Eerste Blad.
)\y
irdstuigen
Zaterdag 5 Januari ID i 8
32,w Jaargang N*. 2352.
Antirevolutionair
Orgaan
¥@©p de Zuidhollaiidsclie em Keeiiwselie Elilandeii.
I WAS
LEI!
IN HOC SIGNO VINCES
Os Mammon 't laatst
Brisvsn uit het Centrum.
SUM
„HIT GOUDEN HINT".
OP OEI UITKIJK.
?an
n hat gebruik
13376
U blijft niets
TOLEUMWAS
aat; E.P, VAN
OS Sommels-
d. I. BLAAK
|e Botterdam, zullen
ehappij, publiek om
13374
uur, in en voor de
geschikt voor dra-
aarstappend werk.
11 uur, op het open
era-, Spoed-, Bak-,
andere Wagen3.
ren, ter plaatse voor-
.f 8 uur.- Inlichtingen
GROOTE MARKT 7
JÏR&SLAND.
W. BOEKHOVEN Zonen,
De mensch van nature wil niet aan
de Souvereiniteit Gods; en er is van
minuut tot minuut genade voornoodig
om toch onder die Opperhoogheid te
buigen, Altijd komt dat Ik naar boven,
en dat Ik is slechts met de grootste
inspanning en na 't ernstigste gebed
in een „Gij, o God" te veranderen. En
ieder Bijbellezer erkent in dat menscho-
lijk opborrelen van zijn Ik de moeder-
zonde iu 't Paradijs. „Gij zult als God
zijn, kennende 't Goed en 't kwaad"
dat was 't ideaal, dat de verleider aan
Eva voortooverde, dat was de vleitaal
van Eva aan haar man. Vreeselijk
woord natuurlijk, wat daar door Satan
gelogen werd. Een creatuur waant zich
aan God gelijkEen creatuur, wiens
adem in zijn neusgaten is gaat zich
verbeelden ooit aan den Almachtige
gelijk te kunnen zijn. Durft er naar te
dingen naast Hem te gaan staanin
zijn plaats te gaan staan, en Hem
daarmee te ontrooven de hoogste eere,
die Hem als God en Schepper toekwam.
En diezelfde moedwil van Satan en
diezelfde moedwil van 't eerste men-
schenpaar vindt ge nog in aller men-
schen hart. Dat is 't ongeloof, de groot
ste krankheid onzer dagen. Dat ongeloof
had Adam. Dat had Israel, toen 't de
afgoden naliep. Dat had de Christelijke
kerk toen Arius en Peiagius tegenover
de Kerkvaders den vrijen wil poneerden,
die baas was over eigen daden en doen
dat had de Middeleeuwen, toen de
Renaissance zich openbaarde en 't
libertijnsche voik van die dagen terug
keerde met zijn verstand en hart naar
de heidensche cultuur en God losliet,
die eertijds in zooveel eenvoudigheid en
ernst door de Kerk en Zendelingen eu
monniken en geleerden was bemind en
aangebeden Dat ongeloof in den eeni
gen God openbaarde zich in 't verval
der Kerk dec 18de eeuw, toen de Godt-
idee begon te verdorren in de harten
en hoofden van duizenden, die in 't
Noch God noch Meester hun afkeer
van zijn Naam en zijn Macht en.ziju
Gezag publiekelijk uitspraken Dat on
geloof openbaarde zich en vierde zijn
triomfen in de 19de eeuw achter ons,
toen de Kennis en de Wetenschap ten
troon werden verheven en bij de boo-
gere standen een intellectualisme zich
begon baan to breken, dat in Zijn
vondsten God niet meer zag. Toen de
kennis in omvang toenamde Weten
schap vooral in de Natuur en haar
krachten zich onmetelijk uitstrekte en
hemel en aarde worden onderzocht en
't starrenheir werd nagegaan op al zijn
banen, toen de geleerde wereld in
„kracht en industrie'' zich vermateri-
aliseerde en bij al haar denken God
kwijt raakte on niets meer zag dan
stof en eeuwige natuurwet, die 't'we-
reldbeweeg handhaafde. Dat ongeloof
zag men bij hen, bij wie dat Materia
lisme,^ die stof aanbidding, dat gezwets
over s menschen oppermacht over de
Natuur te ver ging; die hun hart onder
dat alles voelden verkouden en ver
killen en nu in de .kracht en indus
trie niet meer, maar in de Kunst zich
öpn God formeerden, waarvan zij
de priesters zouden zijn; en aan wie
zij dan wierook hunner vereering da
gelijks brengen zouden. Maar datzelfde
ongeloof kwam als een duistere nevel
over hen ook, die in dat idieele der
Kunst niet genoeg tasten konden. En
die daarom zochten naar den zichtbaren
Mammon't geld, 't goud, 't goed.
