. In die moeder, welke daar neerligt op baar leger en in het kindeken dat zi voortbracht, daar onder het wiegeklecd, schuilt de tcekomsi - van ons volk, de toekomst ook van Öods Q werk. Zonder het moederschap is een natie in een halve eeuw dood. Sterft ze totaal uit. En wordt ze vóór dien t|d reeds de prooi van haar vinden. Ciémeficesa, de Tiger, begreep het wel. 't Ging fecm, toen al zijn wenschen ver vuld waren, toen Frankrijk als ovetwonnen uit den wereldoorlog kwam, toen de verlo ren zonen en dochtercn uit Elzas-Lothann- gen waren wedergekeerd in het Ftanscfee vaderhuis, toen Duitschlsnd veel dieper nog vernederd was dan hij het in zijn jonge Jeugd Frankrik had zien doen, als Haman, de zoon van Hamsiedatha: „Dit aües baat m^ niets, zoolang de Dult- sche vrouw voortgaat, veel meer kinderen van haar voOr te schenken, dan de FraESche moeder in hert ieven brengt." Vandaar, toen, zin noodkreet; Telkens, gedurig waer herhaald Nu is het echter voor de toekomst van een volk niet alleen voldoende, dat het geboor tecijfer niet beneden een bepaalde grens daalt maar het is eveneer, s van groot belang dat Ci de geboren kindekens ook opgroeien en dat ■hun levenskracht zoo weinig mogelijk door schadelijke invloeden worde bedreigd. En daar ontbreekt ontstellend veel aan. Er zijn tijden en streken van ons vaderland geweest waarvan de statistiek uitwees, dat niet minder dan 50 procent der jonge kin- darkens wegstierf eer se hun eerste levens jaar hadden volbracht. Daar z|n allerlei oorzaken voor. Er büjven natuurlijk te alle» tijde jongge borenen over bij wie de levenskiem zoo wei nig kracht bezit, dat men er eigenlijk dank baar voor behoort te z|n, wanneer zulke wezentjes voor wie hst leven een sukkelend lijden dreigt te worden, vóór het soa ver is, henengSÈsn. Al weet de Heere God littiet eind alleen wat voor hem en ons het sNIte is. Doch er zijn zooveel andere oorzaken. Daar is bijv. moedwillige verwaarloozing. Zelfs de Schrift immers stelt hei geval, dat een vrouw haar zuigeling zou kunnen vergeten. Veel talrijke? zijn da gevallen van onacht zaamheid en van onwetendheid, waardoor 't jonge kind ongelootelijk veel kwaad kan worden aangedaan. De menschen kunnen zoo dom zfjn. Ook de moeders, al kijken ze er mij uog zoo boos over aan; lét trouwens op het woord „kunnen"daar zgn er ook genoeg gelukkig I die beter voor haar zuigeling zor gen, dan een gediplomeerde kraamverpleeg ster, eenvoudig omdat se „moeder" zsjn en het nog altld in allerlei opzicht geldt: „Al is een moeder nog zoo arm, toch dekt s? warm." Maar toch: er is zooveel onverstand. De geneesheeren b.y. zouden kunnen ver halen, hoeveel kinderen, vooral vroeger met zwakke, zeere en zieke oogen rondliepen, omdat die teere organen in de pnile jeugd zoo zonder oordeel en kennis verwaarloosd zflfl. 'n Klein kind verzorgen is zoo'n kunst, 'n Flinke jongen kan tegen een stootje. Maar bi zoo'n zuigeling is nu letterlijk alles nog zoo zwak en teer, dat een kleinig heid voor het pas begonnen,leven beslissend zfln kan. Onjuiste voeding, verkeerde ligging, on praktische kleeding, alle zaken waarvan een andere hoogstens es een kleine „kou", mis schien wat koorts, hoogstens 'n kortstondige ziekte opdoet, kunnen voor het kleine kind noodlottig z|n. Eere dan «dok aan de groot- en schoon moeders Ze mogen es een weinig lastig en bedillerig zijn, lang Bict altSdmaar hun raad aan de