338te Jaargang N°. 2378. voor de Zuidltollandsclie en ^eeiiwseiie Eilanden. Derde Blad. Zaterdag 6 April 1918. Antirevolutionair Orgaan 3 IN HOC SIGNO VINCES Uit hat Schoolleven, W. BOEKHOVEN Zonen, Alle gfükRen voor de Redactie föestensd, Adverteistlën eis versier© Adoslnlsiratle fironco te aesisIeBi fó&n» «Ie Uitgevers. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling 5.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS: SOMMELSDiJK. Telefoon Intercommunaal No. 202. jjrrrFriinrfftr TfrriïW'ïttBariarai» ADVERTENTÏËN 121/, Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 cent per regel. DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR. niï— Geen demobilisatie op onderwijsgebied. Nu we in de volgende maand zeer waar schijnlijk de jaarvergadering van onzen Schoolbond weder hopen te houden, willen we beginnen met het onderwerp van de vorige bijeenkomst in ons blad op te nemen. Zooals bekend is werd door den voorzitter behandeld het onderwerpGeen demobilisatie fj. op onderwijsgebied. Na opening las hij voor Num. 25 1—13 en naar aanleiding van dit schriftwoord zei bijDit ernstig woord (de straf over de kinderen Israels, omdat zij zich koppelden aan Baal Peor), het krijgt nog meer betee- kenis voor ons, wanneer wij lezen in Num. 31 16. Zie deze waren, door Bileams raad, den kinderen Israels, om oorzake der overtreding tegen den Heere te geven in de zake van Peor, waardoor de plage werd onder de vergadering des Heeren. Bileam heeft dus niet alleen bij herhaling verklaard, dat hij het volk Israels niet vloe ken mocht, maar hij heeft bij zijn heengaan aan Balak den raad gegeven, de kinderen Israëls in den val te lokken, bij de offer feesten ter eere van Baal Peor de zonen en dochteren der kinderen Israels uit te noodigen, ze in gezelschap van de zonen en dochteren des lands te brengen en hen zoo voor zijn goden te doen buigen, om daardoor natuur lijk de kinderen Israëls los van hun God te maken, ja ze tegenover hun Verbonds-God te plaatsen. En deze toeleg is maar al te zeer gelukt. En toen niet alleen, nog telkens is Satan er op uit, om ook ons en onze kinderen tegen over onzen Verbonds-God te plaatsen. De Heere is zoo genadig geweest, ons en onzen zade in een verbond op te nemen, om ge zamenlijk tegen Satan en zijn gansche rijk te strijden. En niets is voor den leugenaar van den beginne aangenamer dan dit verbond te doen verbreken. En omdat 't nooit gelukt God ontrouw jegens Zijn volk te maken, probeert hij 't alle eeuwen door ons en onze kinderen ontrouw jegens onzen Verbonds-God te doen zijn. Daartoe heeft hij vele middelen. De slordigheid der ouders. De laksheid, waar door men zijn kinderen als aan hun lot overlaat. De plicht niet verstaat zijn kinderen in „de voorzeide leer" te onderwijzen, ze met de kinderen der wereld laat omgaan (zooals In 't voorgelezen schriftwoord), ver keerde lectuur toelaat, of in 't geheel niet op de lectuur toeziet, (ook wat de courant aanbelangt), en niet het minst, door de kin deren op te voeden en te onderwijzen met volkomen negeering van God, zooals op onze Openbare scholen geschiedt. Dat is toch een opvoeding en onderwijzing, waarbij, op zijn zachtst gesproken, gedaan wordt, alsof onze God niet bestaat. Van zoo'n opvoeding en onderwijzing zei onze Groen: Dat onderwijs is on-christelijk, omdat de wet van 1806, door de vereeniglng der gezindheden ('t was nog voor 1840) een beginsel ingevoerd heeft, tengevolge waar van de Bijbel of niet of enkel behoudens goedvinden der R. K. geestelijken mag gelezen