Zaterdag 20 October 1917,
32 u Jaargang N°, 2830.
n
voor de Zuidhollandsclie en Sfieeuwselie ililanden.
h zom
RWE.
fiBtauttd
Eerste Blad.
Antirevo lulionair
T
IN HOC SIGNO VINCES
mniriêtair R. c. F. t. L LEE-Moom
1WERS1
dijk.
65
tra
W. BOEKHOVEN Zonen,
Alle stukken voor «le Redactie bestemd, Advertentlën 'en verdere Administratie franco toe te zenden aan de USt^evess
ÏOIJK.
BURGERPRIJM.
Wordt vervolgd,
Een dreigend gevaar
voor 't partijieven.
fi&oteS Restaurant
„HET GOUDEN HEBT".
DINERS/ 1,m hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
f 1.25, f 1.50 en f 1.76
Tel. No. 1632, Aanbevelend,
Bet door ieder aanbevolen adree.
OP OEN UITKIJK.
sine aanschaffen
e ware adres is
C&
to
O
rJ
•-S
Sra
SP
a3
tra
CU
tra
t—
taS
i.ESs 12799"'
- Rotterdam. It
prima fttiiid-
fnjpspctls en
M. 12732
DUNT
ERICHT IN 1838
NBOEDELS enz.
9741
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 50 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 4.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS:
SOMMELSDIJK.
Telefoon Intercommunaal No. 2.
ADVERTENTIËN 127* Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 UUR.
in den
van
dc
bi
Wilhelminatar-
roekema. Goed-
ilandschs Maat-
ïw,
VAN ROSSUM,
33091
gebruiken van
gi*J«Sa$nmnl,
)elend,
S&Oi'erdai».
En wil je dan
rerij-studie op zulke
chten, wel'k zou
mee lot je straks
it de zaken gaat...
't best van je leven
esprongen,
hij de kamer op en
aam, strijkt moede-
het voorhoofd
kwetsen, Anton I"
k geloof bepaald, dat
>et en wij, je vrouw,
lijden daar meeon-
:oo, het is en blijft
aar jij je mee kwelt.
goed ook. Als we
at kwam en wat er
e misschien 't ple-
dan zou 't net zijn
mist en in den regen
i rechtvaardig God,
iderd aan.
ze dit heeft, is zóó
van een persoonlijk
dan zijn schepselen
eens oordeelen zal,
ormen kan.
bedoeling,
irbazlng tot ergernis,
ze, „daar zijn er toch
it 'n voorbeeld zijn,
kinderen .jij
t zij 't hoofd,
durven zeggen,
i niet geruststellen
at sponsweeke drog-
ingst bijt hij 't er uit
ior den levenden God
i wat dèn
wèg
Er is een tijd geweest in ons politieke
leven, dat de Kerkelijke verschillen
hoog oplaaiden en op dat politieke leven
een ongunstigen invloed oefenden. Niet
dat de Roomsche Kerk ons moeite
iracM. De beklonken samenwerking, na
"moeizamen arbeid van dr. Kuyper en
dr. Schaepman tot stand gekomen,
bracht 't christelijk politieke leven voor
uit. Het Kuyperkabinet van 19011905
kon door die coalitie tot stand brengen
een verbeterde Hooger- en Lageronder-
wijswet. Een Hoogeronderwijswet met
subsidiën voor de bijzondere Universi
teiten en gymnasia; met de effectus
civilis of 't recht om den student in de
rechten ook tot rechter te doen benoemen
met de leerstoelen of aanvullingsprofes
soren aan de Rijkshoogescholen, om
door dit jalles den strijd tegen de on-
geloovige wetenschap met eenigszins
gelijke wapenen te kunnen strijden. En
voor de Lagere Scholen kwamen de
minima, en de hoogere subsidies in de
tractementen der onderwijzers.
Niet de Roomsche Kerk en niet de
menwerking met de Roomschen bracht
na 1905 moeite, maar 'twas van sommige
Hervormde zijde, dat men zijn spijt
niet verhelen kon over meerdere kracht,
die de Vrije Universiteit had erlangd
't Is van Hervormde zijde, dat na
1905 oppositie gevoerd is tegen de
Coalitie; en één der oorzaken van den
val van 't Kuyperkabinet was de tegen -
werking van sommige Hervormde pre
dikanten. Niels nieuws natuurlijk!
