Advertentiëii. Brieven uit het Oentrum. LINO- EN TUINBOUW. GEMENGD NIEUWS. VERK00PINGEN, fHÖBf BELGISCH WERKPAARD De melkboer kapte 't gesprek af. In gedachten wandelde ik verder. Zonder twijfel, 't is nu eenmaal 'n echt menschelijke trek, dat men eigen leed het ergst voelt, 'n Gewoon, stekend zweertje er gens op de eigen huid, doet nu eenmaal meer pijn dan een negenoog in den hals van een ander en wie zelfs alleen maar een gevoelige tand heeft, denkt daar foch meer aan dan aan de razende kiespijn, die zijn buurman doet kermen van smart. Maar de proportie moet toch ook niet geheel uit hei oog verloren worden Als de buren totaal afgebrand zijn en let terlijk niets hebben kunnen redd:n, dan gaat het toch niet aan, dat ik sta te jammeren omdat er wat vuil water over mijn straatje en in mijn bleekveld geloopen is, waar 't waschgoed lag Zeker, 't komt nu ook aan ons. 't Gaat schraal worden In den lar.de. En ik kan me voorstellen, dat overigens goed gesitueerde menschen 'in dezen tijd van schaarschte en distributie weieens zonder volkomen voldaan te zijn, van hun tafel zullen opstaan. 4 We hebben ook' wel kou geleden. Niet elke trein, niet eik vertrek of verga derlokaal, waarin we vertoeven moesten, was te allen tijde zóó verwarmd, dat we on3 behaaglijk voelden. Erger staat all cht voor de deur. Dat er van z'n genoegen te eten eigenlijk geen sprake -neer kan ^ijn en we al blij mogen wezen, wanneer we 't lichaam zoo ongeveer in conditie houden. We kunnen „vleeschlooze dagen" krijgen. Gelijk vele plattelanders al heel wat „licht- looze avonden" hebben uitgezeten .als ze niet van verveling met de kippen op stok zijn gegaan. Maar toch maar toch Ik wou, dat ons volk wat meer van de wereldeller.de voelde en verstond, het zou voor eigen ontberingen iets minder gevoelig zijn én de dankbaarheid zou groeien voor wat God ons nog laat, voor 't ontko men totdusver aan z%ovele rampen, die elders troffen en die de grens naderen, waar de menschelijke kracht om te dragen bezwijkt. Nu zwijg ik nog van den strijd Och, wij wennen er te veel aan Maar hoe wordt niet het lichaam eens volks wreed verscheurd, als daar mlllioenen zijner zonen dag op dagaan de duizend gevaren van het slagveld ten prooi staan Zinken daar onze bezwaren niet bij in het niethoe weinig 't mijn bedoeling ook is, die kleiner te maken, dan ze werkelijk zijn Maar toch maar toch Ais ik van de oorlogs-ellende lees Daar hebt ge nu b v. Picardië. Dat schoone, oude graafschap in Frankrijk, waar Oise en Som me doorstroomen, met vele kleine stroompjes als kinderkens om hen heen, een der heerlijkste oorden van Frankrijk, maartoonee! van den ergsten krijg. In vredestijd 'n vruchtbaar oord: Bezaaid met steden en dorpen, dicht be volkt. Land van welige akkers en rijke oogsten, van groote boerderijen en welva rende stedekens, een der voorraadschuren van 't zoo rijkgezegende Frankrijk. Wat is er van geworden? Sinds drie jaar woedt er de strijd. Verleden jaar had hier de groote terug tocht der Duitschers plaats, waarbij zij om veiligheidsredenen een woestijn zetten tus- schen hen en hun vijand. Alles werd radicaal verwoest. Steden, dorpen, hoeven, boomen, heggen, wegen, alles. Slechts een traject bleef over. Nü is over datzelfde terrein alweer de plettende oorlogsrol getrokken. Milüoenen granaten hebben er zóó den grond omgewroet, dat herstel in den vroegeren toestand haast niet mogelijk is. De bewoners zijn weg. Als ballingen zweven ze door Frankrijk heen, zonder huis of land of geld, veien, dat is ellende Ik zie andere tafdfeelen, waar ik de laatste weken van las 't Is een lange, lange stoet al3 een dun sijpelende stroom, die in den barren Ru.v sischen winter over de verlaten velden, hon gerig en uitgéput zich voortsleept: krijgs gevangenen, die nu 't vrede is, in de Rus sische binnenlanden zijn losgelaten met de boodschap, dat ze wel naar huis kunnen gaan: dagen, weken ver. 