Woensdag 15 October 1919.
849le Jaargang N°. 2587,
voor de JKnidliollandüclie en Keenwiche Etflancleii.
Eerste Blad.
BiehlspasSiii dsr liiiïp
An tirev&
Orgaan
TWEE BLADEN.
IN HOC SIGNO VINCES
GEMEENTERAAD.
W. BOEKHOVEN Zonen,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
Dit nniamsr bestaat uit
Hoe is die heden?
Hoe is die bij 't Bijz. en hoe bij 't
Openbaar Onderwijs?
De Rechtspositie van den Bijz. onder
wijzer ligt in art. 69 7de al., waar
staat
Door 't Rijk wordt over elk dienst
jaar aan de besturen der bijz. lagere
scholen een bijdrage verleend volgens
denzelfden maatstaf als bij art. 48
aan de Gemeente ten behoeve der
Op, Lagere School wordt toegekend,
mits:
de voor vast of voor een bepaald
tijdvak benoemde onderwijzers, die,
voordat zij den leeftijd van 65 jaar
hebben hereikt, of het tijdvak, waar
voor ze zijn aangesteld is verloopen,
anders dan op eigen verzoek worden
ontslagen van dat ontslag in be
roep hunnen homen bij een Commis
sie, aan wier uitspraak het schoolbe
stuur zich heeft te onderwerpenDit
beroep moet schriftelijk worden in
gediend bij den Voorz. der Commis
sie binnen tien dagen nadat 't ont
slag schriftelijk ter kennis van den
onderwijzer is gebracht. Hangende 't
beroep blijft de onderwijzer in 't ge
not zijner jaarwedde. De Commissie
van beroep moet haar werkkring
uitstrekken over ten minste twaalf
bijzondere scholen, die op de in dit
artikel bedoelde Rijksbijdrage aan
spraak maken, tenzij wij in bijzondere
gevallen daarvoor een lager cijfer
vaststellen. Zij moet bestaan uit
zeven leden, waarvan drie leden wor
den gekozen door de besturen en drie
leden door het personeel der in de
vorige zinsnede bedoelde scholen, ter
wijl deze zes leden, het zevende lid,
tevens Voorzitter kiezen. De leden
dezer Commissie mogen geen zitting
hebben in 't bestuur, noch deel uit
maken van 't personeel eener lagere
school.
Ziedaar de rechtspositie voor den
Bijz. onderwijzer.
Maar dan ziet men ook, dat er iets
aan ontbreekt. Immers de gronden van
dat ontslag worden niet in de Wet op
genomen. Het Bestuur ontslaat natuur
lijk niemand, of er zal aan den Onder
wijzer wat ernstigs moeten ontbreken
er zullen groote grieven moeten
zijn tegen zijn handel en wandel en
onderwijs en opvoedkundige denkbeel-
w den, die hij belijdt of op school, tegen
het beginsel der School in, propageert.
Maar de Wet zwijgt over die gronden
en laat alles aan 't Bestuur over;laat
aan 't Bestuur de gronden van 't ont
slag geheel in handen, zóó, dat de On
derwijzer absoluut, niet wettelijk weet,
waarom hij ontslagen kan worden. Er
staat in de Wet geen letter van of hij
ontslagen mag worden bij te veel school
verzuim; bij te veel slaan of bij een
mishandeling in drift van een kind;
bij onoordeelkundig optreden tegen Be
stuur, Hoofd, Ouders en Collega's of
Gemeentelijk en Rijksschooltoezichtbij
welke beginselafwijkingen en bij welke
levensgedragingen. Er is geen woord
van in de Wet te vinden. En zoo is 't
bij 't Openbaar Onderwijs ook. Slechts
is daar één wettelijk geval genoemd
van schorsing n,l. in art. 35, 3 alinea,
waar staat:
De onderwijzer, die zich in dit op
zicht (n.l. iets leeren, doen, of laten
wat strijdig is met den eerbied ver
schuldigd aan de godsdienstige be
grippen van anderdenkenden) aan
plichtverzuim schuldig maakt, kan
door ons voor hoogstens een jaar en
bij herhaling der overtreding voor
onbepaalden tijd in zijn bevoegdheid
tot 't geven van onderwijs aan een
Openbare School geschorst worden.
