k 8Bste Jaargang N". 2382. voor de Zuiflliollaiidselie en Meeiiwsclie Eilanden. Zaterdag 20 April 1918 Antirevolutionair ""IfF Orgaam 1 Eerste Blad. IN HOC SIGNO VINCES De „Liberala Unie" op da praat jj!W\M R.0. F. f. i LEE-Ioom OP OEI UITKIJK. Brieven uit liet Centrum. W. B 0 E K H 0 VEN Zone n, <Mie stiifefce» voor fle Retiactle besteund, AfSwerSeaisess e.w ver^re tr*wi»c« a«e te «fmwen «mm a ill „HIT GOUDEN HERT", en uitkomende ctie B. No. 91 d door Petrus perceel, f en grond, te en uitkomend ctie B. Nr. 1762 bewoond door In twee per il inzet, en afslag, telkens :1 Spee te Som an den Oostdijk astralen legger B nummer 107, aan J. Hollaar verzoeke van te Rotterdam, des namiddags itgensplaat aan rtg sparren en K. en 2 Mei 1918, en Hre, (zomer- statlon aan de ten verzoeke den Bommel Iderswoningen n gelegen aan Ooltgensplaat, even bij de bil- er kooppennin- ad 9e/o van de ad 1% van de inen vier dagen middags 1 uur van Akershoek k kabinet, dito lito hoekkastje, ichilderijen, ba- detafels, divers t voorts eenige dames Akers des namiddags et erf van den luizen van en gte van 6 A 7 iningspalen en van den Heer )oltgensplaat. bij inzet; en afslag, telkens Hóte] Moelker unstig gelegen het dorp aan at kad Sectie 1037, 1370 t/m ot blootschoof ar land in den aat, kad. Sectie verhuurd tot 4. P. J. Gevers Gravenhage en is. des voormid- Middelharnls boerenwagens, nachine, kunst rosmolen, gier- klaverruiters, gereedschap- ij mest en wat ngeboden. Ten van derKoogh Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 9-50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS S O M M E L S D IJ K. Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENTIËN 121/» Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VR1IDAGMORGFN 10 UUR. ims, Inzet en Ooltgensplaat er gunstig ge- and, nabij het Ooltgensplaat, 004,1033,1037, ootschoof 1920. ar land in den aat, kad. Sectie 184, verhuurd te 's-Graven- iddelharnis. netjes en han- n; ze Is thuis alogische rich- r dan hijdoor vel iets van de aar wat de mo te beteekenen ot gebrek, ïaar te brengen illijk oordeel begint hij aar- logen aan. „Als je vader ill hebben over dan samen niet :n rechter komt, vokaat. j" ook beschou- :rk is 't, om in e komen leeft toch geen net hem praten vh nooit zoo ge en allemeubel- vereeniglng ge- oorwaarden ge- rders van zoo'n iet je vader over slecht?" vraagt aar forceert dan en over de toe- Net zeggenJe autocraat enheerscher ndt vtrvolgdj Alle lezers weten wat de .Liberale Unie» is. Toen de eens groste liberale partij» in de tachtiger jaren in elkaar gezakt was. deed mr. Le/y, toen een «bekend Israëliet te Amsterdam, een po ging om weer nieuwen geest te blazen m de doodsbeenderenen op Zondag 1 Dec. 1884, 's namiddags half één, in het lokaal Zeemanschap te Amsterdam werd de eerste steen gelegd van het fundament, waarop de liberalen van alle schakeering, hun nieuwe politieke huis konden bel rekken. Maar wat hun kracht scheen, was juist hun zwakheidwant 't was een mengelmoes van niet-bij elkaar-hoorende personen. Prof. van Ba- mei zat er naast prof. Druckermr. Levy naast P. L. T ik, die later voorman werd der Sociaal-Democratie, zooals prof Drucker voorman en leider werd in la tere jaren van de Vrijzinnig-Democraten. Zette men nu die drie namen naast elkaarprof. van Hamelprof. Drucker en de heer P. L, Tak, dan heeft men in 1884 al een profetie, van wat er uit dat mengelmoes van conservatieven, li beralen, vrijz. democraten en aanstaande socialisten groeien kon. Zooals we reeds opmerkten: in 1884 zaten die hetero gene bestandeelen naast elkaarmaar 't was onmogelijk, dat ze bij elkaar konden blijven Mr. Levy, die alles op één hoop had geworpen, kon 't er niet lang in uithoudenen door de School kwestie nl. de door vele liberalen in 2e en le Kamer aanvaarde subsidiee- ring der B. School (wet Mackay 1889) kwam er een kink in da kabel vele liberalen de frontmakers voor de Op. School trokken zich terug, waarbij in 1891 weer de Kiesrechtkwestie zich voegde, die andermaal scheiding en scheuring bewerkte in de door mr. Levy in 1884 aangevangen liberale eenheids beweging. 