me Jaargang N*. 2520 Zaterdag 16 Augustus 191# Antirevolutimm m- Orgaan Eerste Blad. n IN HOC SIGNO VINCES Dorwaa-den 1 tgensplaat. mmelsdijk «HANDEL. ERDAM Meest IHTE. Wegnemm „Het sieraad der kousebanden, en de netjes en de maantjes", ..HET GOUDEN HERT", 3L. relel 21 L LE COMTE, )SH|]t 266. oor de ^nidliollafid^clie en Söeenwselie Etlanden. W. BOEKHOVEN Zonen, Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers S&Ofel li€si»«lFailS CTEN. son der voer voor jonge biggen. EL, krachtvoer voor kippen, en staan onder ÏIS. en. nlc- en Voeder- Goten Heiningen ie voorkomende 15663 «m. :- pr|ien franco Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bi] vooruitbetaling f 5.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS s SOMMELSDIJK, Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENTIËN 12Vj Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel. DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan, Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRlfDAGMQRGFN 10 UUR. Jes. 3 17-24. Sociale Schriftbeschouwing). De vrouwenkleedij trok Jezaja toen iets aan. Hoewel zelf een Oosterling en één van koninklijke afkomst, want zijn vader was Amos, broer van Azaria, koning van Juda en dus gewoon aan pracht en praal en weelde, die verblindt eiken Westerling, toch ging het hem in Jeruzalem al te bar. En te meer, omdat de dames pronkten, zie vers 14, met wat hare ouders of zij zelf geroofd hadden van de ellendigen, En met allerlei pronkage gingen ze door Jeru- zalems straten en smet uitgestrekten hals*, »lonkend met haar oogen*, al >gaande en trippelende*, alsof haar voeten gebonden warenmet goudep beenversierselen of kousebanden. Doch lees wat Jezaja opsomt; bewijs dat hij de dames goed opgenomen had en ze zeer zeker vergeleken heeft met Eva die uit schaamte voor haar zonde zich met een boomblad kleedde en daarna met de huid der dieren, die Adam buiten 't Paradijs offerde. Wat somt Jesaja op Te dien dage zal de Heere weg nemen het sieraad der kousebanden en de netjes en de maantjes, de reukdoosjes en de kleine ketentjes en de glinsterende kleedingen, de hoofdkroning en de armversierselen en de bmdselen on de reukballetjes en de oorringende ringen en de voorhoofdsierselende wisselkleede ren en de manteltjes en de hoodjea en de buidels, de spiegels en de fijn linnen deksels en de hulledooken en de sluiers. De dochteren Zions bezaten dat hadden dat in haar kast of droegen 't al trippelende door de straten. Waar schijnlijk waren 't wandelende mode winkels, magazijnen van toiletten en odeurtjes En dat stond Jezaja tegen de borst. Want hij wist het net zoo goed als David, die in een simpelen linnen lijfrok de ark terughaalde dat de kleedij in vele opzichten de ziels gesteldheid aanwees. Miehal, Davids vrouw, die van zoo'n symboliek, zoo'n overeenstemming van uiterlijk en inner lijk geen keuni3 scheen te hebben, was boos, en verachtte hem in haar hart, want al huppelende en springende ging die Levietische lijfrok, symbool of zinne beeld van ijver voor Gods aangezicht, wel eens wat te hoog of te wijd uit en daarom zei zij Hoe is heden de Koning van Israë^ verheerlijkt, die zich heden voor de oogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, gelijk een van de ijdele lieden zich onbe- schaamdelijk ontbloot. Valscher vergelijking was er niet. IJdele lieden dragen ijdele (mondaine, zegt men tegenwoordig, wereldgelijk vormig, wereldzoekend) kleeren, zoo hart, zoo kleedmaar Davids hart was bij de ark zijns Verbondsgods en hij dat dankbare, Godgewijde hart behoorde de linnen lijfrok der Priesteren, die ze droegen bij de offeranden in Zijn dienst. Lijfrokdracht was 't dienstkleed der religie. 