Hier geeft dus de Wet een grond
aan van schorsching.
Er is ook voor den Openb. onder
wijzer een grond van ontslag, n.l. in
art. 36 der oude Wet of in art 46 der
nieuwe Wet. In art. 36 der oude Wet
staat
Den onderwijzer die een aldus af
gekeurd leerboek gebruikt, wordt
door B. en W. verboden hiermee voort
te gaan.
In geval van ongehoorzaamheid
wordt aan den onderwijzer eenniet-
eervol ontslag gegeven.
Er is voor den Openb. onderwijzer
nog een wettélyken grond van ontslag
in artt. 37 en 38 der Oude Wet of artt.
47 en 48 der Nieuwe Wet. Daar staat
Art. 37. Het is den onderwijzers
op straffe van ontslag verboden han
del te drijven of eenige nering of
beróep, behalve 't geven van ouder
wijs, uit te oefenen.
Art. 38. Het is hun op gelijke
straffe van ontslag verboden ambten
of bedieningen te bekleeden of te
gedoogen, dat te hunnen huize han
del of nering gedreven of eenig be
roep uitgoefend worde door deleden
van hun gezin.
Voor 't Openhaar Onderwijs zijn dus
eenige wettelijke gronden gegeven van
schorsing of ontslag; zooals we hier
boven reeds schrevenschorsing als art.
35 (neutraliteit) geschonden wordtont
slag als art. 36 (afgekeurd leerboek)
wordt overtreden; ontslag als art 37
(nering) wordt overtreden. Daar is das
wat wettelijk houvast. Maar bij 't Bijz.
Ond. word alle wettelijke grond gemist.
't Eenige wettelijke houvast bij 't
Bijz. Ond. ligt in art. 59,6de alin. waar
staat, net als in de Nieuwe wet, art. 95
Van de bijdragen of subsidies wordt
afgetrokken 't bedrag der minimum
jaarwedde van den onderwijzer die
handel drijft of eenige nering of be
roep, behalve 't geven van onderwijs
uitoefent.
die niet-kerkelijke ambten of bedie
ningen bekleed, die gedoogt dat te zij
nen huize handel of nering gedreven
wordt door de leden van 't gezin, ten
zij Ged. Staten, den districts-school-
opz. gehoord, vrijstelling hebben ver
leend.
De straf die dus aan 't Bestuur wordt
opgelegd (maar deze verhaalt 't natuur
lijk op den handeldrijvenden onderwij
zer) is, dat van dien onderwijzer dit
minimum-salaris wordt ingehouden.
Voorzeker een zeer zware finantieele
straf, die zoo'n onderwijzer treft, tenzij
de rijke negotie het afstaan-der-mini
ma gedoogen kan.
In de Nieuwe Wet, art. 95, is als
straf een nieuwe grond opgenomen,
maar die geldt toch méér 't Bestuur
zelfer staat, dat 't minium wordt in
gehouden, als de onderwijzer:
Art. 95c. voor langer dan een jaar
tijdelijk is aangesteld, tenzij hiervoor
vergunning is verleend door onzen
Minister, den Onderwijsraad gehoord.
Hier krijgt dus 't Bestuur straf, want
hoe wou ze het minimum verhalen, ten
zij ze den onderwijzer dwingt in ter
mijnen af te doen, op straffe van slechte
inlichtingen over zijn geldelijke schuld
bij 't Bestuur.
Bij 't B. O. is dus niet alles in orde
wat de Rechtspositie betreft. Gronden
van ontslag zijn niet aangegeven in de
Rijkswet; maar in de aanstelling staan
ze óók niet. Een B. O. moet steeds gis
sen: Kdn ik daarvoor en daarvoor ge
schorst, vermaand, berispt, ontslagen
worden? En hoe neemt mijn Bestuur
dat en dat woord, en die en die daad
op?
Afgedacht dan nog van 't feit, dat
er bij onderlinge geschillen tusschen Be
stuur en Personeel, ook geen arbiter is.
De Wet spreekt alleen van ontslag,
maar niet van geschillen. Voor ontslag
is de bekende Raad van Beroep, maar
voor geschillen is er niets dan een
moeten-onderwerpen aan 't Bestuur,
zonder beroep op een scheidsgerecht.