't Werd voortdurend afsplin- teren en afschilderen van de partijeen bangheid voor een politiek program, om maar bijeen te houden zooveel als mo gelijk was leidde ook al niet tot dat doel, totdat men in 1896 den knoop doorhakte, en met een officieel program optrad. Op dat program stond als 1 't kies recht, dat echter scheuring brengen zou, want toen men besloot om dat kiesrecht niet-urgent te verklaren, lieten zich 15 kiesvereenigingen schrappen met 2200 leden en ontstond de Vrijz. Democra tische partij. De oud-liberalen waren er dus uit; de conservatieven uit den tijd van 1880de vijanden der Bijz. School de vijanden van een uitgebreid kiesrecht en van een krachtige sociale wetgeving de twee hoofdpunten van Staatsbeleid toen ir die dagen van '80 tot '90. De tegenpool, de hardioopers waren er ook uit nl. de Vrijzinnig-Democraten deze waren in 1901 er uit gegaan, zoo dat er nog een middenzoom overbleef, later genoemd »noch visch,noch graat», ook genoemd „melk en waterpartij*. Dat overschot uit 1884 noemt zich nu Liberale Unie, waarnaast Oud Liberalen en Vrijz. Democraten, uit haar geboren, zich als zelfstandige partijen met eigen programs hebben geconstitueerd. Vanzelf heeft 'f na die twee afschei dingen der Oud-Liberalen en Vrijz De mocraten nooit erg geboterd tusschan de drie groepen, waarin de eene groote liberale partij verdeeld wasmaar ook in de Liberale Unie zelf was er gaen homogeniteit geen gelijkwillensheid. Ze is in 1884 tot stand gekomen onder 't motto »anti-clericaal« en dat anti-cle- ricalisme heeft de partij nooit kunnen loslaten, en waar de Schoolstrijd dat »clericale* en »anti-clericale< manifes teerde d.wz. waar in de School dat .godsdienstige» en .niet-godsdienst'ge» in de richting van 't onderwijs zich 't meest openbaarde, moest op den duur die Schoolstrijd ook aanleiding geven tot tegenstellingen en verwijdering in de Unie Liberale Unie. Die tegenstelling is er nu, in 1918. Maar ook in andere punten die den godsdienst raken, was in da Unie-liberale Uuie de een heel wat verdraagzamer voor ons, tegenstanders der Unie, dan een ander. Die meerdere of mindere verdraag zaamheid dat meerdere of mindere anti- clericalismeis ook oorzaak dat de Unie nu op de praat gekomen is door 't be danken van den heer Roodhuijzen Ook de heer D. de Klerk, oud Kamerlid van Rotterdam heeft bedankt. Wie hun "be dankbriefjes leest in de Vaderlander van 30 Maart '18, waarin de heer Rood huijzen zijn befaamd geworden artikel schrijft.Waarom ik heenga»wie leest wat de heer de Klerk schrijft in het nummer van 13 April, krijgt van de Lib Unie nu geen hoogen indruk. De heer de Klerk zegt als slot: Laat ons eindigen met onze beide hoofdgrieven naar voren te brengen. De heer Otto cs. hebben in het ge heim gewerkt een deel van het hoofd bestuur der Lib, Unie. waaronder krachtige werkers; daaruit te werpen. Zij hebben succes gehad. En dan heeft men Roodhuijzen en ondergeteekende op sluwe en afkeuringwaardige wijze van de candidatenlijst voor het lid maatschap van de Tweede Kamer afgevoerd. Wat er achter de schermen gebeurd is, komt een buitenstander niet gauw en nauwkeurig te wetenmaar dat er op 't oogenblik in de Lib. Unie iets broeit ziet ieder, die de twee stukken van de heeren Roodhaijzen en de Klerk eertijds vooraanstaande mannen in die Unie, heeft gelezen. Wij