Zaterdag 15 Januari 1921.
85*" Jaargang N*. 2668
IfCHOC SIGNO VIMCES
f®or tie üniiiiiofllanfliidiie
üeeuwiselfie löilaiifle
Eerste Blad.
OP OEI ülliytL
Brima uit hst Santrum.
Antirevo lutionair
Orgaan
Gessfilijki Vermoeidheid
W. B0 IK BOVEN Zo a e a.
Alle stukken voor de Hedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe ie eenden aan de Uitgevers
üese Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 78 Ceist bij vooraiibetBltei
SUITENLAND bij vooruitbetaling f 5,58 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS*
IOMMEL1DIJK.
Telefoon Intercoms?.unaai No. "202
ADVESTENT1ËN 20 Cent pet regel, RECLAMES 40 Cast per «fel
BOEKAANKONDIGING 10 Cent per regel
DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1,- pet plaatsing,
Groots letters en vignetten worden berekend naar da plaatsruimte die besteaa.
Advertenties wordes ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 LUK
Meu kan za zien aankomen, die af
matting Want geestelijke vermoeidheid
is hetzelfde als afmatting, als inzinking,
strijdvrees, gelijkmaking aller hoogten
en aanvulling aller diepten als geeste
lijke trissis. Zoodat we thans tweeërlei
crissis doormaken: een geestelijke, die
sinds een tiental jaren is ingetreden,
zacht sluipend, als de kat op haar flu
weelen poot en naar prooi naderend; en
een materieeie cri is door den oorlog
ontstaan en dus nog van jongen datum,
De positie van JNeerlauds Volk is dus
wel hachelijk. Eenerzijds een geestelijke
verflauwing en verzwakking en ver
vlakking, die verzachtende omstandig
heden pleit voor de rechtbank van het
Geweten en als een slecht advocaat
voor de balie te weinig de zware ver
antwoordelijkheid van eigen daden be
pleit en te veel klemtoon legt op het
tieurige mikeu, da slechte omgeving, de
sociale wanpositie en z. enz. waarin zijn
cliënt, daar in 't bankje der bgschul
digers gezeten is. En anderzijds een
economische crisis, die, let er opvol
strekt met leiden zal tot inkeer, mzar
tot verharding ea rebellie, wat altijd
met geestelijke inzinking gepaard^gaat.
Geestelijke frischheid Kan tegen een
stootjeDat heeft 80-jarige oorlog be
wezen. De Protestanten h.elden vol en
Rome hield vol; ze bevochten elkaar
elke zege; ze bestreden elkaar eiken
duim gronds. En al worstelende hadden
dé Gereformeerden nog tijd en lust oor
de Dordsche Synode in 1618 bijeen te
roepen en de gevaarlijke Remonstranten
buiten de kerk te zetten, En hadden de
Roomschen nog gelegenheid hun kernen
over alie Landen uit te breiden tot in
verre Gewesten. De Oorlog kostte aan
de 16o en 17e eeuw schatteaop vela
plaatsen heerschte ooriogsjammer en
economisch te kort en sociale inzinking
maar Dordt en Rome werden beiden
gedragen door een zoo overheerschend
en geestelijk beginsei, voelden zich beiden
zóó vleesch en bloed met hun idee van
Kerken Geloof en Lelijdems, dat ze bij
't donderen der kanongen en 't laten
springen van muren en bolwerken, toch
en passant naar 't vaandel van hun
religie tuurden en als de Romeinsche
pretendent naar de keizerskroon daar om
hoog in de lucht het vurige kruis zagen
schitteren, In hoc signo vinses d. i. In
dit kruisteeken zult ge overwinnen. Onze
voorvaderen, geestelijk frisch als ze wa
ren; bepleitend öf 't recht der a! een-
zaligmakende kerk zooals Rome; dan
wel de vrijheid als gevolg van derecht-
vaardigmaking des geloofs door een
Middelaar slechtsmaar beiden hadden
een ideaal, een houvast, welbewust en
wisten van geen toegeven, overtuigd,
dat slechts de één en niet de ander de
Waarheid bezat.
