1.65. voor de SEnidhoHand§che en ZSeenw^elie Eilanden. i r Woensdag 14 Januari 1920. 84Ble Jaargang N*. 2568 IE 11ËR1J vis- VEREN, Hiuiwaren 'nis fs, 95.00. A n tirevo lutionmr TWEE BLADEN. Eerste Blad. Twie lastige lepulefflenloa. I ES IN HOC SIGNO VINCES F Rotterdam, i VIS. - 1HARNIS. ld baton. :N! in rdam. um, Huis- celwaren, Vertinde Ie maten. am. Briefen uit hef Gantrum. KAMEROVERZICHT, INGEZONDEN STUKKEN. mt dan koopen J jk 200. Daar Warande, Inrij-, zijnen, Deuren en, Binten en orateenmantels, dakpannen, en plein 19. IR& enSMEED- or reparatie van MEDÊELEN. POETSKA- )1RS, RIEMEN tbleden. EBODEN >r roekloos en met en zonder ;en prijs bij H, andel, Gharlois. 16842 OK IN GEBUILD kapok» Extra Rotterdam BOEKHOVEN 'Zonen, Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentien en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers. Dit nummer bestaat tut 't Kraakte al in 1918. Dezer dagen herlazen we nog eens de debatten bij de Oorlogs- en Marinebegrootingen en de toon, door verschillende woordvoer- ^n^ers toen aangeslagen, de moties toen .jorgesteldde wegzending van den Opperbevelhebber Snijders, de beloften der Ministers, althans die van Oorlog deden ieder vreezen dat de tijd komen kon, waarin er botsiDgen zouden ont staan tusschen Parlement en Ministers, Het waren debatten, die hun. schaduw reeds vooruit wierpen op terreinen, die jaar in jaar uit met voetangels en klemmen belegd waren. Wat was de kwestie Elk jaarlijksch debat was slechts een schakel meer in de lange keten van militairistische ellende scha kels die elk Vaderlander smeedde, omdat hij wist tot een klein Volk te behooren dat tegen groote Volken zou moeten vechten. En dat ellendige ge voel van klein te zijn, machteloos en hulpeloos te staan tegenover de Mo gendheden van naam en stand en Q kracht, terwijl er toch millioenen wer- hn uitgegeven ter handhaving onzer Neutraliteit, die men onderst boven zou loopen, ter verdediging onzer gren zen, die men in een ommezien zou overschrijden.dat ellendige, af mattende, ontzenuwend gevoel en van kracht ondermijnende heteekenis, heeft jaar in jaar uit den Nederlander, ook zelfs den braafsten en edelsten en moedigsten Patriot de strot bekneld.'t Was en bleef voor ieder een nacht merrie: We verslonden met Oorlog en Marine jaarlijks een 7Q a 80 millioen en als 't er op aan zou komen, waren we toch nog voor de haaien. Ons Le- gerstelsel inrichten naar 't Duitsche maar we waren een kleine Natie zonder genoeg geld en zon der dat, zooals in Duitschland onze weerbaarheid leefde in de harten des volks en zonder dat, zooals in Engeland er ambitie is voor physieke ontwikkeling van onze jonge mannen en vrouwen en zonder dat, zooals in Amerika 't insti tuut onzer volksweerbaarheid gered kon worden uit den soms vuilen poel der politieke hartstochten en oogmer ken en zonder dat, zooals in Zwitserland ons volk nooit of te nimmer geleerd heeft 't leger te be schouwen als onmisbaar en onschat baar levensorgaan, dat zich pas ont wikkelen en opbloeien kan wanneer 't gevoed wordt door de belangstelling en waardeering der landgenooten. En om al die redenen leefde er in 't gros van ons Volk een gedachte„Wij kun nen «n vermogen toch niets. Geen geld genoeg, geen fysieke kracht genoeg, geen discipline genoeg, geen besef van waardeering voor vloot en oorlog, en dan die politiek om een Kabinet te verzwakken, èn dan die vuile demago gie om de kiezers op zijn hand te krij gen door juist te speculeeren op hun traagheid in belastiüg betalen voor „toch onbereikbare militaire idealen", voor die „sabelsleepers", die „goudkra gen", die „sociteitshelden", die maar bg al die Nederlandsche ondeug den voegde zich nu in 1918, na den Oorlog, de leuze der Democraten, 't Moesi een „Nieuwe Richting" uit, nota benewaar nooit een richting was geweest, en als er nog een geweest was, dan die van afbreken, verklei- neeren, bespotten, 't publiek opzetten tegen 't simpele Nederlandsche militaire stelsel. Is 't dan wonder, dat in de debatten van 1918 reeds de