onervaren „jonge vrouwen" is menig maal uiterst heilzaam voor moeder en kind, en ik kan 't nu best begrepen, dat zoo'n iong vrouwtje rustig haar jgtmak houdt en «lies makkelik overgeven kaa, zoodra ze maar weet dat „moeder er is" ea roor haar rnan ea haar hulshouding, voor haar zelve en voor öe(n) josge(a) weseidburgei(ster) zorgt. Maarlar.g niet altijd is er zoo'n moe der. Vaak heeft se ook haar eigen huisgezin, waar je niet gemist worden kan. Daarbij de vrouwelijke bezigheden hebben zich in een kwart eeuw heel wat gewijzigd, er z|u ook al heel wat mama's, die van kinder verzorging zelf niet zoo heel veel verstand hebben. Zorg voor moeder en bind 13 vaak noodig, Vooreerst is daar een „proletariaat". In-droef z|n vaak de toestanden. De huisbezoeksters in onze groote steden zouden van toestanden kunnen vertellen, waar 't hart bij schreit, a'.s we bedenken dat onder zuike omstandigheden een kindeken verwacht en geboren wordt en van zijneer sten levenskreet af niets anders dan armoede, vervulling, ellende kent en ge Drek, Vaak is er 't aitemoodigste niet. Ia vodden ea lompen wordt het klad ge wikkeld vaa behoorlijke voeding ea reinl- gitsg kan geen sprake z|n, het mist let terlik aües, wat een jong menschenlevsn op Ssuten ea aar sterken kan. De moeder is er niet bete? aan toe. Tot het laatst heeft ze zich moeten afbeu len voor haar huishouding, want er is nie mand die helpt; ging se misschien nog beele dagen uit werken cf stond aan de waschtob om da schrale gezinslekomsten wat te ver- grooten. Op 't uiterst oogenblik gaat ze liggen. Zonder hulp of aanspraak vaak. Ze moet maar zien, hoe ze zich redt. En lang voor het lichaam weer wat her steld is, staat ze alweer op, want hei werk wacht en er is niemand, die '4 vcor haar doet en de andere kinderen, ook nog klein vaak, moeten toch geholpen worden Ze kan 't niet langer zien en aaaheoren. En nog duizelig van zwakte staat ze op en doet méér, véél meer dan ze doen mkg om soms in een pijnlik en verzwakt, vroeg door kwalen bezocht lichaam, de gevolgen van haar gedwongen selfverwaarloosing weg te dingen. Met de voeding is 't vaak treurig gesteld I Geen kwestie va», dat de vrouw krfgt, wat ze noodig heeft en ais gevolg daarvan is er vaa eigen moeder voeding zeiden sprake, óf is 't moederlik voedsel van zoo inferieur gehalte, dat het kind er b|j verzwakt ea wagkwgnl. Zoo gaat 't in de eerste levcBsmaandefJ. Waarlik geen wonder, wanneer dan het sterftec|ter onder die jonggeborenen abnor maal hoog is en er heel wat kin dei s uitge dragen worden die bi goede voeding en verpleging flinke, stevigs knapen ea meisjes geworden zouden zijn. En meen nu niet dat het bóven 't „prole tariaat" alles is, sooeSs hot voor moeder en kind ie wenschen zou z|n. Vcgge, in de „Camera", die hst ruw zei, maar het goed meende, gooide et eens uit, op de armelui doelende: „Een dooie is voor zulke menschen een duur ding," Een bevalling ook, zouden wij meesen. Met name wanneer men dan komt in de lagere lagen der „smalle gemeente", die er haar eer en glorie in stelt en dat is een ze delijks volkskracht die we nooit hoog genoeg kunnen schattenin alles toch nog voor zich zelf ta kunnen zorgen, moet men dsn niet nauwkeurig gaan onderzoeken waf opoffe ringen dit soms kost. Laat onze vrouwen maar es rekenen. Of niet al wat er vóór de komst van den kleinen wereldburger noodig is, zuinig be rekend, zeker op driemaal