Voor 't Openbaar Onderwijs is er een
nieuwe regeling ingevoerd in art. 40.
Er is nu bijgekomen als straf>de waar
schuwing* in de oude Wet, art. 30
en 31 is alleen maar sprake van schor
sing* en ontslag*, maar moet bij Be
roep van den onderwijzer op Ged. Staten
óók de Onderwijsraad gehoord. Dat is
dus een versterking der Rechtspositie
Deze Courant verschgnt elkeu WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per d:'e maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bg voorultb 'ng f 5.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMER 5 CENT.
UITGEVERS:
SOMMELSDIJK.
Telefoon Intercommunaal No. 202.
ADVERTENTIËN 121/, Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR.
Vergadering van den Raad der Ge
meente SOMMELSDIJK op Vrijdag
10 Oct. 1919 des n.m. ten 3Vj ure.
Voorz. den EdelAchtb. Heer Burgemeester.
Afwezig dhr. Gideon.
De Voorz. opende de vergadering met
gebed. Daarna leidde dhr. M?s in handen
des Voorz. de bfl de Wet vereischte eeden
voor het Raadslidmaatschap af.
De Notulen der vorige vergadering door
den Secr. gelezen zijnde, werden onveranderd
vastgesteld.
1. Ingekomen stukken.
a. Missive's van H.H. Ged. Staten goed
gekeurd terugzendend het Raadsbesluit tot
Wijziging der Begrooting en het Kohier
Schoolgeld.
b. Bericht van voormeld college dat met
Ingang van 1 Aug. 1919 is ingetrokken het
Koninkl. Besl. van 1862 betreffende de f 100
subsidie voor de OnderwQzersjaarwedde.
c. Idem berichtend dat zij de gemaakte
Verordening door de Raad om het r|den
over den Oostdijk voor Motorrijtuigen en
Fietsen des avonds na 6 uur te verbieden,
niet kan goedkeuren; Indien krachtens die
bepaling geen waarschuwingsborden worden
geplaatst, volgens Model door den Minister
van Waterstaat aangegeven.
Voorz. Aangezien alsnu toch de verorde
ning eenigszins gewijzigd moet worden,
stellen B. en W. tegelijkertijd voor, om
dezelfde bepaling van kracht te doen worden
voor den Molen- of Westdük.
Alleen dhr. MIjs verklaarde zich hiertegen,
zoodat daartoe werd besloten.
De Voorz. Dan moeten wij wjjzigen vol
gens bericht van H.H. Ged. Staten de uit-
keerlng van salaris voor het Onderwijzend
Personeel, bij overladen, aangezien wij
daarbij te rooyaal zijn geweest volgens hen.
Door ons is dan dit bedrag zoodanig be
rekend, dat bij ovet lijden hetzelfde salaris
nog een tldvak van 6 weken, wordt uitge
keerd aan nabestaanden.
Ged. Staten wenschen dat bij overlijden
direct het salaris op houd, zoodat B. en W.
voorstellen, aan dien wensch tegemoet te
komen.
e. Verzoekschrift van de H.H. Thlelman
en van Gent, en de dames Van Dorsser,
Osseweijer en Thielman, samen uitmakend
het Personeel van het Herhalingsosderwljs,
waarin zij verzoeken, om bij de Wet de
mogelSkheid is opengelaten, dat door de
Koningin verhooging van het salaris bij
voornoemd onderwijs kan worden gegeven,
daaraan door de Raad haar steun worden
verleend, en bij aldien dat de Koningin hare
goedkeuring daaraan onthoudt, dat alsdan
door de Raad een billijke verhooging uit de
gemeentekas wordt toegestaan.
Voorz. B. en W. vinden het billijk dat een
dergelijk verzoek gedaan wordt, aangezien
er door de Wet ook nieuwe werkzaamheden
geëischt worden, en waar de Wet nu de
mogelijkheid openlaat, dat de Iractamenten
met goedkeuring der Koningin verhoogd
worden, vind ik het niet meer als billijk om
dit te beproeven, daar toch dit onderwijs
buiten de gewone schooluren gegeven wordt.
Dhr. Joppe. In de toelichting dia allen
hebben ontvangen, wordt gevraagd dat in
dien de Kroon weigert, dat dan zulks wordt
toegestaan uit de gemeentekas, dit houd toch
zeker hiermede niets geen verband.
