Zaterdag 14 September 1918
Eerste
33sle Jaargang N" 2424
- IN HOC SIGNO VINCES
v©©!9 de SGuidliollandselie en Keeiiwscïie Etlanileïi
is Crisis opgelost,
„HBT tiOÜDÜN MET",
ÖP
OEI iiiTiCIJSL
wit het Oentrum.
W. BOEKHOVEN Zonen,
Mie ittiR&esB v®®r de Redactie tsestenid, A€wewimm$M§i en verdere Administratie fgaee® toe te aenden aan de Uitgever»
ft ft
ft
Motel aftestaurant
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 5.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOföMELSDIjK.
Telefoon Intercommunaal No. 202.
ADVERTENTIËN 121/? Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR.
-- -
SDI'
La&l
m. e
De Staatscourant bevatte 't ontslag
verleend aan de ministers Cort v. d.
Linden, Loudon, Ort, 'Treub, de Jonge,
Lely en Posthuma en de volgende
ministerbenoemingen
Bmnenl. Zaken: jhr, mr. Ch. J. M.
Ruys de Beerenbrouck.
Buitenl. Zaken: jhr. mr. dr. H. A.
van Karnebeek, burgemeester van Den
Haag.
Justitie: mr. Th. Heemskerk, lid v.
d. Raad v. State.
Finantiënmr. S. de Vries, wethou
der van Finantiën, te Amsterdam.
Oorlogjhr. O. A. A. Aïting van Geu-
sau, directeur-generaal van de posterijen
en telegrafie,
Waterstaat: A. A. H, W. König,
hoofdingenieur-directeur van den Rijks
waterstaat in de 8e directie.
Landbouw, Nijverheid en Handel:
H. A. V. IJselstein, directeur-generaal
van den Arbeid.
KoloniënA. F. Idenburg, oud-gou-
verneur-generaal van Ned. Indië.
Tijdens de ontstentenis van den mi
nister van Marine wordt 't beheer van
dit departement voorloopig opgedragen
aan jhr. Alting van Geusau.
Het nieuwe Kabinet zal met bekwa
men spoed de instelling bevorderen van
twee nieuwe departementen, en wel:
een departement van Onderwijs waarbij
naar alle waarschijnlijk de af deeling
Kunsten en Wetenschappen wordt on
dergebracht, die thans tot Binn. Zaken
behoort en voor welk nieuw departe
ment bestemd is dr. J. Th. de Visser,
lid der 2e Kameren een departement
van Arbeidvoor welks beheer bestemd
is prof. mr. P. J. M. Aalberse, hoog
leeraar aan de technische hoogeschool
te Delft De Premier, de jhr. Ruys de
B zal zich met 't oog op dengeheelen
toestand van Binnen- en Buitenland
doen bijstaan door een Staatsambtenaar,
wiens functie zich 't best laat verge
lijken met die van Staatssecretaris in
't Buitenland.
Het nieuwe Kabinet bestaat dus uit
11 leden, waarvan 3 Anti(Heemskerk
Idenburg, de Vries)2 Chr. Hist.(de
Visser en IJselstein)4 R. Kath.(Ruys,
Alting, Koning en Aalberse)1 Liberaal
Chr. Hist. (v Karnebeek) en
Marine, dat nog geen minister heeft.
Indien de heeren Idenburg en de Visser,
nu Kamerleden bedanken als lid ten
gevolge hunner benoeming, zullen door
't Centraal Stembureau in hun plaats
moeten benoemd worden de heeren J.
Schouten en J. A. Bakker, de eerste,
lid v. d. Raad te Rotterdam en de
tweede: arbeider in Friesland.
De «taak van dit Kabinet is zwaar.
Het zal een doelbewuste neutraliteits
politiek moeten voeren om onze onaf
hankelijkheid tegenover welke Mogend
heid ook, als tot heden te handhaven.