Tegenwoordig aanvaarden we 't feit
dat óf niemand óf allemaal de Waarheid
bezitin dat is toch een onmo
gelijkheid. We gaan er zand over stroo
ien. Draaien de lamp wat uit, dan is
heel de kamer vaal. In 't donker zijn
alle katten grauw, zegt 't spreekwoord
Wegdoezelen, uitwisschen, vervlakken,
pleiten voor verzachtende omstandighe
den. Zoo is 't op politiek, op kerkelijk, op
school op zedeiijk terrein, 't is over de
heele lmie zoo. Alleen m het Oosten
niet. Buiten Europa, in Azië, schijnt
er een geopende deur te komen. De
geestelijke vermoeidheid uit 't Westen
slaat in het Oosten in, zijn tegendeel
om. Of God de Heere zich van Europa
aftrekt en in 't Oosten een nieuwe
Cultuur en een nieuw leven gaat
scheppen. Maar overigens is in ganseh
Europa afmatting al sinds jaren am
den gangen in ons Land precies zoo.
Wat is daa van de oorzaak Er was
in de vorige eeuw een rationalistische
geest in bijna alle standen; een droevig
intellectualisme had zich van ons Volk
meester gemaaktde Rede zou heerschen
en de Openbaring moest aan kant.
Het Onderwijs in alle hoogere en
lagere Scholen stond op 't standpunt,
dat Verstand deugd was, en Deugd za
ligheid. Door 't hoofd naar het hart;
door ds Lede tot 't begrip van Gods
openbaring en onsterfelijkheid. Natuur
lijk on dn!
Dat Rationalisme is zijn eigen na
tuurlijken dood gestorven net als dat
gedweep met 't Intellectualisme. Upzoo-
mers betuiging, dat, wat de Scholen te
veel zouden kosten voor goed onderwijs,
dit toch wel op leege gevangenissen
zou uitgespaard worden, is een praatje
gebleken. De gevangeni sen zijn alle
veel te kleinen er zijn tuchtscholen
te weinig, en legio boefjes drentelen nog
ongestraft laags 's hgeren straten. Het
Rationalisme en 't Intellectualisme leden
schipbreukstierven hun eigen, ofschoon
toch taaien dood. Er kwam geestelijke
verkwikking. Weer een vrugeu naar
Gods Woord. 't Hoofd kreeg de tweede
't hart weer de eerste plaats, net om
gekeerd ais vroeger, toen t hoofd nomnaer
één, en 't hart nommer twee was.
Er kwam geestelijke actie, want 't is
een bekende waarheid dat het hoofd
eerder mat is dan de ziel, Ea die kloeke
zielskracht hield stand tegen aüe verzet
van 't worstelend Rationalisme ea het
aftakelend Intellectualisme. En hoe lang
hoe meer brak in alle kringen dan toch
de gedachte door een goed verstond
m orde en om ervoor te danken
maar de Religie moet ook een plaats
hebben. Zonder Godsdienst gaat t niet.
't Verstand wat, maar 't Gevoel ook,
én, men raakte het er over eensdat
Gevoel, dat geestelijk le ven en dat gees
telijke wezen was oudtijds toch te veel
Verwaarloosd. De spons dus over dien
verleden tijdRationalisme en Intekec
tulisme hadden wel groots 'fouten ge
maakt, den Volksgeest neergedrukt, de
Kerk miskend, 't Geloof verzaakt, de
Lede ten troon verheven maar
Verge-f ons onze schulden" dat
had de heüand geleerd en dus
vergiftenis moest aan de schuldigen aan
geboden.
In den doofpot al dat leelijke verleden.
Vergeven ea vergeten! En samen
zou men nu opwekken naar beter va
derland meer geestelijk leven gehoor
zamen meer dan vroeger aan de eischen
van 't h*rt.
