M-0 'Tweede Blad Zaterdag 1 Maart i»I9. No, M742 Twee Bladeo. officiëel bedeelte. BINNENLAND. LAND- EN TUINBOUW. TNHOCSIGNOWSES Dit nuHiffiör bestaat uit Provinciaal Comité van Anti-Re". Kies- vereenigingen in ZUID-HOLLAND, Buitengewone Vergadering (Provinciale Partijdag) op Dinsdag 4 Maart 1919. des na middags te half twee uur precies, in de grcote Zaal van het „Nut" Oppert 81, te Rotterdam. Sprekers Prof. Mr. P. A. DIEPENHORST, Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit. Onderwerp: Nu >s offeren piicht. J. SCHOUTEN, Lid van de Tweede Karr.er der St.-Gen. Onderwerp: Het belang van de Statenstembus voor onze beginselen. Namens het Bestuur: H. DE WILDE, Voorzitter. C. WILDENBERG, Secretaris, j Deze Vergadering is krachtens art. 7 van het JSïatuat (toegankelijk ycor de leden der plaatselijke Kiesverenigingen in de Provin cie en voortsYvoor afgevaardigden van re dacties, die schriftelijk verkla, en het Program van beginselen der Anti-Rev. Partij te aan vaarden en de besluiten der Deputatenver- igadering te eerbiedigen. Het bestuur vertrouwt, dat elke Kiesver- eeniglng in ieder geval zai zorgen op deze meeting vertegenwoordigd te zijn, door b.v. een twseial afgevaardigden en voorst plaat selijk al het nu gelijke za! doen om het be zoek aan den Partijdag zoo groot mogelijk te doen worden. Op 4 Maart moet blijken dat we den ernst ~»van den strijd, dien we tegengaan besiffen. Zuid-Holland, de Provincie waarop het oog van gansch Cnristtlijk Nederiand gevestigd zal zijn, moet toonen dat het met geestdrift en élan ten strijde trekt. Laat het oude vuur ons bezielen. Allen op ten strijde voor den groei en den bloei der Ant.-Rev. partij en den invloed onzer beproefde beginselen, d. w. z. voor de eere onzes Gods. In onze ziel leve en werke de drang van het heilig moeten. Wij wachten u in Rotterdam in groote ge tale. i Het Bestuur van het Provinciaal Comité. Steun aan gedemobiliseerden. De demobilisatie tengevolge van den wa penstilstand tusschen de oorlogvoerende mogendheden bracht het onderwerpsteun Van gedemobiiiseerden opnieuw aan de K t rde. De aanvankelijk vastgestelde steunregeling bevredigde niet en werd dan ook belangrijk aangevuld en uitgebreid bij de Ministeriëele kennisgeving van 27 December 19)8. Tengevolge daarvan werd echter een nieu we actie in het leven geroepen, eu wel onder en door de gedemobiliseerden van vóór 5 Augustus 1918, omdat de steunregelingen slechts betrekking hadden op de dienstplich tigen op of na 1 Augustus 1918 gedemobili seerd. De vóór genoemden datum met onbepaald (klein) verlof gezondenen achtten zich dooi de getroffen steunregelingen onbillijk behan deld. Hun verwanten of betrekkingen ontvin gen veelszins een lagere kostwinnersvergoe ding terwijl zij dienden, dan die van de op of né 1 Aug. '18 gedemobiliseerden, en voor hen bestond na demobilisatie in het geheel geen steunregeling. Vandaar dat er op ver schillende plaatsen organisaties werden op gericht met het doel te ijveren voor uiikee- Tingen aan hen, die vóór 1 Aug.'18 den dienst met onbepaald (klein) verlof verlaten hadden. Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal werd geadresseerd in verband met deze zaak en binnen zeer korten tijd zal de Kamer een besiissing hebben te nemen over de motie van den heer Zadelhoff en de conclusie van de commissie, in wier handen zijn gesteld de inlichtingen van den Minister van Ooriog "op het adres van den Ned. Bond van Dienst plichtige». Het schijnt niet overbodig aan deze aan gelegenheid enkele woorden te wijden ten einde het publick in te lichten over de be- teekenis van deze zaak. Er is een zeer groot onderscheid tusschen de gedemobiliseerden van vóór en die van op of na 1 Aug. '18. De vóór dien datum naar huis gezondenen waren weken te voren bekend met het tijdstip van hun demobili satie, terwijl de ca dien datum uit dienst vertrokkenen plotseling of bijua plotseling voor het feit yan hun demobilisatie werden gepiaatst. De eerstgenoemde» konden wfeken aaneen pogingen aanwenden om zich van het werk in de burgermaatschappij te voor zien, de laatstgenoemden waren daartos niet in de gelegenheid, De eerstgenoemden keer den in de maatschappij terug iichtingsge wijze op een tijdstip, dat vaak samenviel of on geveer samenviel met het in dienst treden van een beduidend aantal landstormets of miliciens, waardoor er vaak plaats voor hen kwam in een of anderen werkkring, de laatst genoemden keerden huiswaarts in veel groo- i <er drommen, zonder dut er anderen in dienst igeroepen werden en dat juist op een tijdstip, waarin het nijpend gebrek aan kolen en rondstoffeu grooter Invloed hsd dan ooit te voren. De eerstgenoemden konden veels zins spoedig werk vinden, de laatstgenoem den waren te dezen opzichte In veel slechter conditie. Uit dit gezichtspunt gezien is een steun regeling voor de op na 1 Aug. '18 gedemcw biüseerden billijk te achten, omdat daardoör aan deze personen op andere wijze en langs anderen weg principieel hetzelfde geboden werd wat voor de vóór 1 Aug. '18 gedemo biliseerden bestaan bad. Voor zoover de vóór 1 Aug, '18 gedemo biliseerde» in moeilijkheden zijn gemakt in de laatste maanden, is dii geen gevolg van het feit, dat zij gedurende korter of langer tijd in militairen dienst hebben vertoefd, maar een gevolg van de omstandigheid dat de oorlogstoestand al meer het maatschap pelijk leven ontwrichtte en werkloosheid bracht voor steeds meerder, n. M. a. w. zij zijn crisis-slachtoffers en komen niet in aan merking voor steun vanwege het departement van Ooriog of Marine, maar vanwege het Koninklijk Nationaal Steuncomité eu zijn organen, overeenkomstig de regelingen daar voor door deze instelling vastgesteld. Voort3 zou een ultkeering aan alle gede- inobi-iseerden van vóór 1 Aug. '18 tot grove onbillijkheden leiden en in versch llende gevallen neerkomen op het wegsmijten van geld. De gevolgen van de mobilisatie waren voor de daarbij betrokkenen zeer verschillend. Er zijn menscheu, die geen ander verlof genoten hébben dan het gewone periodieke verlof, terwijl anderen langdurige verloven verkregen hebben voor het verrichten van noodzakelijke werkzaamheden of de uitoefe ning van hun bedrijf. Er zijn personen ge weest, die den tijd, dat zij in dienst vertoefden een grooter inkomen hadden dan ooit te voren in de burgermaatschappij, terwijl anderen zeer sterk gedupeerd zijn geworden door het dienstverband. Er ziju menschen, die gedurende hun mobilisatietijd hun inko men geheel of voor een grooter of kleiner deel beh elden, terwijl voor anderen d'e gunstige omstandigheid niet bestond. Verder is er in verschillenden vorm steun verleend ook aan diegenen die vóór 1 Aug '18 gede mobiliseerd zijn o a. door de Nat. Vereeni- gitig tot steun van miliciens Met deze en tneer andere factoren zou moeten worden gerekend om tot een billijke bteunverlecning te komen, maar ieder zal hebben toe te geven, dat dit strikt genomen onmogelijk is. Voorts beteekent een uitkeering aan allen, dat ge geven zal worden ook daar waar t^et absoluut overbodig is. Een uitkeering van f6.