Het staat voor moeilijkheden van Fi
nantiën, voor moeilijkheden van Dis
tributie, voor moeilijkheden van Sociale
Wetgeving en Economische weerkracht,
voor moeilijkheden van Defensie en
mobilisatie, voor behandeling van 't
Onderwijsvraagstuk Art. 1921 Waarlijk,
de taak, die zij op zich genomen heb
ben, is er een van zeer groote verant
woordelijkheid, en wel moeten de be
noemde Ministers zich bewust geweest
zijn van hun capaciteiten oftewel be
kwaamheden om bij zoo'n moeilijke
positie, als waarin i.and en Volk zich
thans bevindt, die benoeming te hebben
durven aanvaarden, In elk geval ver
dienen zij lof, dat ze durven, dat ze
den moed hebben om tot 'tNederland-
sehe Volk te zeggen»reken op ons
stel uw vertrouwen in onswe zullen
geven van 't beste wat we bezitten in
werkkracht en geestesgaven*. >'t Is
waar, van »moed« en »durf« kan een
Natie niet bestaan, er moeten daadza
ken kooien, maar zijn de bekwaamhe
den van d6ze Ministers minder dan die
van 't vorige. Wie durft te beweren,
dat én 't Ministerie Cort en zoovele
andere Vrijz. Kabinetten mannen be
zaten met grooter talenten en werklust
dan de huidige? De Pers is 't er dan
ook overeens, dat de klinkende namen
van de nieuwe Ministers gansehelijk
geen teleurstelling wekken en er van
hen iets goeds kan verwacht worden,
dat ze de vergelijking met de vroegere
Ministers van tal van jaren voorheen,
zeer goed kunnen doorstaan Ze hebben
een goede Pers, waaruit, zooweel van
Rechts als van Links vertrouwen spreekt
in 't toekomstig Kabinetswerk, hoe
zwaar dit ook zij. Welk regeeriDgsplan
ze hebben Er is reeds over geschre
ven. 't Zou bevattenBezuiniging en
verlichting der mobilisatielasten, waar
onder dan te verstaan zou zijn, mits
de gebeurtenissen op 't oorlogstooneel
niet al te zeer een kwaden kans gaan
geven voor ons Vaderland, een gedeel
telijke demobilisa ie, voorts zou in de
bedoeling liggen: een belangrijke wijzi
ging en vereenvoudiging in 't distribu
tiestelsel, zoodat 't nutteloos en scha
delijk heen en weer zenden van levens
middelen uit en naar verschillende
paatsen zou worden voorkomen, voorts
een compromis inzake de Pensioneering
tusscben de voorstanders van verplichte
verzekering en de voorstanders van 't
Staatspensioen, voorts een aanpakken
en uitwerken van Art. 192, 't onder
wijsartikel, voorts wijziging der Wo
ningivet in verband met den grooten
woningnood, voorts verdediging onzer
Koloniën,
We zullen deze berichten laten voor
wat ze zijn.'Over eenige dagen, als de
Troonrede wordt uitgesproken, zullen
we meer weten, want dan zal uit den
Koninklijken mond wel gehoord worden,
wat plannen er zijn voor de Toekomst.
Doch verstandig zal elk mensch doen,
zijn verwachtingen niet al te hoog te
spannen; niet omdat de Bewindslieden
geen durf en moed genoeg hebben en
genoeg bekwaamheden maar óm
dat 't nu een abnormale tijd is
die door een mooie Troonrede nooit
normaal kan worden gemaakt. Men kan
eens wat uitwassen afsnijden, wat
inkrimpen hier, wat uitzetten daar
maar waar niet is verliest de Keizer
zijn recht als de Honger voor de
deur staat door oorlogsomstandigheden,
kan de mooiste Troonrede geen voedsel
brengen. We hopen zelfs, dat de Troon
rede zeer, zeer pover zal zijn en geen
verwachtingen zal opwekken, die in onze
dagen menschelijkerwijs gesproken, on
vervulbaar zijn.
Moge 's Heeren gunst dit nieuwe
Kabinet vergezellen!
CSeslesasjwitó iksereuiaSsssgsr 63A, 63S
12451
Direct nabij de Hoofdsteeg,
DINER6 f 1,— en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
f 1.25, f 1 50, en f 1.75
Tel. no. 1532. Aanbevelend,
propriëtair R. 0. F. i ft. LEE-Moom
Het duur ieder adres.
Het oude Kabinet!
