e Oorlog.
Woensdag 14 November 1917
8&u Jaargang N". 2337,
Antirevolutionair
Orgaan
voor de SSuldliollAiifllscIfte en üe©iiws©!i@ Eilanden.
Ai tourna en iM
Mn f
Wbèx
9
IN HOC SIGNO VINCES
BINNENLAND.
BUITENLAND.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 50 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 4.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN Zonen,
SOMMELSD1JK.
Telefoon Intercommunaal No. 2.
ADVERTENTIËN 121/» Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
D1ENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIIDAGMORGEN 10 UUR.
Alle stukken veop «ie kedsctle bestemd, Advertentlën en eerdere Administratie traste© toe te eenden aan de Uitgevers.
I
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis.
Het Anti-nomiaansch beginsel is, goed
bekeken, zoo oud als de wereld, omdat
't de tegenstelling is van het nomistisch
beginsel. Dat nomistisch beginsel lag
f - al in het Oude Israël met zijn raak-
J0 niet, en smaak niet, en roert-niet-aan.
Wat is 't verschil tusschen het nomis-
me en anti-nomiaansche beginsel. Om
't maar kort te zeggen: het nomisme
komt op voor de Wet; 't anti nomis
tische komt op voor 't Evangelie; het
nomisme maakt de rechtvaardigmaking
van de heiligmaking afh nkelijk; den
godsdienst van de werkende verhou
ding der ziel tot God van die der ziel
tot zijn naastemaar de anti-nomiaan
let eerst op de rechtvaardigmaking e*
komt aan de heiligmaking niet toe en
zijn verhoudingen tot God heeft met
die des naasten niets te maken, 't Is
dus een strijd, alle eeuwen door gestre
den; wat is 't voornaamste: de Wet
of 't Evangelie. De nomist legt den
klemtoon op de Wetde anti-nomiaan
op 't Evangelie, de rechtvaardigmaking.
De nomist strijdt voor de heiligmaking
0 en goede werkende anti-nomiaan voor
de zaligheid d3r ziel, zonder zich veel
te storen aan de werken, en aan de
eischen der ordinantiën Gods.
Juist omdat 't een strijd is geweest
en nog is over de rechte waarde en
beteekenis der Wet tegenover, maar
ook naast het Evangelie, mag men ge
rust van een eeuwenouden strijd spre
ken, die in 't Oude Testament werd
uitgestreden tusschen de profeten, die
Wet plus Evangelie stelden tegenover
't Oud Israël in zijn dagen van verval
en die in 't Nieuw Testament 't aan
schijn schonk aan de onophoudelijke
disputen tusschen Jezus en de Fari
zeeërs. Diezelfde strijd heeft Paulus mee
gestreden ook Augustinusook Luthor
en de Kerkhervormers.
We gaan op dien strijd als zoodanig
niet in. Dit staat vast, dat de Wet geen
zaligheid aanbrengtmaar 't staat óók
vast, dat men de Wet bij 't vraagstuk
der zaligheid niet loslaten kan. Deugd
en goede werken staan niet los van de
zaligheid.
En ieder, die zijn Bijbel en Catechis
mus eenigermate kent, weet, dat er is
een kennis der ellende door de Wet
een kennis der verlossing tot zaligheid
en een kennis der dankbaarheid voor
die verworvene verlossing.
Dit anti-nomiaansche beginsel van
verzaking der Wet, van tekortdoening
aan de kracht der Wet, heeft in onze
eeuw een anderen vorm dan in de da
gen van Augustinus; toen was 't|een
strijd tegen Pelagius dat een mensch
zich door de deugd d.i. door de opvol
ging van de Wet met haar goede wer
ken zaligen kon, terwijl Augustinus
leeraarde, dat een mensch met al zijn
werken tot de zaligheid niet af of toe
doet.
Maar in onze eeuw is dat anti-no
miaansche beginsel van karakter ver
anderd; nu is 't geworden een rede
neeren uit den verborgen wil Gods te
genover een opkomen voer den geopen-
baarden wil. Er is dan wel een Wet
Gods, maar wie kan ze volbrengen?
Men meet zijn zonden en vooral die
van een ander, heel breed met veel
woordenpraal uit, maar als men toch
uitverkoren is, hebben die zonden geen
invloed meer. Christus is meerder dan
de Wet. Hij staat boven de Wet. Hij
heeft de Wet volbracht. En in Hem
geborgen, heeft een uitverkorene met
die Wet niets meer te maken ja, meer
nogde zonde zal zelfs medewerken om
Christus in zijn genadewerk aan de ziel
nog des te liever te krijgen. Doe maar
zondevecht er maar niet tegen Chris
tus zal je toch wel staande houden op
den weg en zal je toch wel arrestee
ren<, en dan, als je als eenvuurbrand
uit 't vuur gerukt wordt, zoomaar, in
een kroeg of bordeelkijk, da's je ware.