't Was Jesaja bekend, dat God de Heere zelf niet onverschillig was over de kleedij die paste hij 't hart en hij Zijn dienst. Immers: wat men noemt de liturgische kleeding, d i. de kleeding bij 't ambt passende, was Mo'es ge toond en de Hoogepriesier wist heel goed waarom hij zijn veelkleurig gewas d aandeed en waarom dan weer een enkel wit kleed. Dat zat em in verband met de verzoening zijner eigen zonden;zijn eigen »Meed« moest eerst 3>wit< zijn op den Verzoendag en dan pas kon hij in vol ornaat voor zijn volk verzoening doen. Alweer dus hart en kleeding in overeenstemming. Zelfs de Meuren dei- liturgische kleeren was voorgeschreven denk maar om het hemelsblauw, 't purper en 't scharlakenen in Meuren steekt symboliek, net zoo goed als in de stof, en net zoo' goed als in den snit of mode in 't lang of kort in 't. hals en borsten open dan wel in 't hals en horsten bedekt. Jesaja was een tijngevoelig Godsman met vergaanden profetischen blik tot over do komst van Christus een ziener en evangelist tevens van ongeëvenaarde kracht en beteekenisen daarom maak ten de mondaine dochteren Zions zoo'n diep treurigen indruk op hem Omdat die kleedij manifesteerde, demonstreerde d.i. droevig wees op een zedelijken en geestelijken achteruitgang. Die monda niteit van die vergulde kousen, lapjes van zilver of goud, van den enkel tot de kuiten, gaf een zielsges eldheid weer, zóó laag bij den grond, zóó ver van God af, zoo koud voor 't nedrig heroel- leven dat den Christen siert, dat Jesaja er van schrikt, want zoo'n zielsinzin- king, zoo'n ijdeltuiterij, moest noodwen dig leiden tot den ondergang van zijn volk. Jesaja kende de Psalmen Davids, en wist wel. wat er stond in Ps. 45 14 15 Ü63 Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig hare Meeding ir; van gouden borduurselin gestikte kleederen zal zij tot den Koning geleid worden. 't Was de Pruidkerk, die zóó, juist omdat haar zieleleven zoo hoog stond, juist om haar gemeenschap dag en nacht met den H*eredie daarom in gouden „borduursel en fijn genaaide kleeren tot haar Christus mocht gaan. Bij een edele ziel staan mooie kleeren in volle harmoniedat is geen ijdel tuiterij dat is waarachtige eenheid en overeenstemming. Er is geen dualisme, geen tweestrijd tusschen 't treuren om een doode en een «wart gewaad. Er is geen dualisme tusschen 't Open bare Belijdenis doen èn een stemmige kleedij. Er is wel dualisme tusschen „kousebanden" en een naderend onheil van stad en volk En 't is bekend, dat in sommige R,. K. kerken aanplakbiljetten hangen, om de kerkgangers te vermanen hun klee ren, (hals en borsten enz.) in orde te brengen om zoo in voegzame kleedij hun God te ontmoeten Onder de modernen zijn er, die er een antithese of tegenstelling in zien, om met een zwart hoedj en een zwarte japon of jurk belijdenis te doen of ten nachtmaal te gaan. Ze hebben een op timistisch, blij geloofsleven, dat God liefde is en bij zoo'n blijde belijdenis öeelesapte BaererasfeSgar 63A©311 14739 DirecGsabl de Hcofdsteeg, - DINERS f 1,— en hooger. 15871 LOGIES MIT OWTBIJT f 1.25, f i.50, en f 1.75 Teh no. 1&32, Aanbevelend, MFiêt8iï L 0. F. L LEMfiom Hat fed®? adres. behoort een fleurig lentetoilet. Of ze ook bij hun blij geloof in Liefde Gods kennis hebben aan zondeschuld voor God, laten we in 't midden; maar bij zoo'n „pessimisme" van >schuldig en verloren" voor Hem als heilige Rechter, zou een fleurig lentetoilet onpasselijk kunnen staanin elk geval, toen de Ninevieten 't van Jona gehoord had den, dat de stad vergaan zou, deden zij geen rozen in 't haar en geen viooltjes in 't knoopsgat, maar deden zij een zak om en strooiden ze asch op hun hoofd. En daarom stonden die veelkleurige damestoiletten Jesaja zoo tegen, om dat de geestelijke armoe er door heen kwam kijken, en op die geestelijke ar moe zou volgen de ondergang van stad en tempel, want waarvoor zou de God Israels zijn tempel sparen als hij er toch niets anders dan doodsbeenderen vindt. In een tempel moet geestelijke tier zijn, Aanschouw onze stratenAanschouw onze. Kerken Zie de steden in en loopt op een station de waggons langs, Aan schouw de kleeren van dametjes en da mes! Ze te beschrijven: we wagen er ons niet aan. Maar aan de vervloekte Mode, we houden ons er van overtuigd, zal menige darna met tegenzin offeren. Nochtans staat 't voor ons vast, dat de lichte en vrooliike kleuren, de korte rokken de ontbloots borsten, de laarsjes met smalle hakken, in overeenstemming zijn met die optimistische religie, welke Gods woord echter niet kent dan bij hen, die in rouw gaan over hunne zon den. Bij deze bekommerden en vertroos ten, is een zwart, stemmig gewaad pas send zou zelfs een groenen palmtak op den hoed niet opzichtelijk zijn, want dat groen, dat eeuwige groen is he- melsche dracht, maar men doet 't niet om de Farizeers niet na te volgen en omdat meer dan de uiterlijke tooi de innige hartsgesteldheid dierbaar en kos telijk is voor God. 