M-0
'Tweede Blad
Zaterdag 1 Maart i»I9. No, M742
Twee Bladeo.
officiëel bedeelte.
BINNENLAND.
LAND- EN TUINBOUW.
TNHOCSIGNOWSES
Dit nuHiffiör bestaat uit
Provinciaal Comité van Anti-Re". Kies-
vereenigingen in ZUID-HOLLAND,
Buitengewone Vergadering (Provinciale
Partijdag) op Dinsdag 4 Maart 1919. des na
middags te half twee uur precies, in de grcote
Zaal van het „Nut" Oppert 81, te Rotterdam.
Sprekers
Prof. Mr. P. A. DIEPENHORST,
Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit.
Onderwerp: Nu >s offeren piicht.
J. SCHOUTEN,
Lid van de Tweede Karr.er der St.-Gen.
Onderwerp:
Het belang van de Statenstembus voor
onze beginselen.
Namens het Bestuur:
H. DE WILDE, Voorzitter.
C. WILDENBERG, Secretaris,
j Deze Vergadering is krachtens art. 7 van
het JSïatuat (toegankelijk ycor de leden der
plaatselijke Kiesverenigingen in de Provin
cie en voortsYvoor afgevaardigden van re
dacties, die schriftelijk verkla, en het Program
van beginselen der Anti-Rev. Partij te aan
vaarden en de besluiten der Deputatenver-
igadering te eerbiedigen.
Het bestuur vertrouwt, dat elke Kiesver-
eeniglng in ieder geval zai zorgen op deze
meeting vertegenwoordigd te zijn, door b.v.
een twseial afgevaardigden en voorst plaat
selijk al het nu gelijke za! doen om het be
zoek aan den Partijdag zoo groot mogelijk
te doen worden.
Op 4 Maart moet blijken dat we den ernst
~»van den strijd, dien we tegengaan besiffen.
Zuid-Holland, de Provincie waarop het oog
van gansch Cnristtlijk Nederiand gevestigd
zal zijn, moet toonen dat het met geestdrift
en élan ten strijde trekt.
Laat het oude vuur ons bezielen.
Allen op ten strijde voor den groei en den
bloei der Ant.-Rev. partij en den invloed
onzer beproefde beginselen, d. w. z. voor de
eere onzes Gods.
In onze ziel leve en werke de drang van
het heilig moeten.
Wij wachten u in Rotterdam in groote ge
tale.
i Het Bestuur van het
Provinciaal Comité.
Steun aan gedemobiliseerden.
De demobilisatie tengevolge van den wa
penstilstand tusschen de oorlogvoerende
mogendheden bracht het onderwerpsteun
Van gedemobiiiseerden opnieuw aan de
K t rde.
De aanvankelijk vastgestelde steunregeling
bevredigde niet en werd dan ook belangrijk
aangevuld en uitgebreid bij de Ministeriëele
kennisgeving van 27 December 19)8.
Tengevolge daarvan werd echter een nieu
we actie in het leven geroepen, eu wel onder
en door de gedemobiliseerden van vóór 5
Augustus 1918, omdat de steunregelingen
slechts betrekking hadden op de dienstplich
tigen op of na 1 Augustus 1918 gedemobili
seerd.
De vóór genoemden datum met onbepaald
(klein) verlof gezondenen achtten zich dooi
de getroffen steunregelingen onbillijk behan
deld. Hun verwanten of betrekkingen ontvin
gen veelszins een lagere kostwinnersvergoe
ding terwijl zij dienden, dan die van de op
of né 1 Aug. '18 gedemobiliseerden, en voor
hen bestond na demobilisatie in het geheel
geen steunregeling. Vandaar dat er op ver
schillende plaatsen organisaties werden op
gericht met het doel te ijveren voor uiikee-
Tingen aan hen, die vóór 1 Aug.'18 den dienst
met onbepaald (klein) verlof verlaten hadden.
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
werd geadresseerd in verband met deze zaak
en binnen zeer korten tijd zal de Kamer een
besiissing hebben te nemen over de motie
van den heer Zadelhoff en de conclusie van
de commissie, in wier handen zijn gesteld
de inlichtingen van den Minister van Ooriog
"op het adres van den Ned. Bond van Dienst
plichtige».
