Zaterdag 23 Maart 19.18 83sle Jaargang N\ 2374 ¥@©r «1® Znidhollandsclie Ie» Zeruwsche Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES - *£«M»lnla r:& Een rare stembus in lei OP DEN UITKIJK. „HIT QOUDKN MIE". fegflêii R. 0, F. i i IM-mm, KAMEROVERZICHT. W. BOEKHOVEN Zonen, ykn f UB, f 1,50 aa f 1.76 Tel N«>. 1632 \»&l»$*elêii<l} Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling 5.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. ^sms^soBBsssssssiess^^L^asËis, TsmssB^jassss^B^mr -«?•" UITGEVERS: SOMMELSSIjK. Telefoon Intercommunaal No. 202. ADVERTENT1ËN 12'/a Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel. BOEKAANKONDIGING 5 cer.t per regel. DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR. Si ê'Cói* 4 ff* <8Sift ifS«rt fL 68 is ig JLS Iliii. Hebben wo 't oog op de dreigende Kamerontbinding, waarvan dezer dager# de Pers melding maakte, ais'"Minister Postkuma soms vallen mocht. Neen We gelooven niet aan de wegsturing van dezen bewindsman, het „groote" levensmiadelendedat heeft aan niemand den indruk geschonken, dat de tijd rijp was, om nu, vlak vóór de stembus een Minister weg te zenden, niemand weet een anderen Minister W voor in de plaats te krijgen, niemand beeft den moed om de bevolking voor deze enkele maanden vuor de verkiezingen aan een nieuw stelsel te onderwerpen, zij 't wel, dat er hier en daar verbe teringen kunnen worden aangebracht. Minister Posihuma, na al 't geen ten ongunste van hem gezegd en geschreven heeft, heeft in zijn redevoering veel recht gezet, waar 't publiek een ver keerden kijk op had. Hebben we dan bij de rare stembus 't oog op die talloos vele, veel te vele groepen, die uit heel Nederland opdoe men, welke een Kamerafgevaardigde begeeren, zooals het politiecorps, Plat telandersbond, onderofficieren, artisten, enz. enzte zamen een plusminus 20 tal, die alle hun belangen willen doen behartigen door een eigen afgevaardigde. Over die belangengroepen, los van de Kiesvereenigingen en zonder organisa tieleven dan alleen dat opflikkert uit zucht om de belangen, en niet de be ginselen voorop te schuiven, zwijgen we. Ze zullen de stembus vertroebelen, het stemmingsbeeld dat de Kv. Vert moet geven, zal er iets onzuiver door worden, do partijensterkte zal er niet heel precies door weergegeven kunnen worden. Maar aan vertegenwoordiging door een Kamerlid bij ai deze groepen en dus vau een hutspot-Kamer, mis selijk tooneel! gelooven we "niet. JNeen we bedoelen nog een aansta m- ke dreigende Kamerontbinding voor Mei, noch het belangengedoe van eenige groepen in Mei; maar we bedoelen dit dat we de stembus tegengaan met tweeërlei Cqw,promies, wat naar onze heugenis nog nooit is voorgevallen. Tweeërlei Compromiesr één aangaande Art. 192, 't Lager Onderwijs in heel zijn reilen en zeilen, en één aangaande de Verze kering voor den ouden dag. Ieder kent den toestand aangaande deze twee hoofdpunten der stembus. Om met 't laatste te beginnen. De Linkerzijde wilde in 1913 Tal ma's ontwerpen niet invoeren, Ziekten- wet, Invaliditeitswet en Radenwet staan in 't Staatsblad, maar ft Linksche Ka binet laat ze koud liggen. Minister Treub heeft daarna een eigen weg gekozen en een, ouderdomswet ingediend, om cdlen die oud en behoeftig zijn 2 gld., te geven op 70 jarigen leeftijd. Dus: de Staatspensioneering uitgebreid, niet al leen tot de arbeiders, zooals minister Talma dat wenschte, maar ook tot de niet-arbeiderswaarvoor in Talma's wet geving geen artikel, geen tittel of jota te vinden is. Deze Ouderdomswet is door de Tweede Kamer aangenomendaarna