6 tands,
Zaterdag 13 October. 1917
32te J aargang N°. 2328.
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zutdhollandsclie en Zeeiiwselie Eilanden.
Eerste Blad.
IN HOC SIGNO VINCES
„HST GOUDEN HEET".
uit DE PERS.
ALK I
SIelo?
dschappen,
afsch-ïlieiiwiand.
reeieii.
en naam
5, - ROTTERDAM,
m en Goedereede
Hit nationale leven
onzes tijds.
uraiiriêtair E. C. F. t. I. LEE-ïoosbb.
0P OEN UITKIJK.
br
n zonder kragen belast
an Waterpasinstrument,
ileefd aanbevolen.
W. BOEKHOVEN Zonen,
fistel Restaurant
LOGIES MET ÜNTBUT
Het doe? leder aanbevolen adres.
land te draineeren, eerst het-
zulks goed geschied, wende
neer dan 30 jaren met succes
dige inlichting te verstrekken.
'R HUIZE n>eC' k a^i».
g verzekerd te zijn is spoedige
•lend,
IJS.RE'BLAND.
UWE TONGE,
e Eilanden
teste&lgst. 13045
ritSS Kantoor gevestigd
lltSS. sedert 1904.
pb, Inferc. Mo. 9
chèques etc. 13045
vensverzekering etc.
a l»ËPOSIT<U
opzegging 31/»
RLANDSCHE BANK.
Overige dagen 2—4 uur n.m.
:a naam, doch wat daar ge-
Duds bekende
deïs wSasliei vassal
SÏEsder werflM".
4.50 tot 30 gnlden. Veeren
7.50 tot 27 gulden. Kapok-
or Slaapkamermeubeieu en
oven de 10 gulden 1 Deken
XTRA CADEAU. 12569
©ndo^wereid"
Inmaakkuipjes, Koolschaven
en halve H. L., Kippengaas,
Land- en Tuinbonwgereed-
500 K.Q. Toonbankbascules,
shoudelijke Artikelen. Gutta-
4 Liters, Ijsmachines, Hooi-
PER BEZORGD.
OETSLUISROTTERDAM.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 50 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 4.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK.
Telefoon Intercommunaal No. 2.
ADVERTENTIËN 12'/2 Cent per regel, RECLAMES 25 Cent per regel.
BOEKAANKONDIGING 5 Cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en_VRI!DAGMORGEN 10 UUR.
- -
Alle stukken voor de MeUëae&ie bestemd, AdverteMitlëwi tsn eerdere Admlnlftratiefraaie© toepte geiden »an He Uitgevers
9,50
10,04
10,11
10,24
10,34
10,47
10,52
11,—
2,05
2,19
2,26
2,39
2,49
3,02
3,07
3,15
3,25
3,55
6,01
6,05
6,19
6,26
6,39
6,49
7,02
7,07
7,15
7,30
8,—
10,05
Het Calvinisme belijdt in de allereer
ste plaats de Uitverkiezing en op dat
dogma als een krachtig fundament rust
de gansche Calvinistische levens- en we
reldbeschouwing Die Uitverkiezing drukt
op eiken uitverkorene een apart stem
pel. Zooals er verscheidenheid is in de
sterrenverscheidenheid in de plaaten
en dierenwereldonbegrensdonomvat-
telijk voor den grootsten geleerde en
kenner der natuurzoo groot is ook de
verscheidenheid, zoo verschillend is ook
't stempel, dat op elke uitverkoren men-
schenziel gedrukt is. Adam was Abra
ham niet Eva was niet Debora Sarai
was niet Hanna. Abel was nietNoach.
Jesaja niet Daniël. David niet Salomo
Petrus niet Johannes en Johannes niet
Paulus. Oneindige verscheidenheid in
karaktersoneindige verscheidenheid
ook na genadige inwerking des Greestes
op die naturen en karakters.
LUIS-OOLT GENSPLAAT.
