Zaterdag 18 December 1919 84si<9 Jaargang N#. 2554 voor de Zuidhollandsclie en Zeeamche Eilanden. Eerste Blad, Antirevolutionair yf' Orgaan 1 m IN HOC SIGNO VINCES OP OEi UITKIJK. W. BOEKHOVEN Zonen, Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers Voor geen enkelen vooruitgang bang. Marnes, Mededsilïngsn. VOEDZAAM HEERLIJK VOORDEEL»© Want 'n mensch voelt zich gauw gekrenkt. En 't is wel gebeurd, dat een sollicitant- onderwf zer, die één lid van 't schoolbestuur had overgeslagen, dóarom de benoeming niet kreeg, 't was een lid met veel invloed, die al3 't er op aankwam, feitelijk voor drie gold. Deze Courant verschgnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bg vooruitbetaling f 5.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS: SOMMELSDIJK. Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENTIËN 12»/, Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR. I l A Alle landen verkeeren in een ge- desorganiseerden toestand. En aan niemand is de reden onbekend. Maar ook de gevolgen van dien oorlog worden onder de oogen gezien, nu, nu vooral, nu er politieke verkiezingen op til wa ren^ in Duitschland en in Frankrijk; nu ^coote werkstakingen moeten bezworen Kjli honger en gebrek in wintertijd, hun bleeke aangezichten en grijpende tronies den regeerders den angst om het lijf slaan, nu er millioenen schats aan be lastingen moeten opgebracht, aanlei ding van rebellie en gemor, nu er ni- villeering gevraagd wordt of gelijkma king van Kapitaal en Arbeid, nu er democratisch vuur gloeit in alle on derlagen der Maatschappij enzijnheete tongetjes lekken aan binten en balken der samenleving, nu En of ge Amerikaansche dan wel Fransche ministers beluistert, of ge uw oor leent aan Noske in Duitschland dan aan Briand in Frankrijk, overal driDgt tot U door het besef dat er in alle hoogere en hoogste Regeeringskringen zeer diepe bewustheid is vandenzwa- ren ernst der tijden, die geen Europeesch gjitaatsman met een glimlach van zich afschudden kan. Maar wat ook opmer kingswaardig is: Geen enkel Staats hoofd en geen enkel staatsman of hij spreekt zóó oprecht, als hij voor den oorlog zich vaak in dubbelzinnigheden hulde. Voor den oorlog: wie het par lementaire leven van het buitenland heeft nagegaan, hij kan het getuigen hoe van de Noordzee tot de Oostzee en van de Biscajesche Golf tot de Zwarte Zee het den schijn had alsof de taal der Parlementariërs diende om waarheden te verbergen, woorden van wangunst van staat tegen staat, waar heden van vervolmaking van het mi litarisme, waarheden van kuiperijen ■om zijne machtssfeer te kunnen uit breiden. Alleen de kennis dier hoftaal sn de scherpe toeluisteraars naar de debatten in de senaten, getuigden het reeds in 19101914Er broeit wat Er is onweer op til. Maar thans is men oprecht. Omdat men het volk nu niet meer bedotten kan. En dat valk dat zooveel geleden heeft in deze oorlogsjaren vraagt, eischt ronde taal, klaren wijn, en preciseering van toekomstige regeeringsplannen. Publiciteit eischt men van buitenlandsch beleid; publiciteit van sociale maat regelen die niet in een ver verschiet liggen, maar onmiddellijk kunnen ter hand genomen. Men wil van de Re- geeringstafel antwoord op de vraag: Wat doet ge voor den vooruitgang, wat is uw program om het levenslot des volks te verzachten; wat betee- kent uw democratie, en houdt ze in orde en wettelijkheid; houdt ze in veiligheid van personen en zaken, of houdt ze in bevoordeeling van het Kapitalisme door slappe wetgeving op uitbuiting door woekeraarshoudt ze in streven naar eerlijke winstverdee- ling ©nder Kapitaal en Arbeid, zoo dat het Kapitaal stabiel kan blijven, maar ook de Arbeid ontvangt het