doorge stuurd naar de Eerste om er haar oor deel over te hooren en ze daarna te laten bekrachtigen door de Kroon. Maar door de stembus in Juni 17,'t bekende „laat zitten-wat zit", heeft de Eerste Kamer die Ouderdomswet uiet in be handeling genomen, op grond dat er Kamerontbinding was geweest en dus al die toen aanhangige ontwerpen geen waarde moer voor haar hadden. Nu kort geleden is proforma, deze Ouderdoms wet weer bij de Tweede Kamer inge-" diend. Maar minister Leiy, ziende den tegenstand van Rechts wil een Aanpassingswet wil een brug leggen .^tusschen Rechts en Links door de wet Talma te verbinden met de wet Treub De arbeiders zouden dan voor de Invaliditeitswet moeten premie betalen; zouden dan op 70 jarigen leef tijd ontvangen hun pensioen evenredig aan hun premiën met nog de f 2, die dan meer als Staatsbedeeling betiteld wordt Voor de niet-arbeiders zou dan alleen de f 2 zijn. Op zoon wijs wordt werkelijk de wet Talma verp-enigd met die van Treub. Nu is 't de vraagAanvaardt Rechls dit compromis Wil 't de Staatsbe deeling op die wijs Van Links dringt men aan op dat Compromis. Zij willen de premie betaling aanvaarden volgens Talma, - of zoo ge 't liever zoo zegtvol gens het nieuw ingediende ontwerp- Treub. dat een gewijzigd Talma out werp isen ze willen ook da f 2 Staats pensioen erbij nemen Zoo staat dus nu met 't Compromis in zake de PensioneeriogLioks vraagt .van Rechts aanvaarding van 't Aanpas singsontwerp aanvaarding van 't staats pensioen voor niet-arbeiders Rechts ejschtuitvoerig der wetten Talma en geen staatspensioen aan werklieden uitbreiding der Ziektewet. Over Art. 192 behoeft niet veel ge zegd, Lmks geeft toe de finantieele ge lijkstelling van Openbaar en Bijz. On derwijs,' maar dan moet Rechts afstand doen van zijn oude beginsel „de Bijz. School regelen da Opoe bare aanvulling". Links wil de positie van de Openbare School als overheidschool niet loslaten en blijft de Bijz School de nakomer ach ten, niet in fiaantieel opzicht maar in baar verhouding tot de Overheidszorg want van de Overheidswil zij blijkens 't nieuwe Grondsw.etsartikel den eisch dat deze overal de gelegenheid opene voor algemeen ontwikkelend lager on derwijs; maar 't Bapport 7 eischt"voor de Bijz. School, dat er eerst een 40 kinderen moeten zijn en een waarborg kapitaal dan pas mag er een Bijz. School tot stand komen Bij de Openb. School stichting geen ééne conditiehij 't Bijz. Onderwijs twee condities, en als die twee condit es vervuld zijn,- dan zal Links finantieele gelijkstelling er tegen over zetten. We herinneren ons niet ooit zoo'n stembus te hebben meegemaakt, staande in 't teeken van twee zoo hoogst be langrijke Compromissen, Afwachten is de boodschap, zei 't baarsje, dat in de pan gelegd werd. De heer Kok Is een kloek man. „Kok van Kampen", welbekend: de uit gever van zoo tal van werken, die ons Antirevolutionaire en ons Gereformeerde volk <?3«d®sags4® ©8A, 63.1 12451 ..!hw» .-»afc9 Haftttasaag t iNSEb/ I,aa hoog*f. LOÖIEh MET OMT'HU'I it dóur tedar ««ires. In meer dan een opzicht nuttig zijn en goed. Hij had, stei Ik, -twee fliasuscripten. 