Zoo heeft na den zondeval in 't Pa
radijs 't Ongeloof altijd zijn slachtoffers
gemaakt. Neen't is niet waar, dat
alleen de heidenen en de afgodendie
naars de ongeloovigen zijn, die hun
afgoden rooken in de tempels en hun
kinderen hun opofferden, t Ongeloof
is altijd d&ar, waar men den eenigen
God, douverein, den Almachtige ver
geet, miskent, negeert en er een an
deren Gqd voor ïn de plaats stelt.
Daarom ook was 't Eerste Gebod, niet:
Gij zult niet stelenook nietGij zult
niet doodslaanook niet. Gedenk den
Sabbatdag enz. enz. maar 't Eerste
Gebod luiddeGij zult geen andere
goden voor mijn aangezicht hebben.
Dat was en is 't fundament van alle
geboden. Dat was en is 't primordiale,
't Grondgebod, de Grondregel van alle
Tien, -zooals die in Ex. 20 aan de
menschheid gegeven is. Alléén God
dienen. Hem alleen en niets anders.
Ueen afgoden dienen. Geen Zon en
maan en sterren. Niet acht geven op
vogelgeschrei en geen aanraking met
toovenaars en guicheiaars en waarzeg
gers en valsche profetén of priesters.
Want dat alles leidde af van God.
Ook geen aanbidding van de Weten
schap en de Kennis en de Kunst eu de
Kracht en de Indus triegeen aanbid
ding van den eigen Wil en't eigen Ik;
geen aanbidding van Natuur en Nood
lot en Fortuingeen heil en hulp ge
rookt in Spel en Avontuur, maar hulp
en heil alleen en uitsluitend bij den
eenigen, waarachtigen, levenden God,
wiens ritselen in aller menschen ziels
bestaan toch wordt gevoeld. Want de
mensGh, voelt God. Het geweten zegt
het Er is in eiken mensch iets, dat
naar God vraagt; men voelt 't aan
zijn zielik ben maar creatunr; ik ga
sterven en er is een hoogere macht,
die mij 't aanschijn schonk en mij on
derhoudt en mij doet sterven. Het be
wustzijn aan een God is er; is onuit-
biuschbaaronuitroeibaar dat is schep
pingswerk. Daar wordt men mee
geboren on daar sterft men mee.
Aiaar wat is die God Hoe noemt
gij hem Hoe doet hij zich aan uw
bewustzijn voor. Atheisten zijn er niet,
Ieder gelooft aan een hoogere macht,
in wieu hij zijn welgevallen heeft; op
wio hij steunt en leunt, aan wie hij zich
heeft verbonden. Maar is die macht
God in den hemelis 't de Almachtige,
die zich in Natuur en Schriftuur ge
openbaard heeft Wie is uw God
En voor velen is 't antwoord, willens
en wetensde Mammon. Ze vereeren
hem en staan met hem op en leggen
zich met hem neder. Al de uitgangen
des levens zijn voor hem. 't Persoonlijk,
't huiselijk, 't maatschappelijk, 't Staat
kundig leven is hem gewijd. Zoeken
naar geld. Naar »vooruit!< in de wereld
buiten den waren God om. En men
vergeet zich zelf en men vergeet zijn
naasten en men vergeet de Kerk, en
men breekt met de religie. Want reli
gie is verbinding van de eigen ziel mot
iftotel AftestmmMie
üeeremsieiger 63A} 63#
12451 lotev, ssteg d® Hsoftlstseg,
DIMEIiS 1,m hoog®?.