Tegen de Wet in leven en dan op eens
gearresteerd, dat is je echte bekeering.
Dan komt de verlorgen wil van God
eens goed voor den dag, hoe die je van
eeuwigheid af al heeft liefgehad maar
die geopenbaarde wil, die Wet
wat heb je er eigenlijk aan; je kunt
er toch niet één artikel van naleven
Ja. meer nogwie vóór de Wet is, neemt
God het zaligmakend werk der genade
uit handen; en o wee! doet het toch
niet.
Laat God maar stilletjes Zijn werk
afmaken, al was 't midden in een
zuip en zwelgpartij. O, mensch! haalt
toch God Zijn werk niet uit handen!
Blijf af van de Wet; leeft maar raak!
de genade komt toch wel; en die plot
selinge genade zoomaar, ja, dat is je
ware daar praat heel de buurt over
•K
Een Gereformeerde staat vierkant,
lijn- en loodrecht tegen zulk een be
schouwing over. Hij haat 't Anti-nomi
aansche beginsel voor zijn persoonlijk
leven voor zijn kerkelijk leven en voor
zijn Schoolleven.
Ook voor 't Kerkelijk leven. Want
daar tiert 't ook in treurige mate De
Kerk reformeerenO, mensch begin er
n et aan. Verwacht en verbeidt den
Heere, die op Zijn tijd wel met de
zonden der Kerk zal afrekenenHij
zal de plage wel van de Kerk afne
men daar kan een mensch meer aan
bederven dan goedmakenen als er
een oordeel Gods op de Kerk rust, dan
zal dat oordeel er wel op blijven, tot
dat 't zijn „lieven" Geest behaagt op
zijn tijd dat treurige oordeel weg te
vagen. En dosblijf in uw zonde
laat los de Wat; reformeer niet;raakt
't werk Zijns Geestes niet aan, dat
toch te zijner tijd wel uitbreken zal.
Alles dus redenaties uit Gods verborgen
wil, maar van 't ambt der géloovigen
als Gods geopenbaarden wil zwijgt men.
En zoo ook op Schoolterrein.
Een Christelijke School Waarvoor
De Heere bindt Zijn genade aan nie
mand en niets't is vrij en soeverein
welbehagen om een zondig kind te red
den, Al dat wettische werk is een
werkheiligheid, die een gruwel is in
Gods oogen. Wat baat dat bidden deg
meestersdat vertellen uit zijn Woord
dat vermanen op grond van zijn Woord
dat opwekken van deugd en daden
Hem welgevallig, Laat God maar wer
ken zonder al die hulp- en lapmidde
len, die de vrije genade maar in den
weg staanen die die kinderen nog met
•en „ingoboMdon" heitel tei helle doet
Varen.
Natuurlijk hebben we 't niet ever
die menschen, welke tegen de „Bends-
leer" een protest laten hooren. Over
zulken zwijgen we hier. Die zijn nog
wel voor een Chr. School naar-hun-
handje te vinden. Maar we hebben 't
over die Christenen welke vijanden zijn
van 't Christelijk onderwijs, omdat ze
de Wet miskennenmet den verborgen
wil Gods rekenenen 't plichtsbesef
verdonkeren Echte anti-nomianen, niet
redeneerend uit 't ambt der geloovigen
volgens Gods bekenden wil, maar re
deneerend uit 't onbekende werk des
Heeren, dat eerst pas later zich open
baren zal.
't Anti-nomiaansche beginsel: 't is
de pest voor alle leven.
En wie zijn eigen ziel liefheeft; en
zijn Kerken zijn zaad der Kerkwie
belijder des Heeren is en de H. Schrift
kent; wie weet wat zijn roeping is,
wordt verontwaardigd, als hij zulke
menschen hun nare en ziekelijke en
onbijbelsche praatjes hoort verkondigen
en ze hoort pleiten voor den verborgen
wille Gods, waartegen de H. Schrift
zelve protest aanteekent.
Wet en Evangelieze behooren bij
elkaar. En wie een recht belijder is,
beroept zich op beide. Maar beroept
zich nooit op Gods geheimen wil. Ziende
in 't gebod, maar blind in de toekomst
met deze kernachtige spreuk gingen onze
vaderen den Antinomiaan te lijf op
School- en Kerkterrein. Geen bereke
ningen, geen af- en inwachten van
visioenen, geen beroep op innerlijke
openbaring als zoodanig, maar naar 't
grond- en wortelgebod aller eeuwen,
dat Christus als Koning heerschen
moet, en dat zijn koninklijke heerschap
pij zich ook over onze kinderen, als
Zijn onderdanen, zal openbaren. Ook
die kinderen op de School onder Zijn
souvereiniteit. En dat gebod te ver
achten is opstand tegen den Koning
der Eeuwen, den Koning van ons zaad.