En en niet de Ratio
nal sten gingen achteruit, maar wij.
Zij wonnen, wij verloren aan gees
telijke diepte. Zij zagen hun te kort in
en vulden aanwij, zelfgenoegzaam, dat
we hun den goeden weg hadden aan
gewezen, keken naar hun geestelijken
groei, maar vergaten den onzen. Wij,
vergetend wat achter hen lag, verge
vensgezind als Christenen van den kou
den grond al tijd,zijn, verkneukelden ons
in den geestelijken wasdom van wat
eertijds dor en mat was, maar vergaten
ons zelf te reforineeren, af te vijlen en
doode takken af te rukken. Zoo gingen
we meezeulen, blij met behaalde ovér-
winning op de Rede, maar zonder zelf
de Openbaring dieper en beter te door-
vorschen en te graven tot in de onderste
lagen. De strijd tegen het R Rionalisme
en het Intellectualisme in Kerk en
School, in Wetenschap en Kunst was
door ons t melijk wel gewonnen. Het
Liberalisme en het Modernisme had
eerlijk schuld beladen wij waren
strijdens moe, strijdens op en de
vijand had beterschap beloofd
dus nu ophouden, én geen verwijten
meer over 't verleden, maar eendracht g
naar beter leven. Op den grondslag
waarvan
Ja, daar beb je nu juist de misère
van onzen tijd. Op welken grondslag?
Waren we nog geestelijk frisch, dan
zeiden we kort en bondigOp één grond
slag, Gods Woord. En dat Word scherp
belynd en diep doordicht en diep door-
leefdMaar die grondslag is er met
meer voor ons bewustzijn. En we zoe
ken een anderen. We willen saam wer
king, met wie eertijds onze grootste
tegenstanders waren. VerzoeningMaar
op dien grondslag gaat de heiig e naar
den kelder 1 En de oude vijand lacht!
Hij begeert nivelleering, gelijkmaking.
Maar dat is zijn voordeel, onze scha.
En wij zijn strijd&chuw gowordendat
is ook zijn voordeel en onze scha
De geestelijke vermoeidheid door vroe-
geren strijd en een gewonnen strijd,
moeten we afschudden. De nivilieering
most tegengestaan. We moeten weer
in de Oppositie.
Op den grondslag van Gods Woord,
goed beleden en diep doorleefd, Op
alle terrein. En geen mengelmoes. En
geen gemodder. Waarheid onklaarheid
naar de ordinantiën Gods. fin dan be
ginnen met ons zelf: bewustwording,
dat we ons hart eens moeten onder
zoeken of we niet al te veel vergiffenis
geschonken en niet te veel schuld
hebben kwijtgescholden. En of ons
ook niet zwakheid kan verweten woiden
en traagheid in het benaarstigen op
veleilei terrein.
Ons zelf eens herzien.
ïxhdinU; ïsitodes
Toen ea nu, een groot verschil.
Met „toen' doei ik op den tijü vaa dertig
a vcemg jasea geleden, dus la de tachtiger
jaren der vorige eeuw.
Op menig gebied heef! zich Rads dien tijd
een grooie ommekeer voltrokken, die soms
cp een revolutie leek en zij, die boven de
vijfenveertig zijn en dien vroegeren Rd
bewast mee hebben doorleefd, kunnen er '.'an
getuigen.
Vergelijking is thans mijn deel niet.
Nóg minder, de schaal te hangen, waarin
de voor- of nadeden worden afgewogen, om
de slotsom op te maken: Zin we vóór- of
achteruitgegaan
We gaan eigenlijk steeds vooralt,
Ia dien sin n.Idat het raadsplan Gids
met de wereldhistorie steeds vereer afgewik
keld wordt waardoor we steeds dichter de
voleinding en daarmee de vernieuwing, üe
„Wedergeboorte" naderen, waarin allts in
hemel en op aarde volmaakt z&\ z|n.