't Kan óók ziin, dat hij 't eene reeds in handen ea dat hij van 't andere de toezeg ging had, daar wil ik h' zijn; 't blijft trouwens hetzelfde. Johanna Breevoort schreef over „De Vrouw". En prof. Bavinck zou hetzelfde onderwerp behandelen .en Kok zou beide boeken uitgeven. Wat een loffelijk voornemen was. Want we hebben hier inderdaad met een onderwerp te doen, waarover ons christen volk nadere voorlichting begeert. Maar nu kwam voor den heer Kok, als man-van-zaken in den goeden zin des woords de vraag naar voren, welk der beide boeken vóórgaan zou,- want de leek in het vak bevroedt niet, hoeveel er voor 't debiet van een boek van afhangt, dat men 't op den juister? tijd op de markt brengt. Beide Iegelijk, dit zou niet gaan. Dan raakte de aandacht verdeeld. Dat gaf te véél iectuur ineens over vrijwel hetzelfde onderwerphet lezend publiek wil ook niet door de veelheid van stof worden afgeschrikt. Wie der twee zou dus voorgaan? Een leek zou allicht zeggen, dat het den professor vanwege zijn kwaliteit toekwam, om het eerst het woord te nemen en dat daarna de dilettante aan het woord komen kon De „prof." kon dan eerst zijn licht laten schijnen „over" de zaak en de vrouw kon daarna meer spreken „uit" de zaak. Maar de uitgever oordeelde atsders. Hij las het handschrift yan Johanna Bree voort eens door en vond daarin nogal eenige radicale ideeën, waarvan het de groote vraag zal zijn, of heer de Kok ze zelf voor zijn reke ning neemt. Trouwens, dat hoeft ook niet, Ook een christelijk uitgever hoeft het nu niet precies eens ie zijn met a! wat zijn schrijvers en schrijfsters in 't raidden bren gen. Ais zij zich geüjk Johanna Breevoort stellen op den bodem van Gods Woord, dan biijft wat zij zeggen verder voor hun verant woording. Maar hij begreep dit wei: De ideeën van Johanna Breevoort, zouden maar niet zoo voetstoots door de chri .telijke wereid worden aanvaard. Er zou verschil van meening blijken te zijn. Het onderwerp zou door dit boek niet zijn uitgeputhet zou juist meer dan vroeger in ons denken en spreken naar voren komen. En dan kwam 't boek van den „prof." Daaruaar zcu men dan grijpen. Om te zien,y wat hij er van zei. Niet, omdat een proffes3or ex cathedra spreewt, maar omdat men van prof. Bavinck gewoon is, dat hij logisch redeneert en argu menteert uit Gods Woord al wil dat ook weer niet zeggen, dat zelfs een profes sor bij dezen arbeid feilloos zou zijn Nu, ik heb „De Vrouw" gelezen. En ik wil direct zeggen, dat ik er geen spijt van heb. De wandeling door de historie der eeuwen waarop de schrijfster ons mee neemt en die nooit vermoeiend wordt van wege de interessante wijze waarop ze ons daarbij bezig houdt, leert heel wat nieuws over de positie der vrouw. Frisch is het toch overal. Maar sterk ben ik onder den indruk geko men van 't groote verschil tusschen man en vrouw, in bijna ieder opzichtóók als ze over een dergelijk onderwerp een boek schrijven gaan. De vrouw blijft bovenal subjectief. Zeer sterk vatbaar voor indrukken. Laat zich door die indrukken meesleepen tot gewaagde stellingen en zeer eenzijdige beschouwingen, Ijoe warm en gloedvol ze ook strijdt voor wat zij acht waar te zijn en juist. En 't koele, klare, objectieve waarne men wordt soms gemist. Dan ziet ze de dingen niet, zooals die zijn, maar eerst kleurt haar levendige voorstelling de dingen, zoo- ah zij ze zien wil en aan beschrijft zij ze, alsof ze nu dus gekleurd, werkelijk zoo bestaan. Wie dat sterk gevoelen wil, leze b.v. wat de schrijfster, gekomen tot den huldigen lijd, zegt over de Vrouw en de Kerk. Laat ik 'n bloemlezing geven De Kerk harerzijds staat op het „kbude, zelfzuchtige mannenstandpunt". Zij laat de vrouw, a's een onmondige, ook op kerkelijk erf alleen door de achterdeur gaan. Zij mag, a's 't noodig is, een zondigen broeder of zuster voor den kerkeraad aanklagen, maar stemmen voor den raad mag zij nietja, zij mag zelfs niet helpen „aanwijzen". En wat doet daarentegen de Vrouw? „Zij heeft de Kerk, die haar verwaarloosde en