Zaterdag 27 April 1918. voor de Eerste Blad. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES ggste Jaargang N\ 2884 en Zeeuwsche Eilanden, „Daarom noinidöit zij den naam dier plaats Sochim". „HIT GOUDEN HKBfi IMJÏIè B. 6.1 i. H-I«L OP OEI UITKIJK. W. BOEKHOVEN Zonen, Alle ütefeiAem voor «Se Redactie bfstemd, Adverfentiès» o* verdere Administratie franco toe te aende» aam <teïLifc«e*e Hotel Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 5.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK. Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENTIËN I2l/t Cent per regei, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIIDAGMORGFN 10 UUR. Ge kunt 't opschrift lezen in Richt. 2 5, waar we volledig vinden: «Daar om noemden zij den naam dier plaats Bochim, en zij offerden aldaar den Heere. Bochim beteekentweenende menigte; 't was een plek dicht bij de Jordaan, niet ver van Gilgal. Daar had een zeer bijzondere ontmoeting plaats, zooals die, wat de Persoon aangaat, die ontmoet werd, wel meer geschied was, maar die, wat de zaak betrof ernstiger karakter droeg dan ooit tevoren, Wat geschiedde De Christus verschijnt te Gilgal aan zijn Volk Vroeger was Hij ook wel uit den hemel op de aarde gedaald om tot enkele personen wat te zeggen van de hoogste waardij, maar nu heeft Hij Zijn vólk iets mee te doe len, In Richteron staat En een Engel des Heeren kwam opwaarts van Gilgal tot Boehim en hij zeideIk heb uiieden uit Egypte opgevoerd en u gebracht in 't land dat |Ik uwen vaderen gezworen heb en gezegd: Ik zal mijn verbond met ulieden niet verbreken in eeuwigheid en ulieden aangaandegij zult geen verbond maken met de inwoners dezes lands; hun altaren zult gij afbreken. Maar gij zijt mijner stem, niet ge hoorzaam geweest. Daarom heb Ik ook gezegdIk zal ze voor uw aangezicht niet uitdrijven, maar zij zullen u aan de zijden zijn, en hun goden zulien u tot een strik zijn. En het geschiedde, als de Engel des Heeren deze woorden tot alle kinderen Israels gesproken had, zoo hief het volk zijn stem op en weende Deze Engel des Heeren .verscheen vroeger reeds aan Abrahamaan Hagar aan Mozesaan Jozuaen wordt ook genoemd Engel des Aangezicht; "ook Engel des Verbonds, Hij heette Engel des Verboads, omdat Hij uit kracht van 't Genadeverbond den zegen van dit verbond aan Israël bevestigen kwam. Hij heette Engel des Aangezichts, 'omdat Hij de boodschap van voor 't aangezichts des Vaders wegdroeg. Maar Hij heette Engel des Heeren, omdat de Heere zélf uit en door Hem sprak. Engel beteekent hier Bode't beteekent niet een geschapen engel, zooals ze den troon Gods om ringen. Deze Engel des Heeren nu verschijnt aan 't te Gilgal bijeengestroomde volk bij eengekomen wellicht op een der groote feestenen dus naar den vorm, naar 't uiterlijk nog vasthoudende aan de inzettingen Gods, zooals die voor 't Kerkelijk leven en dies voor 't gansche geestelijke leven des Bondvolks gegeven was door Hem, bij monde van Mozes. Paaschfeest, Pinksterfeest, Loofhutten feest; Nieuwe-Maan-FeestSabbats jaar; Jubeljaar; Groote-Verzoendag.enz. altemaal feesten, die 't volk bijhield en getrouwelijk bijhield, al zat er een wrong in deze feestviering want waar zij als Bondsvolk knielde, knielde ook de Kanaaniet; waar zij offerden, offerde ook de Fereziet en deHethiet; waar hun altaar stond, stond dat der afgodendienaars er vlak bij en dat door eigen roekeloosheidze hadden die hei denen in 't land gelaten, waar ze hun geen voet