1". Zaterdag 17 Augustus 1918. 3Sste Jaargang N\ 2416. voor de Zuidliollandsclie en ^eenwüeiie Eilanden. Eerste Blad. NI Hifflis. Antirevolutionair Orgaan >CH APPIJ to. ZEN dand. VILJES IN HOC SIGNO VINCES 'HEBBERS 111 oltgensplaat. ad, zaad, aad, De fout van 1889. „HET GOUDEN HERT", OP DEÜ UITKIJK. Brieven off het Oentrum. tnd8re honden bij oor ODgeluk, schade i een ongeluk 70 kerd. veneens verzekerd, jngenoemde risico's e f5 an rashonden. Alle 14325 ;jaar 1919 ouwers te wen- tndel. W. BOEKHOVEN Zonen, Alle stukken voor fle Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers ij die zich nu abonneeren, ont vangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis. nt1en. 13043 I Wordt vervolgd. Motel fiestaurant Gedempte Boerensteiger 63A, 63B 12451 Direct nabij de Hoofdsteeg, fitotierdam, DINERS f 1,— en hooger. LOGIES MET ONTBIJT proprietor R. C. F. v. L LEE-Moonen. Het door ieder aanbevolen adres. BHWRBHaUBHHBHNttHMi Wg, jongenswaren geen brave Hendrik- ken. iken (Flabkee) Deze Courant verschgnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bg vooruitbetaling f 5.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS: SOMMELSDIJK. Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENTIËN 121/, Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zg beslaan. Advertentiën werden ingewacht tot DJN5DAG- en VRIJDAGMORGFN 10 UUR. LL .ATEN voor geluidwe- MASTIEK. Verder alle ider garantie. NESTRAAT MTE, Somraelsdgk, xtupons. ang van tijil. tten. Goedkoopste adres en e.a. Begrootingen voor ATIS. 14191 ook: 'n zaak, die haar tor, is noch voorverkoop, ei waard, hij op. besluit nam. nregeling één, burgemees- iit te doen geweest om er maar kin, dat weet u ook ze net aan zooals ze daar il handelen met m'n eigen mden er bij en Selhorst lek die whs ontslagen neente kijkt zuinig, g van de „beweging" om oor de leiders het loon pas komt. kend zien t onvermurwbaar, ïiérop afspringt" dringt hij Alles I" barst Joost Ineens één pennestreek en ik ben 'k zit er tot aan de ad 'm toen geperst, em toen alles verteld, gemoederen op 't kookpunt I u Joost van der Kley „uit- werd het hier 'n filiaal later zou hij Alles naar ken: er werd gemompeld ireidlngsplannen óéér, van de zaak, van veel méér ou uitteren. rs kwamen feitelijk op straat 9tein kon ze némen en kon jje is er vol van olgenden morgen, inééns alt te, de tiding: Kley is dóód I" Wie het politiek ja,ar 1889 noemt, denkt in de eerste plaats aan 't kabi net Mackayaan Lohman en de andere Rechtsche ministers, aan wie we de subsidie voor de Bijz. Scholen te danken hebben. Om deze palstaanders denken we met eerbied; we zijn ertrotschop, dat zij de wegbereiders en baanbrekers geweest zijn voor een nieuwen Tijd, waarin 't Bijz, Onderwijs zijn vleugelen kon gaan uitslaan. En toeh (een mensch ziet van ach teren pas zijn fouten 1) is er een ver gissing begaan.een vergissing uit pure liefde voor de Christelijke School; een vergissing omdat zij 't onrecht in den kiem al aanstonds wilden smoren. Wat is de zaak! En onze pioniers, Mackay, Lohman, Keuchenius enz. wis ten deze zaak zoo goed als de beste kenner der Landshistorie. Wat is de zaak? Dezede Openbare School was volgens den wetgeyer van 1857 voldoende voor 't geheele Neder landsche volk; dit was de grondslag dier fatale wet; da.t was de uitgespro ken bedoeling der wetgevers van dien Tijd. Maar één fSchool was noodig; maar één school moest er zijn vanwege de bevordering dor gerenommeerde ver draagzaamheid, i vaar over men in dien tijd al te veel babbelde, doch waarvan de praktische 'toepassing duister was als de nacht. Maar natuurlijk! als de grondslag van die -wet