Groen van Prinsterer had reeds herhaal
de malen er op gewezen, dat 't Kerkelijk
vraagstuk voor een gezonde politiek der
Rechterzijde, om oplossing vroeg. En
als er één staatsman is geweest, die
onophoudelijk zich met dat vraagstuk
bemoeide, dan was hij het. Daarom en
terecht meende hij dat de oplossing
van dit Kerkelijke vraagstuk nog ge
wichtiger was dan 't Schoolvraagstuk
En Groen heeft gelijk gehad. Slechts
door 't gevaar der Borgesius-politiek in
de jaren 1897 1901 kwamen de man
nen van alle Kerken naar de stembus
in 1901 en was de overwinning groot
Maar tosn 1905 zijn Juniverkiezing
zag naderen voorspelde ieder kenner
der toestanden reeds de nederlaag óók
door 't Kerkelijk vraagstuk, dat na de
Hooger-onderwijswet, weer aanhangig
werd gemaakt.
En na 1905 is in dien toestand wei -
nig verandering gekomen Nog is er
een kerkelijke kwestie, al poogde minis
tsr Heemskerk die op jte lossen door
zijn nieuwe artikel in zijn ontworpen
Grondwetsherziening, aangaande de
subsidies aan de Gereformeerde Kerken.
Weer ontstond in 1913 twist. Weer
was de Herv. Kerk er bij betrokken.
Weer viel een Christelijk Kabinet. Art.
171, de rechtsgelijkheid van de Her
vormde met de andere Kerken, was
een doorn in veler oog. En nu hangt
dit Kerkelijk vraagstuk ^og. Al sinds
jaren en jaren. Al sinds, goed be
schouwd, 181b.
Hoe de oplossing moet worden ge
vonden ia een vraag van practische
politiek, maar 't 'feit zelf; 't feit, dat
er een onopgelost Kerkelijk vraagstuk is
't feit, dat bij elke verkiezing dat
vraagstuk wordt tusschen geschoven
is diep te betreuren. Hoe lang zal dat
nog duren Dit, dat zonen van 't zelfde
huis twisten in de politiek,
Maar 't gevaar waarvan we hierbo
ven spraken, is geen dreigend gevaar,
't Bestaat al een halve eeuw. 't Duikt
om de vier jaren op't zal op blijven
duiken, wellicht nog wel een halve eeuw.
Doch we bedoelen werkelijk een
nieuw dreigend gevaar. Namenlijk 't
wantrouwen der werklieden in de Chris-
lijke partijen en Staatslieden. En juist
nu 't algemeen Kiesrecht zijn intrede
gaat doen, hoort men 't gerommel van
een naderend onweer. Zoowel in Patri
monium rommelt 't als in de Room
sche werkliedenbonden. Zoowel in de
onderwijzerswereld als in die der Rijks-
en Gemeentewerklieden. Er is gisting en
onvrede onder de Christelijke werklieden
in de steden en met 't oog op 1918
wijst men U al, terug naar 1913, toen
duizenden Christelijke werklieden Rood
gestemd hebben. Toen in 1913 [ging
echter alles stil. Eerst na den slag kwam
men tot de ontdekking, dat er geen
18 socialistische Kamerleden konden
gekozen zijn, als er niet tal vanjChris
tenarbeiders, zoo Anti als Roomsch, links
gestemd hadden.
Maar wat in 1913 nog stiekum kwam
onverwachts, wordt nu in Vergaderin
gen en Pers vrij uitgesproken. Zoo
citeert Het Volk een stukje van den
heer C. J. Kuiper, den leider van den
roomschen metaalbewerkershond, die
schrijft
Feit is het, dat duizenden katho
lieke arbeiders tegenwoordig niet
warm loopen voor een burger kandi
daat, dat zij, al is het ten onrechte-
in de sociaaldemocratische Kamerleden
hetere behartigers van hun oogenblik-
kelijke belangen zien dan in onze af
gevaardigdenvan wie b v. bij de be
handeling van de motie Van den Tem
pel niemand het woord voerue. 't Lijkt
soms, alsof onze Kamerleden ook niet
60.0 0 georganiseerde arbeiders in de
katholieke vak en 50.000 in de
katholieke standsorganisatie verte
genwoordigen om niet te spreken
van de duizenden „neutraal" georga
niseerde en wellicht nog meer onge
organiseerde roomsche werklieken.
