Advertentiëii.
Brieven uit het Oentrum.
LINO- EN TUINBOUW.
GEMENGD NIEUWS.
VERK00PINGEN,
fHÖBf BELGISCH WERKPAARD
De melkboer kapte 't gesprek af.
In gedachten wandelde ik verder.
Zonder twijfel, 't is nu eenmaal 'n echt
menschelijke trek, dat men eigen leed het
ergst voelt, 'n Gewoon, stekend zweertje er
gens op de eigen huid, doet nu eenmaal
meer pijn dan een negenoog in den hals van
een ander en wie zelfs alleen maar een
gevoelige tand heeft, denkt daar foch meer
aan dan aan de razende kiespijn, die zijn
buurman doet kermen van smart.
Maar de proportie moet toch ook niet
geheel uit hei oog verloren worden
Als de buren totaal afgebrand zijn en let
terlijk niets hebben kunnen redd:n, dan gaat
het toch niet aan, dat ik sta te jammeren
omdat er wat vuil water over mijn straatje
en in mijn bleekveld geloopen is, waar 't
waschgoed lag
Zeker, 't komt nu ook aan ons.
't Gaat schraal worden In den lar.de.
En ik kan me voorstellen, dat overigens
goed gesitueerde menschen 'in dezen tijd van
schaarschte en distributie weieens zonder
volkomen voldaan te zijn, van hun tafel
zullen opstaan. 4
We hebben ook' wel kou geleden.
Niet elke trein, niet eik vertrek of verga
derlokaal, waarin we vertoeven moesten,
was te allen tijde zóó verwarmd, dat we on3
behaaglijk voelden.
Erger staat all cht voor de deur.
Dat er van z'n genoegen te eten eigenlijk
geen sprake -neer kan ^ijn en we al blij
mogen wezen, wanneer we 't lichaam zoo
ongeveer in conditie houden.
We kunnen „vleeschlooze dagen" krijgen.
Gelijk vele plattelanders al heel wat „licht-
looze avonden" hebben uitgezeten .als
ze niet van verveling met de kippen op stok
zijn gegaan.
Maar toch maar toch
Ik wou, dat ons volk wat meer van de
wereldeller.de voelde en verstond, het zou
voor eigen ontberingen iets minder gevoelig
zijn én de dankbaarheid zou groeien
voor wat God ons nog laat, voor 't ontko
men totdusver aan z%ovele rampen, die elders
troffen en die de grens naderen, waar de
menschelijke kracht om te dragen bezwijkt.
Nu zwijg ik nog van den strijd
Och, wij wennen er te veel aan
Maar hoe wordt niet het lichaam eens
volks wreed verscheurd, als daar mlllioenen
zijner zonen dag op dagaan de duizend
gevaren van het slagveld ten prooi staan
Zinken daar onze bezwaren niet bij in het
niethoe weinig 't mijn bedoeling ook
is, die kleiner te maken, dan ze werkelijk
zijn
Maar toch maar toch
Ais ik van de oorlogs-ellende lees
Daar hebt ge nu b v. Picardië.
Dat schoone, oude graafschap in Frankrijk,
waar Oise en Som me doorstroomen, met
vele kleine stroompjes als kinderkens om
hen heen, een der heerlijkste oorden van
Frankrijk, maartoonee! van den ergsten
krijg.
In vredestijd 'n vruchtbaar oord:
Bezaaid met steden en dorpen, dicht be
volkt. Land van welige akkers en rijke
oogsten, van groote boerderijen en welva
rende stedekens, een der voorraadschuren
van 't zoo rijkgezegende Frankrijk.
Wat is er van geworden?
Sinds drie jaar woedt er de strijd.
Verleden jaar had hier de groote terug
tocht der Duitschers plaats, waarbij zij om
veiligheidsredenen een woestijn zetten tus-
schen hen en hun vijand.
Alles werd radicaal verwoest.
Steden, dorpen, hoeven, boomen, heggen,
wegen, alles.
Slechts een traject bleef over.
Nü is over datzelfde terrein alweer de
plettende oorlogsrol getrokken. Milüoenen
granaten hebben er zóó den grond omgewroet,
dat herstel in den vroegeren toestand haast
niet mogelijk is.
De bewoners zijn weg.