Het schijnt niet overbodig aan deze aan
gelegenheid enkele woorden te wijden ten
einde het publick in te lichten over de be-
teekenis van deze zaak.
Er is een zeer groot onderscheid tusschen
de gedemobiliseerden van vóór en die van
op of na 1 Aug. '18. De vóór dien datum
naar huis gezondenen waren weken te voren
bekend met het tijdstip van hun demobili
satie, terwijl de ca dien datum uit dienst
vertrokkenen plotseling of bijua plotseling
voor het feit yan hun demobilisatie werden
gepiaatst. De eerstgenoemde» konden wfeken
aaneen pogingen aanwenden om zich van
het werk in de burgermaatschappij te voor
zien, de laatstgenoemden waren daartos niet
in de gelegenheid, De eerstgenoemden keer
den in de maatschappij terug iichtingsge wijze
op een tijdstip, dat vaak samenviel of on
geveer samenviel met het in dienst treden
van een beduidend aantal landstormets of
miliciens, waardoor er vaak plaats voor hen
kwam in een of anderen werkkring, de laatst
genoemden keerden huiswaarts in veel groo-
i <er drommen, zonder dut er anderen in dienst
igeroepen werden en dat juist op een tijdstip,
waarin het nijpend gebrek aan kolen en
rondstoffeu grooter Invloed hsd dan ooit
te voren. De eerstgenoemden konden veels
zins spoedig werk vinden, de laatstgenoem
den waren te dezen opzichte In veel slechter
conditie.
Uit dit gezichtspunt gezien is een steun
regeling voor de op na 1 Aug. '18 gedemcw
biüseerden billijk te achten, omdat daardoör
aan deze personen op andere wijze en langs
anderen weg principieel hetzelfde geboden
werd wat voor de vóór 1 Aug. '18 gedemo
biliseerden bestaan bad.
Voor zoover de vóór 1 Aug, '18 gedemo
biliseerde» in moeilijkheden zijn gemakt in
de laatste maanden, is dii geen gevolg van
het feit, dat zij gedurende korter of langer
tijd in militairen dienst hebben vertoefd,
maar een gevolg van de omstandigheid dat
de oorlogstoestand al meer het maatschap
pelijk leven ontwrichtte en werkloosheid
bracht voor steeds meerder, n. M. a. w. zij
zijn crisis-slachtoffers en komen niet in aan
merking voor steun vanwege het departement
van Ooriog of Marine, maar vanwege het
Koninklijk Nationaal Steuncomité eu zijn
organen, overeenkomstig de regelingen daar
voor door deze instelling vastgesteld.
Voort3 zou een ultkeering aan alle gede-
inobi-iseerden van vóór 1 Aug. '18 tot grove
onbillijkheden leiden en in versch llende
gevallen neerkomen op het wegsmijten van
geld. De gevolgen van de mobilisatie waren
voor de daarbij betrokkenen zeer verschillend.
Er zijn menscheu, die geen ander verlof
genoten hébben dan het gewone periodieke
verlof, terwijl anderen langdurige verloven
verkregen hebben voor het verrichten van
noodzakelijke werkzaamheden of de uitoefe
ning van hun bedrijf. Er zijn personen ge
weest, die den tijd, dat zij in dienst vertoefden
een grooter inkomen hadden dan ooit te
voren in de burgermaatschappij, terwijl
anderen zeer sterk gedupeerd zijn geworden
door het dienstverband. Er ziju menschen,
die gedurende hun mobilisatietijd hun inko
men geheel of voor een grooter of kleiner
deel beh elden, terwijl voor anderen d'e
gunstige omstandigheid niet bestond. Verder
is er in verschillenden vorm steun verleend
ook aan diegenen die vóór 1 Aug '18 gede
mobiliseerd zijn o a. door de Nat. Vereeni-
gitig tot steun van miliciens Met deze en
tneer andere factoren zou moeten worden
gerekend om tot een billijke bteunverlecning
te komen, maar ieder zal hebben toe te geven,
dat dit strikt genomen onmogelijk is. Voorts
beteekent een uitkeering aan allen, dat ge
geven zal worden ook daar waar t^et absoluut
overbodig is. Een uitkeering van f6.— per
maand aan ieder over het tijdvak waarin hij
gemobiliseerd was, zou bij een gemiddelden
diensttijd van plm. 2 jaar voor zeg 200.000
menschen neerkomen op een uitgave van
f30,000.009.— Tot zoo iets kan geen mede
werking verleend worden door hen, die op
ernstige wijze èn met de belangen der ge
demobiliseerden èa met de financiën van
den Staat weaschen te rekenen.