zooveel komt als „vóór den oorlog"Of niet de „bewezen diensten", hoe schappelijk ook berekend, ins™ gelgks heel wat meer bedragen dan voorheen. Eb dan wat er verder bijkomt. Versterkende middelen voor de moeder Maar sis ten ei. gelik nog kort geleden boven de 20 cent staat en een liter melk des- gelijks, nu, dan weet wie vaa een schraal traefamentje leven moet, er aües van. En zoo z|n er toch duizenden. Dan komt vaak de moeder te kort. Moet ook weer veei te vroeg „er uit" „Hulp" is al eveneens peperduur. En dit alles doet zich daa gedurig voor in gezinnen, die naar buiten alleszins fat soenlek eu burgerlijk voor den dag komen enp om van de moeder te zwflgea, hst kin deken wordt er de dupe van, blijft het al leven, het wordt toch niet zelden in z|n groei belemmerd. Of er dus reden is voor moederachapszorg. Msar wat ik nu zoo nameloos brutaal vind Dat die seci's, Suze Groeneweg voorop, net doen, alsof zij dien nood nu pas ontdekt hebben en er wat tegen willen doen, terwijl dan de indruk gewekt wordt, air of de rest van het volk, ook het „Christenvolk" er nog nooit een vinger voor in den asch gestoses heeft. Alsof zij de redders ea verlossers z|n. En alsof hun middel dat ze geen cent kost, het juiste en doeltreffende middel is, waar we nu allen maar hals over kop 'n ja-ja-ja! buiging voor moeten maken, Ik wil daar nader over uitpakken. Doch spaar dit tof den volgenden keer. UITKIJK. den. Het laatste is het aanbrengen van leed door de Overheid Om het geschonden recht te herstellen. Tucht daarentegen traehtdoor vermaning en anderszins den overtreder terecht te wijzes ea ta verbeteren, of beter nog zl doelt op de behoudenis vsn den zondaar, opdat de engelen Gods sich daarover zullen verblijden. Vanzeive vloeit daaruit voort dat met vele omstandigheden moet worden rekening ge houden gelet moet worden op de oorzaken van afwjjking in verband met de zclfskua- dige gesteldheid des overtreders, De uiterste voorzichtigheid en de meest geoorloofde soepelheid zijn geboden, die hef dan cok onmogelijk maken een practiscbe regeling, voor allen geldend, te maken. Elk geval móst op zich zeiven worden beoor deeld en onderssheidelljkwordsffl aangepakt. Ia de practik van het kerkelijk leven is ook deze behoedzaamheid betracht tegeno ver de doopleden, en dit juist verwekt in onze dagen bi veie meelevende en belang stellende leden eenige ontstemming. Zij mcenen dat ia tides zooale de onze, waarin massa's doopleden de kerk den rug toekef ren, tegen hen met vasiheld enbeslistheld moet worden opgetreden. Indien nk samen- spreken volhardt wordt om den verkeerden weg ie bleven volgen, mag geen pat don meer worden verleend, maar, ter hooghoudlag der Eere Gods ook in hst kerkelijk instituut dezulken daaruit spoedig verwijderd worden. Men onderscheidt near het voorbeeld vaa Voetius ia de geïnstalleerde kerk twee soor ten van leden, n I. de membra complete, dat zijn sg die door openbare belijdenis tof ds volte gemeenschap der kerk behoorea ea de njembra iacompleta, de gedoopte kinderen door den doop dus in hst Verbond der Ge nade zin ingelijfd. Voetius stond op het stasdpuni dat deze nog onvolkomen leden öer kerk niet onder de kerdelgke tucht vielen, wel vermaning ea waarschuwing noodig hadden. Dit vond zijn oorzaak ia de Roomsche kerkelgke practük, die uitgaat vaa het beginsel dat alle gedoopte» onder hef geestelijk toezicht dier kerk staan, en