worden; het is on-chistelijk, omdat men door dé afscheiding van hetgeen onafscheidelijk is niet slechts de leer des Bijbels als terzijde gesteld, maar ook de geschiedenis des Bijbels van ziel en leven en waarheid heeft beroofd. Ja, het is anti-christelijk (d.i. tegen het Christelijke) omdat, terwijl het leerstellig onderwijs in schijn uitgesloten wordt, men inderdaad een ander leerstellig onderwijs geeft het'is anti-christelijk, omdat men er met voorbijzage der klove, die de zonde ge steld heeft, een algemeenen vader der men- schen verkondigt het isi anti-christelijk, omdat men aldus aan 't jeugdig gemoed een God predikt, die (dit is mijn overtuiging en velen zijn er met mij van overtuigd) een droombeeld is van menschelijke wijsheid, een afgod, die met verloochening van den levenden God de openbaring opgericht wordt. Toen was 't dus alzoo (on-chiistelijk en anti-christelijk) toen er nog een gebed op school gedaan werd en de Bijbel nog niet geheel een gesloten boek was. Zoo er dan ook op onze eilanden nog een enkele Openbare schoei gevonden wordt, waar zulks nog gebeurt men denke eens over de woorden van onzen Groen na. Op de meeste Openbare scholen is dat tegenwoordig contrabande, zeer tot schade voor land en volk. Tegenwoordig deet men in die scholen alsof er geen God Is, die gediend en geprezen wil en maet worden; integendeel men drup pelt onzen kinderen de evoiutie-theoriën in, in de lagere, meer neg in de middelbare maar vooral in de hoogere scholen. En daar door komen onze kinderen noodwendig posi tief tegenover onzen Verbonds-God te staan. Dan bereikt Satan op 't allerzekerst zijn doel. Dan hebben onze kinderen niet alleen om gang met de kinderen der wereld, krijgen al spoedig dezelfde lectuur, doch nemen ook langzamerhand de levens- en wereldbeschou wing van hen over en naar menschelijke berekening volgt dan noodwendig een saam- leven met de wereld, een ontrouw worden aan God en Zijn woord Aan dit werk van Satan zal niemand onzer toch meedoen, geen onzer zal den raad van Bileam op zijn lippen durven nemen? Daarom zoolang er nog een gedoopte in den naam des Drieëenigen Gods op onze dorpen wordt gevonden, die niet naar een school met den Bijbel wordt gezonden; zoolang nog een onzer gedoopte kinderen gaat naar een normaal- of kweekschool, naar een middelbare of hoogere school, waar onze Bijbel niet is 't eerste leerboek (omdat het geestelijke meer is dan 't stoffelijke, de ziel meer dan 't lichaam, de eeuwigheid verre gaat boven dezen tijd) zoolang moeten wij den strijd van Pinegas op dit terrein voeren, van wien we ze even lazen, dat hij voor zijn God geijverd heeft en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israëls. En ge zult 't mij moeten toestemmen, zoo ver zijn we nog niet. En daarom kas er van een beëindigen van den schoolstrijd geen sprake zijn en daarom ook: geen«demobili satie op onderwijsgebied, allen mobiel bestuur en onderwijzers en allen, die hun Gsd liefhebben in Christus onzen Zaligmaker en allen, die ook ons volk liefhebben. AI onze gedoopte kinderen, die onderwijs ontvangen, moeten dus naar eisch des ver bond» op Chr. Scholen. Ook die kinderen, en we zouden haast zeggen, die wel het allernoodzakelijkst, die de lagere school hebben verlaten. Juist op dien leeftijd gaat 't beginsel rijpen of komt tet meerdere vast heid. Hoe menigeen, die, na de lagere school op openbare instellingen is gekomen, is voor onze actie verloren gegaan. Sommigen, die er nog niet eens vooruit komen, in 't uitwendige nog meegaan, trouw de