Zaterdag 1 September 1917 328te Jaargang N°. 2316 TM- O' voor de Zuidliollandüche en Zeeuwse lie Eilanden. Tweede Blad. lie Oorlog. en. IM Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES Twee Bladen. iroog ben. eboet BUITENLAND. is el- 1 tot JTTENcc n goede delen Franco 12770 Dexe Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. 1 UITGEVERS Abonnementsprijs per drie manden fr. p. p. 50 Cent bij vooruitbetaling.. \y, BOEKHOVEN Zonen Buitenland bij TOOrnitbetaling 4,50 per jaar j QOTS/TMTTT aril rir Afzonderlijke nummers 5 Cent. Te)etoo. i.tereo«». 1 Adrertentiën 3 2V2 oentper regel, Reclames 25 per reset- Boekaankondiging 5 Cent per regel. iDienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij bespan,. I Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nnr. Alle «tokken voor de Redactie bestemd, AdvertentlCn en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitsrevecs Dit nummer bestaat uit torzaakt aan de en peren lagen zaaid onder de is het een on gevallen fruit ;t. Ook op het ;ebracht, vooral ins moeten^e- r nog een paar •laatsen werden re ip tusschen elf voedde, is aan 'racht. "Het ligt it en Dinsdag md gestormd, n van de eiken- osjes af. Reeds dagmorgen op die 's nachts er heel wat 3e firma E. L. 'Otte te A'dam, en voor onge- n gestolen te oor een agent een opvallend vijls bezoeken de Nicolaas el wat slanker hij die vrouw >akhuisje bin- coupons stof, ding verstopt, :volge gehad, egens diefstal iren zijn aan- i landbouwer werden Zon- coeien gesto- ien zijn over s gisterenna- kapitale hof- i van W. Nell 2rij was ver- itstaan in het ioogstraat te cplaats, hout der vlammen, huis, schuur r J. S. afge- ide. Oss de boe- H. en H. M. el aan blus- beide behui- :n grond la snaden nog, d, ongeveer eele de scha- ■inneren, dat /oerde straf ten, een 18- >ordeeld. De 1de, mr. T. g te kennen ontslag zou an verschil- waar toch ing in ieder Thans ver- or. T. Pau- :n directeur gedaan, tot de bewuste imheden op t hervat en Ihaafd blijft. e tramweg- 3 een partij ider de be ngehouden. B. H.com- ippij en lid nd voor het ndag werd m door de den. Bij het brandende is oorlog, :t en rende sende met irkt gingen eroep. Nie- i getroffen. 1 gelukken te grijpen kop, lange halflange RIE, f 0.60 'LIEZAAD ior groen- per pond. 1ELSDIJK. (1 12774 DE TOESTAND. Als het nü niet gelukt, met het gezamen lijk offensief der Entente, als het èn in Vlaan deren èn bij Verdun èn aan de Isonso, blijft vorderen met meters, hoogstens een kilo meter wat dan Dan volgt er geen doorbraak dit jaar en daar zal het toch heen moeten öm een over winning te bewerkstelligèn. De toestand op die genoemde gevechts tronten toont, voornamelijk in Vlaanderen, verslapping, zulks mede tengevolge der aan houdende regens. In het Westen slechts krijgsverrichtingen op beperkte schaal. Bij Verdun blijven de Franschen aanvallen, zij het ook ten koste van zeer groote verlie zen, vooral aan zwarte troepen. Zooals En geland er overal de Canadeezen aan waagt, doet Frankrijk het de Zwarten. Maar zij heb ben, van alle Entente-legers, het grootste succes. Nu pas hebben zij hoogte 304, op den westelijken Maasoever, aan de Dultschers ontrukt. Bijna alle beheerschende hoogtestel lingen waar 't vorige jaar zoo bloedig om gestreden is, zijn weer in handen der Fran schen. Het machtige bolwerk Verdun, de uitvalspoort naar Duitschland en Luik, is weer vrij van de kanonnade-insluiting. Wat in Frankrijk oprechte voldoening wekt en Parijs te geruster doet ademen. Aan de Isonzo woedde de weergaloos woeste strijd vijf dagen en nachten zonder ophou dt n. Met een leger, tweemaal zoó sterk als dat der Franschen bij Verdun, trachtte Ca- dorna in rustelooze stormloopen, na de ont- zettendste beschieting, de poort van Triest te forceeren. Het bezit van Triest moet verzekerd zijn, voor dat mogelijke vredesonderhandeling be gint. Het bezit van Triest beteekend voor Italië, het beheerschen van de Adriatische Zee, Oostenrijk berooven van zijn