Zullen zeerzeer velen van hen
het volgend jaar niet stemmen op de
mannen der S D.A.P? De neutraal"
georganiseerden zeer zeker en van
de overigen, vreezen wij ook een
beduidend aantal. Hebben de laatste
gemeenteraadsverkiezingen pn arbei
dersdistricten dienaangaande niets
geleerd? Neem b.v. Rotterdam met
duizenden katholieke arbeiders, waar
de rechtschen en vrijzinnigen, ver-
eenigd optredend, over het grootste
gedeelte der linie voor de socialisten
moesten wijken, terwijl het zoo „lang
nog niet geleden is, dat Rechts alleen
tegenover vereenigde vrijzinnigen en
socialisten de meerderheid behaalde.
Zoo zijn er meer voorbeelden.
En nu wil deze schrijver nog niet
uit den band springenniet] de'
Katholieke staatspartij vaarwel zoggen,
maar eigen arbeiders Candidatenlijsten
Oedenpte Boeransteiger 03a, 6S3
12451 Dïreot nabfj de Hoofdetesg,
Rotterdam.
indienen om roomsche arbeiders in de
Kamer te krijgen maar als er
zulke candidatenlijsten niet komen (en
ze komen*er niet;!) dan is 't gevaar groot
dat tal van Roomsche arbeiders stem
men op Rood.
De schrijver wil geen R. Kath
Arbeiderspartij; wil slechts arbeiders-
candidaten-lijsten,om daarmee de Room
sche Staatspartij te dienenaangezien
zijn meening is dat alle Roomsche
arbeiders niet zullen stemmen op de
Kamerleden en 't dus beter is om met
eigen-arbeiders lijsten uit te komen
waarop de Roomsche arbeiders wél
stemmen zullen, en waardoor dus de
Roomsche Kamerfractie even sterk kan
blijven als vroeger. Maar .als die
eigen lijsten er niet komen, en de lijsten
in 1918 alléén gevuld zijn met de
Burgercandidaten wat zullen dan
die Roomsche metaalarbeiders doen
Toch Roomsch stemmen of Rood?
Ook in Patrimonium is onrust. En
nn nog weken na haar Jaarvergadering,
is de discussie nog niet gesloten. Een
Christelijke Arbeiderspartij wil er bij
meer dan één Patrimoniumman wel in.
Harde woorden zijn gesproken op die
Patr.-vergadering over de Antirev.
Kamerloden Wantrouwen is geuit, En
van een Christelijke Sociale-afzonder
lijke partij is gerept.
Gaat naar uw kiesvereeniging, is toen
tot Patrimonium gezegd Bewerk daar,
dat er arbeiders* komen op de can
didatenlijsten. Maar als er géén of te
weinig opkomen wat zullen die
Patrimonimummannen dan doen?
En zoo gist 't in de christelijke ar
beiders wereld. Een zoeken naar Rood.
Een ontevredenheid, die zich heden nog
christelijk* voordoet, want men wil
de Antirev. partij of de Roomsche nog
niet den rug toekeeren maar men
staat op een hellend vlak dat uitkomt
op de socialistische velden, eer we vier
jaar verder zijn.
Dat gevaar is dreigend. Dit, dat men
lonkt van Christelijke zijde, allang naar
de S D. A, P. en dat men er zich ab
soluut niet meer voor schaamt, om 't
openlijk te zeggen en den toeleg te
openbaren.
Of er komen Christelijke arbeiders
partijen of komen ze er niet, dan gaat
men Rood stemmen, meer nog dan in
1913. Maar Rood is 't Koninkrijk Gods
vertrappen. Is Christus andermaal krui
sigen. Is 't lichaam stellen boven de
ziel. De stof boven den geest. Mamon
boven God. 't Leven boven de eeuwig
heid.
