Zaterdag 18 Mei 1918,
«Ti spreien iet andere talen".
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
v@®f de ZliiidlftollaiMlselie est 25eeiiw®elte Eilanden.
33sle Jaargang N°„ 2390
1
Eerste Blad.
tMp
Wegens invallende
feestdagen zal ons aan
staande Woensdagnummsr
NIET verschijnen.
PINKSTEREN.
„HIT aOUDKX HEBT".
33a<i!®gs|sê® I3o©i?siaiit«igêr ©SA, GSfe
12451
OP QENJJITKIJK.-
W. BOEKHOVEN Zonen,
.Alle «tofefeeo voor «ie Reci&cSJe besterad, Adverteisifëii verdere Administratie f mie® toe te eenden aan de Uitgevers
Deze Courant verschijnt elkert WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 5.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS:
SOMMELSDIJK.
Telefoon Intercommunaal No. 202.
ADVERTENTiËN 12'/, Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRRDAGMORGFN 10 UUR.
Er is overeenkomst tusschen Kerstmis
en Pinksteren, maar ook verschil. De
overeenkomst bestaat hierin, dat op
Kerstmis en Pinksterfeest beide, God
de Heere neerkomt tot 't verlorene en
't in zijn eeuwige liefde opzoektneer
daalt tot een wereld, die van Hem
afviel en in dien afval den vloek op
zich laadde. Dat komen tot en in die
vervloekte wereld van den hoogheiligen
God, is 't mysterie aan beide Christen
feesten gemeen.
Maar er is ook verschil. Eerstens
toen de wereld alle wegen had afge
lopen om zijn God, do in 't Paradijs
Kwijtgeraakte door den Val, weer terug
te vinden, kwam de volheid des Tijds
zóó en in dezen zin, dat niet die mensch
tot zijn God, maar Deze tot de wereld
kwam om ze met Zijn liefde en genade
te overstroomen doch om daarna
op Hemelvaartsdag terug te gaan. Tivee-
densOp Kerstmis kwam de tiveede
Persoon van 't Goddelijk Wezen tot
die weggezonken wereld en ging na
Zijn lijden en sterven opvaren ter rech
terhand Godsdoch op Pinksteren
kwam de derde Persoon en Deze ging
niet terug, maar bleef en is nog op deze
aarde en koos in de Kerke Christi zijn
heilige woonstede om nimmermeer van
haar te wijken, maar bij haar te blijven
tot in eeuwigheid, en om van uit dat
middelpunt, uit die Kerke, uit dat cen
trum, uit die kern, door dat organisme,
op de weggezonken wereld in te wer
ken; Zijn kinderen te steunen en te
troosten doch ook zijn niet-kinderen
te waarschuwen en te vermanen voor
't eeuwig oordeel en de eeuwige straf
die eiken ongeloovige zal ondergaan
indien hij de uitwendige roeping dier
Kerk veracht, haar den rug toekeert
en van haar genademiddelen, nl haar
prediking, haar Sacramenten en haar
tuchtmiddelen niets weten wil. Derdens:
Op Kerstmis zijn er teekenénuit de
geestenwereld, n.l. de Engelen, die in
een heirleger 't »in menschen een wel
behagen* uitjuichen langs de hemel
bogen, maar de mensch staat buiten
die. teekenende herders hooren wel
en gaan wel naar Bethlehem, maar
heel de geboorte en 't zingen, en de
twee ouders Jozef en Maria't gaat
daar alles om en voor Jezus, en nog
slechts om een welbehagen van Jezus
in allerlei menschen die Hem nog nooit
gezien hadden.
Maar op Pinksteren is er geen engel
te zien, doch daar gaat 't »teeken« juist
in en om en voor den mensch't is de
menschdie optreedt en op hem, zijn
vurige tongenen hij spreekt met an
dere talenen die twaalf menschen
ontroeren weer drie duizend andere
menschen en die 3000 lokken, de men-
schenwereld van Perzie en Mesopotamia
ingegaan, weer anderen, die te zamen
een kerk gaan formeeren van nieuw
geboren menschen Op 't Kerstfeest een
welbehagen in menschen, en engelen,
die dat zingenop Pinksteren geen
zingende' Engelen ovor eene heerlijke
toekomst vanGoddelijk mededoogen,
maar juichende menschen, die de groote
werken Gods prezen terwijl ze met
andere talen spraken en vuur op hun
hoofd hadden. Alleen 't geluid in dat
opperkamerje was des Geestes, en dat
moest, omdat zonder dat gel aid* die
menschen niet spreken zonder Zijn in
werking en inspiratie.