't Nieuwe is opgetredendus is 't Oude
verdwenen, Is 't sinds 1913 een Kabinet van
mindere reputatie geweest, Niet gaarne zouden
we aan Kabinet groote bekwaamheden
ontzeggen. Da Ministers Cort en Treub
waren eerste-klas mannen; maar de eigen
aardige karaktertrekken van den laatste neb
ben èn hem zelf èn de Staten-Generaal on
aangenaamheden bezorgd, die ook haar
slechten terugslag deden gevoelen op 't
politieke leven der Kamer; terwijl de eerste,
de Premier, te veel gevoelde onmisbaar te
zijn en daarom wel eens wat te laatdunkend
daeht over de waardij van een frissche Sta
ten-Generaal, die niet behoeft te dansen, ats
de pijpers aan 't blazen ziju.
Groote verdiensten hébben deze heeren
jegens 't Vaderland; de ministers van Bui
tenl, en Binn. Zaken en Finantiën zuilen is
de jaarboeken der Nederiandsche historie
met eere worden genoemd; want in deze
moeielijke oorlogsjaren hebben ze veel ge
presteerd.
De Grondwetsherziening in zake Art. 80
en 192. De finantieele wetten, zoo omgezet
en vermeerderd, 't Buitenl&ndseh belela van
Loudon: als tegenstanders van het oude
Kabinet kunnen we en willen niet anders
getuigen dan: Er is door dat Kabinet veel
en hard gewerkt. Natuurlijk, moest 't, De
Oorlogstoestand eischte het. Er was nood.
Wel ss 'f woord van Treub beschaamd, dat
er m Nederland geen honger geleden zou
wordenwant er is hongermaar 't tekort
schieten in de voedsel voorziening is niet
Mleen aan 't Kabinet te wijtener ia nog zoo
iets als Ooriog, er is nog ten buiten anosch
worgiügssystesm, dat toegepast wordt en
waartegen elk Kabinet machteloos staat.
Maar overigens is door deze heeren gearbeid
niet mannenkracht. Over Ppsthuma Twijgen
we. De meeningen daar over zijn -:oo ver
schillend, omdat de „belragen" zoo ver
schillend zijn, dat we niet den moed hebben
mei een streng afkeurend vonnis ziju hande
lingen te treffen. Waren er dan in Posthumus
beleid geen fouten Maar we vrager,Heeft
Posthuma aLééo schuld of ook 't Ned. volk
of eenige deelen van dat Volk? Was er
samenwerking tu33chen Minister en Volk
steeds en bij dies Of ook tegenwerking,
waar samenwerking noodig was? Waar de
„belangen' spreken, handelt ieder zoo graag
op eigen risico, 't Kabinet is heengegaan,
't Heeft groote diensten bewezen den Lande
en 't Volk,
-f ft
„Héde oude heer Horms is óók over
leden 1"
Onmiddellijk staakte ik m'n werk.
„Te Dierien .Tóch?. .Ja, hij is
héél oud geworden", zeide ik.
„Twee en tachtig jaar", was 't antwoord
van mijn vrouw, die wel eens meerdekrknt
leest op z'n Hebreeuwschvan achter naar
voren en dan met de advertenties begint.
Ja, daar stond het, als ze zei.
„Heden overleed in den gezegenden ouder
dom van twee en tachtig jaar onze geliefde
Vader, behuwd- en grootvader, de -heer
Albert Horms
Groot was de ondergeteekende familie niet.
Ik kende haar volledigéén gehuwde zoon,
'n ongehuwde dochter en twee kleinkinderen.
Dat was al. De vrouw en moeder was zeker
al dertig jaar dood, D& dochter heeft toen
vele jaren haar plaats vervuld en later, op
Vader's „ouden dag", zijn ze samen bij den
gehuwden zoon Ingegaan, op de ruime
boerddïij.
Daar h :b ik hem 'n paar jaren terug nog
cs opgezocht.
Het deed ons beiden goed i
Na een langen, werkzamen en moeilijken
levensdag, vond de, oude man hier een ma
tigen levensavond: ver van :i gewoel der
menschep, bij zij" famiKe met enkele goede
kennissen uit den omtrek, die hem als een
patriarch en een vader in Christus liefhad
den en vereerden; met zijn lectuur, die hij
bijhield, zooveel bij kón en mei Gods
heerlijke schepping in 't rond, Gods Woord
onder 't bereik van oog ea hand, Gods vrede
en vreeze in de ziel.
Daar was hij dus nu gestorven.
En ik wist, waar hij begraven worden zou.
