voor de Zuidliollandsche en Zreuwiclie Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
Eerste Blad.
t
m
IN HOC SIGN O VINCES
OP 0EN UITKIJK.
Zaterdag 10 November 1017.
32ste Jaargang N°. 8836,
W. BOEKHOVEN Zonen,
Alle «tn&ben v©or de MedaeMe feestennd, Adverienflëd ess verdere Adaslaisiraiie waae© me ®e «eadess ssm de IJIlge^efg
M@SeS Iteeteismïit
„HST GOUDEN HERT'.
Oedeaipt© HoeFSHstelg®?' 63A, 63B
12451 TAttei ssNj ös Hoaffistssg,
Briavan uit het Centrum.
I
Deze Courant verschijnt elken^OENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 50 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 4.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS:
SOMMELSDIJK,
Telefoon Intercommunaal No. 2.
ADVERTENT1ËN 12</2 Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINSEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën tyorden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR.
V Als wij n'et meer zijn.
De Ktik koau u.t t, doopvont voort.
Dat water gesprenkeld op 't voorhoofd van
dsn kleine of bejaarde is 't toeken van
aanwas der Kerk, van groei en verrij
king der Kerk, van aanvulling bij ver
sterving. Want dat weet ieder, wanneer
't klokgebrom rommelend omgaat om het
lijkgebeenta van onze zoo geliefde dooden
is do Kerk een lid armer geworden. Geen
week gaat voorbij of de zeis des doods
vèordt gemaaid ook over de Kerk, maar
ook geen week gaat voorbij of uit de Kerk
ban na doorgestane moederweeëa den jabel
oprijzen
Zij komen aan, door Godd'lijk licht geleid
Om 't nakroost, dat den Heer wordt
[toebereic]
Te melden 't heil van Zijn gerechtigheid
En groote dadeü.
De Kerk is een boom. Jaar ia jaar uit
vallen bladeren af en verdorren er takken,
maar ook jaar in jaar uit schieten nieuwe
loten op met nieuwe blaren en nieuwe
knoppen en nieuwe vsuehteaen die vruch
ten dragen weer zaad. Zoo sterft de boom
steeds af en hij groeit aan. Telken jare
een afval van 't menschdom als der bla
deren; telken jare nieuwe zaden en nieuwe
vrucht.
De Kerk is een rivier. Steeds stroomend
door de wereld, verdampt er van haar
wateren, maar ook steeds vallen deregen-
droppelen op haar neer om 't verdampte
aan te vullen.
Zoo leeft de Kerk zichtbaar voort. Van
geslacht tot geslacht. Er is een komen en
gaan: een vereaaigen en scheiden; een
aanslu!ten ea een ontbinden; een belijden
en een stilzwijgen door inzinking in c'e
spelonk des doods,
En in die Kerk spreekt men da taal der
Kerk. Dat is de leer der Kerk 't Getuigenis
Gods; 't Woord Gods; 't Woord der Wet
en der Genade. Die taal der Kerk moeten
onze kinderen leeren verstaan èn in het
huisgezin, èn in de School èn in de Kerk
zelf.
En in die Kerktaal moeten ie verstaan
den God des levens, maar ook wat Hij
met volken en natiën begon en volbracht.
Dat getuigenis van God en Zijn openbaring
met individuen en volkeren gaat met de
Kerk van eeuw tot eeuw mee. Dat ge-
tuigenis der Kerk voor Leven ea Sterven
voor alle Leven van persoon en geün;
van Kerk en Maatschappij; van Staat en
Overheid, is als de arke Gods in de woes
tijn. Waar Israel was, was de arke hetiij
in den strijd, hetrij op 't vredespad. Overal
was die ark wrar I-raei maar zijn voet
stap drukte. In dal en op berg. Vóór den
Jordasn maar ook erin, maar rok er ra.
Dat getuigenis in droefheid de volk;*, maar
ook in vreugd. Altijd die ark en daarom
altijd dat getuigenis in de taai der Kerk,
voor kind en grijsaard, voor man en vrouw,
voor bekommerden en geloofshelden, voor
ceergebogenen ea d:e juichten van ziele vree.
Dat getuigenis en die taal der Kerk was
als de Ark des Hoeren Was als de borst
lap des Hoogepries'ers. Het giog mee van
ge;lacht tot geslacht. Die borstlap was in
'tHeiligdom in de woestijn; maar ook in
Kauaan, van eeuw tot eeuw; vaD familie
op familie; van geslachten tot ge-dachten.