kuunen onzen indruk niet andera weer geven, dan door 't woord van 1884 weer toe te passen. Toen is de Unie opgericht met een art. 1, dat aldus luidde: Er wordt opgericht een Liberale Unie, die zich ten doel stelt door alle geoorloofde middelen van voorlichting en samenwerking den staatkundigen invloed der kerkelijke partijen te be strijden en de toepassing der liberale beginselen te bevorderen. Het komt ons voor, dat dit .anti kerkelijk» idee wéér in de Unie teveel naar boven kruipt; dat de oude leuze uit 1884 weer de hoofden van Otto c.s. op hol brengt en Art. 192 één der aan leidingen was om dat hatelijke, oude idee, weer te doen uitschieten. Door Art. 192 vooral en door de Op. School niet hooger te stellen dan de Bijzondere, is de oude wrok van 1884 tegen »Kerk« en »Chr. Onderwijs», tegen >Dordt«en tegen .Rome» weer losgekomen en van dien ouden wrok uit 1884 wordt Rood Hotel Eeitami «gapt® USA, §S!§ 12451 Steofc mm Sa HoofSgfewg, MvttGBFéMm. - MMUS 1,— -sa hoogsr, LOCHES MET OMTBÏIT f 1,25, f 1.50 an f 1.76 T@l. Mo, 1582» Aanbevelend, Het ü#8ï Ieder aanbevolen huijzen, de Verdraagzame, 't slachtoffer De Unie. wat getemperd in haar haat tegen .Geloof en Openbaring» sinds 1900, is nu weer de oude van 1884 geworden, morrend en wrokkend tegen de .Kerkelijke» macht en invloed Tegen de macht der Openbaring, zoo als deze zich vooral ia den strijd vóór de Bijz, School géiden laat, gaat ons bedunkens de aanval der Unie. En daarom moest de heer Roedhuizen er uit omdat hij dien aanval temperen wilde. Hij schreef op 30 Maart Ik ben anti- clericaal in dien zin, dat ik don liberalen eiseh van het vrije onderzoek en de vrije meonings- uitmg met alle kracht wii propagee- ren tegenover die van den clericalen eïsch van de geestelijke bevoogding maar ik accepteer liier niet anders dan den geestelijken strijd en tracht vooral onze jongeren te door dringen van 't denkbeeld dat de eerste taak van den liberaal is alle burgers van den staat, onverschillig welke godsdienstige of polüeke richting zij zijnals volkomen gelijkberechtigd te beschouwen En daardoor héb ik veel onstemming gewekt sinds 1913 omdat de verkiezingen van dat jaar liet anti-clericale element in de Kamer speciaal 't anti papistische belangrijk hebben versterkt Het onheilig vuur van 't anti cle- ricalismezooais ik het meen te moe ten veroordeelen, en dat ik zoo gaarne had zien uitgedoofd, is in onze partij op voor mij zeer bedenkelijke wijze weer opgelaaid. Precies 'Le eleriealisme, c'est l'ennemi, d.w.z. het eleriealisme is de vijand. Het stichtingsjaar 1884Art 1 van dat beginselprogram, alhoewel nu niet meer te vinden in dat program komt toch in daden uit De woorden zijn uit 't program van 1884 uit, maar de geest der Unie is in 1918 weer leveudig ge worden, zooals die zich eertijds zwart op wit uitsprak. De Lib. Unie is in opspraakEen edel man als de heer Roodhuizen werd 't slachtoffer van zijn verdraagzaam heid tegen 't drijven van Otto c.s,cle ricalen van 't zuiverste water. Eu de heer de Klerk viel als de heer R. door geknoei en gekonkel, blijkens zijn schrij ven Waarlijk er zijn daar rotte plekken zichtbaar, d e voor onze nationale poli tiek allerbedroevendste verschijnselen zijn. Houdt de Unie in de gaten Er wordt wederzijds geklaagd. 