van 1857 zóó was, nl. de Openbare School is voldoendedan ü- ?;™e0 strijd de gedachte: de Bijz. School, krijge subsidie. Is de Op. School voor ulle ouders bruikbaar, dan is zelfs de kleinste gift uit de Staats kas om eer i andere School te bevoor- deelen inconsequent aan 't beginsel der wetdan spreekt men door die gift, door die subsidie uit, dat er niet één, maar twee Scholen bruikbaar zijn voor 't Nederlandsche volkdan laat men 't beginsel der Wet los, waarop de Openbare School rustte. Van tweeën één: Of de Openbare School is voor allen bruikbaar volgens 't beginsel en 't stelsel der wet van 1857, maar dan mag geen cent subsidie aan een andere School gegeven wordenöf de Openb. Sehool is niet voor aLlen bruikbaar, maar dan had men de Wet van 1857 van haar voetstuk moeten afwerpen had men de Wet in haar hoofdgedachte moeten omwerken en had men niet een gubsidieartikel er lij moeten voegen, maar 't fundament van de Openbare School zelf moeten ondergraven, zóó, dat elk burger duidelijk in de Wet kon lezen, dat men gebroken had met 't oude beginsel van dat „voldoende voor t heele volk"zóó, dat elk burger de volkomen breuk met 't oude beginsel gezien had en 't dagelijks in art. ©én van de dan nieuwe Wet lezen kon. Zooals de Lager-Onderwijs nu er uit ziet, deugt ze niot, en ze kan niet deugen, omdat er een hinken is op twee gedachten. We hebben nu een Openbare School, wier geheele bestaan, wier geheele regeling berust op de ge dachte, dat zij de School is der Natie; Staat en-Gemeente moeten medewerken tot haar bevordering; tot bevordering der Eenheidsidee, door den Wetgever van 1857 in die Wet gelegden daar naast hebben we 't subsidiestelsel, dat gebouwd is op 't beginsel van niet- eenheid, van tweeheid, van scheiding, van onbruikbaarheid der Op. School, van tegenstand tegen dat Openbare- School-of-neutraliteitsbeginselen daar naast hebben we 't stelsel Mackay van 1889, dat de Openbare School geduld wordt, maar de heele regeling van die School door de Wet eigenlijk moest worden gewijzigd; 't stelsel Mackay, dat van onder die Op, School 't oude beginsel van 1857 is ondergraven en dus 't Openbaar Onderwijs zijn oude, eenige plaats in 't Nederlandsche Volks leven heeft verloren en niets meer of minder waarde heeft dan eenig ander onderwijs, welke dit ook zij en hoe 't ook worde aangeboden aan de jeugd. Vanwaar die fout Omdat de voormannen ze niet zagen O, neen, ze zagen ze. Ze wisten opper best wat ze deden. Welbewust maak ten ze de fout, om de oude Wetgeving aan te vulleninplaats van haar radi caal om te zetten, zooals 't toch wer kelijk had moeten gebeuren, omdat er werkelijk een fundament ondergraving in dat beroemde jaar 1889 plaats had. Maar 't was hun liefde voor 't Bijz. OnderwijsZe lieten de Openbare School, om zoo te spreken met al haar hebben en houden, links liggen, om maar zon der veel getob en omzettingen van Wetsartikelen en Christelijke School te kunnen helpen. Ze hadden toen eigen lijk de Openbare School moeten aftake len in de Wet, het eenheidsbegrip vier kant uit de Wet moeten lichten door finale schrapping van dat eenheids zinnetje, welbekend, nl. *Er wordt overal in het Rijk van Overheidswege voldoend openbaar lager ondertvijs gege ven*. Maar onze groote voormannen lieten dat befaamde zinnetje staan met zijn »overal<, dat de Eenheid, op Staatskosten en die der Gemeente, met geweld bevorderen moest, en ze keken uitsluitend naar 't Bijz. Ónderwijs, als dat maar gered was, als dat maar vooruit kon komen, als 't Onrecht maar iets kleiner kon worden. Ze hebben een nieuwen lap gezet op een oud kleed, inplaats. van 't oude kleed in den lorrenmand