Als ballingen zweven ze door Frankrijk
heen, zonder huis of land of geld, veien,
dat is ellende
Ik zie andere tafdfeelen, waar ik de laatste
weken van las
't Is een lange, lange stoet al3 een dun
sijpelende stroom, die in den barren Ru.v
sischen winter over de verlaten velden, hon
gerig en uitgéput zich voortsleept: krijgs
gevangenen, die nu 't vrede is, in de Rus
sische binnenlanden zijn losgelaten met de
boodschap, dat ze wel naar huis kunnen
gaan: dagen, weken ver.
's Nachts katnpeeren ze om 'n houtvuur.
Daags slepen ze zich weer voort.
«Gebroken menschen", verhaalt een oog
getuige. Voor hun ieven geknakt en wie zal
zeggen, hoeveel duizenden er onder de Rus
sische sneeuw op dien lijden3tocht hun graf
vonden. Dót is eliende
En dón lees ik van de wandaden der Bols-
jewiki, vóór de Duitschers ter verlossing
kwamen
't Ergste schuim beheerschte 't land.
Duizenden zijn in koelen bloede vermoord,
vele dagen lang verkeerde al wat „burger"
was In doodsangst
In Sebastopol werden twee „rijke" straten
letterlijk uitgemoord en de lijken in zee
gesmeten. In een kiein Russisch stedeken,
Gloehof, werden in één nacht 500 lieden uit
de middelklasse als beesten geslacht. Booze
benden zwerven over de velden en door de
bosschen en 't hart staat stil, als men leest
van de wandaden, die daar bij de eenzame
plattelanders worden gepleegd. Bezittingen,
noch leven zijn meer veilig. Dat is ellende....
Zeker, ook bij ons wordt het zwaar.
Maar laten we ook op anderen zien.
Het ergste werd ons nog gespaard
UITKIJK.
XXV.
Amice
Ik benijd wel eens de onderwijzers. Niet
wat betreft hun salaris, hierbij dan het oog
hebbend op de bizondere onderwijzers, hoe
wel ik tot mijn groote vreugde constateerde,
dat ook hun positie heel wat is verbeterd
sinds de laatste weken. En van ganscher
harte hoop ik, dat die verbetering nog meer
moge slagen, Indien het wetje Lohman
c.s. in de Tweede Kamer wordt aangenomen.
Maar ik heb daar neergeschreven
Indien.
Zooals het er op het oogenbllk voor staat
en gezien het onderzoek in de afdeelingen
en de resultaten daarvan, dan twijfel ik wel
eens. Daar staat echter tegenover, dat God
ook hier wonderen kan doen, evenals bij de
behandeling wetje-Cort!
Want nietwaar? 'sVrijdags dachten onze
onderwijzerswij hebbén niets en
Dinsdag daarop was de aanmerkelijk positie
verbetering dónk zij den heer Van der Molen,
tot stand gekomenZoo kon het ongedachte
ook hier wel eens gebeuren. Ik ben zeer
nieuwsgierig naar de behandeling van het
ontwerp Lohman
Maar daarom benijd ik de onderwijzers
niet. Neen, ik berijd ze van hun vacantie.
Ife heb ook vacantie: zoo nu en dan een
enkele dag. Maar dat is er vacantie naarl
De menschen, die de couranten lezen, willen
steeds nieuws hebben, beschouwingen, ver
slagen enz. Onderwijzers, die vac ntie heb
ben, hebben dan ook" vacantie. Ze kunnen
inderdaad uitrusten van de vermoeinissen uit
hun schoolleven, van hun particulier en studie,
kortom ze behoeven niks te doen, als ze niet
willen. Doen ze het wel, nu, dat ligt dan
aan hun zelf. Maar wij, menschen, die de
couranten vullen, wij moeten steeds klaar
staan. Ik zit hier te schrijven, ver van het
centrum, mijn eigenlijke woonplaats. Ik heb
n.I. enkele dagen vacantie, met het oog op
hel Paasehfeest. Maar dat zijn geen dagen
van louter rust. Dat zie-je weer aan dezen
brief. Want, ondanks mijn vacantie, moet de
„Maas- en Scheidebode" a.s. een brief heb
ben van „Haka". Er zit dus niets anders op,
dan dat ik papier neem en ga schrijven, na
mijn dolce far niente, die ik vandaag heb
genoten.
't Is nu Zaterdagavond. Het mooie weer
is voorbij. Verleden week was het echt zomer.