In arbeiderskringen heeft de tegen
werking tegen Talma kwaad bloed ge
zet. Daarna is de antipathie uitgebro
ken. De Bakkerswet verworpen dat is
één der aanleidingen geweest, dat de
oogen opengingen voor 't niet sociaal
denken, kennen en willen van Rechtsche
mannen De Stuwadoorswetde Steen
houwers wet de Verzekeringswetten enz,
de behandeling in de 2e Kamer
maakte een niet-verheffenden indruk
op de arbeidersklasse. En sinds dien
tijd is er wantrouwen gevoed, die tel
kens den kop op duikt. Het gevaar
dreigt, dat, ook in verband met deze
oorlogsjaren, er een losweeking plaats
heeft van Rechts en een hechten aan
Rood. Te meer, waar na den oorlog
een andere sociale toestand zal intreden,
waarin de werkgevers en arbeiders in
nog scherper verhoudingen tegenover
elkaar zullen komen te staan. De strijd
wordt dan toegespitst; scherper; alge-
meenermeer georganiseerdmeer vol
gens systeem. Het nu nog onorganische
gaat verdwijnen, 't Wordt macht tegen
machtkracht tegen kracht. En in dien
strijd, gezien den geest des tijds, wint
Rood bij den dag.
Het is 'n klein, dun brochurelje^
'n Dingsken van slechts één vet druks,
waarmee ik onlangs kennis maakte; het telt
haast niet mee, zóó nietig als 't er uitziet,
en tóch is 't een boeksken, waar ik met
plezier ettelijke dikke, droge en saaie boeken
vol geleerdheid voor cadeau geef.
In dit brochuretje zit wjsheid.
Wat nog iets heel anders i3
Reeds de titel trok me aan:
„Jonge-oudeniannetjes"
Over hén te schrijven mag bepaald hee-
tenop de hoogte zijn van z'n tijd 1
Maarten Harpertszoon Tromp heeft ze niet
gekend en, ware er in zijn tijd een op de
vloot verzeild geraakt, hij en zijn mannen
zouden zoo'n zonderling exemplaar een ver-
jongenskuur hebben doen ondergaan: hard
handig, maar afdoend!
Het „Jonge-oudemannetje"
Wij kennen dit cultuur-product wél,
het is, helaas! nog uit de familie van Jan en
Jannetje, maar hij is geheel van den ouden
stam verbasterd; het oude bloed wordt in
hem niet erkend.
Jan Courage, Jan Stavast en Jan Constant
moeten niéts van hem hebben.
Jan Fat noemt hem de een; Jan Paai de
ander; „Opa" zegt schertsend een derde en
daar zijn er ook, die hem nooit bij eenigen
naam noemen, maar hem aanduiden als het
„onuitstaanbare mispunt" wat hij dan
ook is.
Hoe hij er „geestelijk" uitziet?
Ik lees 't u voor uit mijn brochure:
„Uit „veelbelovende" zonen en dochters
zijn verwaande gekken gepaedagoogd en
ingebeelde zottinnen, die zich mijlen ver
verheven wanen boven alle „conservatieve
pruiken", „burgerlijk-bravekoekenbakkers"
„zemelknoopendezwamneuzen", „femelende
zedepreekers"; groeiden onuitstaanbare
wijsheidjes op, die zeker weten, dat Mo-
zes den Bijbel uit het Babylonisch van
Hammurabi heeft vertaald; u op een toon
van gezag verzekeren dat Gethsemané een
afgod was van de oude Karthagers, en bij
hoog en bij laag volhouden, dat de groote
wiskunstenaar Pascal natuurlijk een heel
andere was dan die fijnerik, die eigen on
zin als godsopenbaring aanbad.
Van hen kunt ge de meest krasse ver
werping hooren van die „door en door
verrotte maatschappij, product van het
alleridiootste onverstand"; van dat onzin
nige koningschap, dat niet de beste hersens
aan het bewind brengt, maar de een of
andere middelmatigheid met geen andere
verdienste dan deze, dat hij de zoon is
van zijn vader; van vaderlandsliefde, dat
een vies mengseltje is van vechtjasserij,
ijdelheid, winstbejag en landhonger, waan
zin en bloeddorstvan dat „afgeleefde
christendom", dat, alleen nog gesteund
door kapitalisme, soldaterij, neepjesmutsen
en de klomper.patrouille, van den aardbo
dem verwijnen zal in den komenden heil
staat, waarin noch uitbuiters, noch sabel
sleepers, noch zwartrokken, noch proieten
meer zullen zijn; van die duffe moraal,
uitgevonden door de machtigen, om de
zwakken, door de ouden, om de jongen
zoet te houden".
Dit is 't jonge oud-manneken.
Het onuitstaanbare, oer-vervelende, mallo
tige jonge-oudemannetje
Zijn kennis, die in een notedop geborgen
wordt, meet hij met schepels uit.