'k Wil slechts op één puut vergeleken.
En wel tegenoyer elkander stellen wal ik
met een ietwat geleerde uitdrukking sou
kunnen noemende „geestelijke mentaliteit"
der „jongeren", toen m nu. la er in die uit
drukking nog iets duisters, dan zal dit ia 't
vervolg van mijn schrijven wel woiden op
geklaard. Aileea wil ik nog zeggen, dat het
woord „jongeren" in tijdaas is bedoeld nl.
ais jong van jaren; wat men tegenwoordig
noemt de „t|pere jeugd" en dan dat gedeelte,
hetwelk tegen den mannelijken leeftijd aan
groeit.
Eerst spreek ik dus over „toen".
Dun was ook „toen" een deel, dat op zeer
onsympathieke, om niet te zeggen godde
loos wijze, bezig was door zqn wilde haren
heen te groeten.
Ook wei degelijk uit Cfitisteligke gezinnen.
Wast genade is nooit geweest een „erfgoed"
al is wel, gehjk iemand eens opmerkte,
door Gods ontferming vaak een „famiiiegoea".
Ouders hadden daar veel verdriet van.
Sums zwijgen ze, geheel en al.
Wilden inmiddels, in geen enkel opzicht,
eenige gemeenschap hebben met de zonde
hunner kinderen, maar kwamen er ook an-
dersps niet tegen op, zittende in het hoekje
der vslsche lijdelijkheidEr is nu een
maal van dien natuurlijken mecsch nle's
Rcdeis te wachten; God alleen kan hier door
wederborends genade en een krachtig aas-
gffpeu hen staanda houden op den zon-
aeweg, radicale verandering teweegbrengen.
Uw hartelfks waathüd
Doeh alweer eenzijdig toegepast.
Toch moet ik om der waarheid wille er
kennen, dat vaak die eenzijdige christenen
zeer getrouwe bidders waren voor hun vol
wassen kinderen, en de vraag rijst wel eens
bq me op, of wij in dat opzithï, van „teen"
niet veel kunnen laten, te onzer bescha
ming.
„Uod hóórt het gebed".
Ea de familie-geschiedenissen van „toea"
zouden van menige treffende gebedsverhoo-
rl&g kunnen gewagsu, met name ook tea
oprichte der „rijpere jeugd". En persoonlik
hftb tk iematüö wel, jaren later, hoeren zeg
gen, wat een schok 'i hem in zin consciëntie
gaf, toen hl half eerwacht van 't kei misteest
thuis komende, zijn grazen vader achter
gesloten deur hoorde bidden, wóisteieo met
God, om de bekeering van zin zoon,
Soms, ook dat dient erkend, ai past ons
het oordeel niet, gaf 't een bekcericg van
de zonde tot de deugd of wat dan als zoo
danig moest worden aangemerkt.
Niet zelden bewerkte het huwelijk dit.
Men kreeg daarmee een „positie".
Rad afgerekend met zijn jeugd en ging
zich nu wegen naar 't milieu, waarin uien
zijn plaats hadnaar de zeden en gewoonten
der „mannen", die niet dulden datgene,
wat ia de jeugd dan nog min cf meer werd
door de vingers gezien.
Men zag dan soms rare dingen,
'k Heb iemand gekend dia orie jaar ge le
den, en dat niet ais uitzondering of onbe-
gtjjpcük ongeluk I van marktdag naar huis
geg«aa onderweg als „l|k" werd openomen
door "a medel|dsn&en buurman, dia voorbij
reed en die het zatte vrachtje aan sgn thuis
afleverde, het hartzeer van zqn moeder, een
sympathieke weduwvrouw.