In 't centrum zag ik reeds menschen ioopen
met strooien hoeden en zelfs in bloote hoof
den. Je weet misschien wel, dat in de groote
steden dit laatste nog al ingang vindt de
laatste jaren. Je hebt nu eenmaal overal je
menschen voor i Maar dat zoraertenue is wel
wat voorbarig geweest, hé Tenminste ter
wijl ik dit zit te schrijven, stroomt de regen
tegen de ruiten van de kamer, waar ik zit.
Over cert half uur is het Zondag. En Paasch-
feest, het feest der opstanding. De mensch
van de wereld begroet in dit feest de her
leving van de natuur. Daar gaat hij in op.
Maar hij voelt er geen warmte van. Het is
zoo koud en zoo leeg Andere denken
alleen aan een paar vrije dagen, van genot,
dat ze zullen hebben, mits het weer
meewerkte, 't Is te hopen, dat het met jou
en met mij niet het geval is. Want dan ziet
het er droevig uit. Wij zien in het Paasch-
feest ook de opstanding, maar niet die van
de natuur, maar van Christus Jezus, onzen
Heer, Die heeft geleden, is gestorven en be
graven om onzentwüieHeerlijkals men
dat moge gedenken aan onze ziet en ons hart
gevoeien, dat alleen door ons het Paasch-
feest is 1
En terwijl' wij in ons vaderland, dat nog
steeds, Gode zij drleweif dankniet is mee
gesleept in den wereldbrand, hoewel de nood
soms hoog steeg en het water tot agn de
lippen kwam, gaat men daar buiten onze
grenzen voort elkaar te dooden en te ver
minken. O, ik verlang zoo naar het einde. Ik
huiver als ik de berichten Iées van het front.
Getallen van hun verliezen noemen de Duit
schers nog niet in dit offensief, althans op
het oogenbllk, dat ik dit schrijf, weet ik ze
nog niet, maar het zai wel ontzettend zijn.
De Engelschen beweren, dat 30 tot 50
van de aanvatiers valien. Me dunkt, dat is
wel overdreven. Maar ook is onwaar, wat ik
gister iemand in den trein hoorde vertellen.
Hij kwam regelrecht uit Duitschland. Daar
werd rondgestrooid het praatje, dat de Duit
schers geen dooden hadden, maar enkele ge
wonden. Men moei, vind ik, hoe arg het overig
is, even glimlachen, als men dat hoort. Neen,
dan weten correspondenten van de grenzen
het wel anders te vertellen, hoe lange slierten
lazarettreinen over Luik en Aken Duitsch
land binnenstoomen
Het kan immers niet anders? En dat vind
ik het vreeselijke. Men kan de strategie van
een Hindenburg, de kennersblik van een
Ludendorff, de dapperheid van een Von Gal-
witz, om het bij enkele maar te laten, bewon
deren en dat is ze ook, maar hun offensief
kosOoch maar tientallen van menschenlevens!
En waarom wordt er nu eigenlijk gevoch
ten Laten we maar eerlijk zijnom macht,
om roem, om eer. Ik laat nu Titane buiten
beschouwing, wie de schuld van dezenoor-
log en ook van de voortzetting er van (want
die twee moeten m.i. wel terdege worden
onderscheiden 1) draagt, maar dat is zeker
hij of zij zullen hun gerechte straf nier ont
gaan. Het bloed van al die menschen roept
om wraak ten hemel.
Inipiddels'valt er van het in beslagnemen
onzer schepen weer iets te consfateeren,
waarin ons land onrecht werd aangedaan,
omdat.wij nu eenmaal een kleine natie
zijn. Vlak voor Viissingen heeft men mijnen
gevonden, die bij onderzoek bleken Engelsche
te zijn.
ik laat hier een oogenblik de „Nieuwe
Courant" spieken. Het blad zegt er van
„Geen enkel recht der onzijdigen biijft in
dezen oorlog ongeschonden, voor geen enkele
rechtsbreuk deinzen de oorlogvoerenden terug.
Het bericht, volgens de Middelb. Ct. van
alleszins bevoegde zijde, is een nieuw bewijs
daarvan. De eenige toegang naar een onzij
dige haven is, alsof het hier een haven van
den vijand gold, met verankerde mijnen ge
blokkeerd.