eenige oorlogshaven en daarmede afsnijding van de zee en ten derde, is het bezit van Triest een wapen tegen Servië. Want Italië en Servië zijn, we zouden haast zeggen, doodsvijanden. Het Italiaansche leger wordt gesteund door Fransche troepen, door Engelsehe munitie en Amerikaansch geschut. Maar heeft men er ooit van gehoord, dat Servische troepen streden onder Italiaansche vlag? Het resultaat van den elfden Isonzo-slag is nu toch zichtbaar. Op het Karstpiateau heb ben de Italianen een kleine deuk in de Oosten- rijksche linies gebracht. Ze zijn Selo voorbij en zijn dus iets gevorderd op den Zuidelijken en kortsten weg naar Triest. In het Noorden is het hun gelukt den Monte Santo, een berg van 582 M. hoogte te nemen, nadat zij de flanken hadden vermeesterd, daardoor de Oostenrijkers genoodzaakt waren dezen berg op te geven. In den lOen slag bezetten zij den Monte Santo ook en naderden zij Selo even eens, maar later werden hun die voor deden weer ontrukt. Nu wappert de Italiaansche vlag op den Monte Santo, dies is er groot gejuch in Italë. Behalve bij de socialisten, die heftig schijnen te protesteeren tegen de gruwzame menschen- offers die Cadorna brengt. Op het Oostelijk oorlogsterrein behaalden de Centralen aan de Midden-Sereth eenige voordeden. De Russen duiden met plaatsnamen een linie aan, welke de vijand „nadert". Gaat men die plaatsen op de kaart na, dan moet men tot de conclusie komen, dat het aan de groep der Centralen, die links van Mackensen, in de streek van de dalen van Putna en Susita, zich naar het Noordwesten op trachtte te werken, om zich in de vlakte van deSereth te vereenigen met de groep van Mackensen. die van Focsanie naar het Noorden zich poogt baan te breken dat het aan die groep ge lukt is tot aan den uitgang van het gebergte door te dringen. Beschikken de Centralen hier over voldoende troepen om een aan- valskracht van beteèkenis te ontwikkelen, dan zal het eerlang met gemeenschappelijke krachten naar het Noorden en Noordwesten gaan, al voortgaande aansluiting zoekend met verdere groepen, die. nog in het gebergte worstelen, zoo ongeveer volgens dezelfde tactiek, die bij den opmarsch in Walachije is gevolgd. Het is echter niet duidelijk, zegt de N. R. Ct., of hier voldoende strijdkrach ten voor zoo'n grootscheepsch krijgsbedrijf aanwezig zijn. Volgens het Petersburgsch bericht was er weer een Russische divisie, die niet den noodigen tegenstand bood. Als het voorbeeld van die divisie door andere wordt gevolgd, krijgen de Centralen hier in alle geval een goede kans om hun slag te slaan. Maar men moet altijd in aanmerking nemen, dat de Russen een bedoeling kunnen hebben, als zij op zulke gebeurtenissen den nadruk leggen de bevolking opmerkzaam maken op de rampspoedige gevolgen van zulk een plichtsverzuim en haar daardoor gedweeër maken tegenover de krachtige maatregelen, noodig om de mogelijkheid van zulk een eigenmachtig optreden uit te scha kelen. Het eerste weigerend antwoord op de pau selijke vredesnota is thans gegeven. En eigen aardig genoeg, van Amerika, welks president nog geen jaar geleden ook op beëindiging van den oorlog aandrong, er zelfs een bede dag voor uit wilde schrijven. Wel is het antwoord nog niet geheel bekend, maar Reu ter deelde mede, dat, hoewel zeer hoffelijk, toch wordt verklaard, dat er geen grondslag is om over te gaan tot besprekingen over den vrede, daar de Duitschers de voorwaar den niet hebben bekend gemaakt. De leus der democratie. Blijkens een telegram uit Washington heeft Redfield, de minister van Handel, in een brief aan een der leden van het Huis van Afgevaardigden het volgende verklaard: „AI het gepraat over vrede op dit oogen- blik is slechts te beschouwen als een valstrik voor de argeloozen. De bewering, dat Ame rika zijn vredesvoorwaarden bekend zou moe ten maken, is juist een spelen in Duitschlands kaart. Dit zou Duitschland aangenaam zijn en het hinde van den oorlog in nevelen hul len. De zuivere strijd