Toen ik bij hem was, waren we samen wat
opgewandeld en had hij me ook op 't kleine
vredige dorpskerkhof gebracht.
Zijn zoon had daar 'n „eigen graf".
Daar lag reeds jaren de „jonge Albert",
grootvaders naamgenoot en oogappel zijns
zoons oudste jongen, weggenomen in den
bioei zijner jaren.
Eerbiedig stond er de oude man stil.
„Hier leggen ze binnenkort ook den „ouden
Albert" neer", zeide hij. Zoo eenvoudig, zoo
vertrouwelijk en vertrouwd, of-ïe rne de
plaats wees, waar hij 's Zondags in de kerk
zat en opzag naar den hoogen, cuderwet-
schen predikstoel.
„A's 't God wil", voegde hij er na '11
oogenblik peinzen?, vromelijk aan toe.
Tóch nog twee jaren geleefd
Ik wist, dat hij minder werd.
Met Nieuwjaar had ik nog, net als altijd
'n briefkaart gestuurd, maar voor 't eerst
kreeg ik een dankbetuiging en gelukwensch
terug in mij vreemde karakters: een der
kleinkinderen schreef uit grootva's naam. De
oude man was hard ziek geweest voor't
eerst van zijn leven en bleef erg zwak..,.
Tóch heeft toen z'n taaie natuur 't nóg
weer een poos gewonnen op den sloopenden
Dood
'k Ontmoette 'oLpredikant daar uit de buurt
en die had 'ra kort geleden nog weer öp de
wandeling gezien, gebogen en leunend op
zijn stok m .-r toch zeker wei 'n half
uur van liuïs.
Dominee, die reed, wou 'm laten instappen,
Maar schertsend sioeg hij 't af.
„Nee, nee i God heeft me nog zulke flinke
heersen gegeven ik kom er wei l"
„Nu is hij es aan 't einde.
„De gedachtenis des rechtvaardigen zai tot
zegening zijn", dat woord hebben zijn
kinderen onder de doodsmare gezet en dat
is hier op zijn plaats.
Voor velen is hij 't zegen geweest.
Ik heb in zijn klas gezeten.
En toen ik jongeling werd, man en vader,
toen heb ik vertrouwelijk met hem ais 'n
vaderlijken vriend mogen omgaan, Liepen
later onze wegen uileen, de heugenis van
genoten omgang blééf en thans mag mijn
woord ter nagedachtenis dezes „rechtvaar
digen", die zich in diepen ootmoed voor
God den grootste der zondaren" beleed, niet
ontbreken,
Groote gaven had mijn „oude meester" niet.
De eenige „bij-acte', die hij ooit haalde
was die van „godsdienstonderwijzer", waar
mee hij zelfs nog enkele keeren op den kan
sel heeft gestaan, in de jaren voor hjj was
„uitgetreden".
Later wilde men wel, dat hij zich onder
zoeken liet „op artikel acht".
Maar hij weigerde volstandig.
Dat was zijn eenvoud en ootmoed,
'n Preek lezen,* als ouderling zieken be
zoeken, ook nog wel bij vacature invallen
voor 't catechetisch onderwijs, dat deed hij
graag, daarvoor wa3 hij te vinden maar
hooger-op greep hij nooit.
Zoo bleef hij de eenvoudige dorpsschool
meester, die nimmer verder kwam dan hon
derd gulden boven 't minimum-traktement
plus een „vrije woning", zóó vrij dat de
wind door de reten blies en door de scheu
ren gierde eu die slechts op 's meesters
abdicatie wachtte om een volledig vernieu
wingsproces te ondergaan,
„Dan v/as 't de tijd", meende goedig zijn
volksken.
De „nieuwe" die komen moest, kon dan
tegelijk zeggen, hoe hij de woning 't liefst
ingericht zag 't ging dan in -één moei
te, en kosten door
„Bij" was mijn meester niet.
Later heb Ik dat wel begrepen.
Zijn „methode" was veelal uit de oude
doos, of door hem zelf naar den gang van 'f
leven uitgedacht, en een „doctrinair" school
man, die zwóér bij den een of anderen groot
boekjesmaker en handleidingen-schrijver, zal
't hoofd hebben geschud, als hij hem be
zig zag.
We hebben 't er es ééns over gehad.