Indien voor vijandige havens een mijnen
veld wordt gelegd, gaat daarmee gepaard een
waarschuwing aan neutralen. Hier zijn in alle
stilte voor den eenigen tcegang tot een neu
trale haven een haven, die tevens basis
is voor de oorlogsvloot van een bevriende
natie mijnen verankerd en dat die niet
meer menschenlevens hebben gekost dan dat
van den commandant van het bewakings-
vaartulg, dat daar 15 Februari in de lucht
vloog, dan is dat niet de schuld van de man
nen, die dit verraderlijk wanbedrijf pleegden.
Het is integendeel een wonder, dat niet
veel meer zeelleden het slachtoffer zijn ge
worden van deze daad tegen een bevriende
natie, niet meer schepen zijn vernield.
Even goed als het bewakingsvaartuig had
een onzer groote oorlogsschepen met eenige
honderden aan boord het offer kunnen wor
den van deze mijnen.
Van tweeën één, of de Britsche admirali
teit gaf order tot dit misdrijf en dan kan zij
niet in twijfel zijn geweest omtrent de mo
gelijke gevolgen van deze minachting van
de rechten van een neutralen staat. Dan is
de vraag op haar plaats: welk nut ziet de
Britsche regeering in een deelneming van
Nederland aan den oorlog aan de zijde van
Groot-Brltannie's vijanden
Dan kan de ernst van dit feit niet worden
overschat.
Of en dit lijkt ons vooralsnog meer
aannemelijk, onkunde of nalatigheid der Brit
sche marine, die niet anders dan als misda
dig kan worden gekarakteriseerd, is verant
woordelijk voor deze daad en dan zal de
Britsche regeering niet kunnen nalaten nu
aan het licht is gekomen wat er geschied is,
daaruit de vanzelf sprekende consequenties
te trekken en aan de onze mede te deelen,
wat zij deed, om te verhinderen, dat weder
om door haar organen oorlogsdaden worden
begaan tegen bevriende regeeringen".
Ik behoef er niet meer bij te .voegen. Het
blad slaat den spijker op den kop. En dan
is er daar in Amsterdam nog een t lad, dat
de „De Telegraaf" heet, dat ijskoud durft
schiijven
„Waarom is het thans ellendiger Neder
lander te zijn dan Noor of Deen of Span
jaard Omdat men voortdurend het gevoel
heeftals wij kerels waren, dan zouden wij
meehelpen om de nachtmerrie van Europa
af te wentelen. Hier Kon gebeuren, wat ner
gens elders gebeuren kan. Van hieruit kon
de verdrukker in zijn hartader worden ge
troffen. Van hier uit is de Rijnstreeirberelk-
baa:, de streek van de steenkool, van Krupp,
van de wolfabrieken en de chemische indu
strie. Door een aanval van hier uit kon de
kracht worden verlamd, konden de veibin-
dingsiijnen worden afgesneden, kon het drei
gend onheil misschien worden afgewend.
Maar wij zijn geen kerels. Wij zijn
maar kereltjes. Ons is het opgelegd, het ter
gend bewustzijn onzer machteloosheid te
dragen."
Commentaar verder overbodig. Wat 'n
roekelooze, on-Nederlandsche taalVoor 't
oogenbllk genoeg. God geve spoedig vrede
Met hartelijke groeten, je vriend
„HAKA"
Normaalmest en Kunstmest.
Onlangs werd in enkele bladen door de
de Rijks land- en tuinbouwleeraren in Noord-
Holland gewaarschuwd tegen Normaal- of
Natuurmest, zooals wij gedurende de oor
logsjaren reeds meermalen deden. De uit
vinder, de heer Felix Bezemer, vatte hierop
vuur en vaart nu in „Het Centrum" van
23 Febr. op de hem eigen wijze uit tegen
genoemde leerraren. Dat „Het Handels
blad" en „De Telegraaf" dit stuk weigerden,
is begrijpelijk, daar Schrijver al heel weinig
zelfrespect toont te bezitten: 't is weer, zoo
als we van hem gewoon zijn, eensdeels een
brutale zelfophemeling en anderdeels een la
ge verdachtmaking van officieele ambtdra
gers. De lust ontbreekt ons om voordezoo-
veelste maal verschillende oude beweringen
te weerleggen en te bestrijden, maar op en
kele punten willen we toch wijzen.