LOGIES MET ONTBIJT
mmMï R. C. F. Y. i LEE-Ioom
den eenigen God van hemel en aarde.
Religie is zielsgemeenschap met God,
Is vastbinding, dienst, aansluiting aan
Hem van oogenblik tot oogenbiik. Is
steeds ziende den Onzienlijke. Is Hem
vasthouden met zijn geheele hart en
zijn geheele verstand en met al zijn
krachten, gaven en talenten.
Maar wie de Mammon dient, laat
God los. Men kan geen twee heeren
dienen. Den een zal men aanhangen,
den ander zal men verachten. Wie den
Mammon dient is echter nog ongeluk
kiger wezen dan wie een anderen af
god zoekt. Wetenschap en Kennis en
Kunst en Verstand, en Liefde en Harts
tocht; ze hebben aiie nog iets ideëels;
er zit nog iets hoogers in, dat 't hart
verteedert en verfrischtmaar de Mam-
mondienaar maakt hard en ruw en
grof' en onvatbaar voor ook maar 't
kleinste geestelijk ervaren. Dien te aan
bidden is 't allerlaatste, omdat hij on
der al de afgoden de verachtelijkste is.
Hij ontaart den mensch in alles. In ziel
en lichaam Voor geld is alles veil. De
dorst naar geld is onverzadigbaar en
het doodt eigen geluk en 'dat van zijn
omgeving. Mammon is de hardste mees
ter En ongelukkig zijn de slaven van
hun geld en goed Mammon lacht om
de tranen' der weduwen en 't gekerm
der weozeD. Lacht om eigen ziels- en
lie haamsaf takeling. Lacht om de nooden
van tiehool en Kerk en Maatschappij.
Hij is zichzelf en leeft zichzelf, al ging
alles ten onder. Mammon of God: de
antithese kan niet sterker en scherper
worden gesteld.
Ongeloof is de grootste krankheid
der eeuw, Maar wie den Mammon aan
bidt en dus in dit ongeloof aan den
eenigen God voortleeft, doch op dien
Mammon zijn vertrouwen stelthij zal
't Kon ink rij Gods niet zien. Want een
kemel gaat eer door 't oog van een
naald, dan dat een Mammondienaar
koint in de hemelen.
Dien afgod verachte men. Hij is de
meest geduchte, die deu waren God
naar de Kroon steekt. Is er voor hem
plaats in ons hart, dan is God er ab
soluut uit. En toch: onze tijden zijn
tijden van Manmondienst. Ze waren 't
vóór dezen oorlog. Ze zijn 't nu.En ze
zullen, als God uiet tusschentreedt, in
de toekomst blijven, als alles weer jach
ten gaat om de geleden verliezen aan
te vullen.
Mamtnondienstge vindt hem bij de
armen; ge vindt hom in de rijken.'tIs
de vereering v,an 't dagelijksch leven, van
goud en geld en goedmaar 't is bre
ken met de religie, die aansluiting vraagt
aan God almachtig.
X
te drainseren, eerst het-
s goed geschied, wende
dan 30 jaren met succes
Inlichting te verstrekken.
.UIZEV mot kragen,
rzekerd te zijn is spoedige
U
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 50 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling 4.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS:
SOMMELSDIJK.
Telefoon Intercommunaal No. 202.
ADVERTENTIËN 12l/2 Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
DiENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën^worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR.
m wS'S',
■w
f IJS, f 1.50 en f 1.75
Tel, No, 1532, Aanbevelend
iet A®©? Aanbevolen «wires.
Wat was het: kruit of dynamiet?
't Is mij, terwijl ik dit schrijf, niet bekend,
maar wel weet ik, dat het eiland Marken zich
door deze geschiedenis in ons vaderland een
eigenaardige vermaardheid verwierf.
Men heeft er van gelezen
De Engelsche geschiedenis kent het „bus
kruitverraad", dat wanneer het gelukt was,
het gansche parlement in de lucht zou heb
ben doen vliegen met ai wie daarin waren.
Eiland Marken heeft iets dergelijks.