geacht moeten worden tot haar instituut te behooren, w|I ei nevens haar geen andere kerk recht van bestaan heefi^In onze dagen deelt men dan ock de meaning van Voetius dienaangaande niet, maar erkent het recht der kerk tot tuchtoefening over de onuitge- greeide leden der kerk. Dit standpunt werd reeds een eeuw vóór Voetius verdedigt door den voorganger der Nederl. vluchtellngeo kerk te Londenjoan k Lasco, die de doopleden onder de kerkc- lijfee tucht stelde, althans tot kun 20 3 jaar. Weigerden sij nk dien teeltijd belijdenis te deen, zoo moesten zi worden afgesneden en verbannen uit de gemeenschap der kerk. Allesbeslissend voor ds houding die men tegenover de doopleden zal aannemen dunkt ons evenwel de leeftijd. Mem kan alleen spre ken van membra incompista-onuitgegroeida leden-zoolang zij nog niet volwassen, onbe voegd om een zelfstandig corded over kerk en belijdenis te vormen en uit te spreken. Worden dlesefde kinderen evenwel volwas sen en doen geen bel|denis dan beboeren ze eigenlik niet meer in de kerk thuis. Hierboven zagen we reeds dat k Lasco de- sulken op hun 20e jaar wilde afsngden, ter wijl Voetius hen pracllseh besefte uw de als niet meer tot de kerk behoorende. Deze laatste zienswijze wordt thans nog algemeen in Gsrcf, Kerken gedeeld, en in practljk gebracht. Doopleden boven de 20 of 30 jsar worden niet meer aangemeikt als leden der kerk, zoaöer dat hiervan doorcxcom- mufiicatie publieke afkondiging wordt gedaan. Alleen wanneer zi dooreen of andere daad zich openlijk ontrekken aan het opzicht der kerk door b.v. bij doop van een kind zich tot een ander kerkgenootschap te wenden,-volgt daar messttgds openbare rcyeericg op. Het handhaven der tucht voert tot twee ërlei uitkomst öf tot terugbrenging van den afgedwaalde of, bij volharding in del kwaad tof afsnijding, zi het dan ook ra veel sumen- spreking en gebeds. la het eerste geval wordt clua de weg tot het avondmaal weer ontsloten, ia hei tweede wordt door de ban alle gemeenschap met de geïnstalleerde kerk afgesneden. Het spreekt vanzelf dat voor het eerste geval bij doop leden geen spraak is, daar nog geen bei|«teih 's gedaan, en mitsdien geen toegang tot het Avondmaal gevraagd werd. Vandaar dat ook in dit opzicht de tuchtoefening niet volledig is en zich alleen bepaalt tot vermanen en waarschuwen. Ook voor het tweede geval is de tucht incompleet daar zij wel vermag af te sneden, maar niei van de voile gemeen schap der kerk, omdat daarin nog niet gedeeld werd. Uit een en ander mag dus geconcludeerd worden over het recht der kerk als instituut om door de tucht, teven en teer der doopleden ten goede te beïnvloeden. Aan het begin van dit schrijven wezen we op de urgentie van het vraagstuk, eu dit betreft niet voornamelijk die personen welke op een volwassen leeftijd terwille van ge moedsbezwaren of andere ootzskea weiger achtig bil ven ia het doen van belfdenis, Neen, waaneer onze kerkeraden zich dea taatsten tijd het hoofd breken met de vraag, hoe zullen wij optreden tegenover dooplcdrrt, worden alltreerst die personen bedoeld die behooren tot de cstegorie genaamdde rijpere jeugd naderend den mannekken of vrouwe- l|kes leeftgd. Jonge menschen van 17 tot even 20 jaar. Breed is de schare onder hen die wlilens en wetens zich aan 't kerkelijk leven geheel onttrekken, nimmer en voet over haren drempel zetten, onverschillig of zij dan een losbandig cf