Ook verlieze men de veelszins demorali-
seerende werking van dergelijke uniforme
regelingen niet uit het oog. Reeds de steun
aan hen, die op of nk 1 Aug. 1918 den
dienst verlieten droeg in verschillende ge
vallen het karakter van gelduttdeeling zonder
eenige noodzaak, en werkte in andere ge
vallen het kwaad van-niet-willen-atbeiden en
stcunen-op-de-ultkeering in de hand. Daar
mede mag niet worden voortgegaan. De
toestanden in het buitenland leeren ons tot
welke ellendige gevolgen dit leidt- Steun
door bevordering van arbeidsgelegenheid
niet atcun dooi gelduitkeeiing sta op den
voorgrond, en worde krachtig gepropageerd.
Productie, productie en nog eens productc
heeft te zijn het wachtwoord van onzen tjd.
Daarom inoet niet geijverd worden voor
een steunregeling aan de gedemobiliseerden
van vóór 1 Aug. 19)8, zooals die voor hen
welke na 1 Aug. 1918 den dienst verlieten
is vastgesteld, maar voor een regeling, die
hen, welke werkelijk aan steun behoefte heb
ben, helpt, en dit kan slechts geschieden els
men de betrokkenen verwijst naar het Ko
ninklijk Nationaal Steuncomité en zijn orga-
ren. Dit is een sociaal instituut en helpt ook
kleine middenstanders. En in dezen zin be
hoort oi, ook de Tweede Kamer te beslissen,
al zal de sociaal-democratie en het commu
nisme zich daartegen uit propagandistische
overwegingen verzetten.
WIJZIGINGEN IN HST MOTOR- EN RIJ
WIEL REGLEMENT.
Nadat verleden jaar in October verschil
lende wijzigingen in het Motor en Rijwiel
reglement waren aangebracht, welke als be
langrijke verbeteringen kunnen beschouwd
worden, is daarna het gebeele Moter-en Rij-
wielregiement herzien eu zijn dg^erscüii-
lende, langzamerhand aangebrachtifWijzigin-
gen verwerkt in een 29 Januari J. 1. uitge
komen Korsinkl^k Besluit, waarbij een ge
heel nieuw Motor en Rijwielregfement is inge
steld.
De omschrijving van het geen onder „Rij
wielpaden" moet worden verstaan is gewijzigd
zoodat thans iï bepaald van wien de plaatsing
van het kenteekea of van de «aanduiding van
de bestemming van het pad zal behooren
uit te gaan of wiens toestemming nsodig
zal zijn, het geen vooral voor onze vrijliggende
paden door de heide van groot belang kan
zijn.
in alle artikelen 13 achter „wegen" gevoegd
„rijwielpaden", zoodat de verschillende voor
schriften thans ook voor rijwielpaden gelden
Een belangrijke nieuwe bepaling is het
nieuwe artikel 4, waardoor een einde kan
komen aan de chaotsche verwarring bQ het
geven van teekens, welke dikwijls door ver
keerde opvatting meer gevaar veroorzaakte,
dan wanneer geen teeken werd gegeven. Dit
artikel schrijft in hoofdzaak voor, dat indien
door het nlet-geven van een teeken de
vrijheid of veiligheid van het verkeer In ge
vaar knu worden gebracht bij verandering
van richting de bestuurder verplicht is van
dat voornemen tijdig toen ie blijken door
het goed zichtbaar uitsteken van een arm of
een stok of een zweep in de richting, welke
hij zal in slaan, terwijl het voornemen, om
plotseling vaart te verminderen of te steppen,
moet worden kenbaar gemaakt door het goed
zichbaar op en neer bewegen terzijden yan
het voertuig of rijwiel van een der armen
een stok of een zweep.