ktrk gemeenlijk éénmaal bezoeken, onze politieke bladen meelezen doch aan vriend of vriendin onder de soos vertellen, dat ze van ons beginsel niet meer moeten hebben. Daarom zullen wij niet kunnen rusten, zoo we onzen God en Christus, onze kinderen en ons volk liefhebben, voor alle onderwijs naar eisch der beginselen wordt gegeven. En Indien wij maar de zwaarte van dien eisch mogen voelen, en verstaan, dat het verbond, waarin wij opgenomen zijn, het van ons vordert, dat wij en onze kinderen met al de denkkracht van ons hoofd, de spierkracht van onze hand, de liefde van ons hart en 't geld uit beurs of kast moeten staan tegen Satan en zijn rijk, dan zullen er Pinehassen in ons midden opstaan en we zullen krijgen over heel de lijn een onderwijs naar eisch der beginselen, normaal- of kweek school met den Bijbel, H. B. S. of Lyceum m/d Bijbel, en grooten ijver en offervaarheid voor onze Hoogeschool m/d Bijbel. Om steeds meer liefde voor deze zaken te krijgen, om steeds meer voor onzen Qod ook op dit terrein te leeren ijveren hebben we o.m. onze ouderavonden en schooldagen noodig. Maar hoe zullen we daarbij strijden, ieder op eigen gelegenheid, ieder naar eigen inzicht Immers neen, noch voor de uitwendige noch voorde innerlijke zaken. Het moet geen tirailleurswerk zijn. En we zoeken ons zelf niet, de koude geest der Mammondienst noch de hooge geest der eigengerechtlgen moet over ons heerschen. We moeten schouder aan schouder staan en daarvoor hebben we nu een bond, de onder wijzers hebben hun schoolvergaderingen en moeten ook een afdeeling hebben en zoo toonen we elkaar noodig te hebben bij den opbouw van ons onderwijs volgens onze beginselen. Geen onzer meent zijn wil een volk te zijn Gemeenschappelijk trachten we ons doel te benaderen. 2o. We moeten bij dezen strijd naar be proefde regelen handelen, 't Is daarom ge lukkig, dat we eenerzijds den eisch onzer beginselen kennen, als Christenen willen leven, maar ook anderzijds met de historie rekenen. We zijn chrlstelijk-hlstorlschen of tewel anti-revoiutionairen. En de historie heeft in deze zaak heel wat mee te zeggen. Laten we dat even nagaan. Zooals we weten heeft de kerkhervorming den grond gelegd voor onze stads- en dorps scholen. „Zal de Christenheid tot hare kracht komen, zoo moeten inderdaad met de kin deren beginnen", schreef Luther. Sinds is 't onderwijs een voorwerp van kerkelijke zorg geweest en geheel de Repu bliek door gebleven. De groote synode van Dordrecht (1618—'19) gaf ons de zoogen. „Christelijke grondwet der opvoeding",'die langer dan 2 eeuwen is nageleefd. Daar de kerk op het eind der 18de eeuw in zeer treurigen toestand verkeerde, was de school mede in diep verval. Alle schrijvers, van welke richting ook waren het er over eens dat het onderwijs voor de jeugd voor de komst der Franschen in de 18de eeuw, in ons land in een aller- treurigsten toestand verkeerde. De kerk kan dus geen schoolmeester spelen. Er moest nu krachtig ingegrepen worden. Niemand maakte zich echter daartoe op. Noch de kerk ze had er schijnbaar genoeg van noch de ouders. Het was daarom een uitkomst, dat de Staat ging doen wat anderen nalieten. En in dien zin moet het dus worden toegejuicht, dat de 2 oud-predikanten Prof. v. d. Palm en Adr. v. d. Ende, door hun arbeid't zoover brachten, dat de eerste wet op 't L. den 15 Juni 1801 kon verschijnen. Bij ontstentenis van veerkracht is de Staat geroepen in te grijpen. Doch de periode van 1801 tot heden heeft ten duidelijkste aan 't licht gebracht, dat de Staat tot schoolmeesteren ook niet bekwaam is. Eerst in de wetten van 1801 en 1803 bracht hij op zijn scholen een soort van godsdien stigheid en vereering van 't Opperwezen, waarmede zooals Prof. Woltjer zich uitdrukt, een heiden als Cicero zich heel goed had kunnen vereenigen. Hij gaf een Catechismus, waarin o.m. de vraag voorkwamWelke godsdienst is het meest geschikt Astw. Alle godsdiensten zijn in de oogen van den Wijze gelijk, mits dat derzei ver leer-en zedenkunde overeenkomstig zijn metde wet ten van den staat. Hieruit blijkt, hoe gevaarlijk 't is als de Staat 't Schoolwezen regeltEen van belden toch: de Staat schrijft voor neutraliteit op de scholen, wat blijkens de ervaring onuit voerbaar is, of de Staat, maakt zelf een gods dienst, zooals in bovenstaand antwoord er een is gefabriceerd. In de wet van 1806 kwam 't art. reeds voor over 't opleiden tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden, met de kennelijke bedoeling om de school godsdienstig te doen zijn. In de algemeene Schoolorde toch, die uit deze wet voortvloeide schreef men „De schooltijd zal, hetzij wekelijksch, hetzij dagelijksch met een korten gepast Chr. gebed op een eerbiedige wijze ingericht, geopend en gesloten worden en er zal bij dezelfde gelegenheid ook iets toepasselijks gezongen mogen worden". Zelfs werd den onderwijzer ten ernstigste aangemaand om van den Bijbel bij zijn scholieren 't meest gepast gebruik te maken. Doch hieruit kwam juist ook de groote moeite voort met de R. K. en de Joden. Van 1806—1840 werd het vrijgelaten, doch daarna begon men alles uit de school te bannen. Krachtens 't K. B. vaa 2 Jan. 1842 verzocht de R. K. geestelijkheid overal om opgave van boeken, gezangen en geschriften. Zoo kwam de lagere school onder onmiddelijken Invloed van den paus. Tegen dit bijeenhouden van wat niet een is, heeft Groen en hebben onze voortrekkers den strijd aangebonden. In de onderwijzers, had men een getrouwe weerspiegeling. Eerst waren de heeren on derwijzers: godsdienstig, ntëdern, trouwe zonen der liberale partij, met wiens hulp de groote partij de idealen trachtte te verwezen lijken, die zij had op kerkelijk, maatschap pelijk en staatkundig gebied. Nu telt de S. D. A. P. vele volgelingen onder de onderwijzers. De liberalen worden handelbaarder. Mr. S. van Houten verklaart, dat we met de open bare school slecht uitkomen. Mr. de Vries is reeds weihouder van onderwijs geweest in Amsterdam. Doch hoofdzaak is voor ons, dat ze de school voor lager, zoowel als middelbaar en hooger onderwijs gemaakt hebben tot een brandpunt, waar al de ter bestrijding van het Christendom beschikbare machten zich hebben geconcentreerd, ten einde gedurende vele jaren bij onze jeugd en zonen, die hinderlijke voorstellingen uit 't hart weg te slijpen, 't hart los te maken van en te stellen tegenover den levenden God. Dit alle3 is dus een gevolg van 't school meesteren van den staat, maar ook oen ge volg van het verzaken van't dieper liggende beginsel, dat de kinderen 't eigendom van de ouders zijn en dat deza dus verplicht zfjn hun kladeren te doen of te laten onderwijzen. Hierover zijn wij 't allen heel goed eens. Aan de overzij hoort men wel eens heel iets anders. De socialist steekt het niet meer onder stoelen en banken, dat de kinderen aan de gemeenschap behooren. Min. Cort van der Linden zei er in zijn eenige jaren geleden verschenen geschrift „Conservatief ef progres sief" met 't oog op den eigendom van dat allé goed aan da gemeenschap behoort en de zoogeu. eigenaar niet anders 13 dan een