tusschen autocratie en democratie moet worden uitgevochten, of wij dit al wenschen of niet. Indien dit nu niet geschiedt, zal het later moeten gebeuren. In dezen oorlog trachten wij voor goed een eind te maken aan de autocratie, zoodat die nimmer weder het hoofd zal kunnen opste ken en een bedreiging worden voorde mensch- heid. Aldus de Amerikaansche minister. Misschien was zijn epistel niet voor publiciteit bestemd, maar anders, de beste Engelsehe democraat zou zich niet kernachtiger kunnen uitdruk ken. Dat iniusschen niet alle Engelschen met dien lof der democratie instemmen, moge blijken uit wat pas weer de Aeroplane schreef „in de afgeloopen drie jaren hebben wij en onze bondgenooten het bewijs trachten te leveren, dat eenigezoogenaamde democratieën, met de hulpbronnen der geheele wereld achter zich, in staat zijn een enkel vast aaneenge voegd keizerrijk te verpletteren. Ongetwijfeld zullen wij dat doel mettertijd bereiken, maar het feit, dat Duitschland drie jaar lang onge schokt tegen de aanvallen van zoo vele, over een zoo geweldig grooter aantal menschen gebiedende landen heeft stand gehouden, ge tuigt zoo welsprekend als maar mogelijk is ten gunste van een georganiseerd keizerrijk en tegen een democratie, waarvan de orde is verstoord. Voor de beschaving van de toekomst is er geen grooter gevaar, dan wanneer een vrije, onbeteugelde democratie de overhand krijgt. Wij Engelschèn noemen ons zoo'n demo cratie. Maar dit is zuivere politieke huiche larij, want eigenlijk zijn wij slechts een door angst voor het volk verzachte bureaucratie. Ook Frankrijk noemt zich een democratie, maar is eigenlijk een oligarchie, en een schrandere oligarchie is misschien na depa- triotische aristocratie en de welwillende auto cratie de beste regeeringsvorm. Wie heden echter de democratie en de heerschappij van het gepeupel in volle werkingen en in den zui- versten vorm wil zien, die zie naar Rusland daar ziet men de regeering door en voor het volk in haar volledige naaktheid." De Kölnische waarschuwt er nog eens voor, om zich niet door allerlei leuzen te pakken te laten nemen: Er kan slechts onheil uit voortkomen, als wij aan Westelijke demo cratieën ontleende instellingen onoordeelkun dig aan de onze plakken. Het volk, zegt het blad, dringt niet op democratiseering aan, maar wil veeleer den oorlog tot een voor het vaderland gelukkig einde gebracht zien. „Waar het 't meest op aan komt is, onze soldaten munitie en onze bevolking voedsel te leveren. Al het overige is zorg voor later". Een Zwitschers oordeel'. Het Bündner Tageblatt schrijft als volgt over den militairen toestand „Hoe groot de aderlating der oorlogvoe rende volken in de laatste weken is, blijkt uit een aanschouwelijke berekening van een militair deskundige, dat Wilson 20 groote transportschepen volgepropt met soldaten over den Atlantische Oceaan aan de Engel schen zou moeten zenden, ten einde de ver liezen tijdens den jongsten slag ir, Vlaande ren te vervangen. Men zou dan echter nog niet krachtiger zijn, dan vóór het offensief, afgezien dan nog van het feit, dat de ver vangende troepen niet gelijk gesteld kunnen worden met de geoefende troepen. „Men heeft erkend, dat de Geallieerden gedurende dezen zomer in het Westen aan dooden, zwaar gewonden, ernstige ziekenen vermisten (gevangenen inbegrepen), bereids meer dan 240.000 hebben verloren. Aangezien kan worden aangenomen, dat in Augustus, September en October de verliezen niet ge ringer zullen zijn, doch eerder grooter, hebben de Geallieerden vóór het intreden van den winter op een totaal verlies van ongeveer eèn millioen manschappen te rekenen. Amerika zou dus een half millioen menschen moeten leveren, vóórdat dit verlies eenigermate zou zijn goed gemaakt. De verliezen van den verdediger bij aanvallende ondernemingen als deze bedragen ook thans nog ongeveer het vierde of vijfde deel der verliezen van den aanvaller, aldus 100.000 a 125.000 man nen. Aangezien Duitschland