Als wij niet meer zijn!
Dat getuigenis gaat mee met onze kin
deren. Want eens komt de tijd, dat wij,
ouders, niet meer zijn. Wij ontvingen het
getuigenis van onze vaderen ea wij dragen
het over op onze kinderen. Want de Kerk
mag niet sterven, al gaan wij heen. Daar
om binden we on je kinder :n aan ds Kerk
en aan de School, waarin de taal der Kerk
gesproken wordt.
Als wij niet meer zijn
Met het oog daarop bouwen we aan Kerk
en School, omdat, komt eens de tijd, dat
het oude geslacht opgeroepen wordt en
de to wereld en de Kerk op aarde moet
verlaten, er dau zij een nieuw ge^bcht,
om de ark Gods verder te drag80den
borstlap over te geven; cm 't getuigenis
in de taal der Kerk uit te dragen onder
de menschenkinderen. Uit te dragen overal.
En z:ch nooit te schamen des Evangelies
van Christus,
Al) wij niet meer zijn.
Maar dau komen onse kinderen, die de
daden Gods sullen bekend maken tenzij
ze de taal der Kerk hebben afgeleerd
Daarom: vasthouden de Kerk I Vasthou
den het getuigenis! Vasthouden de taal
der Kerkmaar ook vasthouden onze kin
deren, opdat ie nooit geen valsche sprake
leerea, maar de taal der Kerk alleen en de
taal der Kerk zuiver.
Als wij n;et meer siju.
Eens komt de tijd, dat we ons hoofd
moeten neerleggen op de doodspeluw ea
als dan onse kinderen rondom onse sponde
staan, om een kratste woord van ons op
te vangen en dat iu te prenten ia het ver-
blagen kart, wat is het dan heerlijk te
kunnen '«.ejrgenblijf luisteren naar de taal
der Kerk, die ge geleerd sijt in gezin es
School, in Kerk ea op Catechisatie Houdt
vast die taal en spreekt haar dag en nacht.
Maar er is afsakking,
In Neerlands volk leert men de faal der
Kerk af,
Men breekt met haar; men is haar gram;
men veracht ze, omdat men ze beschouwt
als een valschaard, die het volk mi-leidt
en verleugent. Arm Nederland! Maar als
ge de taal der Kerk niet meer verstaan
wilt, dau is uw oudergang nabij.
Als wij niet meer sijn
Oob, als de kindereu dan maar hun taal
verstaande taal der Christelijke Kerk en
der Christelijke School en .van 't Christelijk
gezin.
Onrecht en toch recht.
Waar is God, d.eu gij verwacht? Waar
is uw God? Zestienjaar geleden, toen
de Transvaa'sche .Boeren overwicnirg op
overwinning behaalden op den over-
machtigen vijand; toen er heldenmoed
schitterde achter de kopjes* en God
de Hoera kennelijk den reusachligeo
tegenstander en woesten onrechtvaardige
Zijn toorn deed gevoelea. sprak zelfs de
cngeloovige Wereld het uit: >Ja waarlijk
er is een God; Die het recht zal handhaven
en het Engelscha onrecht vrees dijk sal
wreken*. Maar helaas! de Boeren gi'gen
onder; hun kracht vergieg; hun volksweer
baarheid en volkslager was bij den groot
sten heldenmoed en den meest dapperen
tegenstand niet bestand teg*n de Ergel-
sehe legioenen. Toen zegevierde schijnbaar
het Oatecht in de Co'centrat sbampea en
nederlaag ca nederlaag, en de volkomen
onderwerping: ze riepen tot God om wrake
op, maar Hij hoorde de gebeden Zijner kin
deren niet en was doof voor de smekingen
der Boeren, die om Recht vroegen tegen
over de machtige wederpartijder,'. Toen
riep de wereld het dei Boeren toe: Waar
is God, dien gij verwachttet? Waar is uw
God? Hun .ongeloof* verhief zich, toen ze
geen over winningen der Verdrukten meer
zagen Toch zal het Recht zegevieren m
het Onrecht geoordeeld worden. Maar onder
dezen regeldat het Laatste Oordeel is de
vergelding. Alle vergelding op aarde is uit
zondering en wordt alleen geopenbaard als
heenwijzing; als profetie van het Eeuwig
oordeel, maar ook om de harten Zijner
kinderen niet al te zeer te vermoeien met
de vraag: Zou de Rechter van hemel en
aarde dan heelemaal geen jecht doem Eu
om nu een stipje van dat toch bestaand
Goddelijk Recht te doen zien; om toch het
soms kwijnend geloof in G ids Recht hier
op aarde al, wat te verkwikken daarom
geeft Hij als uitsondering wel eens de straf
S&eSteirdU&m,
DINERS 1,hoogair.