't Is een deel van de „rijpe jeugd", met name de inteliectueelen onder hen, die óns soms reden geeft tot klacht n.l. óns, ouderen ~cn omgekeerd is 't diezelfde jeugd die vauk klaagt over óns. Of, om 't juist te zeggen, over de Kerk des Heeren in haar aarsche openbaring, over de prediking, over ons geestelijk leven, over zooveel dai die jeugd begeert, bepaaldelijk aan geestelijke goederen en aat zij méént niet te krijgen, zooais zij dit noodig heeft. Uit is geen fantasie, waarheid. Zój waar, dat een professor aan de „Vrije", dr. Grosheide, het noodig oordeelde, daartoe u.tgenoodigd door den Bond van Ger. Stu denten aan de Rijks-universiteiten, opzettelijk een rede ie houden waarin hij de vraag stelde: „Een andere geest?" en daarin de klachten onzer jongelingschap ernstig ter toetse bracht. Zóo waar, dat hij 't niet iiet bij een rede, maar ze ook uitgaf in druk, oordeelende dat ons gdnsehc meelevend ehristeiijk publiek van deze jeugd-klachten behoort kennis te nemen. Onze „inteliuctueele jeugd" duidde ik daarstraks aan. Eerstens onze „studeerende" jeugd. Maar ik breid 't begrip verder uit Ik bedoel alten, die op de ecu ot audere manier, na ftuu iagere-sehooi-jaren, door verdere studie in aanraking komen met onze hetienaaagsche cultuur. üaze jongelieden op gymnasium en bur- gersenooi, onze aanstaande onderwijzers, uiize voorwerkers op de jongeliugsvereeni- ging min of meer raken ze alten in den maaistroom van dezen strijd „Cultuur" op zichzelf is niet anti-christe lijk op anti-reiigiens. Hoe zal niet de maatschappij-der-he«rlijk- heiü het verst verfijnde culiureeie leven hier op aaide nsg onuitsprekelijk ver te beven gaan, als de „eer en/de heerlijkheid der volkeren" in het nieuwe Jeruzalem zal zijn binnengedragen en in dat zondeloos, goddelijk bestaan tot volkomenheid zal ziju gibracut. Maar de „cultuur" zooals zij zich in onze dagen ontwikkelt, gaat wel rechtdraads tegen de religie in, of -- wat nög erger is i iaat haar links iiggeii, ais 'n nood, rudimen tair overblijfsel van het organisme der we reld, dat ais ds blinde darm ia net mensthe- iijk lichaam, geen functie meer te verrichten heeft. Met die euhuur komt dan de jeugd in aanraking. Zij hééft zelfs veel bekoorlijks. Dat trekt ddri maar tegelijk wordt de antithese levendig tussciien het nieuwe van die verleidelijke cultuur en de aude religie van vaders vermaan en moedeis gebed Wat deze jeugd te antwoorden? „Eén ding is noodig", zegt Jezus. 'k Zal mij niet begeven in een „teksibe- schouwing" over dat woord: er zijn vele kostelijke predicates ever gehouden ea van aile kanten is het licht van Gods Woord over de houding van Martha en van Maria ontstoken, om goed te iaten zien, watjezus afkeurde en wat hij prees Ik zal daar niet in kernen. Hierover zuilen we 't allen wel eens zijn, dat het Jezu3" doel niet was, een godvree- zende Maria te stellen tegenover haar zor gende zuster, die dan buiten alle genade zou staan. Toch klonk het vermanende woord: „Gij bekommert u over vele dingen En daar tegenover klingelt dan met zilveren klank iiet kloksken der eeuwigheid: „Eén ding is noodig!" Dat is het hootdantwoord voor da „intel lectueels jongelingschap" onzer dagen, die zich beklaagt over religie en kerk en van beide vraagt, dat zij itaar geven zullen, wat zij meent noodig te hebben In deze eeuw, in dezen strijd der geesten, te midden van weiks warreling die jongelingschap leeft en verkeert. 'k Zal niet zeggen dat hun klacht élken grond mist! In ónzen tijd komt de intellectneele jeugd met zoo gansc'a andere problemen en dwa lingen in aanraking, dan ir. de dagen der vaderen en haar vraag, of de Kerk ons tegen dit alles wel genoegzaam nagaat, heeft wel éénigen grand. Toch schuilt hier ook 'n dwaling. Laat ik 't eerlijk mogen zeggen. 