8,30
10,35
11,05
11,21
11.29
11,33
11,46
11,56
12,09
12,16
12.30
3,40
3,48
3,53
4,06
4,16
4,29
4,36
4,50
4,45
6,50
7,20
7,41
7.49
7,53
8,06
8,16
8,29
8,36
8.50
was verzeild geraaktnette
niet van!
komt-ie nooit meer.
er op aangekeken!
ïoet ze 't soms van de heeren
haar man niet te streng binden
daar ongelukken van komen,
is, die thuis blijven will
ie nu juist niet.
jieeft-ie schaken geleerd en hij
onds mee thuis houden, als-ie
paar uur schaken laat de boy
ek.
erg stil spelmaar tóch
op 'n avond een vriendin bin-
vijl ze zoo zaten: zij met 'n
„kind" met een boek, man en
schaken en zei: „Wat hebben
eliigf Bij mij vliegt gewoonlijk
:r alle kanten heen; mooi als
elkaar even ziet!"
ist van Anton dat denken
dat tobben en prakkizeeren
onbegrijpelijke dingen
n allerlei sombere boeken en
iDaar kan ze maar niet
en bekommert haar.
olk hangt voortdurend boven
.Godsdienstwaanzin" flitst het
ir verschrikten blik.
aar zoo in spanning I
rAnton had gelezen van
ij kenden, een die altijd door
Troffen werd: in haar man, in
in alles, en die nu vrijwil-
!e meren des doods" de ver
gezocht.
en het tragisch,
heeft ze opgemerkt „ze is uit
begint nu eerst recht 1"
't weerIs dat nu waan-
verstand
ïzielt dien man
Maar bij die ontzaglijke verscheiden
heid is er toch iets merkwaardigs. Die
duizendmaal duizenden enkele, uitver
jHk>.-:oren zielen, zijn er toch weer niet op
zich zelf. In de gezinnen werkt hun in
vloed voortin de familiënin de ge
slachten. Er is een Verbondsgedachte.
Heele familiën door den draad des ge-
loofs aaneen verbonden. Gezin na gezin,
waarin de religie op alle harten indruk
maakt en gemaakt heeftwaarin oudëïs
en kinderen, hoewel zondigend, toch
zondigen met een aanklagend geweten,
omdat ze 't beter weten dan ze doen.
En uit welke gezinnen, familiën en ge
slachten keer op keer zielen getrokken
worden uit de duisternis tot Zijn won
derbaar Licht. En dan ook bij die ge
roepenen uit de gezinnen der Vromen
weer onderscheiding in gaven en in
zichten in 't werk Gods in natuur en
genade. Enkelingen worden uitverkoren
ziel voor zieleenlingen ieder voor zich,
want de genade is geen erfgoedmaar
na den enkeling 't Verhond met hen
en „hun zaad". En zoo een ketting en
band van uitverkorenen uit alle ge
slachten, die die geslachten bijéénhoudt
met al den heerlijken invloed die van
hen uitstraalt in gezin en omgeving
werkplaats en op den akker; in Scheel
en Kerkin Staat en Maatschappij
Een hand en tevens een onzichthaie
bond van uitverkorenen die de kurk
zijn van 't nationale leven; de ark der
Natie,
Maar er is nog een andere uitverkie
zing dan van gezaligden ten hemel. Er
is nog een ander Verbond dan dat der
genade. God de Heere vereenigt de men-
schen tot volken en natiën. En hoeveel
onnatuurlijks en kunstmatigs er ook in
die saambinding moge zijnde vorming
van het eigen karakter der natiën is
Zijn Goddelijk werk en van niemanc.
anders. Moge elke enkeling e'k individu
zijn eigen scheppingsmerk dragenmoge
óók elke uitverkoren enkeling zijn eigen
aard, karakter, aanleg, ambitie tot in
zijn sterven zelfs niet verloochenen.
Wordt vervolgdmaar ook elk volk heeft zijn eigen we
zen, zijn eigen grondtype. Een Germaan
is geen Romaan, Een Spanjaard is geen
Juitscher. Een Turk geen Hollander.