's Nachts katnpeeren ze om 'n houtvuur. Daags slepen ze zich weer voort. «Gebroken menschen", verhaalt een oog getuige. Voor hun ieven geknakt en wie zal zeggen, hoeveel duizenden er onder de Rus sische sneeuw op dien lijden3tocht hun graf vonden. Dót is eliende En dón lees ik van de wandaden der Bols- jewiki, vóór de Duitschers ter verlossing kwamen 't Ergste schuim beheerschte 't land. Duizenden zijn in koelen bloede vermoord, vele dagen lang verkeerde al wat „burger" was In doodsangst In Sebastopol werden twee „rijke" straten letterlijk uitgemoord en de lijken in zee gesmeten. In een kiein Russisch stedeken, Gloehof, werden in één nacht 500 lieden uit de middelklasse als beesten geslacht. Booze benden zwerven over de velden en door de bosschen en 't hart staat stil, als men leest van de wandaden, die daar bij de eenzame plattelanders worden gepleegd. Bezittingen, noch leven zijn meer veilig. Dat is ellende.... Zeker, ook bij ons wordt het zwaar. Maar laten we ook op anderen zien. Het ergste werd ons nog gespaard UITKIJK. XXV. Amice Ik benijd wel eens de onderwijzers. Niet wat betreft hun salaris, hierbij dan het oog hebbend op de bizondere onderwijzers, hoe wel ik tot mijn groote vreugde constateerde, dat ook hun positie heel wat is verbeterd sinds de laatste weken. En van ganscher harte hoop ik, dat die verbetering nog meer moge slagen, Indien het wetje Lohman c.s. in de Tweede Kamer wordt aangenomen. Maar ik heb daar neergeschreven Indien. Zooals het er op het oogenbllk voor staat en gezien het onderzoek in de afdeelingen en de resultaten daarvan, dan twijfel ik wel eens. Daar staat echter tegenover, dat God ook hier wonderen kan doen, evenals bij de behandeling wetje-Cort! Want nietwaar? 'sVrijdags dachten onze onderwijzerswij hebbén niets en Dinsdag daarop was de aanmerkelijk positie verbetering dónk zij den heer Van der Molen, tot stand gekomenZoo kon het ongedachte ook hier wel eens gebeuren. Ik ben zeer nieuwsgierig naar de behandeling van het ontwerp Lohman Maar daarom benijd ik de onderwijzers niet. Neen, ik berijd ze van hun vacantie. Ife heb ook vacantie: zoo nu en dan een enkele dag. Maar dat is er vacantie naarl De menschen, die de couranten lezen, willen steeds nieuws hebben, beschouwingen, ver slagen enz. Onderwijzers, die vac ntie heb ben, hebben dan ook" vacantie. Ze kunnen inderdaad uitrusten van de vermoeinissen uit hun schoolleven, van hun particulier en studie, kortom ze behoeven niks te doen, als ze niet willen. Doen ze het wel, nu, dat ligt dan aan hun zelf. Maar wij, menschen, die de couranten vullen, wij moeten steeds klaar staan. Ik zit hier te schrijven, ver van het centrum, mijn eigenlijke woonplaats. Ik heb n.I. enkele dagen vacantie, met het oog op hel Paasehfeest. Maar dat zijn geen dagen van louter rust. Dat zie-je weer aan dezen brief. Want, ondanks mijn vacantie, moet de „Maas- en Scheidebode" a.s. een brief heb ben van „Haka". Er zit dus niets anders op, dan dat ik papier neem en ga schrijven, na mijn dolce far niente, die ik vandaag heb genoten. 