ingetogen teven leiden. Door betoonde toegeeflijkheid ia de ia de opvoeding, cf over 't hoofd zien en verwaarloozen van soma kleine g« breken in het kind vesloten de ouders reeds vroeg hun geestelijken invloed op hen, zoodat in onze dagen van groeiende minachting voor 't Gezag, de kinderen cai? eigen inzichten optreden en 't ouderlijk virmgau in den wind wordt gestegen. Diergelijke gevallen komen meer voor dan men zoo oppervlakkig gezien zou vermoeden, en op grond daarvan wordt scherper optre den doorverschiüende kerkeraden overwogen En o.i. terecht. In de gemeenschappelijkheid van dit voor komend kwaad kan een oorzaak liggen om af te v;ijken van de tot heden gevolgde tuchtoefening die zooals we zagen elk geval op zich zelf heeft te beoordeeien. Thans kan de éénheid in wezen en vorm der overtreding vaa Gods geboden, bestaande in volstrekte negatie der kerk door de doop leden, den plicht opleggen een uniforme regeling te treffen vanwege de Generale Synode voor alle aangesloten kerken. Niet natuurlijk dan na grondig onderzoek en ver maan. Leidt dit evenwel bij herhaling niet tct het beoogde doel daa volge een formeels excommunicatie. Over den leeftgd waarop dit ze! moeten ge schiede?» kan verschil bestaan, doch w§ zouden een grens van 22 jaar liever niet willen over schrijden. Dit kan de kerk als instituut nim mer schade aandoen, wel wordt zg in 't te genovergestelde geval door dergelijke doop leden gecompromiteerd. Men versta ons dus goed. Krachtig worde opgetreden tegen doopleden die door hun kefffjd niet meer als onmondige kinderen bunnen aangemerkt worden, en wars van z^n van kerk en kerkdijk teven. Niet is deze maatregel van toepassing op hen die onge regeld leven, de catechesatie verwaarloosen, zondigen in veel waar tegen wij allen zon digen, Daa past gedurig vermaan, geduid, overreding, moet met den persoon worden rekening gehouden. Dit kaa en mag niet an ders. Daa is de tucht het orgaan waardoor de V/ü Gods kenbaar wordt gemaakt. Anders staat feet met hen die het Verbond Gods opzettelijk met voeten treden. Het uit stel wordt dan tof een minium teruggebracht dat vordert de Eere Gods. Goede tucht moet kunnen voortschrijden tot afsnflding en ont aarde nooit in lauwheid. Verslapping leidt tot ontaarding GERRITSZ. VAN PUT TEN „DE LEVENSAVOND van Dr. A KUYPER", door H. S. S, en J. H, KUYPER. Met innige dankbaarheid onivaagen „onze menschen" dit aangrijpende boek uit de han den vaa deze schrijfsters. Ja waarlik wat ons volk verlangde, waar het naar hunkerde, was tets meer te mogen weten uit den levensavond vaa Dr. Kuyper, zfn geestelijke Vader. Hoe heerlik is het, dat wij door dit feeder geschreven gedenkschrift in staat gesteld zijn, oen grooien man, die ons zoo lief was, in zijlevensavond, schier van dag tof dag te volgen. De levensavosd van Dr. Kuyper is feitelflk begonnen op dea Oudejaassavond van 1916, schrijft Mej. H. S S. Kuyper, en ongeveer vanaf dit rictetip het begin van de Straal breking genoemd, tot asn hatIn Jezus ont slapen, vertellen ds schrijfsters U op ontroe rende wijze over dien weemoedigen, ja, maar toch ook niet minder troostvollers, levens avond. Mej. H. S. S. Kuyper schrijft meer bepaal- deï^k wer de niet zieken dagen van hr,sr Vader, terwijl Mej. J. H, Kuyper vertelt van de kiaakhcdsn. Dit boek is geen verheerlijking vaa den gasterirene. 