Omtrent de kruisingen is een voorschrift
opgenomen in art. 5 en art. 31, waarbfl wordt
bepaald, da* de bestuurder van een motor
rijtuig, een rijwiel of ander voertuig en de
geleider van r|- en frekdieren verplicht is den
doorgang vrij te laten voor den bestuurder
of geleider, dien hij aan zijn rechterhand
heeft en dat hij daarvoor zoo noodig moet
stilhouden.
Art. 6 en art. 32 bepalen, dat het verboden
ia binnen de bebouwde kom eener gemeente
buiten noodzaak de linkerzijde van den weg
te houden, Jeu zij bij het inhalen en voorbij
rijden van andere voertuigen, terwijllnbochten
binnen de bebouwde kommen en in bochten
buiten de bebouwde kommen, waar hetultzlcM
niet vrij is, het houden van de rechterzijde
is voorgeschreven.
In de oude artikelen 5 en 12 (nieuwe art.
8, 9 en 16) is bij de bepaling, dat de overige
weggebruikers niet ernstig door rook of damp
mogen worden gehinderd, het woord „ernstig
geschrapt.
De bepaling, dat de zijglazes van de lan
taarns niet gekleurd mogen zijn, Is thans
gewijzigd, zoodanig, dat de zijglazen geen
gekleurd licht mogen uitstralen, terwij! bet
verbod om binnen stedelijke kommen verblin
dende verlichting (schijnwerpers) te gebruiken
is uitgebreid met bepaling dat de Minister be-
voegt is voorschriften te stellen ten aanzien
van het bezigen van dergelijke verlichting
buiten de stedelijke bebouwde kommen.
Kleine veranderingen zijn nog, dat de hoorn
van motorrijtuigen e e a tonig moet zijn en
dat op wegen buiten bebouwde kommen naast
de sirene en de mechanische fluit ook van
de klaxon mag worden gebruis gemaakt, zoo
veel doenlijk alies vermeden wordt wat het
schrikken vart rij- of ander vee tengevolge zou
kunnen hebben.
Omtrent het voeren van lichten op gewo
ne voertuigen is een nieuwe bepaling opgeno
men, dat, als de lading buiten bet voertuig
uitsteekt, de lantaarn vooraan de linkerzijde
van het meest uitstekende dee! van de lading
moet worden geplaatst.
Het oUde artikel 27, thans 34, is aiet alleen
uitgebreid, zoodat thans ook het uitwijken op
rijwielpaden is geregeld, doch vooral van be
lang is de nieuwe bepaling, dat in geval be
stuurders van isiottorrijwielen, of van rijwielen
op een rijwielpad naast elkaar rijdende een
cf meer bestuurders van motorrijwielen of
rijwielen ontmoeten, of door deze worden
'ingehaald, de bestuurders welke links rijden,
verplicht zijn zich achter de rechtsrijdende
bestuurders te begeven. Hiermtde is dus thans
strafbaar gesteld het zoo herhaaldelijk in „De
Kampioen" besproken misbruik van naast
elkander te blijven rjden op een betrekke
lijk smal rijwielpad, zelf al werd daardoor
een ander genoodzaakt het rijwielpad te ver
laten.
De laatste wijzigingen van betaekenis
is dat voortaan ook rijwielpaden zulien kunnen
bestaan uitsluitend voor rijwielen, welke dus
niet tevens door motorrijwielen mogen wor
den gebruikt;
Regeeringsverklaring.
De Minister van buitenlandsche zaken,
jhr. mr. dr van Ksrnebeek, heeft Woensdag
middag bfl den aanvang der vergadering de
volgende verklaring afgelegd:
Zooals ik de eer üad oniangs in deze ver
gadering kenbaar tc maken, was aan het ge
zantschap te Brussel opdracht gegeven aan
de Belgische regeering naar aanleiding van
haar comminiqué' nadere inlichling te vragen
nopens de mededeeling door haar te Parijs
gedaan.