't Is nu Zaterdagavond. Het mooie weer is voorbij. Verleden week was het echt zomer. In 't centrum zag ik reeds menschen ioopen met strooien hoeden en zelfs in bloote hoof den. Je weet misschien wel, dat in de groote steden dit laatste nog al ingang vindt de laatste jaren. Je hebt nu eenmaal overal je menschen voor i Maar dat zoraertenue is wel wat voorbarig geweest, hé Tenminste ter wijl ik dit zit te schrijven, stroomt de regen tegen de ruiten van de kamer, waar ik zit. Over cert half uur is het Zondag. En Paasch- feest, het feest der opstanding. De mensch van de wereld begroet in dit feest de her leving van de natuur. Daar gaat hij in op. Maar hij voelt er geen warmte van. Het is zoo koud en zoo leeg Andere denken alleen aan een paar vrije dagen, van genot, dat ze zullen hebben, mits het weer meewerkte, 't Is te hopen, dat het met jou en met mij niet het geval is. Want dan ziet het er droevig uit. Wij zien in het Paasch- feest ook de opstanding, maar niet die van de natuur, maar van Christus Jezus, onzen Heer, Die heeft geleden, is gestorven en be graven om onzentwüieHeerlijkals men dat moge gedenken aan onze ziet en ons hart gevoeien, dat alleen door ons het Paasch- feest is 1 En terwijl' wij in ons vaderland, dat nog steeds, Gode zij drleweif dankniet is mee gesleept in den wereldbrand, hoewel de nood soms hoog steeg en het water tot agn de lippen kwam, gaat men daar buiten onze grenzen voort elkaar te dooden en te ver minken. O, ik verlang zoo naar het einde. Ik huiver als ik de berichten Iées van het front. Getallen van hun verliezen noemen de Duit schers nog niet in dit offensief, althans op het oogenbllk, dat ik dit schrijf, weet ik ze nog niet, maar het zai wel ontzettend zijn. De Engelschen beweren, dat 30 tot 50 van de aanvatiers valien. Me dunkt, dat is wel overdreven. Maar ook is onwaar, wat ik gister iemand in den trein hoorde vertellen. Hij kwam regelrecht uit Duitschland. Daar werd rondgestrooid het praatje, dat de Duit schers geen dooden hadden, maar enkele ge wonden. Men moei, vind ik, hoe arg het overig is, even glimlachen, als men dat hoort. Neen, dan weten correspondenten van de grenzen het wel anders te vertellen, hoe lange slierten lazarettreinen over Luik en Aken Duitsch land binnenstoomen Het kan immers niet anders? En dat vind ik het vreeselijke. Men kan de strategie van een Hindenburg, de kennersblik van een Ludendorff, de dapperheid van een Von Gal- witz, om het bij enkele maar te laten, bewon deren en dat is ze ook, maar hun offensief kosOoch maar tientallen van menschenlevens! En waarom wordt er nu eigenlijk gevoch ten Laten we maar eerlijk zijnom macht, om roem, om eer. Ik laat nu Titane buiten beschouwing, wie de schuld van dezenoor- log en ook van de voortzetting er van (want die twee moeten m.i. wel terdege worden onderscheiden 1) draagt, maar dat is zeker hij of zij zullen hun gerechte straf nier ont gaan. Het bloed van al die menschen roept om wraak ten hemel. Inipiddels'valt er van het in beslagnemen onzer schepen weer iets te consfateeren, waarin ons land onrecht werd aangedaan, omdat.wij nu eenmaal een kleine natie zijn. Vlak voor Viissingen heeft men mijnen gevonden, die bij onderzoek bleken Engelsche te zijn. ik laat hier een oogenblik de „Nieuwe Courant" spieken. Het blad zegt er van „Geen enkel recht der onzijdigen biijft in dezen oorlog ongeschonden, voor geen enkele rechtsbreuk deinzen de oorlogvoerenden terug. Het bericht, volgens de Middelb. Ct. van alleszins bevoegde zijde, is een nieuw bewijs daarvan. De eenige toegang naar een onzij dige haven is, alsof het hier een haven van den vijand gold, met verankerde mijnen ge blokkeerd. Indien voor vijandige havens een mijnen veld wordt gelegd, gaat daarmee gepaard een waarschuwing aan neutralen. Hier zijn in alle