't Richt geen Eerezuil op voor den grooien held, die met cnizaglpe kracht naar lichaam ea ziel worstelt tegen dea laatsten vijand. Neen dit bosk vertelt de Waarheid, geen verdichting. En juist daarom grijpt to U zoo aan, raki het U los voor een w|ie, uit Uw dagelljksche beslommeringen. Want het heeft U iets ta vertellen, 't Gaat er niet alleen om een „liefde vol verlangen" van ons volk te bevredigen. Dit boek predikt U tets. Het boek predikt U uit dea stille» levensavond vaa Dr. Kuyper wat ook zijn drukken en lichtvolle» levensdag U heeft verkondigd u 1. het „Soli Deo Gloria". Da laatste regels die de schrijfsters neer schreven ia dit dierbare boek lulden „Het niet ons, O Heereniet ons, maar Uwen Naam geef eere, het Soli Deo Gloria, dat is de prediking van mijns vaders le- veasavoad." Die prediking ruischi U uit iedere bladzijde van dit berk tegen. Duldïl^'u laten de schr|fsfets U sien, „dat heel die schitterende wapenrusting tenslotte niets anders was dan een Goddelik instru ment dat Hij, Dr Kuyper had veiteend cm er Zfjn werk mede ts doen". Ea toen dat werk verricht was „heef! God Dr, K, één voor één, de machtige strijdwa penen doen inleveren tot er van heel die geweldige wapenrusting niets meer over was". Toea „De machtige was machteloos, de onafhankelijke afhankelijk de schit terende redenaar stemmeloos, de Koning was een kindeke geworden „toen blonk alléén ds grootheid Gods. Want toen klonk over dat sti le ziek- en sterfbed het heerlijk troostwoord der zwakke kinderen Gods: Mjn genade is U genoeg: want Mijne kracht wordt in Zwakheid volbracht". Op dat woord was zijn ziel ais een ge speend kind, ea had zich met Gods Wil vereend. Dat is de machtige, de schoose, maar ook de onvesbiddelljke prediking van dit boek „dat zelf de allergrootste onder ons, stechti ten Hemel in kan gaan ais een arm zondaar, die niets is en niets bezit, alleen steunende op de genïde Gods in Christus". Met innige dankbaarheid ontvangen onze menschen dit gouden kleinood uit ds handen der schrijfsters. „GELOUTERD" door GUIDO FILIUS. 2de druk. Een verhaal uit het Holiandschs ieven in de tweede helft der 19de eeuw. Hollandsche toestanden en verhoudingen worden er in geschetst; ook de „gezelschappen" gods dienstige samenkomsten, die in dien t£d veel werden gehouden. In hoofdzaak verplaatst de schrijver den lezer In Utrecht, waar omstreeks 1866 de vreesellke Cholera epidemie op zoo ontzet tende wjjze woedde. Op treffsnde wfze ver haalt den schrijver daarvan. Maar meer nog treft U de duidel|ke wijze waarop de auteur schildert het geestesleven van onze vaderen in die dagen in het bizon der en van Hoüand in 't algemeen. We vinden er in de „verschrompelde Hol- landsche vroomheid" die in ziekelgke mystiek, zonder te vragen naar de strekking van Gods Woord, vcort leefde in pharlzeistlsche zelf genoegzaamheid, maar we vinden er ook in het zuivere Calvinisme sooals zich dat in den weg van loutering openbaart. Zooals de auteur zelf zegt, geeft zijn werk niet in de eerste plaats een be schrijving van bepaalde personen maar meer van toestanden en verhoudingen. Vandaar dat zoovele personen de revue passesren. We wenschen het boek ycorai in handen van het opkomend geslacht omdat sQ moe ten weten hoe in de laatste helft van de vorige eeuw de godsdienstige toestanden ea verhoudingen waren en ook hoe het Calvi nisme zich weer baan maakte in ons Holland, en juist dit boek opiuitaemende wfre daarop het licht