De bomaanval op Sas van Gent en Axel.
Van ambtelijk Dultsche zijde verneemt de
„Deutscher Nachtrichten Dienst" te 'sGra-
venhage, het navolgende:
„Met betrekking tot den bomaanval op Sas
van Gent en Axel kan worden vastgesteld,
dat evenals bij vroegere dergelijke inci
denten, waarbij Nederlandsche onderdanen
gewond of gedood werden hier geen en
kel Duitsch vliegenier betrokken zijn kan".
„Effatha".
Men zond ons het 28e Jaarverslag van
„Effatha", de eenige school in on3 land, waar
wij voor onze doofstommen een Christelijke
opvoeding en Christelijk onderwijs kunnen
krijgen. Uit dit verslag blijkt, dat het Bestuur
al het mogelijke doet, om het onderwijs op
een hoog peil te brengen. Zoo zal heto.in.,
am de voor het doofst, onderwijs zoo hoogst
schadelijke mutatie van het onderwijzend per
soneel te voorkomen,» op de kwestie der sa-
lariëering de volle aandacht vestigen.
Er waren bij het begin van den cursus
1917—18 52 leerlingen, een getal, dat nog
nog nooit zoo groot is geweest, en dat steeds
grooter wordt. En wanneer geen kinderen, die
krachtens het beginsel der ouders in „Fffa-
tha" behooren, meer om financiëele redenen
naar andere instituten gaan, dan zal het getal
leerlingen ook hierdoor toenemen. Om een
en ander mogelijk te maken, is op een bui
tengewone Algemeene Vergadering in April
besloten, subsidie aan te vragen. Daar die
subsidie echier op den duur niet voldoende
zal zijn, is het voor den bloei der Vereeni-
ging en het welzqn der aan haar toevertrouw
de doofstomme* neodig, dat het aantal lede*
grooter wordt.
Het nieuwe hoofd der school, de Heer A.
A. van Holten, maakt In zijn jaarverslag o.nt.
melding van een bezoek, dat Redacteuren van
verschillende groote bladen aan de school
brachten. Zij woonden het onderwijs bijna
een geheelen dag bij, en gaven daarvan in
hun bladen een uitvoerig verslag.
Wie nader met den inhoud van het verslag
wenscht kennis te maken, wende zich tot den
Penningmeester der Vereeniging, den Heer
W. L. B. den Blaauwen, Antonie Duyckstraat
49, 's-Grayenhage.
DE TOESTAND.
Een „veeg teeken" voor de Italianen noe
men we het opdringen der Centralen op het
plateau van de Zeven Gemeenten (ten Zui
den van het Sugana-dal) en de verovering
van Asiago.
Haast iedere overzichtschrijver van welk
blad ook, schijnt dit feit de aandacht waard.
„Men weetal, datItaliaanscheIsonzolegers
den benedenloop vara Piave zijn overgetrok
ken, en dat intussche® nog de legers, die het
front in Karinthië en ia de Dolomieten bezet
i (r
„Mew
rifivm
jMrto
Ifesr/tttë mmz - .*>vA °Wv-.
jAt
daar eenig terrein terug en al is volgens de
latere berichten de opmarsch der Oostenrij
kers weer voortgezet, er is dan toch een be-
slissenden dag tijd gewonnen eri naar allen
schijn dreigt van deze zijde dan ook geen
afsluiting van de kom van Belluno meer, te
meer waar uit de bezetting van de stad van
dien naam door de Oostenrijkers, die over
Agorda van het Noorden de kom inkwamen,
gevoigd door de bezetting van Felbre van
het Noorden uit, valt af te lelden, dat de
Italianen deze kritieke kom uit. zijn. Grooter
gevaar dreigde nog van de Duitschers, die
bij Vidor de Piave over schijnen te zijn en
den spoorweg bezuiden Feltre dreigen af te
snijden. Dan echter blijft voor de Italianen
nog de mogelijkheid verder door te trekken
en de Brenta te volgen, mits de Oostenrij
kers daar lang genoeg kunnen tegengehouden
worden."
Aan de Piave blijft de toestand zich niet
gunstig voor de Italianen ontwikkelen.
Wel geeft het Duitsche legerbericht van
Zondagmiddag toé, dat de Italianen aan de
beneden-Plave „zich op het aanbinden van
den strijd hebben voorbereid", hetgeen op
een toenemenden tegenstand der Italianen
wijst.
Maar aan de midden-Piave zijn de cen
tralen krachtig opgedrongen en hebben zij
de Italianen, die in de groote bocht, welke
de rivier in zijn middenloop beschrijft, een
bruggenhoofdstelling wiiden behouden, terüg-
geworpen. Door een
stormaanval hebben
de centralenz ich mees
ter gemaakt van Vidor,
terwijl Noordelijk .Bel
luno aan de Piave in
hun macht is.