stilte voor den eenigen tcegang tot een neu trale haven een haven, die tevens basis is voor de oorlogsvloot van een bevriende natie mijnen verankerd en dat die niet meer menschenlevens hebben gekost dan dat van den commandant van het bewakings- vaartulg, dat daar 15 Februari in de lucht vloog, dan is dat niet de schuld van de man nen, die dit verraderlijk wanbedrijf pleegden. Het is integendeel een wonder, dat niet veel meer zeelleden het slachtoffer zijn ge worden van deze daad tegen een bevriende natie, niet meer schepen zijn vernield. Even goed als het bewakingsvaartuig had een onzer groote oorlogsschepen met eenige honderden aan boord het offer kunnen wor den van deze mijnen. Van tweeën één, of de Britsche admirali teit gaf order tot dit misdrijf en dan kan zij niet in twijfel zijn geweest omtrent de mo gelijke gevolgen van deze minachting van de rechten van een neutralen staat. Dan is de vraag op haar plaats: welk nut ziet de Britsche regeering in een deelneming van Nederland aan den oorlog aan de zijde van Groot-Brltannie's vijanden Dan kan de ernst van dit feit niet worden overschat. Of en dit lijkt ons vooralsnog meer aannemelijk, onkunde of nalatigheid der Brit sche marine, die niet anders dan als misda dig kan worden gekarakteriseerd, is verant woordelijk voor deze daad en dan zal de Britsche regeering niet kunnen nalaten nu aan het licht is gekomen wat er geschied is, daaruit de vanzelf sprekende consequenties te trekken en aan de onze mede te deelen, wat zij deed, om te verhinderen, dat weder om door haar organen oorlogsdaden worden begaan tegen bevriende regeeringen". Ik behoef er niet meer bij te .voegen. Het blad slaat den spijker op den kop. En dan is er daar in Amsterdam nog een t lad, dat de „De Telegraaf" heet, dat ijskoud durft schiijven „Waarom is het thans ellendiger Neder lander te zijn dan Noor of Deen of Span jaard Omdat men voortdurend het gevoel heeftals wij kerels waren, dan zouden wij meehelpen om de nachtmerrie van Europa af te wentelen. Hier Kon gebeuren, wat ner gens elders gebeuren kan. Van hieruit kon de verdrukker in zijn hartader worden ge troffen. Van hier uit is de Rijnstreeirberelk- baa:, de streek van de steenkool, van Krupp, van de wolfabrieken en de chemische indu strie. Door een aanval van hier uit kon de kracht worden verlamd, konden de veibin- dingsiijnen worden afgesneden, kon het drei gend onheil misschien worden afgewend. Maar wij zijn geen kerels. Wij zijn maar kereltjes. Ons is het opgelegd, het ter gend bewustzijn onzer machteloosheid te dragen." Commentaar verder overbodig. Wat 'n roekelooze, on-Nederlandsche taalVoor 't oogenbllk genoeg. God geve spoedig vrede Met hartelijke groeten, je vriend „HAKA" Normaalmest en Kunstmest. Onlangs werd in enkele bladen door de de Rijks land- en tuinbouwleeraren in Noord- Holland gewaarschuwd tegen Normaal- of Natuurmest, zooals wij gedurende de oor logsjaren reeds meermalen deden. De uit vinder, de heer Felix Bezemer, vatte hierop vuur en vaart nu in „Het Centrum" van 23 Febr. op de hem eigen wijze uit tegen genoemde leerraren. Dat „Het Handels blad" en „De Telegraaf" dit stuk weigerden, is begrijpelijk, daar Schrijver al heel weinig zelfrespect toont te bezitten: 't is weer, zoo als we van hem gewoon zijn, eensdeels een brutale zelfophemeling en anderdeels een la ge verdachtmaking van officieele ambtdra gers. De lust ontbreekt ons om voordezoo- veelste maal verschillende oude beweringen te weerleggen en te bestrijden, maar op en kele punten willen we toch wijzen. De heer Bezemer beweert driestweg, dat geen enkele