LOGIES MET ONTBIJT
f US, f 1.60 en f 1.75
Tel. Ho, 1532 Aanbevelend,
«nMir b. C. f. y. fl. lee-Moanen
Ee>t door lader aanbevolen adres.
over het Onrecht te zien. Zoo bij diefsta';
Zoo bij brandstichting. Zoo bij moord. Zoo
bij kwaadspreken van zijn naaste, 't Wil
dan eerst niet uitkomen en ieder tast in
den blinde; de rechter ia al zijn scherp
zinnigheid verliest er het hoofd bij: totdat
plots door één woord, door eea rusie, door
een eenvoudig voorwerp de dader aan het
licht treedt en zijn straf niet meer kan
ontgaan.
David was in de-spelonk Adullani en
Koning ®aul zat hem op de hielen, 't Was
al onrecht wat hem wedervoer. En Achi-
raeiech werd van een en ander het ver
schrikkelijk slachtoffer. Zie I Sam. 22
Daar kwam Doëg nog bq, die seideIk zag
den zoon van lsai komende te Nob tot
Achime'ech, don zoon vaa Ahitub. Ea
Achimelech viel onder de hand Doëg en met
hom viel de stad Nob, de stad der priesters,
door de scherpte des zwaards, van den man
tot de vrouw, van de kinderen tot de
zuigelingen, zelfs de ossen en ezels en de
schapen s'oeg hij met de scherpten des
zwaard-. Zoo dus: Onrecht aan David
Door d'.t onrecht een nieuw onrecht aan
den priester Achimelech maar toch
recht want Achimelech was de soon
van Ahitub Ahitub was de zconvan
Pinehas en Pinehas was de zoon
vanEli wiens scbr kkelijk oordeel over
zich en sijn nakomelingen a! voorspeld
was in 1 Svoa 2 27—36.
't Was al onrecht wat daar gebeurde
tus oben Saul ea David; tussehen Sau! en
den. prester; en nochtans komt, God na
twee geslachten, over Pinehas en) Ahitub
tot zijn recht en wraak.
Ea soa is het ook in dezen oorlog. Hij
is op onrecht gegrond. Niet een weet de
rechtvaardigheid aau te wijzen. En ieder
schuift de verantwoordelijkheid van zijn
schouders af. De Centrale» zijn onschuldig 1
De Entente is onschuldigI Niemand is
schuldig, als ge ze zeiven hoort. Maar toch
is ieder buitenstaander overtuigd, dat 't
onrecht was de wapenen tegen elkaar op
te vatten. Er waren geen redenen dan zuiver
egoistisehe drijfveerea van eeneco omische
krachts- en maebtsuitjettinger was en
is Biets idieëel) in En door dat onrecht
lijdt de gansche wereld. Maar toch; doordat
onrecht zal Gods rechtsegevieren Europa had
striemen noodig. De weelde bracht van
Hem af En 't wereldache leven in alle
klassen der maatschappij stond te boog.
Er moest eens wat afgeleerd en aangeleerd
worden.
Afgeleerd: om sijn hoofd en hart epkel
op 't vergankelijke te stellenaange
leerd Want die Mij eoren zal Ik eeren,
maar die Mij versmaden zullen licht ge
acht worden.
Zoo moest dese oorlog door onrecht be
ginnen, Of siet iemand hat reGht glinsteren
Maar God de Heere komt tot zijn recht
door het onrecht der keizers en konicgea
heen. Eu Zijn recht is en was: dat, naar
luid van Ps ilm 2 de koningen der aarde
zich niet meer zullen opstellen; dat da
vorsten te tarnen niet meer sullen beraad
slagen tegen den Heere en tegen zijn Ge
zalfde, en niet meer de banden Gods en
Christi zullen verscheuren en niet meer de
touwen der Goddelijke ordinantiën vau
zich werpen zouden want, die in
den hesiel woont sal lachen en Hij zal ze
bespotten.