veronachtzaamde, met al den gloed van hare liefde gediend". Zij vergeldt goejl voor kwaad. Zij gaat de zieken verzorgenzij naait voor de armenzij helpt krachtig bij de Evange lisatie. Zij werd ondanks al'es „de stuwende macht in de Kerk." Moet er een predikant of moeten er ouder lingen verkozen worden, dan is het de vrouw „die de scherpzinnigste opmerkingen maakt." Ja, in negentig van de honderd gevallen be paalt zij eigenlijk de stem van den man.... De Kerk zegt de schrijfster heeft als instituut door de uitsluiting der vrouwen een goed deel yan haar geestelijke kracht inge boet. Van de 17e eeuw af viel er al te klagen over de „koude, onachtzaamheid der Kerk." De warme siroemingen van '34 en '86 drei gen ook a! weer te verloopen in een koud intellectualisme, kei gevaar voor de Geref. Kerken. En dat alles vooral ook dadrom, wiji men de vr uw de plaats niet gaf in 't Kerkelijk leven, die haar om haar arbeids wille toe kwam. „Enghariigheid, kortzichtigheid en benepen- Leid gaf den toon aan. Zoo ontstond er een looze sleur Me dunkt, ik kan 't hierbij iaten. Zuster Breevoortwaarlijk, niets vrouwe lijks is u vreemd, óók niet het voortdra ven op den vurigen telganger, die hier het ouderwet3che stokpaardje vervangt. Ongetwijfeld is in dit alles wel iets waars, ook ten opzichte van de Vrouw heeft de Kerk het laatste woord der waarheid stellig nog niet ait Gods Woord opgedolven I Maar de schrijfster beheerscht nóeh haar onderwerp, noch zichzelf. „De schuld der Kerk aan de Vrouw": Dat is het thema, dat zij stelt en nu is er voor geen andere lijn in haar betoog, veor geen wijziging in haar gedachten gang meer plaats zg ziet de worm die knaagt aan den wortel der kerk en voor geen andere overweging is zij meer vatbaar. 't Ergste is wel, dat zij zóó onder de klem van haar eigen betoog raakt, dat ze zelfs laat ik het zacht zeggen de vraag doet rijzen, of ze Gods heilig Woord wel geheel ongerept laat. Het is een teere kwestie. Die zonder hartstocht besproken moet wor den in den geest der broederlijke (èn „zus terlijke", stel u gerustliefde, maar die toch ook niet mag worden ontweken. De zaak n.i. komt hierop neer. Als de schrijfster het licht der apostelen opvangt over 't vraagstuk der vroaw, stuit zij bij den apostel Paulus op teksten als deze „De vrouw zie, dat zij den man vreeze", die naar hadr opvatting niet te rijmen zijn met wat zij acht te zijn de „eerepositie der vrouw". Wel, zegt ze, als Paulus spreekt hij leert het ons zelf moeten wij wel onder scheiden tusschen 't geen bij hem des Heeren woord en wat zijn eigen woord is. En tot die „eigen woorden" van Paulus, die dus géén bindend gezag hebben, rekent zij dan zonder nadere exegese, ook een woord als ik zooeven noemde. Zie, dat gaat nu toch niet aan. Zóó lichtvaardig mag zij zich hiervan niet afmaken. Wél mag zij, Schrift met Schrift vergei ij kende, onderzoeken wat dat „vreezen" Inhoudt en wat het niet beteekenen kan. Maar het woord, zooa's 't daar staat blijft voor mij een woord Gods, dat conscientiebindende kracht heeft, anders krijgen we een „woord Gods" in de schrift, waarmee we de schrift zelf prijsgeven Ik wacht nu op 't boek van den „prof." UITKIJK. Het overzicht, dat we ditmaal heb ben te geven, is wel wat lang, maar om de belangrijkheid moet het. In groote lijnen hebben wij nt. aan te geven de rede van Minister Posthuma, ter beantwoording van de talrijke sprekers bij het levensmiddelen ontwerp. De Minister stond sterk. Het was een genot naar hem te luisteren. Voiie acht uren voerde hij het woord. Het allereerst kreeg de heer Van