land- of tuinbouwieeraar in ons land ooit een enkele proef met zijn meststof nam. Dat i3 een bewuste leugende heer B. weet, dat de heer Elema, Rijks landbouw- leeraar voor Drente, in vereeniglng met den Directeur van Frederiksoord, een vergelijken de proef met Normaalmest nam, en hoe treu rig de uitkomst voor hem was, Is hem al meermalen, ook door ons, onder de aandacht gebracht. Als hij verder beweert r'„De ge heels vakpers doet niets dan „afbreken". Nie mand dier lieden heeft ooit pr :even geno men I" dan weet hij, ook hiermee de waar heid geweld aan te doen. Reeds deze feiten teekenen de man voor hen, die hem nog niet in zijn waren aard hebben leeren kennen. De uitvinder van den normaalmest verwijt den leeraren, dat zij niets van zijn Normaal mest weten. Stel eens, dat dit zoo is, dan vragen wewaarom heeft den heer Bezemer dan onzen raad niet gevolgd, hem reeds vóór een jaar of drie gegevendat hij ir. overleg en samenwerking met die heeren zijn proe ven zou nemen Blijkbaar heeft hij zulke proeven—goed op gezet en gecontroleerd dus niet aangedurfd. Liever ging hij opeigen houtje aan 't werk, om dan te schetteren van „1100 welgeslaagde proeven," of: „90 pCt., geslaagde proeven", waarvoor echter elk deug delijk bewijs ontbrak met „brieven van hoogst tevreden gebruikers". Aangenomen de echt heid hiervan, welke waarde hebben zulke alge- meene tevredenheidsbetuigingen? Immers, niet meer of minder nog dan die van ge bruikers van Pink pillen e.d. Dat de heerB. en zijn in de toepassing van middelen, om attesten machtig te worden is allang ge bleken en hem, ook door ons, verwetenmen schen teekenden, zonder te weten wat, of verklaarden later, toen een onderzoek inge steld werd, van den Normaalmest geen wer king gezien te hebben. Deze feiten zullen den lezer een nog be teren kijk op den uitvinder van den Nor maalmest geven. De slechte resultaten, met Normaalmes- verkregen wil de uitvinder goed praten door te zeggen, dat dit elk jaar bij elk gewas bij iedere meststof voorkomt. Dit is een waar heid als een koe, omdat er tot het weisla gen van den oogst onderscheidene factoren moeten samenwerken, welke factoren de- mensch niet in zijn hand heeft. Niemand ech ter zal daarom de deugdelijkheid van stal mest, compost of kunstmest in twijfel trek ken, omdat die door de ervaring vaststaat. Van Normaalmest moet ze evenwei nog be wezen worden. Nu wil de heer B. zijn lezer als 't ware bezweren op gezag van zijn wetenschappe- lijken naam zijn vinding te accepteeren. Maar waarom zal men hem, die te Wageningen voor een kwart-eeuw studeerde, meer ver trouwen schenken dan zijn leermeester den heer Aberson, en anderen, die ook dóór hun opleiding en vorming genoten? Wat weet men van al zijn beweerde proeven in Indië, en de 60 mille, daaraan ten koste gelegd van zijn „levenswerk" en onbesproken repu tatie". 't Zou voor des heeren Bezemers reputatie heusch veel beter zijn, als hij min der blufte en schold, en indien hij zelf althans nog eenig vertrouwen in zijn vinding stelt, wat wij welhaast moeten gaan betwijfelen nu eens den eenigen weg in sloeg, die tot een betrouwbaar resultaat kan voeren. Dat er door de guano-fabriek teZwijndrechtgroote winsten zijn gemaakt, laken we evenzeer als de heer Bezemer; we hebben dit ook open lijk afgekeurd, meermalen, maar wat doet dat hier ter zake En ais de vlieger van den heer B. eens was opgegaan, en er niet tegen zijn praktijken was gewaarschuwd, zou hij dan ook geen groote kans gehad hebben thans O. W.er te zijn Is het dus misschien af gunst, die hier om den hoek komt kijken? D% heer