Door het terugwer-
hadden gehouden langs den weg Pieve-Feltre
terugtrokken, zegt de N. R. Ct. Door de snelle
bewegingen in de vlakte was een terugtocht
door die vlakte heen onmogelijk geworden.
De bovenaangeduide weg loopt volkomen
evenwijdig met de Daliaansche bergstellingen.
Naarmate de terugtocht vorderde, moesten
de moeilijkheden dus toenemen want telkens
kwamen nieuwe afdeelingen door de dwars-
dalen uit het gebergte op dezen weg (die
den bovenloop van de Piave volgt) uit, om
daarlangs mede naar het Zuidwesten te stroo
men. De Oostenrijkers zaten hier en daar de
Italiaansche troepen, die, zooals gezegd, door
de dwarsdalen op dezen hoofdweg langs
boven-Tagüamento en boven-Piave terug
trokken, dicht op de hielen. Het gevolg daar
van moest zijn, dat hier en daar Italiaansche
troepen, langs den weg trekkende, op Oos
tenrijkers moesten stuiten. Bij Tolmezzo zijn
op die wijze een 17,000, bij Pieve een 10,000
in den val geraakt. Daarachter, bij Lorenzago,
slaagde echter te voren, naar Rome meldt,
een groep erin door te breken, maar verloor,
naar Berlijn meldt, 10,000 man.
Moge op deze wijze ai aanzienlijk verlie
zen worden geleden, zij zijn bij een zoo moei
lijken terugtocht wel onvermijdelijk.
Grooter gevaar dreigde in de kom van Bel
luno. Daar moet noodzakerwijs en opeen-
hooping van terugtrekkende troepen hebben
plaats gevonden.
De Zuidoostelijke uitgang naar Vittorio was
vermoedelijk reeds door de langs de rand
der bergen voortrukkende Duitschers versperd.
AHea hing er dus van af, dat de hoofduit
gang ten zuiden van Feltre lang genoeg open
bleef. Daartoe moesten de Oostenrijkers, die
in het Suganadal en bij Asiago op kwamen
zetten, allereerst worden gestuit. Volgens de
berichten van Zondag is zulks blijkbaar ge
lukt. Zware tegenaanvallen van sterke Itali
aansche strijdkrachten wonnen zelfs hier en
pen van de Italianen
d&At en het bereiken
van de Piave in zijn
naar het Westen om-
buigenden middenloop
kunnen de centralen
eenigermate een flan-
keerende actie uitoefe
nen ten opzichte van
de Italiaansche stellin
gen aan den beneden
loop der rivier.
Voor een poging tot
het forceeren van de
Piave-stelling, is dadr
het aangewezen punt
en door het terugwer
pen van de Italianen uit
de bruggenhoofdstel
ling die zij wilden behouden, zijn de centra
len in staat een dergelijke poging tot for
ceeren voor' te bereiden en te wagen. Een
enkele blik op het kaartje bewijst, welk een
bedreiging het succes van een dergelijke
poging voor de Italianen zou uitmaken in
verband met het opdringen van de centralen
van Asiago uit.
Koning Victor Emmanuel heeft een procla-
tie tot zijn volk gericht, waarin vooral op
merkelijk is de aandrang, waarmede de vorst
tot eenheid en aaneengeslotenheid aanspoort.
De nieuwe Russische regeering heeft niet
lang op de gewenschte vredesvoorwaarden
laten wachten.
Zij hebben „ideaal getrouw", dat hen tot
de staatsgroep leidde, een voorste! gedaan
tot een rechtvaardigen en democratischen
vrede, een vrede, die op het beginsel „geen
annexaties en geen schadeloosstelling" ge
grondvest zou zijn.
De voorwaarden luidden:
„Het congres der arbeiders- en soldaten-
raden heeft de voorwaarden voor een vredes
voorstel goedgekeurd. Het congres verklaart
De door de revolutie van 7 dezer gevormde
regeering van arbeiders en boeren, die op
den arbeiders- en soldatenraad steunt, stelt
alle regeeringen der oorlogvoerenden onver
wijld voor, met besprekingen over een recht
vaardigen, democratischen vrede te beginnen.
De regeering is van meening, dat de
rechtvaardige democratische vrede, die door
de meerderheid der arbeidersklassen van
alle oorlogvoerende landen, welke door den
oorlog uitgeput en geruïneerd zijn, wordt
nagestreefd, een vrede moet zijn, zooals dien
de Russische arbeiders en boeren na den
val der monarchie eischten: een onmiddel
lijke vrede zonder annexaties, d.w.z. zonder
gewelddadige toeëigening van vreemd gebied
en zonder gewelddadige verovering van
Èk
t.