— per maand aan ieder over het tijdvak waarin hij gemobiliseerd was, zou bij een gemiddelden diensttijd van plm. 2 jaar voor zeg 200.000 menschen neerkomen op een uitgave van f30,000.009.— Tot zoo iets kan geen mede werking verleend worden door hen, die op ernstige wijze èn met de belangen der ge demobiliseerden èa met de financiën van den Staat weaschen te rekenen. Ook verlieze men de veelszins demorali- seerende werking van dergelijke uniforme regelingen niet uit het oog. Reeds de steun aan hen, die op of nk 1 Aug. 1918 den dienst verlieten droeg in verschillende ge vallen het karakter van gelduttdeeling zonder eenige noodzaak, en werkte in andere ge vallen het kwaad van-niet-willen-atbeiden en stcunen-op-de-ultkeering in de hand. Daar mede mag niet worden voortgegaan. De toestanden in het buitenland leeren ons tot welke ellendige gevolgen dit leidt- Steun door bevordering van arbeidsgelegenheid niet atcun dooi gelduitkeeiing sta op den voorgrond, en worde krachtig gepropageerd. Productie, productie en nog eens productc heeft te zijn het wachtwoord van onzen tjd. Daarom inoet niet geijverd worden voor een steunregeling aan de gedemobiliseerden van vóór 1 Aug. 19)8, zooals die voor hen welke na 1 Aug. 1918 den dienst verlieten is vastgesteld, maar voor een regeling, die hen, welke werkelijk aan steun behoefte heb ben, helpt, en dit kan slechts geschieden els men de betrokkenen verwijst naar het Ko ninklijk Nationaal Steuncomité en zijn orga- ren. Dit is een sociaal instituut en helpt ook kleine middenstanders. En in dezen zin be hoort oi, ook de Tweede Kamer te beslissen, al zal de sociaal-democratie en het commu nisme zich daartegen uit propagandistische overwegingen verzetten. WIJZIGINGEN IN HST MOTOR- EN RIJ WIEL REGLEMENT. Nadat verleden jaar in October verschil lende wijzigingen in het Motor en Rijwiel reglement waren aangebracht, welke als be langrijke verbeteringen kunnen beschouwd worden, is daarna het gebeele Moter-en Rij- wielregiement herzien eu zijn dg^erscüii- lende, langzamerhand aangebrachtifWijzigin- gen verwerkt in een 29 Januari J. 1. uitge komen Korsinkl^k Besluit, waarbij een ge heel nieuw Motor en Rijwielregfement is inge steld. De omschrijving van het geen onder „Rij wielpaden" moet worden verstaan is gewijzigd zoodat thans iï bepaald van wien de plaatsing van het kenteekea of van de «aanduiding van de bestemming van het pad zal behooren uit te gaan of wiens toestemming nsodig zal zijn, het geen vooral voor onze vrijliggende paden door de heide van groot belang kan zijn. in alle artikelen 13 achter „wegen" gevoegd „rijwielpaden", zoodat de verschillende voor schriften thans ook voor rijwielpaden gelden Een belangrijke nieuwe bepaling is het nieuwe artikel 4, waardoor een einde kan komen aan de chaotsche verwarring bQ het geven van teekens, welke dikwijls door ver keerde opvatting meer gevaar veroorzaakte, dan wanneer geen teeken werd gegeven. Dit artikel schrijft in hoofdzaak voor, dat indien door het nlet-geven van een teeken de vrijheid of veiligheid van het verkeer In ge vaar knu worden gebracht bij verandering van richting de bestuurder verplicht is van dat voornemen tijdig toen ie blijken door het goed zichtbaar uitsteken van een arm of een stok of een zweep in de richting, welke hij zal in