In antwoord daarop werd van de Belgi
sche regeering in een nota van 22 Februari
ontvangen van den volgenden inhond:
„Ia antwoord op het memorandum van 18
dezer heeft het ministerie van buitenlandsche
zaken de eer aan het gezantsclurp der Ne
derlanden ie doen weien, dat de Belgische
delegatie ter cor.fertnile van Parijs bij dc
vertegenwoordigers der vijf groote gealli
eerden cn gcassoisieerde mogendgeden een
voorstel heeft aanhangig gemaakt om on
derhandelingen te openen, strekkende tot
herziening van zekere bepalingen der trak
taten van 19 April 1839.
Zooals het comminiqué waarnaar het ge
zantschap verwijst, aangat, heelt de Belgische
delegatie den wensen geuit, dat Nederland
aan die onderhandelingen zal deelnemen, als
onderteekeriaar van d!e traktaten.
Indien net voorstel van België door de
conferentie wordt aangenomen, zal de Bel
gische delegatie in de gelegenheid zijn, de
Neaerlandsche regeering bekend te maken
met de Belgische zienswijze inzake de vraag
stukken, dte in het bijzonder voor Nederitfcd
van belang zijn."
Naar aanleiding van dit antwoord zij het
mij vergund te constateeren.dat de Belgische
regeering niet aan de ultnoodiging der Ne-
derlandsche regeering heeft voldaan en haar
geen opening van zaken heeit wenschen te
geven. Dit wordt door de regeering betreurd
met het oog op de waarde, die zij hecht
aan de handhaving van een goede verstand
houding, welke geacht mag worden in het
belang van beide landen te zijn. Wanneer
deze aangelegenheid door het standpunt der
Belgische regeering in een phase mocht ko
men, dia aan de verstandhouding minder
bevorderlijk zou kunnen zgn, wijst de re
geering, daarvoor alle aansprakelijkheid af.
Zij heeft, zonder op het verzoek om inlich
ting terug te willen komen, in dezen zin de
Belgische regeering nader bericht.
Voor zoover overigens in het antwoord
de verantwoordelijkheid voor het streven der
Belgische regeering en voor den verderen loop
van zaken wordt afgewenteld op de verte
genwoordigers der vijf groote mogendheden
te Parijs, veroorloof ik mij in herinnering te
brengen, dat het Nederlandsche standpunt
ten aanzien van gebiedsrfstand en aan tas-
tingvan vaststaande rechten, zooals datinm^n
erklaring van 14 Fjbruari werd geformuleerd
aan de regeeringen dier mogendheden den
18den dezer overeenkomstig mijn mededee
ling werd genoiifieerd.
De regeering steld zich voor, aan de regee
ringen der groote mogenheden mededeling te
doen van de verklaring, die ik heden de eer
heb af te 1egg»a,
Personeel der Rotterdamsch Tramweg-
maatschappij.
Op aanstichting van de Nederlansehe Veree-
niging van spoor- van tramwegpersoneel is
hier een bijeenkomst.. van personeel der
Rotterdamsche Tramweg-maatschappij ge
houden. Ongeveer 60 beambten hadden aan
den oproep Ier vergadering gevolg gegeven.
De voorzitter verklaarde dat dit aantal niet
meeviel maar aan ziekte, dienst en andere
oorzaken mocht men toeschrijven, dat het
niet grooter was.
De heer Petersen, lid van het hoofdbe
stuur der Ned Ver. van S. en T. P. voerde
het woord. Hij herinnerde er aan dat de
Directie der R. T. M. de Ned. Vereeoiging
niet wenscht te erjsennen. Toch zal die di
rectie daartoe moeten overgaan, want het is
de Ned Ver., welke thans den grootsten in
vloed op haar personeel doet gelden. De
Veieenlglng van beambten der R. T. M., de
vereeniging der zoete jongens die de directie
naar de oogen kijken, heeft volkomen fiasco
gemaakt. Dc Ned. Ver. is het welke het be
langrijkste deal van het R. T. M-personeel
tot haar leden telt.