De heer Bezemer beweert driestweg, dat
geen enkele land- of tuinbouwieeraar in ons
land ooit een enkele proef met zijn meststof
nam. Dat i3 een bewuste leugende heer B.
weet, dat de heer Elema, Rijks landbouw-
leeraar voor Drente, in vereeniglng met den
Directeur van Frederiksoord, een vergelijken
de proef met Normaalmest nam, en hoe treu
rig de uitkomst voor hem was, Is hem al
meermalen, ook door ons, onder de aandacht
gebracht. Als hij verder beweert r'„De ge
heels vakpers doet niets dan „afbreken". Nie
mand dier lieden heeft ooit pr :even geno
men I" dan weet hij, ook hiermee de waar
heid geweld aan te doen. Reeds deze feiten
teekenen de man voor hen, die hem nog niet
in zijn waren aard hebben leeren kennen.
De uitvinder van den normaalmest verwijt
den leeraren, dat zij niets van zijn Normaal
mest weten. Stel eens, dat dit zoo is, dan
vragen wewaarom heeft den heer Bezemer
dan onzen raad niet gevolgd, hem reeds vóór
een jaar of drie gegevendat hij ir. overleg
en samenwerking met die heeren zijn proe
ven zou nemen Blijkbaar heeft hij zulke
proeven—goed op gezet en gecontroleerd dus
niet aangedurfd. Liever ging hij opeigen
houtje aan 't werk, om dan te schetteren van
„1100 welgeslaagde proeven," of: „90 pCt.,
geslaagde proeven", waarvoor echter elk deug
delijk bewijs ontbrak met „brieven van hoogst
tevreden gebruikers". Aangenomen de echt
heid hiervan, welke waarde hebben zulke alge-
meene tevredenheidsbetuigingen? Immers,
niet meer of minder nog dan die van ge
bruikers van Pink pillen e.d. Dat de heerB.
en zijn in de toepassing van middelen, om
attesten machtig te worden is allang ge
bleken en hem, ook door ons, verwetenmen
schen teekenden, zonder te weten wat, of
verklaarden later, toen een onderzoek inge
steld werd, van den Normaalmest geen wer
king gezien te hebben.
Deze feiten zullen den lezer een nog be
teren kijk op den uitvinder van den Nor
maalmest geven.
De slechte resultaten, met Normaalmes-
verkregen wil de uitvinder goed praten door
te zeggen, dat dit elk jaar bij elk gewas bij
iedere meststof voorkomt. Dit is een waar
heid als een koe, omdat er tot het weisla
gen van den oogst onderscheidene factoren
moeten samenwerken, welke factoren de-
mensch niet in zijn hand heeft. Niemand ech
ter zal daarom de deugdelijkheid van stal
mest, compost of kunstmest in twijfel trek
ken, omdat die door de ervaring vaststaat.
Van Normaalmest moet ze evenwei nog be
wezen worden.
Nu wil de heer B. zijn lezer als 't ware
bezweren op gezag van zijn wetenschappe-
lijken naam zijn vinding te accepteeren. Maar
waarom zal men hem, die te Wageningen
voor een kwart-eeuw studeerde, meer ver
trouwen schenken dan zijn leermeester den
heer Aberson, en anderen, die ook dóór hun
opleiding en vorming genoten? Wat weet
men van al zijn beweerde proeven in Indië,
en de 60 mille, daaraan ten koste gelegd
van zijn „levenswerk" en onbesproken repu
tatie". 't Zou voor des heeren Bezemers
reputatie heusch veel beter zijn, als hij min
der blufte en schold, en indien hij zelf althans
nog eenig vertrouwen in zijn vinding stelt,
wat wij welhaast moeten gaan betwijfelen
nu eens den eenigen weg in sloeg, die tot
een betrouwbaar resultaat kan voeren. Dat
er door de guano-fabriek teZwijndrechtgroote
winsten zijn gemaakt, laken we evenzeer als
de heer Bezemer; we hebben dit ook open
lijk afgekeurd, meermalen, maar wat doet
dat hier ter zake En ais de vlieger van den
heer B. eens was opgegaan, en er niet tegen
zijn praktijken was gewaarschuwd, zou hij
dan ook geen groote kans gehad hebben thans
O. W.er te zijn Is het dus misschien af
gunst, die hier om den hoek komt kijken?