slaan, terwijl het voornemen, om plotseling vaart te verminderen of te steppen, moet worden kenbaar gemaakt door het goed zichbaar op en neer bewegen terzijden yan het voertuig of rijwiel van een der armen een stok of een zweep. Omtrent de kruisingen is een voorschrift opgenomen in art. 5 en art. 31, waarbfl wordt bepaald, da* de bestuurder van een motor rijtuig, een rijwiel of ander voertuig en de geleider van r|- en frekdieren verplicht is den doorgang vrij te laten voor den bestuurder of geleider, dien hij aan zijn rechterhand heeft en dat hij daarvoor zoo noodig moet stilhouden. Art. 6 en art. 32 bepalen, dat het verboden ia binnen de bebouwde kom eener gemeente buiten noodzaak de linkerzijde van den weg te houden, Jeu zij bij het inhalen en voorbij rijden van andere voertuigen, terwijllnbochten binnen de bebouwde kommen en in bochten buiten de bebouwde kommen, waar hetultzlcM niet vrij is, het houden van de rechterzijde is voorgeschreven. In de oude artikelen 5 en 12 (nieuwe art. 8, 9 en 16) is bij de bepaling, dat de overige weggebruikers niet ernstig door rook of damp mogen worden gehinderd, het woord „ernstig geschrapt. De bepaling, dat de zijglazes van de lan taarns niet gekleurd mogen zijn, Is thans gewijzigd, zoodanig, dat de zijglazen geen gekleurd licht mogen uitstralen, terwij! bet verbod om binnen stedelijke kommen verblin dende verlichting (schijnwerpers) te gebruiken is uitgebreid met bepaling dat de Minister be- voegt is voorschriften te stellen ten aanzien van het bezigen van dergelijke verlichting buiten de stedelijke bebouwde kommen. Kleine veranderingen zijn nog, dat de hoorn van motorrijtuigen e e a tonig moet zijn en dat op wegen buiten bebouwde kommen naast de sirene en de mechanische fluit ook van de klaxon mag worden gebruis gemaakt, zoo veel doenlijk alies vermeden wordt wat het schrikken vart rij- of ander vee tengevolge zou kunnen hebben. Omtrent het voeren van lichten op gewo ne voertuigen is een nieuwe bepaling opgeno men, dat, als de lading buiten bet voertuig uitsteekt, de lantaarn vooraan de linkerzijde van het meest uitstekende dee! van de lading moet worden geplaatst. Het oUde artikel 27, thans 34, is aiet alleen uitgebreid, zoodat thans ook het uitwijken op rijwielpaden is geregeld, doch vooral van be lang is de nieuwe bepaling, dat in geval be stuurders van isiottorrijwielen, of van rijwielen op een rijwielpad naast elkaar rijdende een cf meer bestuurders van motorrijwielen of rijwielen ontmoeten, of door deze worden 'ingehaald, de bestuurders welke links rijden, verplicht zijn zich achter de rechtsrijdende bestuurders te begeven. Hiermtde is dus thans strafbaar gesteld het zoo herhaaldelijk in „De Kampioen" besproken misbruik van naast elkander te blijven rjden op een betrekke lijk smal rijwielpad, zelf al werd daardoor een ander genoodzaakt het rijwielpad te ver laten. De laatste wijzigingen van betaekenis is dat voortaan ook rijwielpaden zulien kunnen bestaan uitsluitend voor rijwielen, welke dus niet tevens door motorrijwielen mogen wor den gebruikt; Regeeringsverklaring. De Minister van buitenlandsche zaken, jhr. mr. dr van Ksrnebeek, heeft Woensdag middag bfl den aanvang der vergadering de volgende verklaring afgelegd: Zooals ik de eer üad oniangs in deze ver gadering kenbaar tc maken, was aan het ge zantschap te Brussel opdracht gegeven aan de Belgische regeering naar aanleiding van haar comminiqué' nadere inlichling te vragen nopens