Bij de R. T. M. bestaan nog arbeidsvoor
waarden, slecter dan die der kleinste tramweg-
maalschappij in den verstea uithoek van
ons land. Daar moet verbetering in komen
zoo spoedig mogelijk.
Bestaat bij u, zelde spr., den lust om den
strijd te aanvaarden en het zoo noodig op
op een staking te doen aankomen, dan zal
het ons, de Ned. Ver. van S. en T. P., aan
dien lust niet onbreken en op onzen krachti
ge» steun kunt ge rekenen. Komt het tot een
staking, dan zal aan eiken staker uit onze kas
een wekelijksche uitkeering worden ver
strekt, zoolang tot de staking gewonnen is.
Spr. ging vervolgens over tot behandeling
van de eisehen, welke aan de directies der
m'schappü zijn voorgelegd. De eerste var. deze
is vrijheid, organisatie., Andere kan men
sarnenyatten als vaststeling van een reglement
-dienstvoorwaarden, dat naast de plichten van
het personeel, ook zijn rechten erkent. De der
de i3 de niet hei minst beteekenende eisch van
een loonregeling, welke rekening houdt met
de behoeften van dezen tijd.
Dat de R. T M. da vrijheid van haar per
soneel niet erkent, toonbe spr, met een voor
beeld aan. Andere eischcn zijn instelling van
een scheidsgerecht, een arbeidsdag van 8 uur,
met een vrije dag van 36 uur per week; per-
sioer, ingaande voor het rijdend personeel
op 55 jarigen, yoor het overige personeel op
60 jarigen leeftijd; invaliditeits-en weduwen-
peasiaen; nitkeering bij ziekte, een jaarlijksch
verlof, enz. Al deze eiscben lichtte sp. toe
Ten slotte besprak hij loonregeling en zette
uiteen, dat de looaen aan de R T. M gemid
deld niet meer dan 50 pet. bedragen van die
door de Ned. Ver. geëischt. Wel is thans
door de direclie een nieuwe regeling in uit
zicht gesteld, maar deze brengt slechts een
geringe verbetering. Het is zelfs nog de
vraag, of zij wel eenige verbetering ver
schaffen zal, daar niet zeker is, of niet de
duurtebijslagen in mindering zullen worden
gebracht.
Zij't gij genegen, vroeg 3pr. ten slotte om
als het hoofdbestuur nadat het alle andere
middelen tevergeefs zal hebben beproefd—ten
laatste tot u zegd: legd nu den arbeid neer
tot al onze elschen ingewilligd zijn, aan dat
verzoek te voldoen?
Met applaus gaf de vergadering antwoord.
Van de gelegenheid tot het stellen van
vragen enz. maakten verschillende aanwezi
gen gebruik.
De vergadering nam de volgende motie
aan
De vergadering van personeel der R. T. M„
op Zondag 23 Februari 1919 te Rotterdam
bijeen onder leiding van dc Ncd. Ver, van S
cn T. P.
Gehoord de uiteenzetting van den stand
der reglesnent-dlcnstvoorwaarden- en loon
actie en van de houding der directie van de
R. T. Mten opzichte van de vakvereeniging
aangenomen
Besluit de eischen -door de Ned. Ver. ge
steld ten voile handhaven
Protesteerd ten sterkste tegen de aanran
ding van het verccnlgingarecht door de di
rectie der R T. M,
En draagt san het hoofdbestuur der N. V
op alle middelen aan te wenden om erkennidg
van- de organisatie en inwilliging van dc
clschen te verkrijgen.
ZAAD-CONTROLE.
Ned. Boerenbond „Haarlemmermeer"
contra „Holiandsche Maatschappij
van Landbouw".
Onderstaand adres werd verzonden aan:
Z. B. den Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel,
den Heer Regeerings-Commissaris in
Noord Holland, en aan
de Tweede Kamer v. d, Staten-Generaal.
Excellentie.
