TE, voor de Zuidhollandsehe en Zeeawsehe Eilanden. Witste liited» OtrligslesBino I riek r, Zaterdag 6 April 1918. Antirevolutionair 33stê Jaargang N". §378 Orgaan Eerste Blad. Sfiniilii' Gans'' ïrdam. appij IN HOC SIGN O VIN CES ST, 'ERDAM. T, 12329 9481, Rotterdam ncl ispiaat VEL. Program van Actia en Deputatsnvergadering. „En er was honger in dat land." „HIT GOUDEN HEEF. SFOrlalF R. 0. F. f, L LEE-Iilism OP OEI UITKIJK» Reclames Mededeeünfjen, 5 Duitsche RQkslssaing. 4!/2 Oultschi Schatkistbiljetten LEN, delharnis. iters aaa, iteriaaL a V/. BOEKHOVEN Zonen, Motel Restaurant Moers van Ultffffte 98 pCt. Moers van Uitgifte 98 pCt. De termijn van inschrijving' sluit op Donderdag den $8®n j&prSS, des nam. ten 1 nre i3759 snstraat 12-14. lerne MEUBELEN meublementen in azen, 1 eiken Stfll- f f 125. :gen de concur- 12448 tend staande 1 ende prijzen )RD, Meu- 12568 &LFF. neerd). e geneeskracht een duurzame zijn. UMKonings- Ikomen hersteld, aandag, Dinsdag ziekten APPEN, SPAT- RS, GEVULDE WIELLAK enz. AANBEVOLEN, eeren, eerst het- ;eschied, wende aren met succes l te verstrekken, mes kragen,, zfln is spoedige 13499 BIJAND. JBLEMENT. !f 140,- 120,- 100,- 90,— BLEMENT. f 105,- 92,- 80,50 Buitenlandsche geven op ver- Int. No. 21. ad Rioolbuizen, van Regen- en Dakpannen, in loer- en Wand- muren, plafon IESCHELOO Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling 5.59 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. SS UITGEVERS: iOMMELSBIJK. Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENTIËN 12'/, Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 cent per regel. DIENS'fAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 59 6«t per plaatsing. Greote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR. 411e Onklte» voor ë!e ftetfiaetie ifiverienue» m *er*©rv idwlnifl r»«« "«-»««»«* «ie liie^%e»g op (D.V.) Woessdsg f© VprPI, K «sis. 3 «rar, in "de Chr. School te MIDDÏÏLHARNIS. AGENDA Enz. enz. De Secretaris. Zóó lezen we in Gods Woord: En er was honger in dat land, zoo toog Abratn af naar Egypte om daar als \rreemdeling te verkeeren, dewijl de honger zwaar was in dat land (Gen. 1210). Wat toestanden tochIn Ur der Chal deeën woonde Abram op de meest vrucht bare grasvlakten en ruischten rondom zijns vaders buis de rijke korenvelden hooge palmen wuifden boven zijn hoofd yd^ten lagere palmen beschaduwden de I tentengranaatappelen en amandelen en vijgen en druiven tierden welig en Terahs gezin leefde er in overvloed. Maar Abram moet weg naar Kanaan „Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar 't land dat Ik u wijzen zal." God de Heere roept en Abram volgt. Hij komt ten slotte in Kanaan, maar zal nu beproefd worden. Honger in Kanaanin 't Land, waarheen de Heere hem geroepen heeft in dat Land eener rijke nakomeling schap. Honger in den weg en op bevel Godes. En als er nu al gebrek voor hem was, nu hij nog maar zoo'n kiein gezin had, wat moest daar dan van terecht komen als zijn gezin was uit gegroeid in menigte, als 't zand der zee en de sterren aan den hemel. En die stomme dieren, zijn kuddeHun ge loei en geblaat van honger, is een aan- klaeht tegen hem: „Had ons maar op de vette weiden van Ur gelatenmaar je won en je zou naar Kanaan, en nu loopen we hier op onze magere pooten gebrek en honger te lijden door jou schuld, Abram 1" Waarlijk! Abram zit er onder! De koeien in honger klagen hem aan. De Satan pakt hem en schudt hem met een: Wat doe je ook in Kanaanhad in Ur gebleven; je God is wel een lieve God voor jedie je zoo laat hon geren; ja, ja! vertrouw maar op Hem, dan kun je, je graf wel delven en dat van heel je gezin. En dan heeft die God van je, je nog een nakomelingschap beloofd maar daar komt natuurlijk niets vankomende week ben je dood van gebrek en weg is de belofte. Daarbij kwam. neef Lot, egoist en materialist eerste klasse óók nog een handje hel pen „ja, oom wat doen we hierlaten we maar verhuizen; 't is hier niet uit te houden; en wil U niet terug naar ür, dan maar regelrecht naar Egypte." Honger is een scherp zwaard, en de brood vraag knelt en pijnigt. De man en vader moet