grond hadden mogen laten behouden. Ze hadden uitgeroeid moeten wordenmaar ze tierden er nog en waren zóó vrijmoedig geworden door de roekelooze verdraagzaamheid van 't Bondsvolk, dat ze zich niet schaamden om hun afgoden in de spelonken te verbergen, maar ze publiekelijk'aanba den en publiekelijk, zóó dat Israël 't goed zag, en die afgoden op die hei- densche altaren met heidensche offers rookten. Er ontbrak dus iets te Gilgal. Wel vierde 't Kondsvolk zijn feest, maar duldde, dat de Onzichtbare God gehoond en versmaad, ontkend en miskend werd. Daarover klaagde nu de Engel des Heeren met ernstige klachten, onder herinnering van al wat God voor dat volk gedaan had sinds Egyptes tyrannie. En op 't hooren van dat Christus- geroep, beefde het hart des volks en terugblikkend in 't verleden, waaruit ze door zoo majestueuze teekenen en wonderen gered waren; en bang voor de toekomst, die door den Christus zoo somber werd voorgesteldsloeg de schrik hunner zonde hen neer en ont zette zich dat volk over de bedreiging des Heeren, en ze staarden elkaar met een aanklagend geweten aan; konden elkaar èn tot den Christus niets, totaal niets y.x verontschuldiging uitbrengen .ze waren verslagen, verstomd, vól schuldbesef toen brak 't opgekropt gemoed toen zonk 't hoofd op .de borst toen weende de menigte en noemde deze 'plaats Bochim, BochimEr was gemeenschappelijke, nationale schuld. Ieder Israëliet kon 't zich aantrekken, wat de Christus hen over die afgoderijover dat toezien en toelaten en wellicht zelfs meeheulen in plaats van verzetten tegen dien gruwel, hen had gezegd. De souvereini- teit Gods was geschonden. Twee „heeren" werden gediend, en Israel berustte daarin. Een heilig volk was het, maar 't wandelde langs de rookende altaren van de onbesnedenen zonder protest. BochimEr was nationale onwil en ongehoorzaamheid, in plaats van na tionaal verzet en nationale oppositie tegen den gruwel der afgoderij. Bochim 1 Maar de Christus stond nu vóór hen en vermaande, en dreigde, dat ze allen weenden, en alle ziel van vrees en schand en schaamte overvol was en er een nationale verootmoedi ging op volgde. Ze weenden, omdat neen I zij niet zelf de tranen uitpersten uit hun oog, maar omdat Bij eerst tot hen kwam en klopte aan de deur van hun hart met onstuimig geweld. Bochim 1 Er kwam nationale verbre king der ziel; verteedering des harten, onrust, die tot inkeer leidde. L Donkerte des levens wacht, naar den rnensch gesproken, ook onze Natie. De tijden zijn moeilijk. Maar is 'twondèr? Wat is er door 't Nederlandsche volk, door Europa in zijn geheel, niet „ge spaard" Hoeveel altaren zijn niet roo- kend gebleven, die hadden moeten ver woest, Altaren in ons persoonlijk leven in ons huiselijk leven; in ons Schooi en Kerkelijk levenin onzen Staat, Aan hoeveel meeheulen met de zonden der trotschheid en hoovaardij heeft ieder onzer zich niet in de jaren van voor- MA, ©SSL 12451 i&Nies d* SooltbitMg, fönimff&sum» BlMiSi&S f 1,m ttoöüSéïf LOGIES MET OMTBüT y-lJB, f 1.60 en f 1.76 Tal. Mo. 1632. Aaaksvelend, Süefc <tooir s&dtaiï.' aanbevolen autre». heen schuldig gemaakt. Wat verschil was ar in leefwijze, in doen en spreken tusschen 't Bondsvolk en de wereld. IJdelheid der ijdelheden, was 't niet overal, tot in de kerkgebouwen incluis, ijdelheid en verwaandheid en een be spottelijke wereldgel^kvormigheid. De «broodkruimels staken ons", maar er was geen dankbaarheid genoeg. En nu staat de Christus vóór ons. Nog is 'tvoor