door deze (d.i. door de gemeenschap) aangestel- den administrateur van haar goed. Leven, kinderen, bezitting, het behoort alles toe aan da gemeenschap, aan dsn absoluten staat, aan dea modernen God, van wlen ieder alles wat hij heeft slechts.ontvangt in tijde lijk beheer en gebruik tegenover wien geen recht zich kan doen gelden. Onver- valschte wasch-echte geesteskinderen van Rouseau. Deze zei ook: In den Staat Is 'tlever.den mensch met al wat hij heeft een voorwaar delijke gift en de mensch moet bereid zijn dit terug te geven, als 't belang van den Staat dit vordert (Contract-Social). De Staat moet de kinderen volgens dit stelsel opvoe den en mag zulks doen, zoo zij verkiest. Dit laatste strijdt met alle natuur en rede. Een ander zou dieasvolgens verplicht zijn vrijwillig z(jn kinderen te laten opvoeden naar beginselen, die hij verderfelijk acht. Hij zou dan volgens hun stelsel een geestelijke moord moeten begaandit zullen ze erken nen, dat niet mag; doodslag is ook voor hen nog zonde. Neen, de Staat moet 't niet doen, wanthfj is de eigenaar niet, en hij kan 't niet doen ook. Eik kind heeft zijn eigen karakter, aan leg, individualiteit dat is een gave Gods en deze gave moet door de ouders geëerbie digd worden. Het is hun plicht, die aanleg en dat karak ter, dat zich op velerlei manier openbaart te leeren kennen en daarnaar de opvoeding in te richten. Daartoe zijn zij alleen In staatzij kennen 't kind van zijn intrede in de wereld; zij kunnen zijn intiemste uitingen vernemen; voor hun 3taat zijn hart open. De Staat is geen eigenaar en ook niet ter zake bevoegd. De ouders moeten dus (de geschiedenis leert het en de Bijbei eischt het), de ouders moeten dus voor de Scholen zor gen Van Vereenigingen van belanghebbende en belangstellende ouders moeten dus ook onze lagere-, mulo-, vak-, normaal of kweek-, middelbare en hoogere scholen uitgaan. Daarom moet 't ook ons naaste doel zijn, zoo er behoefte aan een dezer scholen is, belanghebbende en belangstellende ouders tot zulke vergaderingen op te roepen. Naast onze ouderavonden en schooldagen tot opwekking, dus Scholen met den Bijbel voor alle onderwijs, uitgaande van vereeni gingen van de Guders, benevens vrije examens natuurlijk. Maar ook met 't oog op 't inwendige schoolleven moeten we mobiel blijven a. De verhoudingen in onze Scholen moe ten steeds zijn zooals ze behooren. Die tus- schen Bestuur en onderwijzers, tusschen 't hoofd en de onderwijzers, maar bovenal tus schen de ouders der leerlingen en de onder wijzers. Tot huisbezoek bij de -..ei» zijner leer lingen moet elk onderwijzer zich zedelijk verplicht weten, terwijl de ouders met den arbeid der onderwijzers in contact moet worden gebrachtopenbare lessen en ouder avonden. Dii geeft saambinding en saamlevlng en doet beseffen wat een moeite en arbeid ai voor de ouders der leerlingen wordt verricht. Ook zou 't zeer nuttig zijn, dat er wat meer litteratuur over onderwijs en opvoeding voor 't volk kwam. (Sommige onderwerpen zouden zeer geschikt zijn voor de schoolavondenen de vergadering van den Schoolbond). b. Naar 't zeggen van Dr. Bavink zijn we uit de politieke periode van den Schoolstrijd in den paedagogischen en methodologischen overgegaan. En 't kan niet geheel ontkend. De aanneming der Schoolwetnovelle van Dr. Kuyper heeft ons op poiitiek terrein een stuk vooruitgebracht, al zijn we nog niet waar we wezen willen. Men moet 't echter niet zoo opvatten, alsof onze stoere voortrekkers onder de onderwij zers ten eenenmale gespeend waren aan 't juiste inzicht in opvoeding eir onderwijs alsof wij er nu eens mee zullen moeten be ginnen. 