de mededeeling door haar te Parijs gedaan. In antwoord daarop werd van de Belgi sche regeering in een nota van 22 Februari ontvangen van den volgenden inhond: „Ia antwoord op het memorandum van 18 dezer heeft het ministerie van buitenlandsche zaken de eer aan het gezantsclurp der Ne derlanden ie doen weien, dat de Belgische delegatie ter cor.fertnile van Parijs bij dc vertegenwoordigers der vijf groote gealli eerden cn gcassoisieerde mogendgeden een voorstel heeft aanhangig gemaakt om on derhandelingen te openen, strekkende tot herziening van zekere bepalingen der trak taten van 19 April 1839. Zooals het comminiqué waarnaar het ge zantschap verwijst, aangat, heelt de Belgische delegatie den wensen geuit, dat Nederland aan die onderhandelingen zal deelnemen, als onderteekeriaar van d!e traktaten. Indien net voorstel van België door de conferentie wordt aangenomen, zal de Bel gische delegatie in de gelegenheid zijn, de Neaerlandsche regeering bekend te maken met de Belgische zienswijze inzake de vraag stukken, dte in het bijzonder voor Nederitfcd van belang zijn." Naar aanleiding van dit antwoord zij het mij vergund te constateeren.dat de Belgische regeering niet aan de ultnoodiging der Ne- derlandsche regeering heeft voldaan en haar geen opening van zaken heeit wenschen te geven. Dit wordt door de regeering betreurd met het oog op de waarde, die zij hecht aan de handhaving van een goede verstand houding, welke geacht mag worden in het belang van beide landen te zijn. Wanneer deze aangelegenheid door het standpunt der Belgische regeering in een phase mocht ko men, dia aan de verstandhouding minder bevorderlijk zou kunnen zgn, wijst de re geering, daarvoor alle aansprakelijkheid af. Zij heeft, zonder op het verzoek om inlich ting terug te willen komen, in dezen zin de Belgische regeering nader bericht. Voor zoover overigens in het antwoord de verantwoordelijkheid voor het streven der Belgische regeering en voor den verderen loop van zaken wordt afgewenteld op de verte genwoordigers der vijf groote mogendheden te Parijs, veroorloof ik mij in herinnering te brengen, dat het Nederlandsche standpunt ten aanzien van gebiedsrfstand en aan tas- tingvan vaststaande rechten, zooals datinm^n erklaring van 14 Fjbruari werd geformuleerd aan de regeeringen dier mogendheden den 18den dezer overeenkomstig mijn mededee ling werd genoiifieerd. De regeering steld zich voor, aan de regee ringen der groote mogenheden mededeling te doen van de verklaring, die ik heden de eer heb af te 1egg»a, Personeel der Rotterdamsch Tramweg- maatschappij. Op aanstichting van de Nederlansehe Veree- niging van spoor- van tramwegpersoneel is hier een bijeenkomst.. van personeel der Rotterdamsche Tramweg-maatschappij ge houden. Ongeveer 60 beambten hadden aan den oproep Ier vergadering gevolg gegeven. De voorzitter verklaarde dat dit aantal niet meeviel maar aan ziekte, dienst en andere oorzaken mocht men toeschrijven, dat het niet grooter was. De heer Petersen, lid van het hoofdbe stuur der Ned Ver. van S. en T. P. voerde het woord. Hij herinnerde er aan dat de Directie der R. T. M. de Ned. Vereeoiging niet wenscht te erjsennen. Toch zal die di rectie daartoe moeten overgaan, want het is de Ned Ver., welke thans den grootsten in vloed op haar personeel doet gelden. De Veieenlglng van beambten der R. T. M., de vereeniging der zoete jongens die de directie naar de oogen kijken, heeft volkomen fiasco gemaakt. Dc