ons niet te laat. Hij heeft gedreigd. Daden Zijns toorns zijn er. Al houdt de oorlog aanals we, als personen, ais Natie, maar tot inkeer komen; dan is er geestelijke oorlogs winst van de rijkste waarde. Al wor den we nog armer, nog hongeriger, nog meer gekweld door achteruitgang en inzinking van zaken; als de afkeer van de rookende altaren der afgoden maar groot wordt, dan bereikt de Christus met onze Natie toch Zijn hooge doel. Onze vroegere rijkdom worde gees telijke ellende. Onze vroegere trotschheid een ver broken hart en een verslagen geest. Ons voiop aan eten en drinken eertijds een hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Dat zal geschieden, als tot een Bo chim de Onristus zelf neerdaalt. Antirevolutionair i.n Herv. Kei k. Er schijnen, al is dit niet op ons Eiland, geesten vaardig te worden om de Chr. Histor. Unie aan de Herv. Kerk te eigenen, en om de Antirev. partij met ae Geref. Kerk te ver eenzelvigen. De kenners der politieke toestan den weten wel beter. De „Geref. Bond", op Flakkee reeds een vruchtbaren grond gevonden hebbend en met succes werkzaam hier en overal in den Lande, om in Kerk en Staat en gezin en School een waarlijk Geref. leven te noen opbloeien die Bond is een vriend der Antir. Partij staat haar bjj in haar politieken strijd en is een krachtige steun tot propageering der anti rev. beginselen overal. Wie zqn orgaan kent „De Waarheidsvriend" beaamt dit ten volle. Drie vierden van Fiakkee is Hervormd en Anti. De Hervermd-üereformeerde ambts dragers op Flakkee zijn anti en dragen die banier met eere. Ja, zoo weinig is de Anti kerkelijk, dat dezer dagen de Banier, orgaan der Chr. Mist. Unie, kieskring Leeuwarden 't erkende„Mo gen dan al in Friesland vele Hervormden óók lid zijn der Chr. H. Unie, in al de andere provinciën zijn ook vele Geref. van die Unie lid". Dat hing en hangt geheel vamte plaat selijke omstandigheden af. Lis. Klomp, Ned. Herv. Predikant, houdt overal propagandaredevoerlngen om tegen dat praatje van „Ned. Herv., maar niet Anti" krachtig te protesteeren; hij zegt: „Ned. Herv. èn daarom Anti". Waarlijk, de Geref. zijn een zeer krachtige groep in Nederland, maar de 300000 stemmen, die er op de Antirev. partij worden uitge bracht zijn heusch niet van hen alleendaar zijn duizend maal duizenden Hervormden bij. Trouwensons Centraal-Comité te Amster dam is voor een groot deel Hervormd; ds. v. d. Voort van Zijp, Hervormd, is Voorzit ter der Antirev. Kamerclubde heer Dttijmar van Twist, hervormd, is lid van 't Centraal- Comite en Kamerlid. Waarlijk: wie zegt: de Ghr. Hist. Unie sluit aan bij de Herv. Kerk, maar de Antir. partij bij de Geref. Kerken liegt. Op Flakkee is als Kamercandldaat geprocla meerd ook mr. Heemskerk in 1897, maar ook mr. J. J. Posipe van JMeerdervoort ambts- beftleeder toen in de Ned. Herv. Kerkmaar ook ds. Hogerzeil te Vlisstngen, bestuurslid van den bond van Antirev. Propagandaclubs en Ned. Herv. Predikant. Onze 2 Statenleden zjju Hervormd eii vol bloed Anti; anti in merg en nieren. Onze Centrale Kiesvereeaiging is voor een groot deel Ned. Herv. en antivol liefde voor ons partijleven. Kom maar eens op onze Centrale. Onze Raadsleden zijn voor een groot deel Hervormd en staan voor de Antirev. begin selen pal èn op de Kiesv. èn op den Raad. Gij zait geen valsche getuigenis spreken dit roepen we allen toe, die de Anti's wet de Geref. Kerk willen vereenzelvigen. Kerk en Staat hebben een eigen leven en een eigen