't Is een fout in ons sociale leven dat die „blijde religie" (of ganschgeen Godsvrees) zoo zich uit Dat mondaine leven, dat zelfs onze Kerken inkruipt, is een naderen der Kerk tot de Wereld, is een wegsterven, hij alle geurigheid en fleurigheid der blouses en japonnen, van de kerk en een rijper worden voor een zorgelijke Toekomst. Kleeden naar zijn stand! Natuurlijk. Een arbeidersdochter is géén juffrouw. En een winkeljuffrouw is geen direc trice. En niet elke mevrouw mag zich tooien in gracieuse kleederen. Er is rang en stand door God bestelden er zijn rijken en armen, en "dus ook naar die orde onderscheidenlijke gewaden. Maar in eiken stand is 't zonde voor God, of men arbeidersdochter is dan burgermeisje, om in pronkerij en we- reldsche poppenkasterij, zooala die zich zoo vaak in de kleedij openbaart, op te gaan. Het oog is de spiegel der ziel, maar ook 't kleed is de openbaring van wat daar binnen omgaat en met onze driften om hartstochten en ons sexueele leven d. i. ons leven tot 't vrouweiijk geslacht in na verband staat. De Mode volgen is tegenwoordig, be wust of onbewust (en we gelooven, dat vele dames zich er niet bewust van zijn, een volgen van de sexueele neigingen, dat zich vooral in de laatste jaren geopenbaard heeft. Mode, coquet- terie, mondaniteit, 't seksueele vraag stuk ze staan niet los naast elkander. En als er dan tegenwoordig ook gezegd wordt, dat in de kerk zelfs de verfijnde zedeloosheid binnenstapt; dat de jonge dames te veel hulde brengen aan den waan van den dag, en zich tegen de huidige Mode juist onder protest tegen haar sexueele doeleinden, met kracht moesten verzetten, dan is dat getuigen niet een tegenzin tegen een mooie Meedij, want die is en blijft hetzij met, hetzij zonder kleurschakeeringen, altijd ge oorloofd, (ja, de zonde kan ook in 't so bere hoedje en jakje gruwelijk huis vesten maar een getuigen, dat er door die onbezonnen Meedij van heden een toenadering komt tusschen Kerk en Wereld bij kerkgangersen een on verantwoordelijke afstand tusschen on zen Plicht jegens God en de magere zielsgesteldheid bij hen, die in de Kerk onzer dagen zich niet meer thuis ge voelen, OP UEfi UITKIJK. Nadruk verboden, Het is nu midden in den vacantietijd. Nog altijd zijn er ouderwetsche menschen die meenen, dat vacantie eigenlijk een over bodige weelde is; jal daar zijn er, diemee- nen dat zij daarb^ op Schriftuurlijken bodem staan. Immers„Zes dagen zult g{j arbeiden". En wie vacantie heeft, doet zes dagen niets als hij tenminste verstandig vacantie houdt en rust ten zevende dage van dat nieis-doen, near het gebod. Dat „niets-doen moet men intusschen met een korreltje zout opvatten. Er zullen er zoo wel zijn Die 't misschien uithouden, om zoo zes dagen lang, zender te lezen, te praten of te denken, languit op een duin te liggen of in een hangmat in 't bosch I Maar de „menseh" zoekt bezigheid. Vacantfe-bezlgheid, goed I Wandelen, fiet sen, lezen, bezoek afleggen maar het niets-rioen heeft dan toch speciaal betrekking op zijn dagelijkscfa werk, hij verricht geen productiever! arbeid. Daar zuilen echter in het Joodsche and, in de tijden dat Israel naar 's Heeren wetten leefde, toch ook in een sabbatjaar en fn een jubeljaar, heel wat dagen, buiten den sab batdag om, zijn voorbijgegaan dat er niet gearbeid werd! En als ik leesde van de schare, die dag aan dag soms Jezus volgde, dan zullen daar heel wat werkdagen geweest zijn, dat die menschen uit hun akker en werkplaats weg waren „Om het woord des Levens te hooren", zegt iemand Ongetw^feld, maar hier gaat 't nu niet om. 