D% heer B. Jproseert als de man, die de
landbouwwetenschap, bepaaldelijk de plan-
tenvoedingsleer, in nieuwe banen leidt. Maar
zijn theorieën, die voor een deel napraat zijn,
vereischen nog bewijs. En wat hij, op grond
zijner theorieën heeft gemeend te moeten
uitvinden en op de markt te brengen, kan
stellig een mislukking heeten. Er moge mis
schien iets goeds in zitten, iets beters dan
wij in gebruikelijke kunstmeststoffen hebben,
is het zeker niet Bezemer's theorie zegt, dat
wij in di'n aan te brengen mest geen phos-
phorzuur, kali, enz behoeven te geven; die
voedingsstoffen zijn dan rok in Normaalmest
niet aanwezig. Echter zal de eenvoudige, on-
gelettérde landbouwer heel nuchteren hem
wijzen op de werkelijk schitterende uitkom
sten door aanwending dier meststoffen ver
kregen; op de vruchlbaarmaking-van voor
heen schrale, verarmde akkersop de ont
ginning van duizenden H.A. woeste gronden,
waardoor in tal van streken van welvaart Is
gekomen. Kan Normaalmest dat bewerken?
Wij hebben vóór ons 'liggen een deel van
het verslag van de in 1917 in Friesland aan
gelegde proefvelden. Over een veeljarige ver
gelijkende proef te Buren (Ameland) lezen
we o.a. Trouwens over de 17 proefjaren ge
rekend, heeft deze vorm van besmetting
(kunstmest) met den stalmest kunnen con-
cureeren, terwijl hij veei goedkooper is ge
weest". Van een andere proef, ook te Buren
heet het: „Over de 17 proefjaren staat stal
mest ver beneden voliedigen kunstmest
Het verslag van een proefveld te Ballum
zegt o.m.„Over de 18 proefjaren is deze
vorm van bemesting (kunstmest) nog 3300
K.G. bij den stalmest voor, terwijl de kosten
zonder eenigen twijfel belangrijk lager zijn
geweestEindelijk lezen we van
een vierde proef, ook te Ballum„Over de
19 proefjaren staat de stalmest belangrijk be
neden kunstmest
Zal de heer Bezemer na een 20-tal jaren
op dezelfde uitkQpisten met zijn Normaal
mest kunnen bogen C. B.
Een opmerking voor hen, die Grasland
Scheuren om het te bebouwen.
Nu op „hoog verzoek" vele graslanden zijn
en nog worden gescheurd voor de voedsel-
teelt, mag niet uit het oog worden verloren,
dat de gewassen welke men op gescheurd
grasland teelt, vaak zeer veel te lijden heb
ben van ritnaald en emelt, waardoor
de opbrengst soms tegenvalt. De gewassen,
die het allerminst van deze vreterij te lijden
hebben, zijnvlas, mosterd en koolzaad, maar
deze gewassen komen voor de teelt om ver
schillende redenen natuurlijk niet in aanmer
king. Het allermeest hebben granen op ge
scheurde graslanden van vreterij door rit-
naalaen en emelten te lijden.
Toch zoo schrijft Prof. Ritzeraa Bos in
het „Tijdschrift over Plantenziekten", waarin
hij wijst op deze risico toch moet worden
erkend, dat graangewassen, die er soms ten
gevolge van die vreterQ allertreurigst uitzien,
later wat den oogst betreft, nog erg meeval
len. Wel zijn vele planten door de vreterij
doodgegaan, maar die, welke er door geko
men zijn, stoeien zich, met name op gescheurd
grasland, sterk uit. Heeft men derhalve op
een zoodanig perceel eenmaal tarwe of haver
uitgezaaid, en wordt een sterke vreterij zicht
baar, dan moet men niet te spoedig besluiten
tot omploegen en tot het verbouwen bijv.
van koolrapen of aardappelen, op dat terrein.
De insektenlarven zouden dan, na een tijd
lang geen levende plantendeeien te hebben
genoten een nieuw gewas vinden, waaraan
zij gretig zouden gaan vreten, en waaraan
zij dus groote schade zouden gaan toebren
gen. Men zou dan nieuwe kosten van bewer
king en van pootgoed hebben gemaakt, ter
wijl er groote kans zou zijn, dat de opbrengst
van het nieuwe gewaS toch erg tegenviel.