En 'k heb datzelfde „vrachtje® drie jaar
later gekend, een steunpilaar der rechtzin
nigheid geworden zjjode en die, ais hij zin
gen moest vaa „Heerai, maak mq Uwe
wegen I", nooit zou nalaten er goed hoorbaar
„Heere" van te maken, onverschillig zfnde
voor maat of melodie, maar vooral zorgen
de dat h| het Opperwezen, naar sijs opvat
ting, geen enkels teonioozc e tekort deed
Doch genoeg van dit smaldeel.
Er waiea, gelukkig I ook vele anderen.
Jongelui, dia voorbeeldig leefden.
Van jongs af bezochten ze de kerk, ajj
gingen ter catbechlsatie, waren qverige leden
ücr jongeflngsvereealng, kortom, lesteen
onberispelijk, wsasbq can nog de opmerking
kan worden gemaakt, dat er in o.ïta tjjd ook
onder de „jongeren® htel wat minder op door
kon, dan tegenwoordig wel het geval is.
Dat was het uitwendige der zaak,
Nu, de „geestelijke mentaliteit*.
Het kwam onder deze jongelieden niet
zeiden voor dat er waren die zich ernstig
bekommerden vanwege hun toekomst en den
toestand hunner ziel,
Van twee dingen waren xg zeker.
Ten eerste, oat z| „verdoemelijk" waren
voor Goddat zjj voor een heilig en recht
vaardig ü;d niet konden bestaan, in der
eeuwigheid niet, en ten tweede, dat zij
„bekeerd" moesten werden, gansch en al
veranderd en omgekeerd; dat er aan hun
ziel een beslissende daad van goddelijke ont
terming geschieden moest zouden ze
uit dien dood- en doemstaat worden verlost
't Ging niet bij allen even diep.
Dat behoeft nsuwsiqks gezegd,
Hst is te allen tqde zoo geweest, dat bij
den een het geestelijk leven, zoo la bekeer
den ete otbefeeerden slaat, heel aan de opper
vlakte bi|it, terwfjl het bf oen ander zooveel
dieper gaat.
Maar in de richtingdie ik hierboven uit
stippelde, ging toch net denken van diegenen
onder de „jongeren" en ook ondier vele „oude
ren* die nog niet konden spreken, van wat
God had gedaan aan hun ziel.
En dan liep dit denken vaak vast.
Daar is soms onder geleden.
Nsichielfke uren z|n in zwaren zieiestiijd
doorwaakt.
Men kende de waarheid wel.
Er was ook wel een zekere lust en be
geerte om die Waarheid te onderzonken, zelfs
wel om naar die Waarheid te leven, al bleek
ce inwonende zonde alt|d weer te laag in
haar kracht te zijn geschat
Maar wat bédtie al die ke. nis!
Ais hei werk des Grestes uitbleef
En wenzeer dan die „getrouwe leeraren",
gelijk in dien tqd vaak gebeurde, de ken
merken der ware genade uiteenzetten, dan
was er in jeugdige harten soms een beving
van heilig begeeren, dat ook zij voor zichzelf
de toepassing mochten durven maken: Ook
ik ben ia het bundelkcn der levenden be
sloten 1
Doch dan kwam de inwendige tegenspraak.
Dan liet de leeraar ook zien den proet
steen der valsefie geogde, dan klonk het ia
het hertmaar m'n jongen of m'n dochter,
wou jij na zeggen dat er werkelijk iets aan
je ziei is gebeurd Waar kun jq dan van
getuigen? Imster van nietsI
En als du domme en opgeblazen christe
nen of niet-christenen nog van hun echte of
vernieuwde zielservareniasea gingen vertellen
dan wist soms zulk een bekommerde niet
waar by het zoeken of wat hg er vaa den
ken moest.
Want hg zat letterlik aan alle kanten vast.
„Bidt zonder ophouden l"
„Bidt, en u zal gegeven warden I"
Jawel, maar öat gebed zelf moest toch
ook weer eetsf gegeven woidea; de onbe-
kceide kan immers reet bidden, aileeen
klanken slameten, die uitwendig wat opeen
gebed lijken-, Gods beloften zin heerlik, ja I
als de ocuiven van Eskoimaar si zqn
immers alleen voor zijn volk, en dat was en
bleef te alken dage we zietshs gerende vraag,
ot men tof dit volk behóórde en zich dus
die beloften toeéigenen meent
Zoo dobberden vele ouderen ginds cn weer.