laat vallen. „IN STRIKKEN VAN SATAN" door P. J. KLOPPERS. Satan spant sija strikken om zjjn slacht offer te vangen en dan zijn prooi eeuwig in sgn bezit te houden. Machtig veel wapenen en hulpmiddelen staan hem daartoe ten dienste, ea bEj uitnemend heid weet hS daarbij te spcculeeren op de zwakke plaats van z§n slachtoffer. Ia dit geval te het een jonge man die dorst naar rijkdom ea aanzien. Op schoose wijze teekent de schrijver het aangrSpead lijden van de sympathieke vrouw die de zwakke plaats in het karakter van haar man goed kende en haar telkens op de knieën voor haar Heiland bracht. Hoe dat tenslotte het alleen God kan tijn die het net van Satan verscheurt en den m-nsch doet overwinnen komt in dit werk op boelende wij re uit. Ook dit boek, dat van het begin tot het einde U vest houdt, wenschen we in handen van vela jonge tnerschen. Vergadering van den Gemeenteraad van SOMMELSDIJK op Woensdag 26 Januari, des nam. 3 uur. Afwerlg de H.H. M^s zonder en Slis met freim'sget'teg. Ds voorzitter, de EdelAchtbare heer Bon man, opent de vergadering met gebed, waarna de notulen wordsa voorgelezen ea goedge keurd. In verband met de spoedig ia werking tredende wet op de vieerehkeuring wordt besloten met de herziening salarisiegeüng van den keurmeester nog te wachten. BI Kon. Besluit is net maximumaantal vergunningen voor onze gemeente vastge steld op 10, Het hoofdbestuur van den bond van land-, tuin- en suiveiaröefdeis vraagt tegemoetko ming in de werkloosheid, en medewerking van de gemeente, door het does ver richten vaa passend werk. B. en W. hebben hun aandacht hierop ge vestigd, doch sneenen dat Sa dit jaargetijde moeilik passend werk te vinden is. Wordt voor kenuisgevicg aangenomen. De heer Joppg bericht zfja benoeming tot lid regenten weeshuis te aanvaarden. De heer Mosteïdijk Idem in het collega gasfabriek. Schipper van den Doei en enkele collega's vragen voortaan in aanmerking te mogen komen voor het vervoer vaa materialen naar dese gemeente. B, en W. zullen dit in gedachten houden. Dirksiaad vraagt subsidie voor de kosten vroedvrouw, vcor ds verlossing door haar verricht in Sommddifcs Kralingen. De voorzitfei stelt voor in den geest te handelen als Melissast deed, n E. f 5,— per verlossing. De statistiek wijst uit, dat van 1910—'19 slechts 25 tiaderen geboren si§n, terw|l de helft dier verlossingen nog door den dokter verricht is. Conform voorstel B. en W. wordt besloten. Op het verzoek van da directie rust- en vaccnüeoord voor gemeente-ambtenaren, om subsidis voor deze inrichiiog, wordt op voor stel van B. en W niet ingegaan, Eeaige wijzigingen worden in degemeen- te-begroofteg aangebracht. Sinds 1920 geeft de Boerenleenbank geen gelden meer voor kasmiddelen en uitbreidin gen voor de gasfabriek. Besloten wordt vctozloopig voor 3 maanden connecties aan te knoopen met een baaklastelli&g, die trach ten wii een vaste leening te plaatse». Ged. Staten berichten per circulaire, dat B, en W. niet meer zelfstandig beschikken mogen over hei kasgeld, doch dat voor iedere uitgave de gemeenteraad gehcord moet wor den, Dit nu is volgens den voorzitter zeer lastig, daar dan ieder oogenbük vergaderd zou mosten worden over de betalingen van salarissen enz. Doch nu is er eea andere manier, n 1. door bij een bankinstelling een rekening courant te openen. B. enW.sfeüen voor bij de Nat. Bank een rekening-courant te nemen, waarbg