Bovendien zou waarschijnlijk de graanoogst
nog beter zijn uitgevallen dan men verwacht
had. Heeft men eenmaal graan uitgezaaid, en
wordt het jonge gewas niet al te erg ver
nield, dan schijnt het Prof. Ritzema Bos het
beste, het maar te iaten staan en af te.wach-
ten. Natuurlijk is het raadzaam, het graan
op gescheurde graslanden wat dicht te zaaien
dan schaadt het minder, ais er een aantal
planten uitvallen. Al te dicht mag men ech
ter ook weer niet zaaien, met het oog op de
groote kans, die men dan op legeren heeft
op een bodem als gescheurd grasiand.
Daar men tegen de vieterij van emelt en
ritnaald helaas niet veel kan doen, komt het
Prof. Ritzema Bos derhalve toet meest aan
bevelenswaard voor, op gescheurd grasland
vooral bruine boonen, wortelen, koolrapen,
uien, mangelwertels of suikerbieten te telen,
en als de grond er geschikt voor is
liever aardappelen dan granen. Heeft men
echter eenmaal graan gezaaid, dan ga men,
bij niet al te ernstige beschadiging in 't voor
jaar, niet tot het omploegen en tot de teelt
van een ander gewas over, maar wachtte
liever af. C. B.
Oom Jonathan thans en later.
Onder bovenstaandea titel komt in het „N.
v. d. D." van 11. Zondag, het volgende vers
voor van Johan Been:
Oom Jonathan sprak tot Nederland:
„Geef mij je handelsvloot;
Mijn macht is recht, mijn wil is wet,
Mijn wapen hongersnood
Wat gaat thans een Amerikaan,
Het lot van kleine naties aan?
Oom Jonathan roemde in later tijd,
Eens tot een jong geslacht;
Van al het groote, dat zijn volk,
Der menschheid had gebracht;
En fier klonk zijn getuigenis:
„Geen heerlijker geschiedenis I"
„Oom Jonathan" vroeg een wakkere knaap,
„Waarom legt u de hand
Verbergend op het blaadje neer,
„Dat spreekt van Nederland?"
„Mijn jongen 't doet mij leed en pijn,
Dat eens mijn volk zoo wreed kon zijn
„Oom Jonathan" vroeg des avonds thuis
Klein meisje op zachten toon
„Waarom kreeg Blau wbaard's vrouw toch nooit
Haar sleuteltje weer schoon
HQ sprak, maar sloeg zijn oogen neer
„Verloren eer, keeit nimmer weer!"
Een vondst. Te Nieuweschans zijn naar
bericht wordt in een spoorwagen papieren
gevonden, welke een waarde van f 40 000
vertegenwoordigen.
Ejen nieuw systeem. Bij wijze van proef
wil men aan de Stedelijke Gasfabriek fe Ber
gen op Zooin dezen Zomer niet de ingezete
nen, die te veel gas gebruiken meer laten
betalen, maar aan hen die beneden het hun
toegestaan maximum biijven, een kleine prijs
vermindering per Kubieken Meter toestaan.
Verdronken. Aan den Zuid wal te 's-Gra-
venhage geraakte gisteren een juffrouw op
een rijwiel rijdende, te water. Zij werd in
bewusteloozen toestand op het droge ge
bracht en is in het Gemeenteziekenhuis op
genomen waar zij kort daarna is overleden.
Te Zegveld is het zoontjfe van J. Mau-
rifs te water geraakt en verdronken.
Politieagent doodgeschoten. De recherche
heeft op verzoek van de Duitsche autoritei
ten in een logement aan den Schiedamsche-
dijk te Rotterdam aangehouden d:n 28-jari-
gen L. R. uit Dusseldorf, die zich voor Itali
aan uitgeeft, doch zeer vermoedelijk een
Duitscher is, die verdacht wordt ongeveer
een week geleden te Keulen een agent van
politie te hebben doodgeschoten.
R. die den duim van de rechterhand mist
zou aan deze verminking zijn herkend.
Dood door vers'ikking. In de sfgeleopen
week had in de fabriek „De Tijd" te Wor-
merveer een treurig ongeval plaats. De 38-
jarige werkman M. was afgedaald in een der
cellen der fabriek, met het doel deze aan de
binnenzijde van stof te reinigen. Met aijn
baas had hij zich van te voren overtuigd dat
de cel, die met mais was gevuld geweest,
zoo goed als geheel ledig was. Dit bleek
echter een vergissing te zijn geweest; het
op de mals liggende stof hadden zQ aange
zien voor den grijzen betoawaud. Toen dan
ook de man, beneden gekomen zijnde, op
de mais ging staan, zakte hij daarin geheel
weg, en werd er onder bedoiven. De pogin
gen om den ongelukkige te redden bleven
heiaas, vruchteloos. Enkele uren later werd
zijn lijk te voorschijn gebracht.