Voorz. Ik heb dit expres niet in het debat
gebracht, omdat dit laatste juist volgens de
Wet niet mag, als de Koningin afwijzend
beschikt, is de zaak afgeloopen, uit de ge
meentekas mag absoluut geen bjjslag wor
den gegeven.
Dankbetuiging van dhr. de Gast voor
de verhooging van zijn salaris als Gemeente
ontvanger.
g. B en W. van Middclharnis verzoeken
de Raad der gemeente Scimmdsdijk, of zij
genegen is een gelegenheid te bepalen, om
een conferentie te houden, waarin de wen-
schelijkheid kan worden overwogen van de
Vereeniging van Middelharnis en Sommels-
dijk.
Voorz. Ik stel voor om dit verzoek te stellen
in handen van B. en W. om te dienen van
preadvies.
Dhr. Mjjs. Gaat dit verzoek uit van B. en
W. of geschied dit namens de Raad.
Voorz. De Raad van Middelharnis heeft
besloten, om aan den Raad van Sommelsdflk
te verzoeken om gezamenlijk een conferentie
te houden, waar in den breede de wensche-
ipheld van een Vereeniging der beide ge
meenten kan worden besproken, let wel, in
het voorstel wordt uitsluitend en alleen over
de wenschelikheid gesproken, en men Is tot
dit besluit gekomen, zonder dat er verder
een principieel besluit genomen is.
Dhr. Mijs. 't Lijkt me toch vreemd dat of
door de Raad van Middelharnis afzonderlijk
cf de Raad van SommelsdSk afzonderlijk,
of door één van beiden de wenschelikheid
betoogd wordt, met te verklaren dat het
wenschelijk is, dat de twee gemeenten ver-
eerigd worden, tcrw|i er toch twee Raden
zin om gezameniik de zaak te bespreken.
Voorz. Ik ben zelf 4e vader van het voor
stel zooals dit thans bi de Raad is ingediend,
en het standpunt dat ik daarbij ingenomen
heb, is zoo tactisch mogelijk geweest, omdat
dit mi de meest geschikte wijze voorkwam
om tot elkander te komen, opdat het niet
van eene kant zou gaan, meende ik te moeten
voorstellen, dit te moeten stellen in handen
van B, en W. voor preadvies, want hetgeen
ik nu zeggen kan over de wenschelikheid
is slechts min persoonRjke meeningen ik
acht het in het belang van de zaak als alle
leden er nog eens over na kunnen denken,
of z| het wenschelik oordeelen, om geza
menlijk te overleggen, en zoo ja dan de
voorwaarden vast te stellen, welke aan Ged.
Staten zouden kunnen worden overgelegd.
Dhr. Mis. Wanneer u dan uit tactisch
oogpunt noemt dat dit voorstel aldus gedaan
is, daar blif ik nochthans bq min meening,
dat min methode de juiste is. M|n bedoeling
van de vraag is feltelQk, kan nu reeds niet
aan Middelharnis geantwoord worden. Ik zou
zeggen 't is niet voldoende als door één van
beide gemeenten de wenschelikheid uitge
sproken wordt, dan is er niets bindend, maar
m. 1. is er toch in het minst geen bezwaar,
aan die uitnoodiging gevolg te geven, en
die bieenkomst te houden.
Voorz. Ik voor mi heb daartegen geen
principieel bezwaar, maar daar het de ge
woonte Is, dat de Raad niet anders beslist
dan na het preadvies van B. en W. gehoord
te hebben, dan kan leder zich hieromtrent
een idee vormen, en dan kan -pien officieel
het voor en tegen hooren, men kan er eens
%er praten, zoodat men in een volgende
vergadering een meer bezonken oordeel
krigt. Ik zou het thans niet wenschelik
oordeelen, om de zaak in een of andere
richting door te driven.
Dhr. G, Joppe. Maar de wenschelikheid
of niet kan toch wel uitgesproken worden,
want dan is het preadvies van B. en W.
overbodig indien het andérs uitvalt.
Voorz. Dat is nu juist de kwestie die ik
wil voorkomen, om een besluit te nemen
zonder meer, maar ik zou de Raad de ge
legenheid willen geven, om de zaak goed te
overwegen, en daarom dezelve aan te hou
den tot een volgende vergadering.