echter in staat is ieder jaar een veel grooter aantal man schappen te recruteeren, kan het in militair opzicht niet alleen het hoofd bieden aan den groei van 't vijandelijk leger door recrutee- ring, doch het kan evenzeer de toenemende getalsterkte door Amerikanen, Chineezen enz., bij een vasthouden aan het defensief ver dragen." Economische verhoudingen na den Oorlog. Frits Johannes Vogt schrijft in de „Spar- kasse" van 15 Aug.: Volgens de theorie van den grootsten Duitschen oorlogstheorethicus, die in den oorlog veel verbreiding gevonden heeft, is de oorlog eene voortzetting van de in vredestijd nagestreefde politiek met andere middelen. Doo&onze vijanden worden in ieder geval zeer vele politieke doeleinden nage streefd. Zij zouden ons gaarne bepaalde doel einden van hunne politiek opdringen, die zij langs den weg van vreedzame onderhande lingen niet zouden kunnen bereiken. Daarom verlangen zij de overwinning en onze ver nietiging. Deze doeleinden streven zij ook na in den handelsoorlog. Wij zien, dat onze economische tegenstanders er zich grondig mee bezighouden, hoe de economische be trekkingen der volkeren zich na den oorlog zullen ontwikkelen. Zij willen een einde maken aan de vrijheid van de wereldmarkt of die althans zoo begrenzen, dat hunne han delspolitiek daardoor bijzondere voordeelen geniet. De vreedzame concurentie op de wereldmarkt, die bepaald wordt door de economische ontwikkeling, zal moeten plaats maken voor de heerschappij van een volke- rensyndicaat. Ook bij ons wordt veel gespro ken van de toekomstige economische ontwik keling. Wij zoeken naar den besten weg, om onze binnenlandsche economie stevig en krachtig te maken in den strijd tegen buiten- lansche aanvallen. In de Engelsehe en Ame rikaansche couranten vinden wij daarentegen steeds weer uitlatingen, die gericht zijn tegen de Duitsche concurentie. Het moedige streven en het doelbewuste optreden van de Duitsche volkshuishouding woidt met afgunst bespro ken en de moraal is meestal: Thans is het oogenblik daar, om de Duitsche concurentie te vernietigen. Al deze voorstellen, die voor geene gewelddaad, geen rechtsbreuk en geen diefstal, ter bestrijding van de zoogehaatte Duitsche economische kracht, terugschrikken, zijn voor ons de moeite waard, om in het oog te houden. Wij kunnen tegenover deze aanvallen, thans, nu wij van de wereldmarkt zijn afgesloten, niet direct optreden. Maar wij kunnen onze economische krachten stalen voor den komenden strijd. Tegenover de groote, tot dusverre nog eensgezinde, krachtsinspanning onzer vijanden, blijft steeds de open vraag bestaan, of wij niet door de geheele richting van onze economische poli tiek, door ingrijpende en misschien wettelijke maatregelen van den Staat, onze mogelijk heden in den econimischen strijd moeten verhoogen. Als dreigend spook staat achter alle overwegingen de vrees voor eene te groote afhankelijkheid va» het buitenland. Deze opvattingen zijn echter in strijd met een lange geschiedkundige ontwikkeling en men moet daarom trachten, het erover eens te worden, hoever men eene dergelijke vrees kan laten gelden. Volkshuishoudingen die geheel opzichzclf kunnen staan, bestaan in het geheel niet meer: Naast-de bijzondere economische geest, die de volkerensychologie moet trachten te beoordeelen, zijn bij alle volkeren nog eigenschappen waar te nemen, die eng met hunne grondstofvoorziening te- zamenhangen. De economische geest brengt de volkeren tot verschillende vormen van uitdrukkingen werkzaamheden en doet begrippen ontstaan, zooals renteniersstaat, handelsstaat en land- bouwstaat. Duitschland heeft in ieder geval het recht aan zijne zijde, dat het verkregen heeft door de jonge kracht zijner economische ontwikkeling. Een recht, dat onze vijanden niet willen erkennen. Zij vatten het als eene bedreiging op, dat wij eene economische ont wikkeling, waarvoor zij meer dan eene eeuw noodig hadden, in enkele tientallen van jaren doormaakten en