B. Jproseert als de man, die de landbouwwetenschap, bepaaldelijk de plan- tenvoedingsleer, in nieuwe banen leidt. Maar zijn theorieën, die voor een deel napraat zijn, vereischen nog bewijs. En wat hij, op grond zijner theorieën heeft gemeend te moeten uitvinden en op de markt te brengen, kan stellig een mislukking heeten. Er moge mis schien iets goeds in zitten, iets beters dan wij in gebruikelijke kunstmeststoffen hebben, is het zeker niet Bezemer's theorie zegt, dat wij in di'n aan te brengen mest geen phos- phorzuur, kali, enz behoeven te geven; die voedingsstoffen zijn dan rok in Normaalmest niet aanwezig. Echter zal de eenvoudige, on- gelettérde landbouwer heel nuchteren hem wijzen op de werkelijk schitterende uitkom sten door aanwending dier meststoffen ver kregen; op de vruchlbaarmaking-van voor heen schrale, verarmde akkersop de ont ginning van duizenden H.A. woeste gronden, waardoor in tal van streken van welvaart Is gekomen. Kan Normaalmest dat bewerken? Wij hebben vóór ons 'liggen een deel van het verslag van de in 1917 in Friesland aan gelegde proefvelden. Over een veeljarige ver gelijkende proef te Buren (Ameland) lezen we o.a. Trouwens over de 17 proefjaren ge rekend, heeft deze vorm van besmetting (kunstmest) met den stalmest kunnen con- cureeren, terwijl hij veei goedkooper is ge weest". Van een andere proef, ook te Buren heet het: „Over de 17 proefjaren staat stal mest ver beneden voliedigen kunstmest Het verslag van een proefveld te Ballum zegt o.m.„Over de 18 proefjaren is deze vorm van bemesting (kunstmest) nog 3300 K.G. bij den stalmest voor, terwijl de kosten zonder eenigen twijfel belangrijk lager zijn geweestEindelijk lezen we van een vierde proef, ook te Ballum„Over de 19 proefjaren staat de stalmest belangrijk be neden kunstmest Zal de heer Bezemer na een 20-tal jaren op dezelfde uitkQpisten met zijn Normaal mest kunnen bogen C. B. Een opmerking voor hen, die Grasland Scheuren om het te bebouwen. Nu op „hoog verzoek" vele graslanden zijn en nog worden gescheurd voor de voedsel- teelt, mag niet uit het oog worden verloren, dat de gewassen welke men op gescheurd grasland teelt, vaak zeer veel te lijden heb ben van ritnaald en emelt, waardoor de opbrengst soms tegenvalt. De gewassen, die het allerminst van deze vreterij te lijden hebben, zijnvlas, mosterd en koolzaad, maar deze gewassen komen voor de teelt om ver schillende redenen natuurlijk niet in aanmer king. Het allermeest hebben granen op ge scheurde graslanden van vreterij door rit- naalaen en emelten te lijden. Toch zoo schrijft Prof. Ritzeraa Bos in het „Tijdschrift over Plantenziekten", waarin hij wijst op deze risico toch moet worden erkend, dat graangewassen, die er soms ten gevolge van die vreterQ allertreurigst uitzien, later wat den oogst betreft, nog erg meeval len. Wel zijn vele planten door de vreterij doodgegaan, maar die, welke er door geko men zijn, stoeien zich, met name op gescheurd grasland, sterk uit. Heeft men derhalve op een zoodanig perceel eenmaal tarwe of haver uitgezaaid, en wordt een sterke vreterij zicht baar, dan moet men niet te spoedig besluiten tot omploegen en tot het verbouwen bijv. van koolrapen of aardappelen, op dat terrein. De insektenlarven zouden dan, na een tijd lang geen levende plantendeeien te hebben genoten een nieuw gewas vinden, waaraan zij gretig zouden gaan vreten, en waaraan zij dus groote schade zouden gaan toebren gen. Men zou dan nieuwe kosten van bewer king en van pootgoed hebben gemaakt, ter wijl er groote kans zou zijn, dat de opbrengst van het nieuwe gewaS toch erg