In het bijvoegsel Ned. Landb. Weekblad
d.d. 22 Febr. 1919, lezende een rapport,
uitgebracht namens 't Hoofdbestuur van de
Holl. Maatschappij van Landbouw, heeft on-
dergeteekende dc eer U in tegenstelling met
den inhoud van voormeld rapport beleefd
mede te deeien, datf
le. 14 Oct. 1918, in overleg met den heer
Regeeringa-Commissaria van Noord-Holland
werd bepaald, dat bij inzending van osze
grieven tegen de Zaaizaad controle deze
zouden worden ondeizocht door een onbe
vooroordeelde en onpartijdige commissie,
bestaande uit de heeren Regeering Commis
saris, Directeur van Productie en den heer
Van den Hoek. Dit werd door ons dankbaar
aanvaard.
2e. 5 Dec. d.a.v. werden onze grieven
verzonden, in afwachting van onderzoek.
3e. 28 Dec. 1918 komen wij tot de ont
dekking, dat de nieuw benoemde Regeerings-
Commissaris (zonder onze voorkennis) het
onderzoek heeft verlegd, naar den heerOly,
die het op zijn beurt weer overbrengt naar
het hoofdbestuur der Holl. Maatschappij van»
Landkouw, om te verkrijgen een zoo onpar
tijdig mogelijke beoo cleeling (zie bljbl. Ned.
Landb. Wkbl. d d 28 Dec '18). Alzoo een
berechting van eigen zaak door den beschul
digden organisator.
4e. 2 Jan. '19 werd deu heerj. v. d, Koogh
Voorzitter van het hoofdbestuur der Holl.
Maatschappij van Landbouw beleefd verzocht
mede te werken lot een absoluut onpartfldlg
en onbevooroordeeld onderzoek, door t8.be
vorde en dat
a. de commissie voor onderzoek van 3
leden uit het hoofdbestuur haar mandaat
neerlegt.
b. een nieuwe commissie benoemd wordt,
waarvan i lid door zijn bestuur en 1 lid
door ons bestuur worde aangewezen, terwijl
deze twee zichzelf een derde zullen toe
voegen.
Tot nog toe geen antwoord ontvangen,
hoewel zelfs 21 Jan. telegrafisch nog op ant
woord werd aangedrongen.
3e. 2 Jan. '19 werd den heer Regeerings-
Commissaris om inlichtingen verzocht, hem
tevens mededeelende dat:
a. een onpartijdig onderzeek nimmer ban
ef mag opgedragen aan een Hoofdbestuur,
dat het vaderschap der organisatie heeft.
b. deze handeling in strijd is met de over
eenkomst met zijn voorganger, d.d. 14 Oct. 1.1.
c. ernstig wordt geprotesteerd tegen zulk
een handeling.
Enkele dagen later werd bericht ontvangen
dat een der Commissieleden, bedoeld in
schrijven d.d: 14 Oct., zich had teruggetrok
ken, waarop de, in sub 4, m.i. overdedigbare
toestand werd geschacen.
6e. 9 Januari werd ontvangen een schrij
ven van den héér J. M. Vas Visser om op
16 Jan. voor hunne Commissie te verschij
nen, waarop 10 Jan. d.a.v. onder verwijzing
naar het schrijven d.d. 2 Jan. aan den heer
v. d. Koogh (afschrift werd bijgesloten) werd
meededeeld, dat ernstig wordt geprotesteerd
tegen zulke handelingen, waarop d.d. 14 Jan.
'19 alweer een schrijven volgde van den
hear Vas Visser, aandringende in mijn eigen
belang te komen, waarop d,d. 15 jan. '19
per expresse werd verzocht, eindelijk eens
mannenmoed te toonen door een einde te
maken aan dat eeuwigdurende „in een onder
onsje de zaken afdoen".
7e. Niet ernstig genoeg kan worden op
gekomen tegen het onpartijdig rapport,
geteekend door de Hoofdbestuursleden Kuh%
Évelein ea Vas Visser. Het stelt eenvoudig
de zaken óf verdraaid en onwaar voor èf
men tracht bewijsgrond te putten uit eeu
verklaring ven menschen, wier hoogste belang
het is goede maatjes te blijven. Immers met
de organisatie zijn ook zij het, die een aan
val hadden te doorstaan, waardoor hun ge
tuigenis tot de juiste proportie wordt terug
gebracht.