gereed waren, in dit tempo verder naar boven'te stijgen. Wij hebben deze afgunst op onzen econo- mischen vooruitgang in andere landen niet gekend. Daarentegen hebjben wij ons steeds met het vraagstuk bezig gehouden, of onze voorziening met grondstoffen voldoende was, om onze positie als groote mogendheid te verzekeren. De ervaring heeft geleerd, dat de technische industrieele ontwikkeling licht kan geschieden ten koste van enkele noodzakelijke takken van bedrijf. Het resultaat hiervan is steeds afhankelijkheid van het buitenland. Bij den landbouw is dit gevaar het grootst. Bij ons is het door eene politiek, die naar thans gebleken is, in principe juist geweest is, ver meden geworden. Engeland heeft onafhanke lijkheid van zijn landbouw reeds lang opge geven en is er eerst gedurende den oorlog aan herinnerd, hoezeer zijne positie als groote mogendheid daardoor in gevaar gebracht is. Het doelbewuste agrarische program van Lloyd George poogt deze fout weer goed te maken, maar het is duidelijk, dat Engeland, hetwelk meent op het toppunt van zijn roem en heerlijkheid te staan, op het oogenblik dusdanig afhankelijk is van de grondstoffen- markt der Vereentgde Staten, dat het nooit met Amerika zou kunnen oorlogvoeren: De voldoende voorziening met grondstoffen is de belangrijkste eisch, dien wij aan eene ont wikkelde volkshuishouding moeten stellen. Hierbij is de eerste vereischte, dat die stoffen, welke zij niet kunnen bewaren en waarvan men dus niet jarenlang voorraden hebben kan, in het land zelf worden geproduceerd. Het landbedrijf moet de levensmiddelen kun nen leveren. Voor nijverheid en verkeer moe ten de kolen aanwezig zijn. Den staat, die geene, eigen kolen heeft, is steeds aan zjjne kolen- leveranciers afhankelijk. Duitschland voldoet, naar men weet, aan deze eischen. Deze over wegingen kunnen tenslotte tot de vraag voerenIs het juister met alle middelen naar economische onafhankelijkheid te streven of moeten wij er als te voren ongestoord naar streven de wereldmarkt van onze producten te voorzien Maar wat wordt er van ons, wanneer men de wereldmarkt voor ons sluit of men onze concurentie door haat en ver bittering in hoóge mate bemoeilijkt? Wij moeten in de eerste plaats bedenken, dat de economische zelfgenoegzaamheid geen doel wit voor ons economisch streven kan zijn. Reeds in het jaar 1902 heeft professor Pohle gepoogd, de wet van een natuurlijken ruil handel, ingang te doen vinden en het denkbeeld verdedigd grondstoffen tegen grondstoffen en industrieele producten tegen industrieele producten te ruilen. Zulk een warenverkeer moet het voordeel hebben, dat de afhanke lijkheid der verschillende landen steeds ten minste aan weerskanten bestaan moet. Duitsch land laat zich ook niet van de wereldmarkt afdringen. In de eerste plaats, omdat wij grondstoffen hebben, die het buitenland noo dig heeft. Wij verkeeren zelfs in de benijdens waardige positie in ons kalibezit een wereld monopolie te hebben. Onze vijanden kunnen ons niet economisch vernietigen, omdat zij ons onze produceerende krachten niet kunnen ontnemen. De Duitsche uitvindingen, die ge durende den oorlog in de plaats getreden zijn van de stikstofmeststof, zoodat wij thans niet alleen genoeg voor onze eigen behoef ten vervaardigen kunnen, maar ook na den oorlog in behoeften van vreemde staten kun nen'voorzien, die, welke den rubber vervan gen hebben en die den eersten stoot gaven tot vele andere belangrijke nieuwigheden, herinneren er ons aan, dat de onafhankelijk heid van een staat niet alleen van uiterlijke voorwaarden afhankelijk is. Eene zekere on- verwrikbare economie, crisis en handels- oorlogen niet vermogen duurzaam te ver zwakken, moet de grondsteen zijn voor de positie van een machtigen staat op de wereld markt. De oorlog was hierin voor ons een leermeester en eene waarschuwing. Het sterke vertrouwen, dat onze krachtige en zelfbewuste volkseconomie inboezemt, wordt treffend aangevuld door datgene, wat