Ned. Ver. is het welke het be langrijkste deal van het R. T. M-personeel tot haar leden telt. Bij de R. T. M. bestaan nog arbeidsvoor waarden, slecter dan die der kleinste tramweg- maalschappij in den verstea uithoek van ons land. Daar moet verbetering in komen zoo spoedig mogelijk. Bestaat bij u, zelde spr., den lust om den strijd te aanvaarden en het zoo noodig op op een staking te doen aankomen, dan zal het ons, de Ned. Ver. van S. en T. P., aan dien lust niet onbreken en op onzen krachti ge» steun kunt ge rekenen. Komt het tot een staking, dan zal aan eiken staker uit onze kas een wekelijksche uitkeering worden ver strekt, zoolang tot de staking gewonnen is. Spr. ging vervolgens over tot behandeling van de eisehen, welke aan de directies der m'schappü zijn voorgelegd. De eerste var. deze is vrijheid, organisatie., Andere kan men sarnenyatten als vaststeling van een reglement -dienstvoorwaarden, dat naast de plichten van het personeel, ook zijn rechten erkent. De der de i3 de niet hei minst beteekenende eisch van een loonregeling, welke rekening houdt met de behoeften van dezen tijd. Dat de R. T M. da vrijheid van haar per soneel niet erkent, toonbe spr, met een voor beeld aan. Andere eischcn zijn instelling van een scheidsgerecht, een arbeidsdag van 8 uur, met een vrije dag van 36 uur per week; per- sioer, ingaande voor het rijdend personeel op 55 jarigen, yoor het overige personeel op 60 jarigen leeftijd; invaliditeits-en weduwen- peasiaen; nitkeering bij ziekte, een jaarlijksch verlof, enz. Al deze eiscben lichtte sp. toe Ten slotte besprak hij loonregeling en zette uiteen, dat de looaen aan de R T. M gemid deld niet meer dan 50 pet. bedragen van die door de Ned. Ver. geëischt. Wel is thans door de direclie een nieuwe regeling in uit zicht gesteld, maar deze brengt slechts een geringe verbetering. Het is zelfs nog de vraag, of zij wel eenige verbetering ver schaffen zal, daar niet zeker is, of niet de duurtebijslagen in mindering zullen worden gebracht. Zij't gij genegen, vroeg 3pr. ten slotte om als het hoofdbestuur nadat het alle andere middelen tevergeefs zal hebben beproefd—ten laatste tot u zegd: legd nu den arbeid neer tot al onze elschen ingewilligd zijn, aan dat verzoek te voldoen? Met applaus gaf de vergadering antwoord. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen enz. maakten verschillende aanwezi gen gebruik. De vergadering nam de volgende motie aan De vergadering van personeel der R. T. M„ op Zondag 23 Februari 1919 te Rotterdam bijeen onder leiding van dc Ncd. Ver, van S cn T. P. Gehoord de uiteenzetting van den stand der reglesnent-dlcnstvoorwaarden- en loon actie en van de houding der directie van de R. T. Mten opzichte van de vakvereeniging aangenomen Besluit de eischen -door de Ned. Ver. ge steld ten voile handhaven Protesteerd ten sterkste tegen de aanran ding van het verccnlgingarecht door de di rectie der R T. M, En draagt san het hoofdbestuur der N. V op alle middelen aan te wenden om erkennidg van- de organisatie en inwilliging van dc clschen te verkrijgen. ZAAD-CONTROLE. Ned. Boerenbond „Haarlemmermeer" contra „Holiandsche Maatschappij van Landbouw". Onderstaand adres werd verzonden aan: Z. B. den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, den Heer Regeerings-Commissaris in Noord Holland, en aan de Tweede Kamer v. d, Staten-Generaal. Excellentie. In het bijvoegsel Ned. Landb. Weekblad d.d. 22 Febr. 1919, lezende een