Sen Chinees geen Javaan. En nu mogen
de eeuwen neerzien op den Indischen
volksstam zoowel als op de Germaan-
sche Volkenen nu moge 't Gele ras
geslachten na geslachten in de onmid
dellijke omgeving van 't blanke hebben
gewoond on met hen hebben verkeerd
t grondtype blijft verschillend, 't Is van
eeuwenouden oorsprong en verandert
niet. God heeft er dat type ingelegd.
Dat volk heeft aan Hem alleen Zijn'
oorsprong te danken, 't Zijn Zijn natiën
en volken met 't door Hem ingesneden
karakter. En door Hem behoudt dat
Volk die en die grondtrekken Hij ont
plooit dat volk. Hij breidt dat uit of
krimpt 't in maar 't oorspronkelijke
blijft. En in elk volk legt Hij iets in.
Elk volk is uitverkoren om iets, niets
of veel te zijn voor Zijn koninkrijk en
Zijn zaak en Zijn Kerk op aarde. En
hierin weer onderscheiding. Onderschei
ding in do verschillende perioden, die
eenzelfde Land doorloopt, maar ook
onderscheiding van Natie en Natie.
Wat was Frankrijk eertijds, wat Bel
gië niet waard ten opzichte van 't Ko
ninkrijk Gods. Raadplege ieder met ge
not hun historie Maar wat zijn ze nu
nog Wat beteekent, wat heeft ooit
beteekend Afrika voor de Kerke Gods
op aarde Wat Japan Wat China
Wat Indië Alzooonderscheiding en
verscheidenheid. Wat was Oud Israel
Wat is 't nu
En zie nu ook naar Nederland Van
kindsbeen af in de Schriften onderwe
zen, is dit Land een uitverkoren toon
beeld geweekt van liefde voor de religie
en voor de waarheid, die uit God is.
En door welke gebreken der Room
sche Kerk ook eene Reformatie tot
stand is gekomen èn de Roomschen èn
de Hervormers met de Hervormden
voelden en voelen nog zeer sterk de
zuigkracht der religie van oudsher
voelen nog den band aan 't eerste Chris
tenkerkje, hier in 500 op Neêrlands
bodem geplant. En als er eens oogen-
blikken van hooge nationale spanning
komen, ziet Protestant en Roomsch
niet naar de ^heuvelen en bergen*, maar
omhoog, vanwaar de hulpe komen rr oef.
Zóó religieus is de stroom van ons
nationaal leven
Zoo is de stroom. Maar helaas! er
zijn worstelingen zichtbaar. Er is strijd.
Er is tegenstroom. Er zijn beken en
riviertjes, die onheilig water aanvoeren,
Er is verzet tegen de religie. Onver
schilligheid tegen de Kerk. Laatdun
kendheid om de Kerk den rug toe te
keeren en in eigenwilligen niet-gods-
dienst zijn levenspad ten einde toe te
bewandelen. Ze willen den korenmaat
op den kandelaar om 't Eeuwig licht
te verduisteren. Er is afval bij aanval
tegen de heiligheden van Zijn Konink
rijk. Een teruggaan van de heilige erve,
waarop 't voorgeslacht in zijn edelste
naturen zoo deemoedig den voet had
gezet.
En deze oorlog is niet bevorderlijk
er aan, om 't Christendom, Neêrlands
glorie, van ouds, in dezen lijd te ver-
hoogen. De oorlogswinsten en de Mam-
mondienst; bedrog in smokkelarij en
nering en hanteeringmaterialistische
Oadeoajpie BoeressteJger 63A, 631?
12451 öirsot r.tsbll de Hoofdeteeg,
H>eirdUMn.
DINERS j 1,— as hooger.
f 1J5, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 1532. Aanbevelend,
jacht op geld en goud in allerlei krin
gen ze drukken de religie en de Kerk
neer en doen 't nationale leven afwij
ken uit zijn oorspronkelijke bedding
Socialisme en vrijzinnigheid hebben den
band in 't Staatkundig leven van God
losgemaakt, 't Modernisme poogt de fun
damenten van 't Godsgebouw te onder
graven in de Kerk De strijd om 't be
staan demoraliseert en verlaagt zeer
velen in 't sociale leven en doet ze on
rechtvaardigheden begaan, die den arme
ten slachtoffer maken.