Terwijl er Raadszitting was, waarin nogal
harde woorden vielen, had er plotseling ach
ter den zetel des burgemeesters een ontplof
fing plaats; men zag een vuurzuil; de Ka
mer stond vol rook, en de raadsleden
vlogen even hard uit het raadhuis, als de
dorpelingen zich er heen begaven.
Het tumuit was zeer groot!
De bevolking zeide „DM heeft de burge
meester gedaan want zij mag haar burger
vader niet luchten, of zien, de waarheid
moet gezegd wordenEn de burgemeester
zei„Dat hebben mijn vijanden gedaan
want die heeft hij, op 't eiland, als men zegt
„bij 't hoopje."
Enfin, het was 'n consternatie
De dominee kwam er bij te pas, want de
kerk staat op dit geïsoleerde visschereiiand
nog in 't midden; het raadhuis werd verze
geld de militairen kwamen op 't terrein van
't mirakel
Maar dfit laat ik nu rusten.
Hierop vviide ik even de aandacht vestigen
De burgemeester, onder den eersten indruk
van 't gebeurde, gaf te kennen, dat hij nü
z'n ontslag vragen zou.
Ik ken dien man niet.
Noch zijn religie, kleur of staat.
Maar dit besluit begrijp ik!
Een burgemeester toch in ónze dagen heeft
het minst begeerlijke ambt, dat in Nederland
onder de zon te vergeven staat.
'1 Is, om zenuwpatiënt te worden I
Voorai in een iewat groote gemeente, met
een gemengde bevolking, die verschillende
behoeften en uiteenloopende belangen heeft,
mag men tegenwoordig wei een man hebben
met stalen zenuwen, ijzeren lichaamskracht
en een gepantserd hoofd
De gewone zaken vergen al zooveel werk.
Nu komt daar de crisis bij.
Regel op regel, gebod op gebod.
Van boven af voorschriften zonder tal, be
palingen zonder eind, vragenlijsten, circulai
res, telegrammen, goed om iemand in staat
van voortdurende opwinding te houden, vooral
wanneer daar nog vaak 't eene besluit het
andere weer opheft of de eene circulaire de
andere tegenspreekt.
En van onder op vragen en klachten en
eischen zonder einde!
Elke weg leidtnaar den burgemeester.
Ais er geen turf in den haard is, als de
kleine geen pap op het bord heeft; als de
vrouw geen stijfsel voor de muts, geen sajet
voor de kousen heeft, wat er cok man
keert: in de gedachtegang des volks is de
burgemeester nu eenmaal de man, die er
voor zorgen, die 't in elk geval wéten moet.
En als daar dan nog bijkomt, dat het in
de raadzaal letterlijk en figuurlijk tot een
uitbarsting komt, dan is het te bëgrijpen, dat
een burgemeester er het bijltje, in casu zijn
ambtsketen bij neerlegt.
Er moet toch vertrouwen zijn.
Er dient zekere sympathie te wezen 1
Men moet dit goed verstaan
Allerminst wil ik beweren, dat een burge
meester maar moet wijken, als zekere kliek
of bende herrie maakt en hem persoonlijk
onaangenaam is.
Hij is de man-van-'t-gezag.
En het gezag kan nu eenmaal onmogelijk
allemansvriend zijn, integendeel 1
Gezag móét hard kunnen zijn.
Als ijzer, voor een iegelijk die in 't groot
of in 'i klein er niet voor bukken wil en in
de plaats der maatschappelijke orde anarchie
brengen wil.
'k Herinner me, jaren geleden, hoe een
christelijk burgemeester, in wiens gemeente
de kermis afgeschaft was, op straat door een
groote massa gemolesteerd en naar zijn huis
gebracht w- rd en daar uren lang werd be
legerd, terwijl er geen ruit heel bleef en in
den tuin geen struik in den grond gelaten
werd.
Toch bleef de man op z'n post.
Is er nog vele jaren geweest.
De kermis kwam nooit terug en toen hij
eindelijk stierf, stonden vriend en vijand eer
biedig om zijn graf.
't Gezag moet niet gaan vluchten.
Dat zou de wereld omkeeren zijn en aller
minst zal een antirevolutionair zoo Iets ooit
kunnen verlangen.