Beresteijn een beurt. Zijn rede werd door Z.Ex. ge kwalificeerd ais voor ingenomen, als niet objectief dus. Ongegronde beweringen had Spr. geuit. De afgevaardigde verzwaarde de moeilijke taak van spr. door zijn ongegronde bewe ringen omtrent het verstrekken van onjuiste en onvolledige inlichtingen door den Minis ter, die bovendien niet op de hoogte zou zijn van den toestand en de getroffen maat regelen. Nog sterker I De Minister toonde aan, dat den heer B., onjuistheden had gezegd. De Minister, die zich van allen op de hoogte houdt, neemt geen kennis van alle stukken, maar op de andere departementen gebeurt dat ook niet. 't Is trouwens voor één mensch niet om te doen. Z.Ex. gaf een opsomming van het aantal stukken dat op zijn departement komt. 't Is gewoon om van te rillen I Zoo terloops deed de Minister intusschen de verblijdende mededeeling, dat de inleve ring van de granen meegevallen is en de broodvoorziening gewaarborgd is tot 1 Juli a.s. Den volgenden dag vertelde hij zelfs, dat de graaneommissarissen dat tijdstip op 1 Aug. stellen I De heer Sannes, goc. afgevaardigde van Veendam kreeg ook een aardig „standje" en weS met deze gevatte en scherpe woorden „Ge verdient den dank van de sabateners der distributieregeling, want z{j kunnen de voorschriften ontduiken op grond van het missen van een wettelijken grondslag". Duys moest het ook kunnen. De Minister noemde hem „den ietwat luidruchtlgen pala dijn van den heer Van Beresteijn". Daarna kwam de Minister op meer alge meen terrein en dan in de eerste plaats tot de beantwoording der vraag, of het huidige stelsel moet gehandhaafd blijven en of hij als Minister moet aanblijven. Wat het eerste betreft: de Min. berede neerde, dat het stelsel moet gehandhaafd biijven. En daarom kan de Minister naar zijn zeg gen de zedelijke verantwoordelijkheid uiet dragen voor het breken met het tot dusver gevolgde stelsel van verstrekking van levens middelen beneden den kostprijs. Daar kwam tenslotte zijn redeneering op neer. Ja, nog sterkermen moet zelfs voor uitbreiding niet terugschrikken Nu zijn beleid. Van alles heeft men hem naar het hoofd geworpen, maar hem niet ontmoedigdAis hij moet wijkengoed, maar dan zal hij zijn beleid eerst krachtig verdedigen. In den breeda sprak hij verder over de landbouw. Ingrijpen in het landbouwbedrijf brengt steeds grootere gevaren met zich mee. Van hem behoeft men o.a. geen bouw- verbod voor voedingsgewassen te verwachten. Wat moet er dan gedaan worden. Voortgaan raet het aanmoedigen van scheu ren van grasland, dat is het eenige redmiddel. Een ander voornaam onderwerp was de brood kaartentermij n. Vooral de niet-verlenging en de in uit zicht gestelde inkorting van den termijn is spreker zwaar aangerekend. Hij zal de termijn niet verkorten, want het kan niet, maar ook niet verlengen, want dan komt de gevreesde ondervoeding. Dan de verstrekking van graan aan de alcohoür.dustrle. De Minister hield vol, dat de beschikbaar stelling zoo gering is, als mogelijk en nood zakelijk is voor de gistproductie. Spr. beriep zich daarbij op de getuigenissen van des kundigen, die meeneti, dat bruikbare gist niet bereid kan worden uit melasse alleen, doch alleen uit graan, of uit melasse en graan. Terwijl hij broodbereiding met een hoppraeparaat onmogelijk noemde. Evenwel is de Minister ook op dit stuk bereid te blijven zoeken naar vervangingsmiddelen voor gist. Verder sprak de Minister over de vet- en vleeschvoorziening. Dan zegde hij toe, dat we begin April

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1918 | | pagina 1