tegenviel. Bovendien zou waarschijnlijk de graanoogst nog beter zijn uitgevallen dan men verwacht had. Heeft men eenmaal graan uitgezaaid, en wordt het jonge gewas niet al te erg ver nield, dan schijnt het Prof. Ritzema Bos het beste, het maar te iaten staan en af te.wach- ten. Natuurlijk is het raadzaam, het graan op gescheurde graslanden wat dicht te zaaien dan schaadt het minder, ais er een aantal planten uitvallen. Al te dicht mag men ech ter ook weer niet zaaien, met het oog op de groote kans, die men dan op legeren heeft op een bodem als gescheurd grasiand. Daar men tegen de vieterij van emelt en ritnaald helaas niet veel kan doen, komt het Prof. Ritzema Bos derhalve toet meest aan bevelenswaard voor, op gescheurd grasland vooral bruine boonen, wortelen, koolrapen, uien, mangelwertels of suikerbieten te telen, en als de grond er geschikt voor is liever aardappelen dan granen. Heeft men echter eenmaal graan gezaaid, dan ga men, bij niet al te ernstige beschadiging in 't voor jaar, niet tot het omploegen en tot de teelt van een ander gewas over, maar wachtte liever af. C. B. Oom Jonathan thans en later. Onder bovenstaandea titel komt in het „N. v. d. D." van 11. Zondag, het volgende vers voor van Johan Been: Oom Jonathan sprak tot Nederland: „Geef mij je handelsvloot; Mijn macht is recht, mijn wil is wet, Mijn wapen hongersnood Wat gaat thans een Amerikaan, Het lot van kleine naties aan? Oom Jonathan roemde in later tijd, Eens tot een jong geslacht; Van al het groote, dat zijn volk, Der menschheid had gebracht; En fier klonk zijn getuigenis: „Geen heerlijker geschiedenis I" „Oom Jonathan" vroeg een wakkere knaap, „Waarom legt u de hand Verbergend op het blaadje neer, „Dat spreekt van Nederland?" „Mijn jongen 't doet mij leed en pijn, Dat eens mijn volk zoo wreed kon zijn „Oom Jonathan" vroeg des avonds thuis Klein meisje op zachten toon „Waarom kreeg Blau wbaard's vrouw toch nooit Haar sleuteltje weer schoon HQ sprak, maar sloeg zijn oogen neer „Verloren eer, keeit nimmer weer!" Een vondst. Te Nieuweschans zijn naar bericht wordt in een spoorwagen papieren gevonden, welke een waarde van f 40 000 vertegenwoordigen. Ejen nieuw systeem. Bij wijze van proef wil men aan de Stedelijke Gasfabriek fe Ber gen op Zooin dezen Zomer niet de ingezete nen, die te veel gas gebruiken meer laten betalen, maar aan hen die beneden het hun toegestaan maximum biijven, een kleine prijs vermindering per Kubieken Meter toestaan. Verdronken. Aan den Zuid wal te 's-Gra- venhage geraakte gisteren een juffrouw op een rijwiel rijdende, te water. Zij werd in bewusteloozen toestand op het droge ge bracht en is in het Gemeenteziekenhuis op genomen waar zij kort daarna is overleden. Te Zegveld is het zoontjfe van J. Mau- rifs te water geraakt en verdronken. Politieagent doodgeschoten. De recherche heeft op verzoek van de Duitsche autoritei ten in een logement aan den Schiedamsche- dijk te Rotterdam aangehouden d:n 28-jari- gen L. R. uit Dusseldorf, die zich voor Itali aan uitgeeft, doch zeer vermoedelijk een Duitscher is, die verdacht wordt ongeveer een week geleden te Keulen een agent van politie te hebben doodgeschoten. R. die den duim van de rechterhand mist zou aan deze verminking zijn herkend. Dood door vers'ikking. In de sfgeleopen week had in de fabriek „De Tijd" te Wor- merveer een treurig ongeval plaats. De 38- jarige werkman M. was afgedaald in een der cellen der fabriek, met het doel deze aan de binnenzijde van stof te reinigen. Met aijn baas had hij zich van te voren overtuigd dat de cel, die met mais was gevuld geweest, zoo