O
Met andere talen
In 't Paradijs spraken Adam en Eva
de paradijstaal, die zich al wijzigde na
den vloek. Want een taal is 't wezen
van den mensch; en door lip en tong
en keel komt dat innerlijk wezen naar
buiten Waar nu iemands zieleleven
verandert en iu zijn innerlijk bestaan
een omzetting komt; waar hij de din
gen anders gaat voelen en anders gaat
zien, daar verandert ook zijn taal. De
Babylonische spraakverwarring was
maar niet een brabbeltaal van Jan tegen
Piet, zoodat die honderdduizenden van
elkaar moesten loopen, omdat ze allen
wartaal stonden te sprekenmaar was
in de allereerste plaats een scheuring
in 't geestelijk leven, een scheuring in
't geestelijk denken en willeneen
anders tokkelen der ziel en een op de
ziel zetten van andere snaren
maar daarmee óók en dat ver
hoogde 't wonder een plotseling
anders formeeren van keelbanden, tong
buiging en lippenplooiing. Er was breuke
van innerlijke èn van uiterlijke een
heid, nog meer en nog grooter breuk
dan in de eenheid die door de zonde
tusschen Adam en zijn nageslacht was
ontstaan.
Met andere talen
In 't Paradijs spraken Adam en Eva
een eigen taal, die na den zondeval
wat 't innerlijkede inhoud aaügaat,
reeds wijziging onderging; en die na
Babels torenbouw ook uiterlijk veran
derde, omdat de Heere de spraakorga
nen veranderde. Maar wat geschiedde
nu op Pinksteren?
Dit: de Apostelen spraken de Para
dijstaal weer! En de Pari hers en Me-
ders en Elamieten. Kretensen en
Arabieren enz. zij hoorden daar die
Apostelen de grondtaal spreken, waar
mee hun taal na Babels spraakver
warring, nog samenhing. De Apostelen
spraken niet de Parthische taal voor
de Parthen niet de Medische taal voor
de Mediersniet 't Arabisch voor de
Arabierenze spraken geen J.5 afzon
derlijke talen, zooals er 15 verschillende
volksstammen genoemd worden in
Hand. 29 12 neen, ze spraken,
maar één taalen die werd door alle
15 stammen verstaan, omdat èn de
Apostelen spraken, zooals de Geest hen
gaf uit te sprékenmaar óók omdat de
toehoorders door den zélfden EL Geest
bewerkt werden om in die ééne taal
„de groote werken God's te hooren
lofzingen, en niet alleen te hooren,
maar ook te verstaan, omdat er gees-
Motel HesSAiiraot
Street Htóïü is Heof&K6«£,
MiïUtdsr&mm,
MH1KS 1,— m hoog#?.
LOGIES MET OMTBÜT
f lMt f 1M m f 1.75
el. Mo, 1533. A-saievelerid,
ufo Air R. 0. F. r. i LMqïïgl
Bai ésor SmEw aanbeval®® adres.
telijke voeling en geestelijk contact
kwam door de werking des Geestes
tusschen de Apostelen en die ver
korenen Gods uit die 15 opgenoemde
volksstammen. De H. Geest zette 't
innerlijke wezen dier aanstaande doope-
lingen om, en deed voer hun uiterlijke
ooren de Paradijstaal klinken die ze
begrepen, omdat ze nog in hun eigen
taal navonkte, hoe ook eertijds „ver
ward' in Babel. Wat in Babel uit
elkaar moest springen door de scheu
ring in 't innerlijke wezen der bewoners
van Sinear; waar toen de Paradijstaal
zich oploste misschien in een drietal
talen n.l. die der zonen van Noach
dus in een Semietische, in een Japhe-
tische en in een Chamitische taalzoo
kwam op 't Pinksterfeest uit dat
Japhetische .en dat Semietische en dat
Chamitische de ééne, oude, Para
dijstaal te voorschijnenj de H.
Geest deed die spreken en verstaan
verstaan de woorden en klanken en
gebaren der Apostelen óók in hun
geestelijken inhoudverstaan aan die
Elamieten, en Perzen, omdat zij hoe
wel een eigen tongval bezitten, noch
tans den wortel waaruit hun tongval
geboren was, begrepen. In 't bijzondere
van hun dialect beluisterden ze toeh
't gemeenschappelijke; de klanken, die
aller gemeengoed waren.
Wat Babel verwoestte, herstelde 't
Pinksterfeest Door 't Taalwonder
te Babel spleet de eenheid der volken
door 't Taalwonder te Jeruzalem her
stelde de H. Geest op geestelijke wijze
de eenheid van ons geslacht Te Babel
scheidde men zich van elkander af; te
Jeruzalem vonden elkaar de Semitische
en Japhetische en Chamitische kinderen
Gods, die in één zelfde taal hun God
ja, nu hun God door Christus, en onder
de werking des Geestes, hoorden lof-
zingen en daarna gezamenlijk aanbaden
als hun Goël en Middelaar.