rapport, uitgebracht namens 't Hoofdbestuur van de Holl. Maatschappij van Landbouw, heeft on- dergeteekende dc eer U in tegenstelling met den inhoud van voormeld rapport beleefd mede te deeien, datf le. 14 Oct. 1918, in overleg met den heer Regeeringa-Commissaria van Noord-Holland werd bepaald, dat bij inzending van osze grieven tegen de Zaaizaad controle deze zouden worden ondeizocht door een onbe vooroordeelde en onpartijdige commissie, bestaande uit de heeren Regeering Commis saris, Directeur van Productie en den heer Van den Hoek. Dit werd door ons dankbaar aanvaard. 2e. 5 Dec. d.a.v. werden onze grieven verzonden, in afwachting van onderzoek. 3e. 28 Dec. 1918 komen wij tot de ont dekking, dat de nieuw benoemde Regeerings- Commissaris (zonder onze voorkennis) het onderzoek heeft verlegd, naar den heerOly, die het op zijn beurt weer overbrengt naar het hoofdbestuur der Holl. Maatschappij van» Landkouw, om te verkrijgen een zoo onpar tijdig mogelijke beoo cleeling (zie bljbl. Ned. Landb. Wkbl. d d 28 Dec '18). Alzoo een berechting van eigen zaak door den beschul digden organisator. 4e. 2 Jan. '19 werd deu heerj. v. d, Koogh Voorzitter van het hoofdbestuur der Holl. Maatschappij van Landbouw beleefd verzocht mede te werken lot een absoluut onpartfldlg en onbevooroordeeld onderzoek, door t8.be vorde en dat a. de commissie voor onderzoek van 3 leden uit het hoofdbestuur haar mandaat neerlegt. b. een nieuwe commissie benoemd wordt, waarvan i lid door zijn bestuur en 1 lid door ons bestuur worde aangewezen, terwijl deze twee zichzelf een derde zullen toe voegen. Tot nog toe geen antwoord ontvangen, hoewel zelfs 21 Jan. telegrafisch nog op ant woord werd aangedrongen. 3e. 2 Jan. '19 werd den heer Regeerings- Commissaris om inlichtingen verzocht, hem tevens mededeelende dat: a. een onpartijdig onderzeek nimmer ban ef mag opgedragen aan een Hoofdbestuur, dat het vaderschap der organisatie heeft. b. deze handeling in strijd is met de over eenkomst met zijn voorganger, d.d. 14 Oct. 1.1. c. ernstig wordt geprotesteerd tegen zulk een handeling. Enkele dagen later werd bericht ontvangen dat een der Commissieleden, bedoeld in schrijven d.d: 14 Oct., zich had teruggetrok ken, waarop de, in sub 4, m.i. overdedigbare toestand werd geschacen. 6e. 9 Januari werd ontvangen een schrij ven van den héér J. M. Vas Visser om op 16 Jan. voor hunne Commissie te verschij nen, waarop 10 Jan. d.a.v. onder verwijzing naar het schrijven d.d. 2 Jan. aan den heer v. d. Koogh (afschrift werd bijgesloten) werd meededeeld, dat ernstig wordt geprotesteerd tegen zulke handelingen, waarop d.d. 14 Jan. '19 alweer een schrijven volgde van den hear Vas Visser, aandringende in mijn eigen belang te komen, waarop d,d. 15 jan. '19 per expresse werd verzocht, eindelijk eens mannenmoed te toonen door een einde te maken aan dat eeuwigdurende „in een onder onsje de zaken afdoen". 7e. Niet ernstig genoeg kan worden op gekomen tegen het onpartijdig rapport, geteekend door de Hoofdbestuursleden Kuh% Évelein ea Vas Visser. Het stelt eenvoudig de zaken óf verdraaid en onwaar voor èf men tracht bewijsgrond te putten uit eeu verklaring ven menschen, wier hoogste belang het is goede maatjes te blijven. Immers met de organisatie zijn ook zij het, die een aan val hadden te doorstaan, waardoor hun ge tuigenis tot de juiste proportie wordt terug gebracht. 