voordeel van zoodanig flink salaris, dat evenredig is aan de winst van het bedrijf. Wat is uw belasting taktiek? ~^t. uw militarisme? verblijdend is het antwoord, dat die parlementen klinkt: Wij zijn voor geen enkelen vooruitgang bang maar op voorwaarde dat hij bestudeerd worde en Land en Volk behoedt voor noodlottige improvisaties en in orde en wettelijkheid tot stand wordt gebracht. Vooruitgang is kostelijk. Maar eerst studeeren. of en langs welken weg hij practisch mogelijk is. Er wordt zoo vaak over vooruitgang* geïmproviseerd, geidoaliseerd, gefanta seerd, dat men het hoofd er bij schudden moet; maar eerst studeeren is de ge biedende eisch, Wat baat het om de Socialisatie uit de roepen, als het vraagstuk nog niet bestudeerd is. Het is, zooals Jos. Loopuit dezer dagen in „Het Volk" schreef: Zooals veel, zoo heeft men zich onzerzijds ook een revolutie altoos veel te simplistisch gedacht. Welke geweldige vraagstukken diep ingrij pende staatsomwentelingen in onzen tijd, onder de hoog ontwikkelde eco nomische vormen, waaronder wij le ven zonden opwerpen, men had er geen flauw bezef van, En hoe dieper men noogt te gra ven, hoe ernstiger en hoe gevaarlij ker het wordt, Precies! zoo is het, Vooruitgang wil ieder! Maar welken kant moet het uit? De revolutie is in Duitschland weer uitgebrokenin Rus- land ook en in alle Landen staat men als gevolg van den oorlog voor zware vraagstukken die nooit vóór den oor log door geen enkele partij zijn inge dacht. Het belastingvraagstuk. Het mi litaire vraagstuk. Het productievraag- stuk. Het loonvraagstuk en dat alles in abnormale, geweldig geschokte tijden en langs de lijn van ge leidelijkheid, orde en aller individuen veiligheid, rechten en plichten bij onmetelijk menschen en materiaal, ver lies en ingezonkenheid van eer en goede trouw en zedelijkheid en nieuw ontwaakte zelfzucht en heersehzucht veler individuen. Vooruitgang wil elk Staatshoofd, El ke Staatsman, Maar eerst studeeren, omdat de eerste stap zoo beslissend is. En om nu slechts èèn klein voor beeld te noemen. Wat zijn in Neder land de bedrijfsorganisaties bepleit en aangeprezen, die samenwerking van patroons en arbeiders. Maar hoe wor den ze eenige maanden na dato toch weer met een linksch oog aangezien. Wat ging men in Duitschland prat op Socialisatie, maar toen er een commissie benoemd werd die studeerde, durfde de Duitsche regeering ze niet aan. Wat roep ging er uit, uit Rusland, dat het Tsarisme verdwenen was, en hoe er kent men thans dat er na twee jaar bloedvergieten in Ruslands dorpen en steden, er van socialisme of comminis- me in dat land geen sprake is; en de toestanden zeer luttel zijn verbeterd. Wat juichtte men in Amerika met 't Taylerstelsel, Ei doch, het mooi is er af. Vooruitganguitstekend. Voor geen enkelen vooruitgang bang. M ar in welke richtingEn met of zonder vrede en rust ten koste van allen. O, wij zijn doodsbenauwd voor den sprong in het duister. En daarom stndeeren. Verzinnen eer men begint. De Duitsche Keizer schuldig. Er is een boek verschenen in Duitschland, dat slagen regent op 't hoofd van de Dult- schen keizer en zijn verantwoordelijke raads leden. Dat boek is aan de N. Rott. Ct. aan geboden en dit orgaan gaf 't als bijlage, bijvoegsel op 29 Nov. j 1. De titel van dit boek isHoe de oorlog ontstond en 't is geschreven door den Sociaal-Democraat, den historicus der Duitsche Socialisten, den ge- schiedYorscher en intellectueel, den in 9 Nov. 1918 aan de Omwenteling toegevoegdea Staatsecretaris van Buitenlandsche zaken, die yau de Socialistische regeering het Buiten landsch Departement mocht doorsnuffelen en daar een 900 documenten vond, die hij één voor een bestudeerde cn