Zóó komen de dieven te pas De politie
te Wageningen vond de aldaar zeer bekende
R. kermend achter het gebouw Station voor
Maalderij. Hij was eens even naar boven ge
klommen, om te kijken of 't lood op 't dak
wel goed vastzat. Dit bieek niet zoo tezQn,
't werd daarom maar opgerold, met het doel
om 't mede te nemen, 't Vrachtje bleek ech
ter te zwaar. R. tuimelde naar beneden en
bezeerde zich zoo erg, dat hij moest worden
Opgenomen in het Ziekenhuis. HQ is niet
levensgevaartijk, hoewel ernstig gewond, en
zal dus straks voor den rechter het lood-
zaakje moeten vereffenen.
Ondervoeding Dinsdagavond is ta Amster
dam een conducteur van lijn 5 op den wagen
bewusteloos ineengezakt. Ht den morgen deed
zich op het Centraalstation hetzelfde voor
met een 16-jarigen jongen. Beiden zijn naar
het Binnengasthuis gebracht en daar opge
nomen. Als vermoedelijke oorzaak werd on
dervoeding aangenomen.
Op Woen3dag 10 April 19'8, afslag,
's avonds half zeven uur, te Dirksland, in
het Hotel Van den Doel, van een Woon-
en Winkelhuis met erf en grond, te Dirks
land, aan den Kerksingel, kad. Sectie B.
No. 180, groot 72 centlaren, bewoond door
M. van der Ham, ten verzoeke van den Heer
M. G. van Nleuwenhuijzen te Sommelsdijk.
Noraris VAN DER SLUYS.
Op Vrijdag 12 April 1918 bij afslag,
des avonds 7 uur ter herberge van G.Smits
te Stad aan 't Haringvliet: a. 3.30.00 Heet.
(7 gem. 56 roeden Voorsche maat) bouwland
in den polder Nieuwe Stad gemeente Mid-
delharnls, verhuurd tot blootschoof 1921 aan
C. Arensman A.P.zoon; b. 3.26.00 Heet. (7
gem. 30 roeden Voornsche maal) bouwland
in den polder den Ouden Oestmoer, ge
meente Middelharnis; verhuurd tot bloot-
schoof 1923 aan Johs. Huizer Kz.
Notaris VAN BUUREN.
Op Donderdag 2 Mei 1918 des voormid-
dags 10 uur aan den Ring te Middelharnis
van6 paarden, rijtuigen, ar, boerenwagens,
wieislede, maaimachine, zaaimachine, kunst
meststrooier, dorschmachine, rosmolen, gler-
vat, rolbiok, ploegen, eggen, kiaverruiters,
palen, landbouwwerktuigen en gereedschap
pen, eenige kippen, een partij mest en wat
meer te koop zal werden aangeboden. Ten
verzoeke van den Heer Jacs. van der Koogh
te Middelharnis.
Notaris VAN BUUREN.
Op nader te bepalen datums, Inzet en
Afslag in het Hotel Moelker te Ooltgensplaat
vana. 23,10,70 Hectaren zeer gunstig ge
legen Vroon- en kostbaar land, nabij het
dorp aan den Langeweg te Ooltgensplaat,
kad. Sectie A nummers, 459,1004,1033,1037,
1370 t/m 1381, verhuurd tot blootschoof 1920.
6,78,40 Hectaren kostbaar land in den
polder Galathee te Ooltgensplaat, kad. Sectie
B nummers 173, 174, 183 en 184, verhuurd
tot blootschoof 1922.
Notarissen L. A. VAN DIJK te 's-Graven-
hage en VAN BUUREN te Middelharnis.
AL wie een vertrouwd
wil koopen wende zich tot
A. v. MOORSEL, Rotterdam.
Walenburgerweg 88. Telefoon 9087.
Steed3 paarden in voorraad. 13260
De Bank leent gelden aan leden tegen
4V» 's jaars.
ZQ neemt gelden op tegen 3 '8 jaars.
Voorscliotten kunnen dagelfks worden aan
gevraagd b( een der leden van het bestuur.
Kantooruren Donderdag- en Zaterdag
savond v«n 6—8 uur. 13429
Kassier i JOH. HOLLEMAN, Dirksland.