lijkrede uitgesproken werd over een doode. Men durfde hem nog niet grafwaarts dragen, eerst moest hij nog wat in zijn kist te kijk liggen, maar de tijd zou komen dat de schoppen aarde zouden klinken op zijn houten omhul sel. En dan geen traan, maar een har telijke lach. Geen smart, maar fiin ge noegen, dat men nu van ,,'t militairis me" af was. >Een nieuwe richting< Want er was geen oorlog meer. Die kwam niet meer. Daar had Wilson voor gezorgd door zijn Volkenbond. Daar zou de Inter nationale van arbeiders voor zorgen. Daar zouden de Volken zelf voor zor gen. En dus: de Nieuwe richting! Be snoeien nog meer dan voorheen 1 En 't leger democratischKort dienen, thuis oefenen, georganiseerd overleg tusschen officieren en minderen, de school voor oopster van de recruteering oefen- en kweekplaats voor 't politie leger, commissien van minderen over hun eten en drinken en kleeren en dienstprestaties en kazernes en depots en hun behandeling door hun meerde ren en de ministerieele beschikkingen enz. enz. Een nieuwe richting. Er moest ontwapening komen. En't moest alles een beetje kosten. En elke Mi nister, zoo van Marine als van Oorlog zou zich schikken naar 't Parlement, dat die nieuwe richting wou. Maar plaatst tegenover zoo'n Parle ment eens een Minister, die zóó die aldus redeneert. »De Volkenbond is een Raad van Gelijkrechtigden. Gevormd uit alle georganiseerde Staten. Wiens beslissingen slechts door overwegingen van billijkheid en rechtvaardigheid wor den geleid. Die Raad zal over een macht moeten beschikken om zijn beslissingen ten uitvoer te brengen. Die macht zal een Oorlogswerktuig moeten zijn en het breken van verzet, het opleggen van geweld aan een wederspannige uit dien Bond, zal oorlog moeten zijn. Die oorlog zal overmacht over den Koppige moeten zijn. Bij die evermacht wordt ook Nederland geroepen om te vechten. Want de Groote Mogendheden zullen zich zelf sparen en er de kleintjes voor spannen. En willen de kleintjes niet, dan worden ze later als nog minder dan een stiefkind in den hoek getrapt en geboijcot. Dus hoe krachtiger weer» macht bij de kleintjes, hoe grooter in aanzien bij de groote, hoe grooter le- gersterkte, hoe meer invloed in 'tVol- kerenconcert. hoe meer kanonnen, des te meer waarborgen voor toekomstigen invloed in 't Volkerenkrijgsgeding. Als nu een Nederlands minister van Oorlog of marine zóó redeneert wat kan hij dan tegen een Parlement be ginnen, dat de iNieuwe Richting uit wil en daarin gesteund wordt door de lam lendigheid van een Kiezersmillioen, dat nooit een leger heeft gewaardeerd, nooit een cent te veel wil geven voor defensiezaken, nooit behoefte heeft gevoeld aan discipline en tucht en orde en gezag en opgevoed is in on-mili taire deugden en vrijheid die aan verwildering grenst. Dan ontstaat er botsing tusschen Parlement en Minister. En komt er dan nog bij, zooals nu bij Marine en Oorlog, heeft plaats gehad, dat er bij de Minis ters eensdeels de gedachte huist We moeten toch ook wa' offeren aan die Nieuwe Richting, en anderdeels de ge dachte naar voren komtDe Volken hond zal ons toch ook lasten opleggen dan wordt 't zig zag-laveeren, en de Minister vertrouwt 't Parlement niet meer en 't Parlement vertrouwt den Minister niet meer. Dan wordt 't bre ken. De 2 Departementen zijn lastig Maar de Ministers moeten niet laveeren. Geen grooten mond opzetten en dan toch in hun schulp kruipen En onze indruk is geen andere, dan dat deze twee Minis ters te veel geleverd hebben. Vooral die van oorlog. ""r Sorameladük. 1. 1171) sa 00 aanvrage ewenechten stQl. waar voor Uw voorradig 95.00 ;9n miju massief Kantoorstoelen, d mfln enormen ?durlge garantie, MMMBaaMHmWHBEWI Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent b(J vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 5.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS: SOMMELSDIJK, Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENTIËN 12'/, Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 cent per regei. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per piaatslng. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zi beslaan. Advertent'.ëa worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR. 100 Amice l Zoo is dan het jaar 1919 voorbij. Het is uitgeluid, het is begraven in het graf der eeuwen. En men staat voor een geheel nieuw jaar, dat daar voor ons ligt, omgeven, ge huld ia een sluier, die we niet kunnen op lichten. We weten niet wat de toekomst voor ons verborgen houdt. Ik wii beginnen met je aan te bieden mijn oprccnte gelukwenschen voor het jaar 1920. Ik bid je Gods zegen toe over je persoon, je gezin, je werk, want zonder dien zegen kun nen we het toch maar niet, al denken we vaak, dat we het wel kunnen stellen zonder God. Maar wel ras worden we gewaar, dat dit niet het geval is. God komt altijd tot ons, om ons te laten zien, dat we het zon der hem niet kunnen stellen, zeer vaak op ongedachte wijze, op een voor ons pSjnljke wijze. Gevoelig treft Hij ons dan, om ons te doen neerbuigen voor zijn vrjjmachtlgen wil, ik heb het de laatste dagen in het weg gestorven jaar 1919 zoo ondervonden, dat Zfn Wezens ondoorgrondelijk zjn en niet te begrepen I Dat is ook de reden, waarom deze nieuw jaarsbrief, ia tegenstelling met vorige jaren, zoo laat komt. Droeve familieomstandighe den riepen mg ver van de plaats miner in woning. Ik heb, enkele dagen voor dat de klokken ons vertelden dat 1919 wns heengesneld, na een lijden van een; lut tel aantal maanden een jong leven zien heen gaan. Ik heb gestaan bi het ziekbedik heb vertoefd aan het bed waarop de gestorvene lag. Ik heb aanschouwd het laatste overblijf sel van hem, die eens min collega was. Ais God hem het leven had gespaard, zou hi meer zin geworden, namellk een familielid, thans mag ik alleen zeggen: hi was mijn collega. Zijn vaardige pen heeft jaren ach tereen geschreven voor het Chr. publiek, al was zin naam Diet bekend, wat hl schreef onder een pseudoniem- Zie toen ik daar stond aan het sterfbed, omringd van de familieleden die ml lief en dierbaar zin, voelde ik hoe klein, hoe nietig wi zin. Ik heb met de overledene samengewerkt aan een Chr. Dagblad, ik heb me vermeld in zin vroollken. gullen lach, in zin hulp vaardigheid voor zin collega's. Hl geleek zoo door en door gezond. Zoo energiek, zoo vol wilskracht wldde hl zich aan de schoone taak, die ook mi zoo na aan het hart ligt, het christelijk publiek die nen (dienen in den volsien zin des woords) met zin pen, met schrijven in het dagblad, waaraan hl werkzaam was. Hoeveel schet sen en novellen zin van zin hand geplaatst? Hoevelen heeft hl geestelik genot ver schaft I En nu is hi niet meer. O, als ik ooit in min jong leven een stem van vergankeljk- heid heb vernomen, dan is het geweest bl het afstervende jaar 1919. Dagellks eie-lk In de plaats miner inwoning een llkstoet. En al zal dat niet zoo vaak zin je ziet ook verschillende malen zoo'n stoet. Maar het laat ons in den regel zoo koud. Bij het passeeren oatblooten wc even het hoofden dan gaan we weer verder, het leven roept ons immers, het [gejaagde leven, dat niet wil dat we ons in stille gepeinzen neerzet ten. Maar wanneer een van onze dierbaren het levenslicht uitblaast dan spreekt de stem van vergankelikheid veel sterker tot ons. En naar het ml voorkomt is dit nog in veel grootere mate het geval, als binnen een tuttel aantal uren, volgend op dat, waarop de afgestorven ziel de aarde verlaat, het jaar verdwlnt in het graf der eeuwen O, wat zin we toch klein, wat zin we toch nietig. Vast willen houden hadden we hem, die arme moeder, die zusters, die zwa gers, wg met a'n allen. Maar God beschikte anders. In zin ondoorgrondelijk raadsplan v/as vastgesteld dat mgn collega heen zou gaan, toen hi bereikt had de middaghsogtc zQns levens. En we hadden er maar in te berusten, zooals we in alles moeten berus ten al begtüen wi het niet. Woest aanstormend komt dan op ons de vraag die men alom en zoo vaak hoort: „Waarom tcch Ja, waarom. We weten 't niet. En ais we niet meer kunnen door vra gen „Waarom toch dan ziet het er met ons treurig uit. Maar ik weet dat ik méér kan en dat de familie die den zoon en broe der moest afstaan, méér kan. Het „waarom" is van onze lippen verdwenen. We vragen niet meer waarom. Er zou immers toch geen antwoord volgen? Tenminste niet hier, in dit ondermaansche leven. Ja, later, in den Dag der dagen. Maar nu niet. En daarom vrage men niet: „waarom". God wil niet dat men dat vraagt. Hl wil slechts berusting in wat Hl over zin kinderen beschikt. Ik schreef boven öat ik mi bij dat sterf bed klein en nietig heb gevoeld. Maar ook heeft me doorstroomd een heerlik gevoel. Want men wist dat hl naar huis was ge gaan, waar noch smart, noch, rouw noch gekrlt meer zal zin. Heerlik, ais men die zekerheid heeftDan staren we den afge storvene wel ca met tranen in de cogen, dan spreken we wel met stokkende stem maar dan wenscben we hem niet terug. Kan ik min nieuwjaarwer.sch beter inkiee- Waar is het veiliger, rustiger, zekerder dan bi Jezus? immers nergens, den dan op Hem te wizen? Het jaar 1919 ia voorbi. Wat we hebben gedaan, dat kwaad was in Zin heilig oog (ea dat was veel voor ieder onzer) dat is geschied, We kunnen 't niet goedmaken. We kunnen alleen in onze binnenkamer met een oot-, met een deemoe dig hart tot Hem gaan en Hem vragen otn vergeving van onze zonden die vele zin. En als we oprecht tot hem opgaan met diep schuldbesef, dan neemt Hl ons in genadige ontferming aan, want Hi vergeeft zeventig maal zeven maal, neen ontelbare malen. Zonder dien God, zonder dien Jezus gaan we ook niet het nieuwe jaar 1920 in. Ais je dit leest zin 10 dagen cr van weer voorbij. Maar nog 356 volgen er. Wat zullen ze ons brengen We weten het niet. Zullen wfl als het jaar is blgezet nog in het iand der le venden verkeeren? Wie za! het zeggen? Maar we vragen niet meer. We laten alles over aan dien God, die alies van te voren heeft bepaald. En op het moment dat Hi ons slaat met zjn slaande hand begdjpen we nooit wat Hi met ons voor heeft; waar om Hi 0U3 dat aandoet. Maar we vragen nooit: „Waarom"? Want die vraag pjnigt ons maar, voert ons af van den levenden God, inplaals dat we tot Hem vluchten. Ia allïs wat we ons in 1920 beschikt, berusten we. En dan kunnen we gerust dit jaar door gaan. Als we maar zien op Hem I Intusschen, tot volgende week. HAKA. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 7 en Donderdag 8 Januari. De gedwongen leening. Woensdag en Donderdag is de Vacantie onderbroken geweest ter behandeling van het Leeningsontwerp. De Kamer heeft het den minister niet moei lik gemaakt met 58 tegen 25 stemmen is het ontwerp aangenomen. Zelfs de vrijzinnig-de mocraten durfden zelfs niet tegen te stemmen. De heeren scheesen bevreesd te zin een derde Kabinetscrisis uit te lokken. Daar be stond dan ook wel reden voor. De minister had verklaard dat het met een verlaging van de vlottende schuld geen genoegen kon ne men, maar tevens ook dat het Kabinet, ge bonden door betalingens-verplichtingen, de verantwoordelikheid slechts dan kan dragen, als de volle 450 millioen geleend werden. Duidelijk liet de heer Dresaelhuys voelen dat alleen dit dreigement vac den minister hem onthield om zin stem tegen het wets ontwerp te verheffen. Aan crisis-uitgaven boekt de Staat 1896 millioen, wat naar schatting klimmen zal tot 2050 millioen, daarvan z|n gedekt door vorige leeningen en belastingen 1802 millioen, zoo dat er nog een schuld blijft staan van 250 millioen. Het tekort op de gewone dienst wordt geschat op 200 millioen. Om nu deze vlottende schuld te consolideeren wil de mi nister een gedwongen leening van 450 millioen. De heer Oud meende dat een deel der vlottende schuld moest worden geconsolideerd. H| wenschte een bedrag van 200 millioen te leenen tot concolideerlng der buitengewone uitgaven en verder een vriwiilige teenlng tegen 5V» pet. De heer Niemeier vond 450 millioen te hoog. Hi wilde 200 millioen voor de erisis- uitgaven geven en hoewel h§ liever een vrij willige leening had is hi niet tegen een gedwongen