daaruit zijn besluiten trok. De concluslën, treurig voor den Keizer en de oude Bewindhebbers, ver duisteren volstrekt en volmaakt, de voor velen mooie gestalte en figuur yan den zoo- gensamden Viedeskeizer. Is dat boek waar dan is de Duitsche Keizer of een ideoot, dan wel een deugniet. Is dat boek waar, en heeft Kautsky ai zijn documenten goed doorzien en begrepen en zijn zijn getrokken besluiten uit 't door den Keizer genoteerde en uit 't dooi z|n diplomaten aangeteekende en uitgevoer de, naar waarheid, dan is de Keizer van Duitschland de oorzaak van den oorlog; is 't Duitsche volk misieid en bedrogenen komt al 't oorlogswee op Wiihelms schul dige hoofd neer. V Het boek is door een Socialist geschreven, en hij Iaat 't in zijn Voorrede en steeds ook duideigk uitkomen, dat het Duitsche regee- ringastelsel met zijn mysteriën van interna tionale staatkundedat hei Duitsche regee- rirsgsbeleid en dat van ongeveer alle Bewind voerders en leidende politieke personen slechts diplomatieke „streken" zijn, waarvoor Matx destflds in 1850 reeds waarschuwde. Dat net Kapitalisme in dezen oorlog zijnde- monischen roi gespeeld heeft, en vooral de Duitsche Regeering terwille van Macht en vergrooting van Gebied en Handelsmarkten dezen oorlog heeft ontketenden met een brutaliteit zonder weerga; niet een goed vertrouwen op succes, dat niet komen kon, opgetreden is. Het boek heeft een Voorede, Dan volgt: De schuldigen. DanDutschlands isolatie. DanDuitsche uittarting. DaaropOostenrijk. DaarnaDe Balkancrisis. Daarachter De toestand van den oorlog. Voorts: Bescheiden over den oorsprong van den oorlog. Over Serajewo. Over Wiihelms monarchistisch bewustzijn. Over De samenzwering van Pots dam. OverDe samenzweerders van 't werk en 't drijven van Wilhelm. Over: Oostenrijks aarzelen. Over Een verkeerde berekening. Over het in slaap sussen van Europa. Over het ultimatum aan Servie. Over de localls- eering van den oorlog. Over de Saboteering der vredespogingen. Over de beginnende on zekerheid in Duitschland. Over Italië. Over Engeland. Over de laatste pogingen tot red ding van den vrede. Over de mobilisatie. Over de oorlogsverklaring aan Rusland. Over de oorlogsverklaring aan Rusland. Over de oor logsverklaring aan Belgie. Over de revolutie- ontering der wereld. Over den wereldoorlog en 't Duitsche Volk. V Wie deze titels ea opschriften leest, merkt daaraan dat 't onderwerp n.I. Hoe de oorlog ontstond," veelzijdig is bezien. En wie de keizerlijke aantekeningen en bijvoegselen op de door zijn diplomaten ingezonden stuk ken naleest, krfjgt van 't keizerlijke denken en doen nu niet een vetheffenden indruk. We zijn het eens, na 't lezen der stukken, met een Dagblad, dat schreefHet is de Keizer zelf, die met eigen baud op de docu menten het bewfjs van zijn schuld heeft ge leverd en zijn vonnis heeft geschreven, over tuigender en meedoogenloozer dan eenig tribunaal ter wereld zou kunnen doen. De vredeskeizer, die door zijn raadslieden niet op de hoogte werd gehouden, verdwijnt naar 't rijk der fabelen". Zeer zeker zijn we 't ook eens met een ander Dagblad, dat schreef „Z§n afkeer nl. van den goc. schrijver Kauts ky van den exkelzer laat Kautsky herhaalde lijk bl|ken, sprekend over de geheimzinnig heid der diplomatieke taal schrijft Kautsky. Alleen de Keizer doet geen moeite om aich diplomatiek uit te drukken; zgn manier van zeggen laataan duidelijkheid niets te wecschen over. En zijn aantekeningen in margine ver oorloven het zeldzame genoegen, dat het volk eens een keizer in zijn onderbroek te zien krijgt". Kautsky, het blijkt voor ieder lezer, heeft er een welbehagen in om den ex-kei zer te blameeren, en van zelf heeft dit ook bij