Nederland heeft een tijd gekend van
hoog ernstig leven. Toen 't gansche
volk in spanning was voor de religie.
Toen in alle kringen des volks de diep
ste gewaarwordingen geen andere waren
danGod wil hetToen onze Erve
beroerd werd van Dollard tot Schelde
vanwege de vraagstukken in de Kerk
en der Godsopenbaring. Toen Calvinist
en Roomsch Katholiek, beide in gloeien
den ijver voor Kerk en altaar, tegen
over elkander stonden. Tegenover elkaar,
maar ter beveiliging van de re
ligie, zooals ieder dat naar zijn geweten
meende verplicht te zijn.
Dat heilige vuur is gedoofd, 't Is nu
een worsteling van twee andere mach
ten de eene ter afwering en beveili
ging van de gevaren die Christendom
en Kerk bedreigen, de andere tot afbraak
gereed. En die willen afbreken schij
nen in menigte toe te nemen. De ge
trouwen in den Lande schijnen te ver
minderen.
En toch: God bezit ook Neêrlands
Natie. Ze is Zijn eigendom. En Hij heeft
haar blijkens de historie gesteld tot een
instrument om Zijn eere hoog te houden.
Maar zal zij die eere door eigen schuld
verliezen En zal zelfs deze oorlog ons
niet ten voordeel zijn, maar ten oordeel
Om Neêrlands volk nog verder af te
doen dwalen van zijn God? Van den
God zijner vaderen?
Neen! 'tNationale leven heeft wel
eens hooger gestaan. Daaromde be
gonnen worsteling doorgezet. Neêrlands
erve weer voor God Almachtig als van
ouds 't Nationale leven weer in de bed-
ding^van Zijn Woord. Door Kerk en
School. Door de krachtige inwerking
des Geestes. Door hartenvernieuwing.
Alle ding heeft zijn bestemden tijd
Onze christelijke onderwijzers zijn van
oordeel, dat het nu hun tijd van spreken is
en ik kan, ik mag, ik wil hen geen ongelijk
geven.
Ik spreek daarbij in 't algemeen.
Van den onderwijzersstand als geheel ge
nomen; niet van elk onderwijzer in 't bij
zonder: daar kunnen er zijn en daar züllen
er zijn voor wie door bijzondere omstandig
heden der tijden nood niet zóó nijpt, dat zij
daarvan naar buiten behoeven te gewagen.
Doch zoo is de regel met.
En ook zij hebben zich 'aan te trekken,
wat hun broeders en collega's drukt en door
mede te spreken en te getuigen hebben zij,
elk voor zijn deel, kracht bij te zetten aan
het spreken der anderen.
Het hoe vertrouw ik onze onderwijzers
best toe.
Zij zullen christenen weten te blijven, ook
in hun klacht. Zij zullen niet komen met
hun „eischen", noch ook zullen zij „dreigen",
de christen weet, hoe hem dat niet past.
Zij zullen eenvoudig spreken.
Met kracht en klem; met overtuiging en
met heiligen ernst. Omdat zij als huisvaders
en als kostwinners óók een dure roeping
hebben tegenover degenen, die God hen te
vei zorgen geeft, óf ook als „arbeiders"
in het heerlijke werk der opvoeding er recht
op hebben, dat zij door dien arbeid op be
scheiden wijze in hun eigen onderhoud kun
nen voorzien.
Ddórom zullen zij spreken.
En als zij dat doen, zoo zal ons christe
lijk Nederland luisteren en zijn roeping ver
staan en van plaats tot plaats opwaken om
te onderzoeken of ook het uiterste gedaan
is, om in dezen noodstand te voorzien:
Want die noodstand bestaat.
Reeds vóór den oorlog waren de salarissen
onzer onderwijzers niet op peil.