En eens komt de tijd, dat ef geen
BabelsGhe verwarring meer zal zijn.
Dan zal ieder weer de Paradijstaal spre
ken, die ten hemel is ingegaan Daar
omhoog zullen de Parthers en Meders,
de volkeren der aarde elkaar verstaan
voor 't aangezicht van Christus, staande
voor den troon.
Op de Nieuwe Aarde zullen 'allen
in dezelfde taal 't loflied aanheffen:
„Gij hebt ons Gode gekocht met Uw
bloed".
Duitsohers enFraDschen Amerikanen
en Oostenrijkers, zullen daar als kin
deren Gods de taal der verlosten spre
ken op de Nieuwe Aarde en geen ver
warring zal ooit meer mogelijk zijn.
Daar zal eenheid des Geestes zijn en
eenheid der spraakorganen; daar zal
't eenzelfde jubelen zijn in de groote
werken Gods.
De Antirevolutionaire Candidate»).
Het College van Gemachtigden heeft in
zijn vergadering van 11 Mei jl. de door de
groeps-Kiesktingbesturen bij het Centraal
Comité ingezonden lijsten behandeld. Door
het bedanken van enkele candidaten was
eenige wijziging noodig. Het College heeft
de lijsten definitief aldus samengesteld
Groep I, omvattende de Kieskringen:
Leeuwarden, Groningen, Assen en Zwolle:
No. 1. Dr. I. G. SCHEURER.
2. L. F. DUYMAER VAN TWIST.
3. A. COL1JN.
4. A. ZtJLSTRA.
5. P. WIEL1NGA.
6. Ds. G. HOFSTEDE.
7. Mr. P. S. GERBRANDY.
8. Ds. F. G PETERSEN.
9. K. KRUITHOF.
10. Mr. J. W. GOEDBLOED.
Groep II, omvattende de Kieskringen
Den Helder, Haarlem, Amsterdam, 's Gra-
venhage en Rotterdam
No. 1. Mr. Th. HEEMSKERK.
2. C. SMEENK. ,v
3. Mr. J. A. DE WILDE.
4. W. DE VLUGT.
5. J. C. WIRTZ.
6. J. F. HEEMSKERK.
7. A. COLIJN.
8. P. J. DAM.
9. D. L. HARMS.
10. A. GRAVESTEIN.
Groep 111, omvattende de Kieskringen
Utrecht, Arnhem, Nijmegen, Leiden, Middel
burg, Tilburg, 's Hertogenbosch, Maastricht
en Dordrecht
No. 1. A. W. F. IDENBURQ.
2. C. VAN DER VOORT VAN ZiJP.
3. Mr. V. H. RUTGERS.
4. J. VAN DER MOLEN.
5. Dr. E. J. BEUMER.
6. Mr. A. A. DE VEER.
7. Mr. J. A. DE WILDE.
8. J. F. HEEMSKERK.
9. L. F.
DUYMAER VAN TWIST.
10. J. SCHOUTEN.
We stemmen in ons district dus op No. 1,
op den Oud-Goeverneur van Indië; op den
Oud-Minister van Koloniën.
Geen man van Rechts make een ander
blokje zwart, dan dat voor den naam van
den heer Idenburg.
Het biljet komt er dus zóó uit te zien
IDENBURG.
VAN DER VOORT VAN ZIJP.
RUTGERS.
VAN DER MOLEN.
BEUMER.
DE VEER.
DE WILDE Hz.
HEEMSKERK.
DUYMAER VAN TWIST.
SCHOUTEN.
Zooals ieder lezer ziet, maken we maar
één blokje zwart.
Niet 10, doch maar één. Het bovenste!
Lijkverbranding.
Een der redenen, waarom de Minister van
Binnenlandsche Zaken, hoewel in veleropzich-
ten een sympathiek man, zich oppositie op den
hais gehaald heeft, ligt em in de ontduiking
van de Begrafeniswet, in de Lijkverbranding.
Dc Minister staat dit toeen beroept sich op
een uitspraak van den Hoogen Raad, dat lijk
verbranding geoorloofd is, omdat de Wet op
't Begraven verzuimt heeft te zeggen, wie
voor 't begraven zorgen moet. 't Lijk kan
niet blijven staan; 't moet uitgedragen wor
den; maar wie moeten 't dan doen? Willen
de familieleden 't riet begraven, dan blijft't
doode lichaam in de kamer staan; en derhal
ve moet er dan een'andere weg wezen om
't ter doodskamer uit te brengendie weg is
eeniglijk de verbranding, 't Is óf begraven,
öf verbranden. Een andere weg is er niet.