't Is nu maar de vraag, of z?j op een werkdag al of niet bezig waren met hun dagelijksch we*k en dan blijkt het van niet, zonder dat Jezus hen déeirom naar hun woon plaatsen zond. „Heeft de boer ooit vacantie?" vroeg me es 'n vriend uit den landbouwenden stand, toen ik eens, jaeen geleden, gereed stond om veertien dagen lang van de mijne te genieten. Ht] zat toen. midden in de oogstdrukte. De boer vacantie M« dacht ja I Zelfs de boerenknecht en dienstbode krij gen hun vrfle dagen, terwijl 't in vele stre ken gebruikelijk is, dat ze met Mei eenige dagen vrij hebben tusschen 't afleopen van het oude en het ingaan van het nieuwe dienstverband. En wat den boer zelf betreft Ik weet, hoe 't was in de streek waar ik vroeger woonde. Zoo om dezen tijd en voorts heel Augus tus uit en September door, totdat het weer omslceg en de groote markten begonnen, was 't de tfld voor familie- en vriendenbe zoek. Niet dichtbij, dat was meer voor 's win ters. Neen, maar voor 'h uitstapje, waarbij boer en boerin zoo 's morgens om negen uur in 't wagentje stapte, om eenige uren in den omtrek het jaarlfjksche bezoek bij broer, neef, vriend, oom enz. af te leggen, waar dan de dag gepasseerd werd, om tegen zons ondergang huiswaarts te keeren. Elk bezoek lokt 'n contra-bezoek uit. Zijn dat vacantie-dagen of niet? Elk houdt vacantie op eigen wijze, maar een enkele afwisseling in 't op den duur toch altijd eentonige en vermoeiende bedrijfs leven, is voor den mensch hoogst gewecscht Men kan alles overdrijven. Nu men toch voor alles en nog wat Staats- commissiën instelt, zou ik er wel ecnewen- schen, om een onderzoek te doen plaats hebben naar den duur enz. der vacantlën van onderscheiden staats- en regeerings- ambtenaren. Wellicht kregen we rare cjjfersl Ook aan onze universiteiten zijn, naar 't me lijkt, vacautiehouders, die dunkt me, aan 't eind eener „groote" vacantie eerst weer mogen informeeren, waar eigenlijk hun col legezaal zich bevindt Maar, misbruik komt overal voor. 't Heft hef gebruik niet op. En ik gun een iegenifjk z'n vacantie Mits hij ze verstandig lijk gebruike. En .ik zou zoo durven zeggendaar mankeert het nog wel eens aan. In denk aan die huismoeder, die in arren moede uitriep„De vacanties zijn voorbij nu krijg ik weer rust1" Voor haar was 't gewone dagelijksch leven dan een periode, waarin ze uiiruste van de vermoeienissen der vacantie. Er was natuurlijk eenige overdrijving in. Maar toch óók veel waars I Weken te voren begint voor de huismoe der reeds de vraag te knijpen„Waarmede zullen we ons kleeden?" Dat is met vacantie altijd 'n vraag. 't Zij men naar familie gaat of onder vreemden komt. En de huismoeder wordt er maar verant woordelijk voor gesteldGaat het dan niet uit de ruime beurs en met hoe velen is dat niet het gevaldan moet er wat ge past en gemeten en overlegd worden, wat goed worden gekend en bijgelapt en ten slotte de noodzakelijke nieuwe Inkoopen ge daan, eer def familie gereed en gekleed is, om enkele weken buiten de eigen woning door te brengen. Daarbij komt het koffers pakken en ver renden. En dan tenslotte het behelpen hier of daar in een paar vertrekjes, die den weidschen naam van kamers dragen, hier of daar in een pension. Ik heb dat weieens van nabij gezien. En 't kan werkelijk heel aardig zijn Als de voorwaarden worden vervuld. Als het n.l. dsg op dag mooi, droog weer en toch niet al tc warm is; ais men 'nhos- pus en vooral 'n hospita heeft, die nog eenige geringe overblijfselen behield van wat meu een menschelijk geweten noemt; en als er bij 't gezelschap niet anders zgn dan volwassenen of tenminste kinderen, die in geen enkel opzicht meer hulp behoeven. Zie, dan gaat het nog wel. Kan 't zelfs 'n mooie vacantie geven. Maar als een of meer der genoemde voor waarden niet worden vervuld, ja I dan is 't een vacantie, waarover meer pas recht ge- hoort wordt, ais de famliie weer op eigen stee terugkwam. En dan moet mg nog wat van 't hart. Ik gun ieder zijn vacantie-verbiljf. Maar ik vraag me weieens af, of deze en gene als 't vacantie is, niet verder springt dan z'n stok lang is. Het willen meedoen zit er zoo in. M>"'n wil niet gerekend worden onder de „dagjes-menschen". Dat zijn immers de „ar beiders" en huns gelijken, die er 's morgens, met een goed gevulde karbies op uittrekken boterhammen en eenlg goedkoop .lekkers"

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1919 | | pagina 1