8e. Voor den goeder, naam va» den heer C. P. v d. Geest zij opgemerkt dat genoemde heer, bedoeld in sub g van de Com. de nimmer een aanvraag heeft geteekend, ooch weigerde te teekenen en alleen werd dus gesignaleerd wat er omgaat bij minder eer lijke landbouwers, die trouwens zich ook wel eenige malen zullen bedenken, alsvorens hun schelmenstreken openbaar te maken. 9e. De heer Leber van Texel, houder plombe No. 503rf vermeld in onzen grieven- staat, deelde ons mede dat van het gedeelte zaaizaad, door hem zelve schoongemaak*, geen klachten Inkwamen of bonden inkomen, doch dat dit slechts een klein deel der paitfj was Het overgroote deel werd gekocht door de Mima Krol Co. en op last der Zaai- zaad-conttóle door die firma geschoond, zoo dat heer Leber te Texel dan ook moeilijk schuld is aan te wrijven, vooral daar het vervuilde zaad bij nader onderzoek dan ook niet door den heer Leber, maar door de firma Krol <S Co. is verzonden. 10e. Om de lichtvaardige, bevooroordeelde cn partijdige wijze van onderzoek door de Commissie uit het Hoofdbestuur der Holl. Maatschappij van Landbouw te illustreeren, wil ik slechts op een zaak nadrukkelijk wij zen, omdat dit ten zeerste de waarde van het geheele rapport typeert. De heeren Kuhn, Bvelein en Vas Visser schrijven, dat de grle- venstaat zonder goedkeuring en medeweten van het bestuur van den Ned. Boerenbond Haailemmermeer le opgesteld, terwijl de no tulen der ledenvergadering te lezen geven, dat met aigemeene stemmen besloten is den voorzitter te machtigen en op te dragen na mens den Bond steeds op te komen, als de belangen der leden In 't gedrang komen en hein zelfs een blanco crediet verleenden om de eventueele kosten te dekken. Van dit laatste wordt (dit ter geruststelling van de Commissie) echter zeer sober gebruik ge maakt, Grn alle bovenstaande redenen, verzeekt ondergeteekende Uwe Excellentie beleefd, de grieven zaaizaad-eontróle ernstig onder de oogen te zien en onze landbouwers te hei pen verlossen van ouder het juk van zeer autocratisch aangelegde organisaties, die luk raak, luk m(s met al otiie landbouwbelangen omspringen, terwijl blijk gegeven wordt van absolute absentie van het begrip „onpartij dig en onbevooroordeeld". In onzen democratisch voelenden tijd zijn organisaties als de Holl. Maatschappij van Landbouw, omdat de macht buiten ea niet in het landbouwzak ligt, absoluut uit den booze, en wordt het meer dan noodig, dat de landbouw-vakbelangen niet door de ver tegenwoordigers van groote steden en bur groepen worden beheerscht, maar door hen (zoowel patroon als arbeider) wier bestaan Ügt binnen de grenzen der praetijk. NED. BOERENBOND HAARLEMMERMEER. G. A. A. Knaap Pz., Voorzitter. Hoofddorp, 24 Februari 1919. Verkrijgbaarstelling van koffie. De BURGEMEESTER van Sommelsdljk brengt ter (tennis van houders van thee- en koffiedistributlekaarten, dat volgens bepaling van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel zal mogen worden verkocht en afgeleverd gedurende het tijdvak, aanvangende op 1 Maart 1919 en eindigende op 31 Maart 1919, op bon No. 48 van een thee- en koffiekaart 0,01 K.G. koffie; Verkoop en aflevering van koffie aan verbruikers is slechts geoorloofd tegen iu ontvangstneming van een bon, voor dien verkoop en aflevering geldig verklaard. Over treding zal tijdelijk of voorgoed tot uitslqitlng van de distributie of intrekking der kaart kunnen leiden. Sommelsdijk, 26 Febr. 1910. De Burgemeester voornoemd, BOUMA^.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1919 | | pagina 1