Die spot des hemels is er. Dia lach des
hemel-, o vreeselijkl is er! En ieder hoort
dien lach God lacht, nu er in de wereld
geweend wordt, zoo als God weende, toen
er in die wereld om Hem gelachen werd
Die Goddelijke lach is Godddijk recht.
Is lach van triomf over die trouwelooten
in de wereld, die bij zooveel weldaden van
sttffelijkon vooruitgang en klimmenden
voorspoed den Gever vergaten, O recht
was der vorsten oorlogsverklaringen. Door
'tonrecht heen straft God de volken.
„Er koint honger in de wereld I"
Geestelijke honger, werd nu bedoeld.
Laat ik u even mogen binnenleiden ter
plaatse en ter gelegenheid, waar deze opmer
king werd gemaakt en bij het gezelschap, dat
er tezamen was.
't Gebeurde onlangs in Deventer.
De stad der Koek, zegt ge.
„De stad van Revius", antwoord ik
maar ik vrees, dat deze historische herinne
ring minder goed begrepen wordt, da» de
zoetelijke van zooeven, die doet denken aan
,'t geen het gehemelte streelt.
Revius, de calvinistische theoloog, letter
kundige en dichter; de stoere strijder uit den
tijd en de kring der Dordtsche synode, toen
Deventer een der bolwerken was der zuivere
leer.
't Is dat sinds lang niet meer.
De stad is overwegend modern.
Van de drie bekende IJselsteden is Deven
ter, als stad, wel 't verst van 't geloof der
vaderen afgeweken.
Zwolle staat half-om-half.
In Zutphen is de orthodoxie in de minder
heid, maar zij rekent toch nog mee.
Maar in Deventer moest zij schuil gaan in
een onaanzienlijk Evangellsatiegebouw, voor
zoover zij niet reeds lang in de Gereformeerde
en Luthersche kerken een toevluchtsoord had
gezocht en zóó zwak zijn er al die rechtzin
nige groepen, dat ze met moeite te zamen
één Christelijke school in 't leven houden.
Zóó overwegend is de stad modern.
D.w.z. voorzoover zij nog aan de religie
dóét't zou mij niets verwonderen als een
groot deel van 't valk aau Allen godsdienst
den rug had toegekeerd en puur materialis
tisch voortleefde.
Maar overigens is Deventer een stad, waar
van het modernisme naar waarheid roemen
kan: „Is dit niet het groote Babei, dat ik
gebouwd heb?"
Een uitgezochte stad dus voor een jaarver
gadering van den „Protestantenbond".
Men heeft van dien Bond gehoord?
Van de menschen niets geen kwaad!
Die zoeken dan tenminste in de dorre
woestijn van het materialisme nog een oase
op, waar ze zich aan een waterbron van zui
vere religie hopen te laven.
Maar hun nëdm is gestolen
Op den naam „Protestant" hebben alléén
recht zij die blijven op de historische lijn der
Protestantsche vaderen, die te Spiers, toen
zij hun „protest" indienden, het zoo duide
lijk, onomwonden, kinderlijk-geloovig uitspra
ken, dat zij het bindend gezag van den paus
verwierpen, niet om daarmee nu alle gees
telijk gezag van zich te schudden, maar om
zich alléén, doch d&u ook volkómen te bui
gen onder de autoriteit van Gods heilig Woord.
Wie dat doet is „Protestant."
Maar onze modernen hebben de klad in
dien naam gebracht.
Doch ik wil maar zeggenDeventer was
nu precies een passende omgeving voor zoo'n
vergadering van Protestantenbonden en dddr
werd de opmerking gemaakt, dat er niet aileen
honger komt naar aardsche spijs, maar ook
„honger naar godsdienst".
Eerste vraag: is dit zoo?
't Zou zeker een zegen'zijnl
In dit opzicht is de tegenstelling volkomen.
Honger naar de spijze, die vergaatGod
beware er ons voor, want we kunnen die
spijze nu eenmaal niet missen of ons lichaam
teert uit en wij zouden bezwijken.
Zulk een honger is af te bidden
Maar honger naar geestelijke dingen, is een
voorrechttenminste, kis tegelijk ook de
weg ter verzadiging gewezen wordt
„Dat zullen wij dóén 1"
Zóó werd op deze vergadering gezegd.