programdat verstaat wen op Flakkee althans uitstekend. Werd 't door de Chr. Hist, ook aitüd waar zóó verstaan dn onze gevierd» Lotman eere-Voorzitter dier Chr. Mist. U$ie is Geref.is doleerend. Hij heeft een goed werk verricht I Dat moet ik getuigen, nu ik de brochure gelezen heb, die ds. Rolloos, van Delfshaven, geschreven heeft naar aanleiding van Johanna Breevoort's boek evar „De Vrouw". Onlangs besprak ik dat boek. Had tóén reeds mijn bezwaren. Maar wachtte, zoo was ongeveer mijn slotwoord, op het boek van den „prof";van dr. Bavinck. Nu déér ben ik nog mee bezig. Het doet mij veeldenken. Meer kan ik er op 't oogenblik niet van zeggenik ben aan 't verwerken, maar 't gaat er niet direct in als geneden koek. De wijl het echter is van een professor aan de „Vrije", begin ik waar ik hem niet direct kan bijvallen met te zeggen tot mijzelf, dat Ik maar een dom mensch ben en dat de professor wel gelijk hebben zal, als ik er maar diep genoeg over doordenk. Daar ben ik nu nog mee bezig. Maar de brochure van ds. Rollsos kwam er tusschen: „Het heilige te ua", en daar lag ik direct glad en vlak mee; ook bemerkte ik, dat de theoloog tegen 't boek van Joh. Breevoort bezwaren uitsprak, die inderdaad zwéér zijn en ik voelde me zedelijk verplicht, om mijn lezers ook op wat hij in 't midden brengt, te wijzen. Het Is een sympathiek geschrift. Geen enkel hard woord schrijft hij tegen den persoon van Joh. Breevoort, wier „penne- vruchten" ons christenvolk jaren lang wel kom waren. Toch is hij alles behalve een zoetsappige dominee. Dèt hoort men al aan den titel. Hij is ontroerd is zijn ingewand. Hij móét schrijven; de woorden worden hem uit de pen gepersthij ziet hoe hier de Waarheid Gods is te kort gedaanhoe Gods Woord niet is behandeld met den eerbied, waarop het recht heeften zonder nu eenig persoon te kwetsen kan hij óók niemand óm des persoons wille ontzien. Daar spreekt de ambtsdrager uit. Was Johanna Breevoort alleenlijk een „christelijk" schrijfster, ds. Rolloos zoü waar schijnlijk hebben afgewacht, of niet een énder haar zou hebben terechtgewezen. Maar zij is „gereformeerd". Zij is lid van zijn kerk. En haar boek zal juist in haar oemlfldelijke omgeving, dat begrijpen wij zoo, diepen in druk hebben gemaakt en ds. Rolloos zal op catechisatie en huisbezoek hebben gemerkt, hoe haar beschouwingen hier instemming, ginds tegenspraak vonden. En toen mócht de herder niet zwijgen. Toch moet spreken hem moeilijk gevallen zijn, want het min of meer pijnlijke geval deed zich voor, dat hij zijn eigen ambtgenoot niet gehéél buiten zijn brochure houden kon. Immers, wat is het geval Ds. Zijlstra, óók geref. predikant te Delfs haven, heeft het boek van Joh. Breevoort door een „woord vooraf" ingeleid bij ons christenvolk, Dat gaf dus een pijnlijk geval. En 't is te prezen in ds. Rolloos, dat hij zijn ambtsbroeder maar éven rioomt en dén nog otfs flitdrukkeiijk er aan te herinneren, hoe deze in die „voorrede" elk lezer weten laat, dat hij niet zoo maar instemmen kon met ai wat de schrijfster leert, noch ook elke harer uitdrukkingen kon beamen. Verder wilde ds. Rolloos niet gaan. Maar ik twijfel er niet aan,,of in broederlijk mondgesprek zal hij zijn collega méér gezegd hebben, dan hfl in zijn brochure neerschrij ven wilde. Want ds. Zeilstra staat énders tegenover „De VroHw", dan ds. Rolloos, dèt blijkt klaar. Gene vindt heb boek in elk geval lezens- en overwegenswaard, al is hij 't dan niet met Alles eens. HQ schrijft er een voorrede in. Geeft het dns, zij 't onder voorbehoud, zeker cachet. Deze zen, als de schrijfster bij hém geko men was, haar zeer ernstig hebben vermaand haar hebben aart gewezen hoe zij keer op keer de autoriteit van Gods Woord aantast en haar dringend geraden hebben, dèt boek niet ter perse te zanden. Dit maakt een great vcrsehil. Ba inderdaad, nu ik da brochure gelezen en „De Vrenw" herlesen heb, moet ik eerlijk bekennen, dat ik in dc hoofdzaak geheel aan de sfjde van de. Rolloos sta en 't mij smart, dat dit boek ter wereld kwam. Johanna Breevoort is niet de eerste de beste. Keu schrflfster van beteekenis. Die van God een schoon talent kreeg, al put nij dit talent in den laatsten tijd m.i. te zeer uit door van alles en nog wat te sehrQven hoewel ik, die in de schrijvers- en uitgeverswereld niet geheel een onbekende ben, me ook dèt wel verklaren kan. In het tijdschrift „Christelijk Vrou wenleven", geeft zij geregeld de Schriftbeschouwingen. En van het nieuwe tijdschrift, dat ons is aangekondigd „Meisjesroeping", zal zij zelfs de hoofdredactie op zich nemen ik had er wat liefs voor gegeven, als zij dit boek niet zóó in 't licht gezonden had, of als ds. Zijlstra haar tijdig had gewaarschuwd. Alleen, zij dwaalt te goeder trouw. Dat stel ik op den voorgrond. Zij is een vrouw, een voor indrukken zeer vatbare vreuw en zij is min of meer geraakt onder ds bekoring der waarheids-elementen, die er in élke dwaling zitten, óók in de dwalingen dar vrouwen-emancipatie. Zij vóéit, terecht! dat de christelijke kerk nog niet de laatste eoacluslën uit Gods Woord ten opzichte der vrouw getrokken heeft. Dat ook hier neg „kwesiien" zijn. Dat e«a droef eonservatisme ons ook hier stomp maken kan, zoodai we niet bij het licht van Gods Woerd de teekenen der tijden ver staan. En nu mikte zij .te hoog. Meende in staat te zijn, wat slechts de taak van enkeien is, wlen God er de geniale gaven toe schonk! zelfstandig de nieuwe lijnen te trekken, ja een gansch nieuwen bouw te kunnen opzetten en de ieidsvrouw te worden voor de Vrouw, de christelijke vrouw, van den modernen tijd. En dèt was te veel voor haar! 't Ergste echter was wel, dat zij van ach teren de Heilige Schrift als fundament onder dien bouw wilde schuiven en daartoe, onge wild en onbedoeld die Schrift aan bet uit leggen ging op eigen houtje, volgens haar eigen method®, soms geheel methodeloos en op een manier, dat ze dankbaar mag zijn, dat er tegenwoordig geen Marnlx is, die haar Schriftverklaring in een modernen „Btëncorf" onder handen neemt. Voorbeelden geven doe ik niet. Ds. Rolloos geeft er genoeg en men kan 't bij hem nalezen. Mij dunkt, is de schrijf ster werkelijk „gereformeerd", wat ik aan neem, dan geeft zij zich zonder verder ver weer gewonnen. Mier past alleen een „percavi". Let wel, ik zeg niet, dat zij het in alles eens behoort te zijn met wat nu lis. R. op zijn beurt weer oyer „De Vrouw" zegt; die kweste is om zoo te zeggen onder ons nog in studie, maar 't gaat om heel wat énders. Om haar wijze van Schriftverklaring. En indirect ook om haar wijze van uit drukken. Als #ij b.v. Jezus noemt „Kind van zijn tijd" is dit even pijnlijk, ais b.v. ds. Netelenbos' spreken over „Christussen". Maar toch is dit bijzaak. Rome, alles lezende, zai zeggen„Nu ziet ge eens, wat er van komt, als gij alie leeken, man en vrouw, maar aan 't Schriftverklaren en uitleggen zet."

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1918 | | pagina 1