't Eerste, 't voornaamste en als 't op kie zen ot deelen gaat het éénlg noodlge, ook van dea „intellectueel", als hij staat tegenover den „vijand" is niet „wetenschap". De Kerk, neen de Christus, ja de drleëenige God vraagt, elscht van onsgeloof. Op dat stuk mogen we nooit marchandeeren I Als eea jongeling, trots alle liefderde waarschu wing, weigert te gelooven en zijn instemming met de belijdenis der Kerk afhankelijk maakt van de vraag of zij deze lean staande hou den voor de rechtbank van het intellect, voor de vierschaar van 's menschen rede en dat is bfj hem ntét een tijdelijke afwij king, v/at het, Gode zij dank! door den aard der jeugd, vaak slechts blijkt te zijn maar 't is hem levensernst, eisch waarmee hij van zijn leeftijd tot het vól-man-zjjn in gaat dan hoort hq bij ons niet. We mogen 't met tranen beweenen. We raogen hem nooit loslaten voor den Troon der genade, maar zijn elsch, die hij stelt, is met het gelóóf, is met de levens wet van Christus' Koninkrijk in flagranten strijd. Het geloof trekt tot in eeuwigheid de scheidslijn tnssehen de kinderen Gods en degenen die buiten zijn. „Eén ding is nsodig", zegt Jezus. Ea aan dat ééne, dat eene alléén hangt eeawlg-wel-of-wee Het is, als onze ouden zeiden„De wortel der zaak". Waar die gevende!! wordt, daar is de eeuwige zaligheid vast, wat stonn het jonge, voor indrukken zoo vainaar gemoed, slingeren mag. En waar die niet aanwezig is, daar ontzinkt den jongeling allen grond, als zou hij Luther's moed en Calvijn's kennis bezitten ter verdediging van de leer-des- geloofs. Ik prijs niet graag den ouden tijd. Er is nu véél beter dan toen. Maar ik roep toch allen, die met mij in een vorig tijdperk nog waren en in een ge moedelijk,! christelijk milieu opgroeiden, tot getuige of niet de gansche stemming in kerk en schooi en gezin ea vereeaiging, ónwille- keurig dit als alierdiepsten indruk in ons jonge hart braeht, dat wij bekeerd moesten worden. Dat er aan ons een werk van ony/eerstan- deiijke genade gebeuren moest. Dat we Anders, radicaal daders moesten worden dan we uit aatuurlqke geboorte waien. Wie ernst maakte met de diagen, voor hem overschaduwde die vraag alle andere. Och, ook wij kenden onzen strijd I Vergeet niet, 't wa3 toen in den bloeitijd van het kilste modernisme, en" ep de ruwste wijze werd onze Bijbel aangetast. Darwin was de groote profeet van 't allernieuwste lieht, voor wie men zich devotelijk boog. Een Intense vijandschap tegen de geopen baarde waarheid, tegenover alle openbaring als zoodanig, doorhuiverde toen de maat schappij, zooals men ire meer onverschil lig werd, zoo was nsen toen vijandig. En dat alles stormde op ons aan. Want veel méér nog dan thdas, moesten wij tóén voor onze spade en ons houweel afgaan naar den Filistijnschen smid; chris telijke wetenschap lag toen nog geheel in de winselen, zelfs onze Chr. onderwijzers werden goeddeels opgeleid aan de openbare inrichtingen. Maar toch dat alles had bij ons de overhand niet. Omdat de ziel tenslotte aan één zaak het over wicht gaf en dat was de alles beheerschende vraag naar de persoonlijke bekeering, naar de gemeenschap met Christus en de vernieu wing des Geestes. Nu moet men dit goed verstaan. Allerminst beweer ik, dat onze tegenwoor dige jongelingschap met deze vragen geen ernst snaken zouGode zij dank, de le venservaring toont het wel anders. Maar dit is mijn meening: Ais zij méér nog kwamen te staan in het centrum van ons leven, dan zou zooveel dat nu de eerste viool vaak speelt in 't orkest der-ziel, reeds daardoor op het tweede, op lager plan komen. Waar 't naar zijn waarde ook hóórt. En de hervinding van verstoord evenwicht zou zooveel te gemakkelijker geschieden. „UITKIJK. XXVII. Amice I Niemand zal ontkennen, dat wij onrustige tijden beleven. In het Buitenland woedt een vreeselijke oorlog waarvan het einde nog niet is te voorzien en in het Binnenland zijn oproer, relletjes enz. in verschillende plaat sen aan de orde van den dag. Als je dezen brief leest, weet ik natuur lijk niet hoe de toestand is, maar op het

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1918 | | pagina 1