Maar ook niet weinige „jongeren" met aen
jongelingen en jonge dochters, die ernst maak
ten mei de dingen der eeuwigheid, maar
gcea „vasiigheld" konden vinden,
'ia Kon® herinnering iUustreere dit,
Wq hadden la dien tij a op oase Jongc-
liisgsmeeniglng ook een „Vrvgenóus waar
üiuk gebruik van werd gcm.akt. jammer,
dat er nooit iemand eens 'h inventaris van
heeft bijgehouden I Z% zou over het leven
van toen dr. Wieiioga en dr. D^k thans, die
een „ondersoek instelden tiaar 't geen neden
ten öage door de stedelijke „rijpejeugd
gdezen wordt,
ik Herinner mg b.v. deze ?ra*g
„Kan ea mag een onbekeerde oidden?"
Hoe die vraag beaatwoorö wsrd, doet er
voor 't oogenblik niet toe maar ia herinner
me zeer goea dat zq zeer groote belangstel
ling wekte en dat het hoof J der school, die
eerc-vooizitier was, er tenslotte een iezlsg
over hield.
De gemeente zelf kefde et in mee.
Tal vaa begunstigers daagden op,
VciSïtiillcn.ie meeaingen weruea tegenover
elkauaer gos eid en ook de vrouwen leefden
intens mee en aan den huisslfkgn haard han
delde iaën over „de vraag.®
Zji waa toen de „geestelijke mentaliteit.®
in die dagen trad dr, Kuyper op.
Die twor zijn waken ea geestdrift st meest
direct op de „kiccteiea dei Doleantie®, maar
ook meer zijdelings op die der „Scheiding"
een zier sterken iovioea heeft uugeoei'eud
en die dat wou k nu zeggen! --- ook op
vete „jongeren" van toen, doordat hij üe ge
reformeerde Verownasiaee uit het stof oer
eeuwen weer tevcorschqn haalde cn helder
schitteren deed, voor het geslacht van toen
tot zoo grooten, geestcigken zegen is ge
weest.
naat, wie er van overbleef, het maar zelf
getuigen. UITKIJK.
Amice l
De Fast van Duma.
Men roept tot m| uit Seïr: Wachter, wat
is er vaa den nacht w ictuer, wat is er vaa
den nacht?
De wachter zeldsDs morgenstond is ge
komen, en het is nog nacht, wilt gijlieden
vragen, vraagt; keert weder, komt.
Nu het jaar 1920 is ten einde gespoed cn
wy het nieuwe jaar zlja ingetreden, willen
wc even sïiistsan bij Oo»ei,sta£Büe wootden
uit Jesaja s profetie.
het wil oias voorkomen, dat zij ons wat
hebben te zeggen met het oog op de jaren,
die pas vooroq gegaan zijn, maar 0(,k met
het oog op onzen tqd cn den tijd die nog
komt.
We willen daarom Jesaja op den voet vol
gen.
De last van Duma, d.w.z. de last van Edom.
Waarom Omdat er sprake is van het roe
pen uit Seïr, da. het gebergte in het Noor
den van het Edomietenland. Duma is dus
Edom.
Hei beteckent letterlikdoodsch'adL
Dat komt uit, want Edom leefae ia dien
tijd onder de overheerschmg van den vijaaa.
Hef politieke, het Staatkundige leven, de
handel, het vet htsalls was dood.
Men snakte naar uitkomst, naar verlossing.
Men wiide, dat de nacnt voorbijging.
En daarom vraagt men san den wachter,
cis de wacht houdtwachter wat ls er van
den n-cht? wachter, wat is er van de nacht