te werpen en een spiksplinternieuw zich aan te schaffen, passend bij den nieuwen toe stand, dien men brengen wilde in 't Nederlandsche Onderwijswezen, Ze hielden de Op. School vast ter eener zijde en braken ze toch weer af ter anderer zijde. Ze hadden ze moeten los laten om op een nieuw fundament (nl. Recht voor allenze te moeten opbouwen, en tegelijk met haar Opbouw óók die van de Bijzondere Scholen. Dan had de Wet van 1889 er natuur lijk heel anders uit gaan zien. Dan was er geen hinken op twee gedachten ge weest, dan was er geen wet gekomen zooals nu met tweëerlei beginsel, dat de Op. School er >overal* moet zijn, maar dat de Bijz, School er óók „overal" f 1.25, f 1.50, en f 1.75 Tel. no. 1532. Aanbevelend, moet zijn, in elk geval mag zijn, als van gelijke waarde als de Openbare. 't Is gebeurd, 't Is voorbij. En na- pleiten is dwaasheid. We er zijn zóo zijn dankbaar, dat de subsidies De Tijden waren toen in 1889 dat men voorzichtig moest zijn, roet voor voet terrein moest winnen op een geduchten tegenstander, dat men mét een half ei, meer dan met een leegen dop tevreden moest zijn. Ze hadden ons B. Onderwijs innig lief, deze groote voormannen Maar van achteren zou men zeggen hadden ze den knoop maar doergehakt. Hadden ze 't oude beginsel van 1857 maar vermorzeld, en de Openbare School maar van haar oude voetstuk der Eenheidsidee afgestooten, om ze daarna met de Chr. School saam, op één voet stuk te plaatsen, naast elkaar. Dan zou er nu rust in 't Land zijn. Dan was de Schoolstrijd opgelost geweest in 1889 al terwijl ze nu nog ja ren kan duren. Er kwam in 1889 Pacificatie, .die de Onrust ver grootte. Er kwam in 1889 een Bestand, die Schoolstrijd aanwakkerde, want men had van de Subsidie ge proefd, en begeerde meer, begeerde alles, begeerde 't volle, volle Recht, Nochtanseere en eerbied voor onze voormannen! Ze durfden toen niet verder gaan uit liefde voor 't Chr. On derwijs, want ze hadden soms kunnen 't pleit verliezen, en dat was erger ge weest. Maar door langzaam te gaan, kwamen ze er en dead 't B. O. een sprong naar voren. 'tWas iu een van m'n laatste schooljaren. Tenminste, dat ik geheel als leerling op de banken zat, want mijn droom was toen, om altijd in de school te blijven en daar te stijgen van trap tot trap, tot ik eenmaal als „bovenmeester" over een paar honderd jon gens den baas spelen en recht spreken zou. Dót leek mij 'n ideaal! Geen gelukkiger, verhevener/ machtiger man, dan zoo'n „bovenmeester", daéht mg. We droegen toen nog meest van die korte kielen, die met een smalle leeren riem om het middel werden vastgesnoerd. Als er nu twist kwam en zoo'n riem ging af, die dan vlug 'n paar keer om de hand gewonden werd, zóó dat het eind met de gesp los bleefdan konden er leelijke klappen mee worden uitgedeeld. En al3 de drift over alles heen schuimde, dan schopte de amok- maker z'n klomp uit, stak er de vuist in en sloeg als een razende naar zgn tegenstander. Ik schéim mij daar nu over. Tóch heb ik zelf een schuimbekkenden driftkop wel aangehitst, mij vermakende met 'tstandje. waarlijk wü zijn, óök als kinderen reeds, wat sommige paedagogen mogen beweren I onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot aile kwaad. Doch wat was nu 't geval Als de vechtpartg op z'n ergst was en net als In den wereldkrijg de een na den ander zich meê In den draaikolk van warrelende jongenslijven wierp en meê sloeg, schopte, mepte en beet Dan hoefde er maar één te komen aan snellen en uit te roepen: „Jongens! daar hèb je 'men alles rees op, stoof uiteen, stond in de positie. Nooit riep men van „den meester". Dat „'m I" was reeds voldoende. Ieder