B, en W. gemachtigd worden over een bedrag, door den Raad vast te stelles, te beschikken, zonder den Raad daarover eerst te hoorea. Besloten wordt tot een bedrag van f 3000 bij genoemde Bank B, en W. machtiging te verleenen. De Minister vaa Arbeid heeft besloten de particuliere bouwnijverheid te steunen, door premies toe te kennen van f 20 voor iedere M2 wonitigoppervlakte, op voorwaarde, dat binnen 15 jaar het huls voor geen ander doel bestemdjwordt dan voor een woonhuis. Boven dien geeft Z Ex 90°/0 voorschot op hrtjverscbil der Etichticgskoaten en da verkende premie tegen 6 °/0 binnc-n 15 jaar af te lossen. De Gek. Le Comte verzoeken voor deze premie, bij den bouw van 6 arbeiderswoctagen en 3 burgerwoningen ia aanmerking te ko men. B, ea W. stelten voor, gehoord het advies der gezondheidscommissie, asn dit versoek te voldoen, in dter voege, dat 80% hypotheek toegestaan wordt cp het verschil tusschen siichtlsgskosten en de verleende premie. KORTEWEG vraagt ia de ronddraag naar de huu/prijs der won te gen waar 0 m. de fam. Pen woont. De VO0RZITTER zegt niet te kunnen ant woorden, dit betreft de bouwrereenigisg. Daa wijst KORTEWEG op ds glooiing aan de Kaai, die reeds gesuimen t|d aan het wegzakken is. Dit heeft de aandacht vaa B en W. Data gaat de Raad over in zitting met ge sloten deuren. Vergadering van den Raad der gemeente OOLTGENSPl- A AT, op Woensdag 26 Januari 1921, nam. 230 uur. De VOORZITTER spreekt bS den aanvang van deze eerste vergadering in 1921 woorden van gelukwensch De tilden van het gemakkelijk beheer der gemeenten z|n voorbijstesds meer vragen van ingrijpenden aard eischsa de aandacht. Het grootste deel van de gemeenten heeft te wo: stelen met moeilijkheden op financieel gebied. Voorzoover ook deze gemeente daarbij be trokken is, heeft de Raad deze ernstig onder de oogen te zien- Laat de burgerij elkander naar waarheid inlichten; dat zal bevorderlijk zijn aan de goede behandeling der gemeentesaken. Spr. wenscht de leden met hun gezinnen veel voorspoed in 1921 en hoopt dat zij steeds met toewldlng de belangen der gemeente zulten behartigen, waarmede bQ de verga- derlag voor geopend verklaart. Vervolgens worden de notulen der vorige vergadering voorgelezen en onveranderd vastgesteld. Van Ged. Staten is ingekomen, een missive, waarbij goedgekeurd wordt teruggezonden een raadsbesluit tot wijziging van de ge meente-begroeting, dienst 1920. De VOORZITTER merkt hierbij op, dat dit besluit betreft de geldleening groot f 12 800 en dat voor deze lsenlng zijn geplaatst 25 obligatle's ad f 500 of in totaal f 12 500 of f 300 te weinig. De tucht over de doopleden is in de laat ste tijden wel urgent. Menige kerkeraad heeft op zQne vergaderingen deze zaak onop houdelijk onder de co&en te zien. Vooral in grootere plaatsen, waar de afval onder de doopleden het meest wordt gedemonstreerd, z|n ten dezen opzichte dan ook scherper bepalingen la het teven geroepen. De oorzaken van de afzakking der doopleden zin reeds vele malen aangegeven, daarom stellen we ons hier voor het voldongen feit. Een stel regelen te maken voor het hand haven der tucht over deze personen, dat voor sile kerkeraden als ern soort handleiding zou dienst doen, Is ten eenemale onmogelijk om het gansch blzondere barakter der tucht oefening. Tucht en straf zQn in wezen onderschei

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1921 | | pagina 3