ons de vraag doen rijzen: Hebt gij, als geschiedvorscher, door dien haat jegens den Keizer, uw documenten wel onzijdig beke ken Nochtans Kautsky geeft briefwisselin gen weer gevoerd met zijn raadslieden, met Oostenrïjksche diplomaten, met andere Mo gendheden. En ieder kan dus lezen wat of ficieel waar is. De toellchling van Kaufsfey behoeft niet te worden aanvaard. Maar, 't feit blijft niettemin, dat niet Kautsky's toe- en bijlichting, maar de officieele stukken zelf een ongunstig licht werpen op de heele ac tie voor de oorlogsverklaring. Wjj gaan op den inhoud niet in. De stof is te maebtig, om die in een paar citaten weer tegeven. Men moet 't geheele boek lezen en nog eens herlezen en erbij bedenken, dat 't een Socialist is, die aan de Entente en Europa wil laten zien, dat 't Duitsche volk onschuldig is, en dat er nu na den oorlog, medelijden behoort te zijn met dat zoo zwaar geteisterde, belogen en bedrogen volk, dat altijd maar repte van een „Verdediginsoor- log" dat altijd gemeend heeft, aangevallen te zijn door Russen en Serviërs, maar dat niet wist, dat de Keizer en zijn hof en zijn ge heimen Raad den oorlog hebben gewild en geforceerd. Duitschland en Oostenrijk hebben gekonkeld, welbewust gekonkeld, en geknoeid om Servie te nekken met al de gevolgen daaraan verbonden, 't Is en blijft een tragische geschiedenis. En als er één verbetering komen moet in de Regeerlngsstelsels, dan is 't wel, (en we zijn dat met Marx eens, die daar jaren over klaagde), dat de diplomatie openbaar ga wer ken en onder strenge controle komt van de Volksvertegenwoordiging. En nu geven we onmlddeifik toe, dat er oogenbllkken en om standigheden kunnen komen, waarin de Ka mers moeten luisteren, en niet sprekenwaar in het Voik moet afwachten, om zich zelf geen schade te doen, maar de Regeering be- perke zich in haar geheimzinnigheden. 25 Cent per regel. Nadruk verboden. De man op het matje 't Geval trof me en toen ik er mfln ge dachten eens over liet gaan, meende ik dat het de moeite waard was. er iets over te schreven. Da lezer herinnert het zich Het Algemeen Stemrecht heeft in onze gemeenteraden het aantal arbeiders, com munisten zoowel als soclaai-democraten, aanmerkelijk vergroot. En nu is h;t in een onzer groote steden gebeurd, dat een hunner een arts, die naar een betrekking solliciteerde en die zich presenteren kwam, geen stoel bood, maar hem om zoo te zeggen op 't matje liet staan. Een hondsche behandeling, dat stemt ieder toe. Ook in .Het Volk" werd deze niet in be scherming genomen, alleen werd twQfel geopperd of 't geval wel wezenlijk zich zóó had toegedragen. Achteraf bleek trouwens dat deze twijfel gewettigd was. Het raadslid-letterzetter had het bezoek gekregen op de werkplaats en had toen even met den sollicitant in een klein vertrek staan praten. We geven gaarne toe, dat het als iemand van en uit z'n werk geroepen wordt, geen tijd is om veel complimenten te maken. De arts SQkt ons dan ook een lichtgeraakt heer te zijn geweest. Maar dit alles doet er niet toe. Ik laat verder 't «geval" rusten, om me alleen te bepalen tot hetgeen ik, al medi terende, aan 't geval vastknoopte. Het .zich presenteeren" op zichzelf Is een hatelijke gewoonte, die eigenlijk hoe eer hoe beter moest worden afgeschaft. Gewoonlijk is 'i een formaliteit. En ik kan beot begrijpen, dat in adverten ties, waarbij sollicitanten worden opgeroepen niet zelden wordt gemeld, dat persoonlijk bezoek niet gewenscht wordt. Want wat geeft het eigenlijk, of iemand al op een drafje al de leden van een gemeenteraad, van een schoolbestuur of van eenlg ander college afloopt, om er even op een stoel te zitten of op 't matje te staan zjjn aangezicht