wist precies, wie dat was. En al heb ik zelf weieens van 'm gehad, wat onze vaderen noemden en in hun pae- dagogische apotheek gebruikten ook'n flink pak bilslag, toch bewonderde ik hem. Voor niemand hadden we veel ontzag. We waren een vrügevochten bende! Zelfs voor den ouden veldwachter liepen we niet hard, want zoo ging de spraak hü zet wel een ergen mond op, maar hij doet je niks. De dominee, die destgds nog Zondags en 's weeks zgn hoogen hoed en witte das droeg, imponeerde ons wel en wanneer hij, als Voorzitter van het Schoolbestuur af en toe es kwam kijken hoe 'tglng, dan hadden we er zoo'n vaag gevoel van, dat er altgd nóg weer hooger was dan hóóg Maar tóch, maar tóch Om „meester" gaven we 't meest. Die keek dwars door je heen Meester kon je niet bedotten I By dominee ochje keek je vragen es over 'n kwartiertje vóór tijd en als je dan je boekje tegen je voormans rug zette, zóó dat je er af en toe 'n oog in konslaan, dan speelde je 't zeker klaar. Dominee zag er niets van. Hü zat vóór het catechisatie-klasje opeen stoel bij een tafeltje; keek ons alleen aan, als-ie 'n néém noemde, maar staarde bg 't opzeggen, dwars langs ons heen door 't raam naar den hoogen notenboom, die voor 't lo kaal stond. En, niet waar? men begrijpt! Had je dan Vlot je antwoord „opge zegd", dan volgde som3 van domlnee's lip pen een verstrooid „Goed I" „Heel goed En dan gebeurde het, dat na zyn „Wie volgtonder 't afdreunen van buurmans vraag en antwoord, de geprezene met 'n ge baar van dat-heb-ik-'r-toch-maar-flink-afge- bracht, z'n boeksken, dat z'n „schuldigkeit" gedaan had, weltevreden in z'n binnenzak bergde, rechts en links 'n knikje van ver standhouding plaatsend: „Dat hebben we weer voor egn week gehad Moest je mééster hebben Maar die zag gewoon alles I Als die wat opgegeven had, om te leeren, en je ging naar school, dan moest je 't ken nen anders kon je van te voren wel aan je strafwerk beginnen Wg begrépen 't van dominee niet Hü was toch zelf óók 'n jongen geweest en zulke loopjes of foefjes vergéétje toch niet Maar als hij dan na 't „vragen-opzeggen" aan 't praten ging, dan moest je toch weer erkennen, dat hij meester de baas af was! Luisteren moest jenet als de groote menschen, prijzend van 'm zeiden„Ouë Krelis, de lapjesman, kan in de kerk niet van 'm in slaap komenhg houdt 'm wakker!" Doch ik dwaalde ver af. Verwarde in herinneringen. Ik ben er rekenschap van schuldig, hoe opeens myn gedachten zoo naar mgn jon gensjaren zijn teruggegaan en zich bezig hielden met mgn ouden meester, die evenals dominee, ja geigk niet weinigen mgner toen malige makkers, reeds van hun taak afge roepen zijn. Dat zit 'm in deze Augustusmaand. In den datum 17 Augustus 1878. Toen koning Willem III de wet teekende op het Lager Onderwas, wat den dag daarna, 's morgens, door de kranten verkondigd werd. Wat wij daarmee te maken hadden Wij, als schooljongens? Och I wij wisten er alles van. Die groote adresbeweging van Juli en Augustus 1878 heeft toen de geloovige, doch vaak slaperige kringen wakker geschud op een wijze, waarvan wg ons moeiigk een voorstelling kunnen maken. Zelfs de kinderwereld wist er van. Er bestond, 't spijt me dat ik 't zeggen moet, een vrij scherpe en felle vijandschap tusschen de jongens van de openbare en van ónze school. 