Zijn oordeel, ongerijpt en ongeoefend, gaat
over alle dingen die geschapen zijn: boven
in den hemel en in het ingewand der zee,
ja, over den ongeschapen, eenigen God
durft hij zich uitlaten op een wijze, alsof
Schepper en creatuur van plaats verwisseld
hadden!
Deugd is hem 'n voorwerp van spot.
„Bestaat niet, m'neer!"
„Voor goud is alles'en een iegelijk te koop
de prijs alleen verschilt!"
't Geslacht dezer jonge-oudemannetjes is
zoo uitgebreid in onze afgeleefde eeuw, dat
zich zelfs verschillende variëteiten ontwik
keld hebbenin hoofdtrekken één, maar toch
weer verschillend in karakteristieke eigen
schappen.
Daar is b.v. het „wetenschappelijke" man
netje.
Hij heeft enkele jaren het dunne H. B. S.
aftrekseltje van honderd-en-een-wetenschap
pen gedronken; hij heeft er ten minste wat
aan gelepperd, en nu wéét hij éiles of
daaromtrent.
Met zevenmijlslaarzen snelt hij over 't uit
gestrekte veld der wetenschap heen.
Waar een meester met wereldnaam nog
angstvallig bij een hypothese stilstaat en
moeizaam zoekt naar waarheid daar
duwt hij den „ouden paai" opzij en zegt:
Zóó is 't! en wie er anders over denkt is'n
idioot. Zijn logika is van de soort des piatte-
landsgemeenteraadslids„Ik zij er teuge,
ómdat ik er teuge zij!" of: „Zóó is het, óm
dat het zoo is!" En wee! wie deze logika
verwerpt, hij is een duisterling en stom
kop, immers: „M'neer! is er nou één ver
standig inensch, die er Anders over denken
kan
Voorts is daar 't mannetje aestheticus.
Zijns is het terrein der kunst.
Vondel kon in zijn tijd wel een aardig
versje maken, maar wie nü nog naar hem
luistert, is gek; Bilderdijk is nooit recht bij
zijn positieven geweest en raaskalt Teister-
bantschen onzin, anders niet; Kloos wès 'n
profeet, ja! maar hij is zijn mantel allang
kwijt en behalve 'n héél enkel dragelijk ge
dicht is het tegenwoordig alles prullaria en
snertica.
Met tooneel- en beeldhouwkunst is 't net
zoo.
En van de schilderkunst zwijgt het man
netje maar: verfklodders, anders niet!
Dan is daar b.v. 't mannetje-pessimist.
Hij is nu al negentien of twintig jaar hier
op de wereld, maar de moeite waard is 't niet.
't Is een spul, hier! Alles comedie, ver
lakkerij, de menschen houden elkaar en
zichzelf voor den gekde vromen spelen
comedie met hun geloof, praten over God en
dienen den duivel, en de niet-vromen spelen
comedie met hun ongeloof: praten God wèg
en zijn in den grond huns harten bang
voor het „hoogere" en „onbekende", als
wezels.
't Mannetje alleen uitgezonderd.
Beklaag hem bovenal, zegt mijn brochure
„Wie teekent voor deze hemelbestormer
in korte broek zóó aanschouwelijk het
beeld van den driejarige, die een groote
man wou zijn en daarom, trekkend aan
een langen gouwenaar, rondliep met zijns
vaders hoogen hoed en in dien3 gekleede
jas, dat onze oude paaien van 14 of 15
jaar er hun beeld in herkennen, dat onze
jeugdige grijsaards, die alleen nog maar
meewarig glimlachen kunnen, uilbarsten
in lachen, omvallen van eigen komieke
righeid, dat onze zoo vroeg reeds ont
goochelden, die alleen nog maar mees
muilen kunnen, weer uit volle borst leeren
zingen en aanheffen het lied der bevrijding
uit de slavernij hunner verfoeielijke aan
stellerigheid?"
Want deze mannetjes en vrouwtjes zijn
van nature niet erger pedant dan 'n normaal
mensch we zijn tenslotte dllen min of
meer van 't hondje pedanticus gebeten
maar ze zijn in deze érge mate pedant ge-
méékt, „gepaedagoogd", als mijn schrijver
zegt.
Door dwaze ouders, en door erger dan
dwaze, door diep schuldige leidslieden en
leidsvrouwen, die eindeloos zwamden over
r