op brood gaan werken, en er is niet genoeg. De kinderen vra gen om een boterham, maar moeder schrikt al, als ze naar de oogen harer lievelingen kijkt. Er is neerslag, druk king op 't heele gezin. Met geld in de hand: nog te kort. En zonder geld: maar dan is 't leed niet te overzien want bij eigen gebrek kan de barm hartigheid niet zich openbarenin elk geval zeer onvoldoende. En bij Abram, kind Gods, kwelt die vraag om brood net zoo goed als bij de Hethieten en Ferezieten en welke volks stammen ook in en rondom Kanaans heuvelen. Maar wat is nu, ze'fs bij Abram, 't treurige. In 't zelfde hoofdstuk 18, vers 7 staat: »Toen bouwde fe^, komende uit Ur, een altaar den HeereDie kom verschenen was» doch in vers 10 staat dat hij naar Egypte toog, om daar als vreemdeling te verkeerenmaar van dat altaar waar hij zijn God toch eerst eens had moeten vragen en raadplegen lezen we geen letter. Durfde Abram nu niet te knielen voor dat altaar Want hij wist toeh ook wel wat Jesaja later over Egypte wist: (Jes. 81). Wee dengenen, die in Egypte om hulp aftrekken en steunen op paar den en vertrouwen op wagenen om dat er vele zijn en ©p ruiters omdat die zeer machtig zijn; en zien niet op de Heiligen Israels en zoeken den Heere niet. Want de Egyptenaars zijn menschen en geen God en hun paarden zijn vleesch en geen geest en de Heere zal zijn hand uitstrek ken, dat de helper struikelen zal, en die geholpen wordt zal nedervallen en ze zullen allen te zamen te niet komen Egypte was een trotsehe monarchie, die 't buiten God best stellen kon en geheel op eigen kracht en macht ver trouwde. En naar d&t Land gaat hij maar hij laat zijn altaar achter... èn hij richt 't in Egypte niet ep hij durft niet publiekelijk zijn altmr te bouwen hij zit er als vreemdeling. We gaan op de verdere lotgevallen van Abram in Egypte niet in en laten de historie met zijn vrouw, zijn „zuster" en de verhoudingen aldaar tusschen Abram, de vrouw en den koning van Egypte, rusten. Ook hoe hij terugkeerde, na dien zwerftocht, na de tallooze kwellingen des geestes over zijn vrouw aan 't koninklijke hof, in den harem opgesloten met nog tal vau andere bijwijven des Konings enz. we laten 't rusten. Er was honger in dat Land Er is honger in Nederland. Er komt nog méér honger. Alles wijst erop, dat we zeer donkere tijden tegemoet gaan Zullen we nu de schuldigen gaan opzoeken Een minister De Commissies De boeren Zullen we die schuldigen zee - ken buiten onze erve Waar zitten ze. die er niet voor gezorgd hebben, dat er brood genoog was; wat straf moet aan die verantwoordelijke menschen opgelegd worden, die niet vroeg genoeg hebben ingegrepen, die niet hebben voorzien, dat er honger komen kón Verdienen ze den strop? Den kogel, als Landverraders Als onnoozele kort- zichtigen? Als egoïstische geldjachters Als brutale zelfzuchtigen, die maar om zich zelf denken en 't algemeene volks- ©•iiaasfte Boareaaieügwr 63A, 68B 12451 ISMot asbsj 4* Hocfdstsüg, 1 DINERS f 1,— ©4 hoog®, LOGIES MET ONTLUI' f 1.25, f 1.50 ea f 1.76 Têl. Mo, 1582. hztt'mvvimd. ISet amstslwivoitfffi leven verachten, als h&n beurs er niet mee gespekt wordt? Waar zitten de schuldigen van den honger, dien we lijden en die nog grooter wsrden zal? Zullen we,kunnen we ons, mogen we ons wraken ep al die kortzichtigen en baatzuehtigen, door wie onze kinderen nu te kort komen, door wie ze huilen om brood en er is niet. Maar we zwijgen. En gaan naar ons altaar. En zoeken daar eerst de schuld in ons zelf en belijden die daar. En klagen daarna ook de anderen aan. in en buiten onze Erve deor wie we in zoo'n toestand gekomen zijn. De Heere heeft een twist met zijn volk. Hij straft onze Natie om harer zonden wil Hij drukt onze Natie néér omdat ze eertijds een trotsehe eikeboom wou zijn, in plaats van een nederig riet en een buigende bieze, klein en eenvoudig onder Hem. Omdat we Hem in den overvloed vergaten en op eigen krachten prat en trotsch gingen, daar om breekt Hij onze kracht en zet ons neer in onze werkelijke onbeduidend heid en onmacht. We bouwden aan ons eigen Babel, die groote stad, wij maakten haar en verachtten den