De „minima" hadden daaraan óók schuid.
Van een wet gaan altijd óók opvoedende
kracht ilït, zoo ten goede als ten kwade. En
zoo zijn de menschen in den waan gekomen,
dat het Rijksmiuimum beteekende: daarvan
dunkt mij, Overheid, dat een onderwijzer als
't móét, leven kan.
Wat was daarvan het gevolg?
Wel, dat 4e menschen denken gingenAls
wij dus b.v. f 50 bóven het minimum geven,
dan is dit een mooi salaris en ais we er
f 100 boven geven, dan is het zelfs roijaal.
Nietwaar? dat kwam er van.
Nu was echter niets minder waar.
Die minima mogen iets beteekend hebben
voor den toestand gelijk die een kwart eeuw
geleden was, maar reeds vóór den oorlog
waren zij zoo, dat een onderwijzer, gehuwd
of niet, daar niet van leven kon. Alleen als
hij in de extra-ordinaire positie verkeerde,
dat hij bij zijn ouders thuis was en dat hij
daar niet mede-kostwinner hoefde te zijn,
zoodat hij geen eigenlijk kostgeld, maar meer
een „bijdrage" gaf, daii kon 't nog zoo wat.
Doch dat is de uitzondei ing.
Zooals ik al zei: we leven in geheel an
dere tijden en onder geheel andere toestan
den, dan toen onze „minima" werden vast
gesteld.
Ik weet er van mee te praten!
'k Ben zelf ook onderwijzer geweest en al
ben ik reeds vele jaren „uit het vak", 'k
acht het nog steeds een eeretitel en onder
wijzer te zijn.
Mijn eerste „salaris", 't was nog even
voor de Wet-Machay", bedroeg precies drie
honderd vier en zestig guldenZeven gulden
in de week. Maar ik was gelukkig bij moe
der thuis, die berekende dat zij mij voor drie
gulden flink te eten geven kon en wat vuur
en licht kon betalen.
Ik hield dus schoon vier gulden over.
Nu heb ik een dochter, die ook bij 't on
derwijs is, al zes dienstjaren heeft zevenhon
derd gulden salaris en die, na aftrek van
haar kostgeld zij is niet bij „moeder
thuis"! slechts een dikken rijksdaalder
per week overhoudt.
Zóó zijn de toestanden veranderd.
Als zij geen „duurtetoeslag" kreeg, zou
ze zich niet eens op eenvoudige wijze kun
nen kleeden. Les nemen en boeken koopen
kan zij van haar eigen inkomen niet.
Met de gehtfVvden is 't nog erger.
Mijn vader, een van de „voortrekkers" nog,
had veertig jaar geleden achthonderd gulden
boven vrije woning en tuin en toen er ma-
tiglijk kinderen waren, weet ik me nog best
ais jongen te herinneren dat we één keer
's weeks wat vleesch aten en dat een nieu
we winterjas alléén gekocht kon worden, als
er eens een buitenkansje was geweest.
Zóó was het veertig jaren terug.
Maak nu zelf de rekening maar.
Naar evenredigheid was het reeds vóór
den oorlog niets beter, dan mijn vader het had.
D.w.z. dat het voor niet weinigen stond
op de grens van gebrek lijden, laten we 't
maar ronduit zeggen. En de „crisis" heeft
er al heel wat óver die grens geschoven,
'f Is nu geen tijd van verbloemen.
En wat ik zeg, geldt voor predikanten en
voor anderen, die van een vast, bepaald in
komen moeten leven, net zoo.
'k Heb met ontroering 't verhaal gelezen
van het hoofd eener Chr. School, die met
tuberculose op „Sonnevanck" kwam en van
wien 't daar werd geconstateerd, dat „onder
voeding" het uitbreken der kwaal ten zeerste
had in de hand gewerkt.
'k Heb met weerzin gelezen en ik hoop
nóg steeds dat het een zeer ongepaste „grap"
zij geweest van die Chr. School, waar
men 't personeel tien gulden duurtetoeslag
had toegezegd, uit te betalen in maandelljk-
sche termijnen van één rijksdaalder.