'k Geloof, dat wij de jongeren die beginselen eer slechter- dan beter kennen en in toepassing zullen brengen. Die mannen hebben zich uit liefde tot hun Heer en Hei land gegeven, terwijl zij vrijwel alleen ston den. De predikanten b.v., de aangewezen leidslieden des volks in geestelijke zaken stonden tegenover hen. Zij hebben zich ge geven met volkomen negeering van de groote tractementen der openbare school en vaak met prijsgeving van een schoone carrière. Zij hebben zich gegeven, omdat zij geen grooter en schooner ideaal kenden, dan maar vele kinderen onzes volks aan de voet van 't Kruis te mogen brengen; in dien goeden zin man nen Gods kweekende, die tot alle goed werk bekwameiijk toegerust. Bij Intuïtie of welbewust hebben ze den julsten weg bij opvoeding en onderwijs be wandeld en 't voorrecht gehad, dat ze een geslacht zagen opgroeien, dat in de vteeze des Heeren wandelde en ook hebben ze in hun geschriften en werk nog menig proeve van deze onderwijskunde achtergelaten. Op dat hooge standpunt onzer voortrekkers moe ten ook wij staan. En voor onze a.s. onderwijzers eischt dit natuurlijk eigen normaal- of kweekschoolop leiding met vrije examens, epdat ze niet pas klaar gemaakt worden voor de openbare school, doch dat ze mogen komen te staan waar onze voorgangers stonden. Staande op hun standpunt, hebben wij in de opvoeding der kinderen onzes volks in 't besef te werken, dat wij slechts middelen zijn in 's Heeren hand. Hij, de groote, de eigenlijke opvoeder Zijner kinderen; ons v/oord slechts klei, om der blinden de oogen te openen. In 't besef, dat er een goddelijke operatie moet plaats hebben of plaats gehad hebben, zal 't wel met onze kinderen wer den In Christus alleen een barmhartig Vader, doch buiten Christus een vertoornd Rechter. Niet de werken des vleesehes, doch de vruchten des geestes zullen ons voor den hemel doen rijpen. (Gal. 5). En wat 't onderwj's betreft zal aard en wezen der geheele leerstof veel verschillen van die onzer tegenpartij, omdat, we over oorsprong, wezen en bestemming van den mensch, van 't kind ten eenenmale verschil len. Zoowel 't zedelijk-geestelijke in ons onderwijs, al3 ook 't vormende gedeelte. Het doel moet zijn, de ontwikkeling van 't eene geslacht op 't andere over en verder te bren gen door teveus 't wetenschappelijk gevon dene in huiskamer en keuken te bréngen. Populariseering van wat de hoogere weten schap aan 't licht brengt. Dit Ideaal, door Dr. Kuyper ons voorgehouden, zal voor sleur en werktuigelijkheid bewaren. Bij al dien arbeid hebben wij elkander noo dig. Daarom moeten aan elke school geregeld schoolvergaderingen worden gehouden (b.v. eens per maand) en onze onderwijzers ver gaderingen moeten ook op onze eilanden in eere hersteld worden. Daar kunnen wij leerstof, methodes voor de verschillende vakken, enz. enz., Indenken en bespreken, om steeds beter onze scholen aan haar doel te doen beantwoorden; opdat de bijzondere school onder samenwerking met huisgezin en kerk, 'tdeugdelijkst onder wijs geve en de beste karakters vorme. Hiertoe zijn we in en door gemeenschap bekwaam. Kort saamgevat Ons beginsel eischt, dat geen onzer kin- naar een openbare schoei wordt gezonden; Bestaat er dus hehoefte aan een dagschool u.l. of voor muloaan een normaal of kweek school, vakschool, aan een H. B. S. of Liceum, aan een dezer Inrichtingen, dan moet ze van

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1918 | | pagina 9