't Dood lichaam bewaren doen alleen de Ko
ningen in den Delftschen Grafkelder, en heet
dan bijzetten. Maar dat is uitzondering alleen
voor de Koninklijke familie, die 't lichaam
laten balsemen enz. Zoodas, omdat een ze
kere familie weigert haar geliefden doode in
den grafkuil neer. te doen dalen, is de ver
branding volgens den Minister toelaatbaar.
Geef dan een wet op de Lijkverbranding,
heeft men gevraagd. Maar de Minister wei
gert. Hij beroept zich op een leemte in de
Begrafeniswet, die geen leemte is. De wet
wijst geen nabestaanden aan, wie begraven
zal, zegt de Minister. Maar dat argument houdt
geen steek. Steel, dat er daa eens in de
wet gezet werd: „De overblijvende of over
levende man moet zorgen voor de begrafenis
van den gestorvene". Nu is er werkelijk een
nabestaande genoemd. Toch een wassen neus.
Want als de man in 't krankzinnigengesticht,
zit, of hij is op reis naar Indië, of is daar
tijdelijk voor een ambtenaarszaak wie
moet dan de doode begraven Dan zou deze
ook verbrand kunnen worden, of moeten blij
ven staan in 't sterfhuis. En hoe moet't dan
al3 man en vrouw gescheiden zijn van tafel
en bed Zoo staat men immers altijd voor
de vraag en blijft men er voorstaan: wie nu
eigenlijk voor de begrafenis moet zorgen.
De Wet behoeft dat niet en kan dat niet om
schrijven. Wie gestorven is, zoo zegt 't ge
zond verstand, wordt door zijn familie be
graven en is er geen familie, dan zorgt de
Gemeenschap daarvoor; de Burgemeester en
zijn ambtenaren met de burgerij. Maar als
men de lijkverbranding wil, ziet men al gauw
een leemte, zonder dat ze er in werkelijkheid
is. De lijkverbranding is op wettelijk stand
punt onmogelijk. We laten de religieuse over
wegingen nu eens losmaar bij de Begra
feniswet bezien, is Lijkverbranding ontoe
laatbaar. De Christen is er ook tegen uit
godsdienstig oogpunthij ziet er iets hei-
densch in iets dat de Oordeelsdag en de
Opstanding wil miskennen en 't Scheppings
wonder van den mensch uit „stof" en den
vloek „Gij zult tot stof weder keeren" wil
verkleinen. Maar afgedacht daarvan lijkt ons
de Lijkverbranding ongeoorloofd.
„Boontje komt om zijn loontje", zegt een
oud-Hoilandsch spreekwoord, waarvan we
de waarheid, in 't dagelij ksch leven nog al
eens vaak ervaren.
Of, in meer gewijde taal gezegd
„Met welke maat gij meet zal u weder
gemeten worden.
Dezer dagen las ik en hoorde ik een paar
frappante voorbeelden die waard zijn wat
nader bekeken en aan de vergetelheid ont
rukt te worden.
Ze gelden beide onze S. D. A. P.
iedereen kent natuurlijk Duijs.
De man is afkomstig uit een christelijk
gezin, naar hij onlangs in de Kamer memo
reerde, heeft op een Christelijke school ge
gaan maar omdat het daar in dien Chris-
telijken hoek zoo muf rook, heeft hij wat
frisscher lucht gezocht en kwam in 't eind
terecht bij de S. D. A. P.
Déér eerst ademde hij vrij.
Hij vond daar waarheid, oprechtheid, eer
lijkheid, vrijheidszin onbaatzuchtigheid en
alle mogelijke, christelijke en maatschappe
lijke deugden, die in de kringen waaruit hij
gekomen en weggeloopen was, wel in den
mond werden genomen, doch niet in de prak
tijk werden belééfd.
Enfin, hij was daar gelukkig mee.
En Duijs was met name de man, die te
hulp geroepen werd, als er op die „christe-
lijken" eens flink moest worden losgebrand.
Tegen hem was niets bestand.
Hij redeneerde ailen weerstand tegen de
vlakte. En waar hij als debater verscheen,
daar was zijn vrijpostigheid onbegrensdhij
sprak als 't hem goed dacht; h^ interrup-
peerde waar hij maar kon; hij praatte luk
raak over alles waar hij verstand en géén
verstand van had, zoo zelfs dat hem eens
op 't Congres van zijn strijdmakkers werd
toegevoegd„Duijs 1 bedenk dat je hier niet
in de Kamer bent!"