Dhr. Timmerman. Ik heb de zaak gelezen
zooals die in de Raad van Middelharnis
besproken is.
Ik kreeg dan gansch en al een slechter
indruk, om deze redenDat die uit de zoo
genaamde Vrizinnig-Democratische fractie
voortkwam.
Ik vraag uIs dat nu Democratie Om te
beginnen wetten voor te schrijven en uit te
spreken zonder ons over ons.
Hierbfj valt de Voorz. dhr. Timmerman in
de rede, en zegt dat dat voorstel niet door
de Raad is aangenomen, zoodat hetgeen hier
op 't oogenblik aan de orde is, is niet om dat
voorstel te bestrijden.
Dhr. Timmerman vervolgt met te zeggen,
dat hg dan hierop op 't oogenblik niet verder
op zal ingaan, maar toch wil ik gaarne bg
voorkeur uitspreken, dat ik er beslist tegen
ben. Ik kom dan misschien later wel met
een breeder opgezet idee om het hier ter
sprake te brengen.
Zoodoende werd besloten op het voorstel
des Voorz. in te gaan en het preadvies van
B. en W. af te wachten.
2 Voorstel van B. en W. om het salaris
van D. v. d. Bioek met f 25 te verhoogen,
en dat van St. Visser met f 50, doch dit
over te laten aan B. en W. tot het kwartaal
afgeloopen is.
Dhr. Knape vroeg of die verhooging van
f25 van Van den Broek toch niet te weinig
was.
De Voorz. antwoordde, dat indien deze
werkelijk van 9 tot 12, en van 2 tot 4 uur op het
Gemeentehuis was, zou dit zoo zijn, maar
nu niet, bovendien heeft hij pas nog f50
verhooging gehad.
Aangezien de overige leden daaromtrent
het stilzwijgen bewaarden, werd het zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
3. Wijziging Begrooticg.
4. Rapport Commissie belast met het na
zien der Rekening van het Levensmidöelen-
bedrgf.
Bg monde van dhr. Joppe werd medege
deeld, dat deze in orde was bevonden. Deze
sloot met een nadeelig saldo van f6614,01,
5. Begrooting Burgelijk Armbestuur en
Weeshuis werd vastgesteld in Ontvangst en
Uitgaaf op f 1393,52.
6. Gemeente-begrooting 1920,
Algemeene beschouwingen bieven achter
wege. De Voorz. las deze post voor post
voor, beginnende met de uitgaven.
Gekomen bij de post Toelage Gezondheids
commissie, vroeg dhr. van Nimwegen of dat
die toelage verplicht is of niet.
Voorz. beantwoord dit toestemmend dat
het wel verplichtend was, waaruit ook moge
blijken dat die post van f 70 gebracht is op
f 105,66.
Dhr. van Nimwegen. Ik ben van meening
als men waar voor zijn geld krq'gt is het
niet zoo gauw te veel, maar In mijn oog is
de Gezondheidscommissie maar een wassen
neus. Als men tenminste dienaangaande wil
weten wat er in onze gemeente gebeurt, dan
behoeft men maar te maken dat men Dins
dagmorgens om 6 uur op den Westelijken
Achterweg is, waar men onze gemeenterei
niger aan 't werk kan zien tot leegmaken
van verschillende „W. C.'s" voor een borrel,
of ja, die zijn misschien nu te duur, voor
een kleine fooi.
Voorz. Indien u mij bewijzen kunt leveren,
houd Ik mg aanbevolen, u moet namen
noemen, en zoo maar niet los weg redenee
ren in het algemeen, want dat mag h| abso
luut niet doen.
Dhr. van Nimwegen. En ook dat nog niet
alleen, maar dan rgd die wagen nog zig-zag,
en wanneer deze komt aan het oprei bg
Landheer, komt men tot de ontdekking dat
die heele mik mak, zooals ik het dan maar
noemen zal overboord slaat de vliegen zitten
er vlug op, en in minder dan geen oogenblik
zitten ze op onze boterhammen van velen,
de kinderen sleepen het aan hun schoenen
in huls, weer anderen brengen het aan hun
aroope^L vwn man, me mnmng geen turn neus, maar er zit zoo enorm veel aan vasti
r,