waren Bouwmeester in onze trotsehheid en zelfgenoegzaam heid. Wij waren de man en ie vronw 1 Wij konden dit en wij vermochten dat door eigen kracht en vermogen. Wij hadden als Natie te veel praats tegen over onzen Heere, en nu zitten we met die praatsmakende taal jegens den hemel en onzen God, in de diepte. En kon zelfs 't kind Gods nu nog maar zeggen: Juicht, gij heuvelen, en verheugt u, gij aarde, en gij bergen maakt gedreun met gejuich, want de Heere heeft zijn volk vertroost en Hij zal zich over zijn ellendigen onfermen maar wie staat op die hoogte des ge- loofs, dat God zelfs in deze wereldramp, hem als met uitzondering, ontfermen zal, en hem bewaren zal voor den hon ger Droeve tijden zijn we ingetreden. Ze worden nog somberder. Maar wat er ook geschiedeGod is God; „evenwel is God mijn Koning van ouds af die verlossingen werkt in 't midden der aarde," zegt de profeet. Daaraan klemmen we ons vast, hoe ook de honger razen gaat. Klein onder Hem! In de schuld voor Hem. En bij die schuldbelijdenis het Uw wil geschiede gelijk in den hemel alzoo ook op de aarde! Geef, o machtige Jacobsgeef ons heden ons dagelijksch broodNiet uit verdienste, maar uit genade 1 't Was enkele dagen vóór Paschen. Vol van het pas begonnen groots effenslef der „Centralen" liep Ik in gedachten voort, toen twee buurvroawen, elk in de pest harer deur staande en over de seheldingsheg in druk discours, plotseling den draad mijner gedaehtea braken. Haar stemmen overzwatelden Alles. Al wilde men niet luisteren, hóéren meest men en bewonderen de tongvaardigheid van het vrouwelijk geslacht, het „zwakkere vat" bijgenaamd, maar dat als 't op praten aan komt, het sterkere vat maken en breken kan. Veel om 't l^f had 't gepraat niet. 't Was meest een uitwisseling van klaektea over allerlei huiselijke moeilijkheden, die 't gevolg waren van den crisistijd. Alles natuurlijk even dHur. En veel dat niet meer te bekemen is, al brengt men gelijk Jakob's zonen dubbel geld mee in zijn zakken. „En nou zal 't nog te bezien staan of we met Pascfcen wel 'n stakkie vleeseh op tafel sullen hebben 1" „Wét zeg je, mensch 1" „Ja, 't is toch zooslachtverbod „Daar helt mqn man non net niemendal van gezeld ik lees geen kranten, zie Je maar hl) kan me zulke dingen dan toch welzeggen. slachtverbod, zeg je*" „Tenminste, daar heb ik van gelezen. Ze willen de koeien wat sparen, tot ze vetter bennen. Nog niet zoo gek uitgedacht, want vet kunnen we gebruiken tegenwoordig! Maar om nu de gaasche slachterij voor we ken stop te zetten, dat is toch te gek!" „En wie doet'dat dan?" „Tja Postema, natuurlijk I .die deet alles „Hg moest voor straf z'n leven lang geen snipper vleeseh meer krijgen .'tis een sehandaal I'k wed, dat er wel meer dan één millloen koelen in 't land zijn maar dan netten die boeren een groote keel op en dan wordt de regeering bangHoe móét dat nou, als ik m'n man met Paschen nog niet eens 'a stukkle vleesch geven kan die zandaardappelen" zijn als glas en vettig heid is er haast niet't is 'n tijd „Kom! 't valt misschien nog meel" „Nou Ik mag 't hopeHt De manlui worden ©ok verkeerd ep die manier. Alles is even duur, nooit kennen ze genoeg verdienen, •m tegen die deurte ep te werken, sigaren kunnen er «let meer af, 'n pijp tabak wordt al een heels nakals ze nou met Paschen nog geen klein stukkie vleesch ge braden zien, wordt hot teeh él te erg 1" „Zeg dat welmaar 't valt misschien effen meel" Schuin tegenover de bouwshulzen had ik, vóór de uitstalling van een sigarenwinkel even 'a luisterpost betrokken: de volksstem trekt altijd mijn belangstelling. 25 cent per Regel. Het Rijk mag de obligaties wr®@gst Sstes» ®@tal»95* 1934 opzeggenen kan, ia verband daarmede, ook den rentevoet daarvan niet van te voren verlagen. Moeht het Rijk aa dien datum voornemens zijn, den rentevoet te verlagen, dan moet het de obligaties opzeggen en de houders de terugbetaling daarvan tegen de volle nominale waarde aanbieden. Uitlootbaar tegen 110 pöt. tot 120 pCt. Wendt U voor verdere inlichtingen tot Uwen Bankier. ti

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1918 | | pagina 1