„De vrijzinnig-godsdienstigen gevoelen zich
de leiders dei toekomst. Zij loopen de ge
beurtenissen van den dag vooruit, om gereed
te zijn, ais hun beurt is gekomen
Is het niet fier gezegd
Nu zou ik hier ietwat kunnen gaan spotten,
zooais b.v. Elia het op den Karmel met de
Baaispriesters heeft gedaan.
Ik zou b.v. kunnen zeggen„Gij, vrijzin
nigen hebt gelijk
Want inderdaad, zij verstaan de kunst om
de schare te verzadigen.
De orthodoxe predikers zijn stakkerds.
Die prediken, eiken Zondag twee keer, en
de schare krijgt nooit genoeg, ja! 't schijnt
wel dat haar geestelijke honger elke week
nog aangroeit; zij krijgt van den „honig uit
den rotsteen" elke week wéér en zij raakt
nooit verzadigd
Ziet daarentegen de vrijzinnigen
Zij weten te verzadigen
Zóó dat er eike week weer méér wegblij
ven, die reeds volkomen schijnen verzadigd
te zijn, of maar heel af en toe nog aan eenige
kruimkens behoefte hebbenzóó dat het ge
tal der waarlijk hongerenden met de week,
met den dag slinkt.
Dat mag eerst werken heeten.
Zóó heeft men eer van z'n wi rk
'k Zou op die manier op de klinkende snoe
verij van deze „leiders en wegbereiders' der
toekomst" kunnen antwoorden, maar ik doe
dit niet.
Liever zie ik de vraag onder oogen„Is
er waarlijk méér honger gekomen naar gods
dienst
't Staat voor mij lang niet vast
Zeker, de Heere God heeft in zijn wondere
leidingen met d« kinderen der menschen ook
dezen oorlogstijd en crisisgebeurtenissen wil
len gebruiken, om dezen en genen kracht
dadig tot bekeering te brengen.
Ieder heeft er van gehoord.
Al gaat men daar geen geschiedenisjes van
schrijven, en nog minder in de krant zetten,
de zeer enkele gevallen zijn er.
Maar kwam de schare in beweging?
Was er een wederkeeren tot God, tot den
levenden God tot zijn dienst, tot zijn Woord....
Neen, het is zóó dat vele zoekers op vele
wegen zijn uitgegaan en het zoeken aan vele
wateren maar dat zij er altijd weer toe
komen gebroken bakken van allerlei pseudo-
reiigie uit te houwen, maar tot den)Spring-
ader des levenden waters niet wederkeeren.
Op ons rust zoo gewichtige taak.
Indien wij waarlijk, gelijk onze nadm Zegt,
kénnen het waarachtig Brood des Levens;
de verzoening, in Christus, met den Vader;
de hope der eeuwige heerlijkheid, indien
ons trézoor gevuld is met de schatten der
genade, met de heilgoederen van Boven.
Dan moeten wij die uitstallen.
De kleinnodiën dagelijks dragen.
Opdat mocht het wezende zoekende
wereld tot jaloerschheid verwekt wierde en
onderzoek gaat doen naar den koning, die
zulke rijke geschenken uitdeelt I
Opdat onze verzadigde ziel vragen doe
naar Hem, die zulk voedzaam geestelijk brood
uitdeelt
Maar dan is vóór alles eisch, dat wij zelf
niet naar de bakken en troggen dezer wereld
loopen, om ook dadr nog es gauw 'n brok
en een kluif uit weg te graaien I
Alsof we bij Vader thuis niet verzadigd
werden
UITKIJK.
Amice
IV.
Ik heb in mijn leven eens een brief ge
schreven naar een kennis. Ik pende nu, dat
ik absoluut niet wist, wat ik schrijven moest.
Maar omdat het m'n beurt was en wij vaste
tijden van schrijven hielden, was ik wel ver
plicht te beginnen. In een oogwenk had ik
echter, niettegenstaande mijn bewering hier
over geuit, de vier zijden van mijn papier
vol. En in de antwoordbrief stond, dat m'n
kennis zelden zoo'n linke brief ontvangen
had. Je begrijpt wel, wat ik met deze lange
inleiding bedoel. Om je de waarheid te zeggen
ik weet niet, wat ik schrijven moet, maar
omdat we wekelijks met elkaar correspon-
deeren, moet ik.
En daarmee afgeioopen.
Als ik zeg: ik weet niet wat ik schrijven
moet, dan zeg ik niet de volle waarheid.
Want, het moge ongerijmd klinken; ik heb
r;X
li3