Nu kan dat nogonvermogen zijn
geweest.
Ik hóóp het, in beide gevallen, van gan-
scher harte!
't Doet 'n keer te meer zien, hoe schrij
nend het onrecht is, dat ons geschiedt en
dat met de maand erger wordt, ondanks de
prachtige nieuwe Grondwetsbepaling
op papier
Maar ik heb óók gelezen, dat er in
Zeeland besturen waren, die „over" had
den en tóch hun personeel een duurtetoeslag
weigerden, en dat vond ik het allervre
selijkste.
Er wérden in de kringen onzer onderwij
zers reeds stem men gehoord voor een „boycot"
en een „zwarte lijst", op dergelijke scholen
en besturen toe te passen.
Ik beoordeel dit nu niet.
Zoolang niet alle andere wegen bewandeld
zijn, zou ik tot zoo iets niet adviseerende
kinderen in het onderwijs lijden er 't ergst
onder.
Doch ook dadrom vind ik, dat het de juiste
tijd is, als de onderwijzers hun stem ver
heffen en vraag ik voor die stem allerwege
gehoor.
Laat die stem niet ijdel zijn I
Zoolang de Overheid ons geen recht doet,
mannen-broeders 1 moeten wij het éven mo
gelijke doen, om te zorgen dat onze onder
wijzers er geen scha bij lijden.
UITKIJK.
De Boerenbeweging.
De toestand des lands wordt steeds ernsti
ger. 't Gaat alles op rantsoeneering en schier
aan alles komt gebrek. De teelt van ons eigen
kleine land blijft op alle manier beneden den
nood en de behoefte der bevolking, 't Graan
komt op alle manier te kort en de aanvoer
wordt ons belemmerd of afgesneden.
Met rijke lading liggen onze schepen in
New-York's haven op 't signaal tot vertrek
te wachten, maar mogen niet uitvaren.
De regeering ziet zich wel genoodzaakt om
voor 't volgende jaar alles te regelen. Dit
schijnt de boeren niet naar hun zin te gaan
en zoodoende krijgen we overal vergade
ringen. In 't Zuiden hebben reeds groote
vergaderingen plaats gehad;elders volgen ze.
Ook in Friesland worden vergaderingen
voorbereid, en 't is het „Friesch Dagblad"
o.m., die aan de zaak een artikel wijdt, waar
aan we een en ander ontleenen. Het blad
begint met de opmerking, dat in dezen spoed
moet worden gemaakt.
„Ons volk begrijpt over 't algemeen nog
lang niet voldoende, hoe ernstig 't er met
onze voedselvoorziening bij staat. Met name
ons stadsvolk niet. Allerminst dat in de
groote steden, dat uiteraard het meest be
ïnvloedt wat men heet de publieke meening.
Men leeft te onverschillig voort. De
Regeering moet maar zorgen, dat er te eten
is! Men onderwerpt zich met grooter of
kleiner weerzin aan de distributiemaatre
gelen, die de Regeering neemt, omdat nu
ja! de tijden niet geheel gewoon zijn, maar
dat is dan ook het uiterste, waartoe men
komt: de Regeering moet dan ook maar
zorgen, dat er is en komt datgene, wat 'n
mensch noodig heeft.
„Distributie" is het tooverwoord.
Alsof déarmee alles in orde komt.
Alsof er dan niet a!s allereerste voor
waarde moet vaststaan, dat er genoeg te
distribueeren vdlt! En dat wil een groot
deel van 't onbezorgde volk maar niet in
zien, hoe we gaandeweg in een toestand
raken, dat met al het distribueeren er toch
niet genoeg is voor een iegelijk om ver
zadigd te worden.
Men ziet en hoort toch de feiten
Jn gewone tijden moet ons broodkoren
voor 't overgroote deel uit Amerika komen.
Thans komt er niets.
Pres. Wiison zal de kleine, neutrale sta
ten uit de verdrukking helpen en over-
iv