leening tegen 6 pet. Ook de heer v. d. Tempel had geen be zwaar tegen een gedwongen leening wel had deze soc. dem. met den heer Oud bezwaar tegen het tidstip van behandeling van dit onderwerpdeze heeren wezen er op dat met de Ieening van 250 millioen voor crisis-uit gaven vooruitgeloopen wordt op de beslis sing der vraag op welke wize onze crisis schuld gedelgd zal moeten worden. Zoo ziet men dat het ook hier weer niet aan critiek van links ontbrak. We kunnen ook gerust vaststellen dat, had de minister niet zulke duidelike tad gesproken, het er heel wat heeter naar toe gegaan zou zin. Thans bonden de heeren wat in, want de overweging dat de val vau dezen minister fatale gevolgen zou kucnen hebben voor ons gehcele Kas inet, schrok hen wel wat terug, 't Ware dan ook niet te wenschen geweest dat het gerucht als zou de minister van Fi nancien den zelfden weg moeten gaan als zin collega's van Marine en Oorlog bewaar heid was geworden,'t zou een onverantwoor delijke daad geweest zin die onberekenbare gevolgen met zich zou slepen- Thans gaat de Kamer tot 10 Februari op re.es. Na serugkomst zal de wQziglng van de Lager Onderwijswet en de herziening van het Wetboek van Strafvordering in behande- ilng komen. Dc copie van ingezonden Stukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggeven. Buiten ver antwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. Mijnheer de Redacteur t Mag ik voor onderstaande s. v. p, een plaatsje in Uw veel gelezen blad?Bi voor baat min dank. Berijmde ps, 3114. 't Oude jaar is wederom verstreken. Wat heeft het ons gebracht? iedereen weet dit voor zichzelven 't best. Zal dan ook hier het spreekwoord gelden Uit het oog, uit het hart. Waaneer we een blik achterons werpen: terug op het jaar 1919 is dit niet dadelqk uit 't hart. Alieerst dtnken wi zeker wei ora diege nen, die ons dierbaar waren, en die nu he laas niet meer zijn, zi hebben reeds het tidelike met het eeuwige ver wisseld. Doch daarnaast denken wij ook uog aan iets anders; ieder recht geaard Christen, 't zi werkgever of werknemer, kapitalist of nietsbeziiter denkt ongetwifeid aan de slaande hand Gods. Immers menigvuldig waren de oordeelen, die God over de aarde zondt. 't Uonderead kanon was tot zwigen ge bracht, doch een nieuwe ellende stond ver schillende landen en volken te wachten. Wi zien 't reeds in Oostenrik-Hongarie Rusland enz. hoe de verschrikkelijke hon gerdood de straten en pleinen als het ware bedekt met dooden, en wat zal het einde wezen Wachter wat is er van den nacht De Morgenstond is gekomen en het is nog nacht (Jee, 21:11)12), Men gevoelt dus wel waarde lezers, daar wi weten dat de nacht donker is ook de toestand nog maar donker is, wi zouden haast zeggen, pikdonkere nacht. Ook In ons land, is het nacht, al heeft den algoeden God ons gespaard voor vele ram pen en tegenspoeden, de oorlog builen onze grenzen gehouden, de hongersnood buiten onze landpalen, en het revolutie monster den kop ingedrukt, nochthans hol len ook wi mede hoor ik ook velen zeggen op den weg van zonden en bederf, niet be seffende, dat ook wi zulks hebben verdien den en dat het alleen den Alwjzen Heer- scher des Heelals is die er ons nog voor spaarde. Al kunnen wi nu niet alle deze van ons weren en afhouden, rust toch op eens ook een taak, een zeer gewichtige taak zelfs, Wi zuilen in dit geval de revolutie nemen. Ieder weet welk gevaar ook ons heeft gedreigd, hoe ook in ons land de revolutio nairen hebben getracht de overhand te kr|- gen en wat dan O tijden, o zeden I Wj beleven thans, we zouden het haast kunnen noemen, een organisatleeew, v Er is haast geen bedrit of inrichting, of alles gaat aan 't organiseeren. En hoe organiseeit men? Ja waarde lezers, dat is een gewichtige vraag. Daar hebt gi nu een voorname factor, welke betrekking heeft op de nog sieeds dreigende revolutie. Het verkeerde organiseeren brengt juist den menschen op het dwaalspoor, men beloofd veel, maar geeft weinig.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1920 | | pagina 1