goed als geheel ledig was. Dit bleek echter een vergissing te zijn geweest; het op de mals liggende stof hadden zQ aange zien voor den grijzen betoawaud. Toen dan ook de man, beneden gekomen zijnde, op de mais ging staan, zakte hij daarin geheel weg, en werd er onder bedoiven. De pogin gen om den ongelukkige te redden bleven heiaas, vruchteloos. Enkele uren later werd zijn lijk te voorschijn gebracht. Zóó komen de dieven te pas De politie te Wageningen vond de aldaar zeer bekende R. kermend achter het gebouw Station voor Maalderij. Hij was eens even naar boven ge klommen, om te kijken of 't lood op 't dak wel goed vastzat. Dit bieek niet zoo tezQn, 't werd daarom maar opgerold, met het doel om 't mede te nemen, 't Vrachtje bleek ech ter te zwaar. R. tuimelde naar beneden en bezeerde zich zoo erg, dat hij moest worden Opgenomen in het Ziekenhuis. HQ is niet levensgevaartijk, hoewel ernstig gewond, en zal dus straks voor den rechter het lood- zaakje moeten vereffenen. Ondervoeding Dinsdagavond is ta Amster dam een conducteur van lijn 5 op den wagen bewusteloos ineengezakt. Ht den morgen deed zich op het Centraalstation hetzelfde voor met een 16-jarigen jongen. Beiden zijn naar het Binnengasthuis gebracht en daar opge nomen. Als vermoedelijke oorzaak werd on dervoeding aangenomen. Op Woen3dag 10 April 19'8, afslag, 's avonds half zeven uur, te Dirksland, in het Hotel Van den Doel, van een Woon- en Winkelhuis met erf en grond, te Dirks land, aan den Kerksingel, kad. Sectie B. No. 180, groot 72 centlaren, bewoond door M. van der Ham, ten verzoeke van den Heer M. G. van Nleuwenhuijzen te Sommelsdijk. Noraris VAN DER SLUYS. Op Vrijdag 12 April 1918 bij afslag, des avonds 7 uur ter herberge van G.Smits te Stad aan 't Haringvliet: a. 3.30.00 Heet. (7 gem. 56 roeden Voorsche maat) bouwland in den polder Nieuwe Stad gemeente Mid- delharnls, verhuurd tot blootschoof 1921 aan C. Arensman A.P.zoon; b. 3.26.00 Heet. (7 gem. 30 roeden Voornsche maal) bouwland in den polder den Ouden Oestmoer, ge meente Middelharnis; verhuurd tot bloot- schoof 1923 aan Johs. Huizer Kz. Notaris VAN BUUREN. Op Donderdag 2 Mei 1918 des voormid- dags 10 uur aan den Ring te Middelharnis van6 paarden, rijtuigen, ar, boerenwagens, wieislede, maaimachine, zaaimachine, kunst meststrooier, dorschmachine, rosmolen, gler- vat, rolbiok, ploegen, eggen, kiaverruiters, palen, landbouwwerktuigen en gereedschap pen, eenige kippen, een partij mest en wat meer te koop zal werden aangeboden. Ten verzoeke van den Heer Jacs. van der Koogh te Middelharnis. Notaris VAN BUUREN. Op nader te bepalen datums, Inzet en Afslag in het Hotel Moelker te Ooltgensplaat vana. 23,10,70 Hectaren zeer gunstig ge legen Vroon- en kostbaar land, nabij het dorp aan den Langeweg te Ooltgensplaat, kad. Sectie A nummers, 459,1004,1033,1037, 1370 t/m 1381, verhuurd tot blootschoof 1920. 6,78,40 Hectaren kostbaar land in den polder Galathee te Ooltgensplaat, kad. Sectie B nummers 173, 174, 183 en 184, verhuurd tot blootschoof 1922. Notarissen L. A. VAN DIJK te 's-Graven- hage en VAN BUUREN te Middelharnis. AL wie een vertrouwd wil koopen wende zich tot A. v. MOORSEL, Rotterdam. Walenburgerweg 88. Telefoon 9087. Steed3 paarden in voorraad. 13260 De Bank leent gelden aan leden tegen 4V» 's jaars. ZQ neemt gelden op tegen 3 '8 jaars. Voorscliotten kunnen dagelfks worden aan gevraagd b( een der leden van het bestuur. Kantooruren Donderdag- en Zaterdag savond v«n 6—8 uur. 13429 Kassier i JOH. HOLLEMAN, Dirksland.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1918 | | pagina 2