te vertoonen en te verzoeken om de gunst? Nogeens, 't is een formaliteit, die schadelijk zijn kan. Een verstandig man gaat niet op den eersten indruk af; ziet niet aan de hoogte der natuur" of iets dergelijks, maar zocht zich anders en beter te informeeren. Echterer zitten in een gemeenteraad, zelfs in een schoolbestuur, weieens ik durf niet zeggen onverstandige, maar dan toch min verstandige lieden, die zich gauw laten inpakken. Wie solliciteert, wéét dat- En omdat anderen óók de heeren en dames, die 't voor 't zeggen hebben, afloopen, wil hij niet achterblijven. Maar dat wist de sollicitant niet. En toen hij ettelijke uren de uitgestrekte gemeente doorgetippeld had en hoorende, dat de boerderij van den laatsten man 'n heel eind den „polder" in stond, dézen oversloeg, om zijn trein niet te missen, bad hg er geen besef van, dat hg zoodoende juist den man oversloeg, die hem er door kon helpen, 't Was ook inderdaad ontaktisch. Niemand ziet zich graag gepasseerd. Al was 't natuurlijk niet goed te keuren, dat onze man om die reden de sollicitatie van wie hem oversloeg, ging tegenwerken, 'n Benoeming is vaak een moeilijke zaak. Maar de beste mothode blfjft altijd het winnen van uitgebreide inlichtingen en dan enkele personen te laten overkomen voor 'n serieus onderhoud, waarbij men als 't moet op geen half uur ziet. Dan is er kans om iemand te leeren kénnen. Maar die kans kiQgt men niet, door hem een vijf minuten op 'n stoei óf op 'n matje een, praatje te laten maken. Ik stap daar nu af. Wat mü interesseert is het .matje", 't vrijwel legendarische .matje", ook al zou ar dan niemand op hebben gestaan. Immers, wat Is er gezegd? Al werd toegegeven, dat het altijd onbe leefd is, een bezoeker te laten staan, als men hem een stoel bieden k&o, zoo werd opge merkt, dat het een arbeider-raadslid te ver geven zou zijn, omdat hijzelf en zijn mede arbeiders niet anders gewoon zijn, dan dat men hen .op het matje laat staan", letterlijk en figuurlijk. Nu is dit te algemeen gesproken. Landstreek en persoon maken verschil. Ik ken b.v. een eenvoudige boerenlandstreek, waar tot den arbeider, die den boer bezocht evengoed gezegd wordt: Neem een stoelen schik wat bjj, als tot den buurmanborr. En ook in streken, waar 't énders is, vindt men toch weer personen, die een uitzondering maken en die den .minderen man" precies behandelen, gelijk zij zelf behandeld willen worden, d.w.z. op burgerlek beleefde wijze, Toch is er voor de klacht grond. En menigmaal wordt gezegde .mindere man" behandeld op een wijze, die hem voel baar maakt: Ik acht mijzelf heel wathooger te staan, dan gij staat I Of ook, bij wordt schijnbaar als gelijke ontvangen, te woord gestaan en geholpen, maar toch weer zoo, dat hfl op grievende wijze voeltLet er op, welk een gunst ik u bewijs 5 Dat komt niet alleen uit in de kwestie .matje" of .stoel". 't Geldt ook de manier, waarop hij aan gesproken wordtde wijze waarop een ver zoek wordt ingewilligd; de toon die tegen hem wordt aangeslagen en zoo al meer. 't Raakt hier een stuk sociaal leven, dat nu eens niet door loon of arbeidsduur wordt beheerscht. Let eens op Abraham en Ellëzer. Hoe wordt deze, Abraham's knecht, zijn slaaf t niet met de grootste onderscheiding door zijn heer behandeld 1 Let op Boaz en zin arbeiders. Die zou zeker zin knechten niet .op het matje" hebben laten staanhg zat met hen aan bg den maaltgd en sliep met hen op den dorschvloer. De arbeider Is vóór alles mensch. En als zoodanig volkomen de geigke van ieder ander, die in hem nooit of te nimmer den mènsch krenken maglaat het u zelf maar eens overkomen't zgn van die

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1919 | | pagina 1