8e. Voor den goeder, naam va» den heer
C. P. v d. Geest zij opgemerkt dat genoemde
heer, bedoeld in sub g van de Com. de
nimmer een aanvraag heeft geteekend, ooch
weigerde te teekenen en alleen werd dus
gesignaleerd wat er omgaat bij minder eer
lijke landbouwers, die trouwens zich ook
wel eenige malen zullen bedenken, alsvorens
hun schelmenstreken openbaar te maken.
9e. De heer Leber van Texel, houder
plombe No. 503rf vermeld in onzen grieven-
staat, deelde ons mede dat van het gedeelte
zaaizaad, door hem zelve schoongemaak*,
geen klachten Inkwamen of bonden inkomen,
doch dat dit slechts een klein deel der paitfj
was Het overgroote deel werd gekocht door
de Mima Krol Co. en op last der Zaai-
zaad-conttóle door die firma geschoond, zoo
dat heer Leber te Texel dan ook moeilijk
schuld is aan te wrijven, vooral daar het
vervuilde zaad bij nader onderzoek dan ook
niet door den heer Leber, maar door de
firma Krol <S Co. is verzonden.
10e. Om de lichtvaardige, bevooroordeelde
cn partijdige wijze van onderzoek door de
Commissie uit het Hoofdbestuur der Holl.
Maatschappij van Landbouw te illustreeren,
wil ik slechts op een zaak nadrukkelijk wij
zen, omdat dit ten zeerste de waarde van
het geheele rapport typeert. De heeren Kuhn,
Bvelein en Vas Visser schrijven, dat de grle-
venstaat zonder goedkeuring en medeweten
van het bestuur van den Ned. Boerenbond
Haailemmermeer le opgesteld, terwijl de no
tulen der ledenvergadering te lezen geven,
dat met aigemeene stemmen besloten is den
voorzitter te machtigen en op te dragen na
mens den Bond steeds op te komen, als de
belangen der leden In 't gedrang komen en
hein zelfs een blanco crediet verleenden om
de eventueele kosten te dekken. Van dit
laatste wordt (dit ter geruststelling van de
Commissie) echter zeer sober gebruik ge
maakt,
Grn alle bovenstaande redenen, verzeekt
ondergeteekende Uwe Excellentie beleefd, de
grieven zaaizaad-eontróle ernstig onder de
oogen te zien en onze landbouwers te hei
pen verlossen van ouder het juk van zeer
autocratisch aangelegde organisaties, die luk
raak, luk m(s met al otiie landbouwbelangen
omspringen, terwijl blijk gegeven wordt van
absolute absentie van het begrip „onpartij
dig en onbevooroordeeld".
In onzen democratisch voelenden tijd zijn
organisaties als de Holl. Maatschappij van
Landbouw, omdat de macht buiten ea niet
in het landbouwzak ligt, absoluut uit den
booze, en wordt het meer dan noodig, dat
de landbouw-vakbelangen niet door de ver
tegenwoordigers van groote steden en bur
groepen worden beheerscht, maar door hen
(zoowel patroon als arbeider) wier bestaan
Ügt binnen de grenzen der praetijk.
NED. BOERENBOND HAARLEMMERMEER.
G. A. A. Knaap Pz.,
Voorzitter.
Hoofddorp, 24 Februari 1919.
Verkrijgbaarstelling van koffie.
De BURGEMEESTER van Sommelsdljk
brengt ter (tennis van houders van thee- en
koffiedistributlekaarten, dat volgens bepaling
van den Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel zal mogen worden verkocht en
afgeleverd
gedurende het tijdvak, aanvangende op 1
Maart 1919 en eindigende op 31 Maart 1919,
op bon No. 48 van een thee- en koffiekaart
0,01 K.G. koffie;
Verkoop en aflevering van koffie aan
verbruikers is slechts geoorloofd tegen
iu ontvangstneming van een bon, voor dien
verkoop en aflevering geldig verklaard. Over
treding zal tijdelijk of voorgoed tot uitslqitlng
van de distributie of intrekking der kaart
kunnen leiden.
Sommelsdijk, 26 Febr. 1910.
De Burgemeester voornoemd,
BOUMA^.