Hij lachte goedig, zooals hij dat kon, op
een wijze, die eiken tegenspreker reeds ge
deeltelijk ontwapende.
„Hoe kón ik anders?" vroeg hij
„ik, met mijn reuzenklassen kon me immers
aan die nieuwe methoden niet houden
ik had geen tijd, om dat alles te onderzoe
ken en dan, hm er was zoowat elke
drie maanden wat nieuws".
't Kwam er vrij minachtend uit.
„En tenslotte voegde hij er neg aan
toe tegen jou gezegd: zóó slecht hebben
jullie toch ook niet geleerd?"
Neen, dkt was merkwaardig.
Daarvoor stond meester's school op 't
gansche dorp bekend: de kinderen leerden
er over 'i algemeen goed, sommigen zelfs
best. 't Was nog waarlijk niet zoo kwaad,
dat zij veel en vaak hun eigen weg moesten
zoeken en op „stille werkzaamheden" zich
moesten oefenen mééster zorgde wel,
dat ze niet luierden en er „wat onder hun
vingers weg kwam" I
Ze leerden feij hem „aanpakken".
Op eigen beenen staan en met eigen kracht
vooruitkomen óók wat waard voor het
leven
„Hedén overleed de heer Albert
Horms. rustend onderwijzer, laatst Hoofd
der Christelijke School te
't Doodsbericht ligt hier naast me.
En ik zie me weer zitten ais jongen op de
schoolbanken.
We konden vóór negenen al menig spel
gespeeld, menigen twist beslecht, menigen
appel gedeeld hebben, als meester tegen
de ruiten iikte, dat 't tijd was.
's Zomers zaten we te puffen van de warmte
en drupte ons soms 't zweet van 't gelaat,
's winters bliezen we ons in de vingers van
de kou, want de oude „catechiseermeester",
als wij jongens oneerbiedig de kolomkachel
in den hoek noemden, had rare kuren
Maar dat Mies vergat ik
Als „meester" de bijbelles begon.
Dat blijft mij bij, m'n leven lang
zóó vertellen, dat was „old gebruuk", dat
schijnt niet meer voor te komen.
Da gansche, groote klas hing aan zijn
lippen, „meester" vertelde met z'n gansche
ziel: zoö'n dagbegin gaf wijding aan den
ganschen schooltijd.
Eens behandelde hij Jezus' kruisdood.
Geen spier in de klas bewoog, ademloos
zagen we allen, hoe de Heiland M dieper in
't lijden wegzonk, ruwe jongens hadden
vochtige oogen eindelijk was de strijd
volbrachtJezus was gehoorzaam ge
worden tot in den dood
Meester hield op, 't blééf stil.
Plotseling vouwde hij de handen, wij zé
gen dat diepe ontroering hem aangegrepen
bad.
„Kinderen laten we danken
En in een kort aangrijpend gebed dankte
„meester" den Heere, dat Hij zijn eenigge-
boren Zoon gegeven had, opdat zondaren
zouden zalig worden
Zie, zóó iets vergeet men nóóit.
„De gedachtenis des rechtvaardigen zal
tot zegening zijn".
Oók die van mijn „ouden meester".
UITKIJK.
XLVin.
Amice l
Zooals ik Zaterdag schreef wordt ook
deze brief nog gewijd aan „de eeuw van de
misdaad", zooals ik deze eeuw heb betiteld.
Je ziet het onderwerp is niet gauw uitgeput.
Op het laatst van raij:i vorige brief behan
delde ik de opvoeding, zooals men die zich
voorstelt en ook de bioscoop. Aan deze op
voeding nu ter eene zijde paarde zich ter
andere zijde de maatschappelijke en staat
kundige „vorming", steeds meer in revolutio
nairen, socialisfischen geest, overeenkomstig
de leer der maatschappelijke en staatkundige
„vrijheid, gelijkheid en broederschap."
Geen God, geen meester, geen slaafsche
banden! Godsdienst privaatzaak. Niet Chris
tus, maar het Algemeen Kiesrecht de Ver
losser der menschheid 1 En-zoo-voorts.
Aldus „gevormd" en opgevoed" ging de
mensch der 20ste eeuw, met zijn beschaving
en cultuur, wetenschap en kunst, vrijheid
en blijheid, staatkundige en maatschappelijke