'kWeet wel: zij scholden-ons uit. Maar wg volgden niet de les en het voor beeld van Jezus, die ais hij gescholden werd, niet dreigde, wg scholden terug en me nige vechtpartij werd op onzgdig terrein ge houden. Soms echter was het vrede. Dan hielden we menig vriendschappeigk gesprek, waarbij de grootste jongens van beide scholen met groote, wgde bekken reus- achtigen onzin verkondigden over onderwer pen, verre vaak boven hun bevatting. Och jazoo zqn jongens In dien tqd hadden we 't over de „nieuwe Wet", en hoe onze school nu wel gauw op doeken zou en hoe er al iemand op 'tdorp was, die ze koopen wou en er een groote werkplaats van wou makeu. „Maar de Koning zeiden wg. Die was immers de baas. En hij was immers 'n Oranje, terwijl wij ons zooveel als 'n soort van geuzenkinderen achtten te zynde Koning zou ons toch niet in den steek laten! „Je zult zien sarden de anderen. En nu, dézen morgen waren wg stil. De anderen hadden 't woord alleen en triom feerden! De Koning had geteekend. En de tapper uit „Het Scheepje" had met een zwaren vloek, waar we van rilden, gezegd dat nu alle „fgne scholen" „voor den duivel" waren. Lusteloos en verslagen gingen we naar school.die Koning dan toch ookI UITKIJK. XLIV. Amicet Verleden week beloofde ik je, dat ik je, deze week toekomstmuziek zou laten hooren. Toekomstmuziek. Maar ik geloof dat die toekomst zoover niet meer is. En in ieder geval: de oorlog zal die toekomst bespoedi gen. De tijd is niet verre meer, dat we ons heel gerust gaan neerzetten in een vliegma chine en ons begeven van de eene piaats naar de andere. Ik zie je het hoofd reeds schudden en ik hoor je zeggendat doe ik nooit. Maar stop eens evendat zeiden onze voorvaderen ook, toen de trein er zou komen. Maar wie zegt dat nu? Zoo zal het ook gaan met de vliegerg. Je zult het zien dat we bin nen niet al te langen tijd vliegen. Niet zoo gauw in Nederland, natuurlek. Ons land komt altijd achterop, 't Is nu eenmaal een eigenschap van een Nederlander, om de kat uit den boom te kqkenMaar daar komt nog iets bg. Nederland is maar een klein land. En je begrijpt natuurlek wel dat er in de eerste honderd jaar niet wordt gevlogen op kleinere afstanden. Je behoeft niet te denken, dat je de reis b.v. van Ouddorp naar Ooltgensplaat per vliegtuig zult doenNeen de stoomtram op Flakkee zal waarlijk geen concurrent hebben aan de vliegtuigen Van concurentie i3 trouwens geen sprake. Je begrijpt wel, dat het vraagstuk van het vliegen (personenvervoer) reeds van alle zij den druk besproken is en belicht. Toen is ook de vraag opgeworpen, of de tram- en spoorwegen dan niet zouden vervallen, wan neer een Iuchtdienst werd ingericht. Daar behoeft echter geen vrees voor te bestaan. Op kleinere afstanden blijven tram- en spoor wegen. Zoo zul je, om maar eens een voor beeld te noemen een dienst Berlin—Utrecht hebben door de lucht. Maar wanneer je in Gouda moet zijn, zul je wel verplicht zijn, gebruik te maken van het spoor. De diensten door de lucht zullen de spoor wegen dus niet verdoven, maar wel ze ont lasten. Het vliegtuig zal een aanvulling zgn van de bestaande verkeersmiddelen. Je begrgpt wel dat diensten in de lucht een enorme verandering zullen geven. Ver schillende vraagstukken zgn bg de bespre king er van te berde gebracht en ik wil je wel vertellen, wat ik er zoo al van heb ge lezen, om je een goed denkbeeld te geven van de veranderingen. En dan komt in de allereerste plaats in aanmerking de veiligheid. Je begrijpt dat dit de voornaamste factor is. Als ik me begeef in een vliegtuig en ik vraagis er geen ge vaar aan verbonden? dan meet ik tot ant woord krggen, neen! Anders doe ik het niet. Je begrijpt natuuriqk, dat dit menschelyker- wijs gesproken is. Want even goed als thans op de spoorwegen ongelukken mogelijk zgn en helaas! maar al te vaak voorkomen, zal dat ook het geval zijn op de reizen in de lucht. Dus in de allereerste plaats veiligheid.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1918 | | pagina 1