Maarer is groot onderscheid 1
't Geboefte, dat in een uur van opwinding,
misschien beneveld door den drank, den roo-
den haan kraaien laat van des burgemeesters
schuur, is een geheel ander volksdeel, dan
de rustige burgerij, die niets liever doet dan
in vrede onder de schuts van het wettige
gezag, zijn zaken te behartigen.
En als die burgerij, in haar groote meer
derheid, het met haar „hoofd" niet meer vin
den kan ea elke gelegenheid te baat neemt
om hem te toonen, hoe graag ze hem kwijt
wil, dan wordt dit een veeg teeken.
Dan móét er 'n uitweg gezocht.
En wat is nu 't geval?
De burgemeester, bij ons te lande, is eigen
lijk een tweeslachtig wezen en dat wreekt
zich vaak.
Hij is primo hoofd der gemeente.
En secundo agent der regeering.
De Koningin benoemt hem de Ge
meente betaalt hem en de Raad stelt
zijn traetement vastdaarin hebt ge die twee
slachtigheid al bizonder duidelijk geopen
baard.
HQ is de man-der-gemeente.
Moet dus ook, als 't noodig is, die ge
meente verdedigen, wanneer het centrale ge
zag te ver zou willen ingrijpen en de eigen
zaken der gemeentemoet moedig opkomen
voor de antonomie zijner gemeente
En hq is tegeigkertijd agent voor de hooge
Regeering, die ook zijn bevordering, ja zelfs
zijn herbenoeming in haar hand heeft!
Elk vóélt hoe tweeslachtig dit is.
Daarop is van antirev. zijde dan ook meer
malen gewezen.
Het tegenwoordige burgemeestersambt heeft
met het historische uit de dagen der Repu
bliek weinig meer dan den naam gemeen;
't is een echt baksel, nog uit den oven van
Thorbecke.
't Ambt moet meer glans krijgen.
En daartoe is het noodig, dat de burger
vader door de vrije keuze zijner burgerg ge
kozen of tenminste op de voordracht gezet
worde en liefst zich ook geregeld aan herkie
zing onderwerpen moet.
Zoo is 't met de wethouders ook.
En hij moet als 't goed is, zijn eer er in
stellen „eerste wethouder" te zijn.
Natuurlijk moet zijn positie dan behoorlijk
geregeld zijn, ook in geval van niet-herkie-
zing, maar dat doet men tegenwoordig met
wethouders ook al.
Hij moet wortelen in het volk.
Als de Regeering hulp noodig heeft, om
's Lands wetten uit te voeren zij stelle daar
voor haar ambtenaren aan. Maar den burge
meester geve zij geheel en voorgoed aan de
gemeente terug!
Zoo zou ik het wenschen
Als ik het voor 't zeggen had 1
UITKIJK.
Amice I
XII.
Wanneer je dezen brief ontvangt is het
nieuwe jaar begonnen, ja zijn er reeds vier
dagen van verstreken. We staan nu voor
een nieuw jaar.
Oppervlakkig lijkt het, of er geen door
komen aan is, maar als het ten einde is,
staan we verstomd over den omgevlogen
tijd.
We zullen ons niet afvragen, wat het nieu
we jaar ons zal brengen, want dat alles is
maar gissen. En gissen doet missen.
Bovendien we vertrouwen op God, Die alles
zal weimaken, hoe bang het ons, nietige ster
velingen ook is en lijkt.
Vurig hoop ik, en jg met mij, dat het jaar
1918 ons den vrede brenge. De voorteekenen
zijn er. Geve God dat ze ons niet bedriegen.
't Is nu een aardige week om een keu-
veltje te houden over iets, wat ik reeds van
plan was, maar dat telkens moest worden
uitgesteld, omdat ik iets anders had te ver
tellen.
Maar nu is het op politiek gebied dood
stroom. Want het is vacantie. De Kamer is
op reces.
Op de oorlogsfronten, behalve het Russi
sche dan, wordt wel gevochten, maar de
communique's melden niets bijzonders. Na
tuurlijk gebeurt er wel wat, al is het alleen