men reeds thans heeft kunnen waarnemen over de resultaten en het succes der vijandelijke economische maatregelen voor den tijd na den oorlog. De besluiten der Vijandelijke staten op de eco- mische conferentie te Parijs hadden in de eerste plaats betrekking op de economische oorlogvoering. Deze besluiten hadden slechts de beteekenis van voorloopige besprekingen. Hunne geldigheid was afhankelijk van de aanneming en uitvoering door de verschillende regeeringen. Deze aanneming is echter tot op heden nog niet door allen geschied. Italië heeft openlijk verklaard, dat het zich slechts door de oorlogsmaatregelen gebonden achtte en voor later geheel de vrije hand wenschte te behouden. Ook Rusland heeft geene bin dende verklaring afgelegd. Russische couran ten hebben er dikwijls op gewezen, dat eene economische afsluiting van de Centralen voor Rusland eene onmogelijkheid is. Het Engelsehe spel is er in geen geval in aanhangerfal op vooruit gegaan. Japan heeft weliswaar zoo hoffelijk en bereidwillig mogelijk zijne instem ming met alle besluiten betoogd, maar tegelijk de reserve gemaakt, dat het de vrijheid, beslissingen te nemen, ook wanneer deze in strijd mochten zijn met de besluiten, niet opgaf. Hoe weinig de geheele toestand zich ten gunste vafi de politieke doeleinden van de Engelsehe handelsheerschappij ontwikkeld heeft, dat heeft de economische conferentie van Mei 1917, die vrijwel als eene nachtkaars is uitgegaan, aangetoond. Hei sterke program is thans gebroken. De duikbootenoorlog heeft de economische zorgen onzer tegenstanders nog vermeerderd en zoo duidelijk mogelijk aan het licht gebracht, dat ieder der econo mische machten, die zoo gaarne tot onder handelingen bereid waren, in geval van nood toch steeds in de eerste plaats aan zichzelf dacht. Rusland was op deze conferentie in het geheel niet meer vertegenwoordigd. De vrees, dat wij voor goed van de wereld markt zullen zijn afgesloten, lijkt na al het voorafgaanne, tamelijk denkbeeldig. De na tuurlijke verschillen tusschen de landen, de eigenaardigheden van iedere volkshuishouding bepalen de richting en den omvang van den handel beter en vaster dan de gladste han digheid eener heerschzuchtige diplomatie. VERSPREIDE BERICHTEN. De Schweizer Wachter schrijft: Het fis een hatelijk en treurig woord dat Churchil dezer dagen te Dundee schijnt ge zegd te hebben, nl. dat het Engelsehe minis terie ook onder de meest verzoenende voor waarden geen vrede met Duitschland zal sluiten, voor Duitschlands wereldhandel van alle ontwikkeling is beroofd, al moest het ook nog jaren duren en moesten onzijdige landen nog worden gedwongen zich tegen Duitsch land te verklaren. Is dat het besluit van de Parijsche conferentie Hoe kan dat de democratie voor alle landen, de vrijheid der volken, de verlossing van de verdrukten, de eerbiediging van de menschen- rechten zijn? Is het niet genoeg, dat er nu reeds 50 millioen mannen aan den gruwza- men volkerenmoord meedoen Niet genoeg, dat er bijna 10 millioen doo den zijn, 24 millioen verminkten, 4'/j millioen gevangenen, millioen weduwen en weezen en treurende gezinnen zijn Onmetelijke schade aan eigendommen, honger en ellende van al lerlei aard en 538 milliard frank, die de oorlog reeds aan baar geld heeft gekost? Naar aan de Frf. Ztg. uit Genève wordt geseind, melden de Fransche Bladen uit Pe tersburg dat de Grootvorsten Nicholas Mi- chaelowitsj en Paul Alexandrowitsj uit naam der familie Romanoff aan den voorzitter der Voorbereidende Commissie voor dealgemeene verkiezingen, een schrijven hebben gericht, waarin tegen de uitsluiting van het kiesrecht der leden van den voormaligen Tsarenfamilie geprotesteerd.'De Ex-Tsaar heeft ditprptest eigenhandig onderteekend. In de „Paris-Midi" schrijft Maurice de Wa- lesse o.a. het navolgende: „Duitschland kan in de toekomst slechts dan als werkelijk ver zwakt beschouwd worden, indien in het vredesverdrag bereikt wordt dat het van twee kanten in een tang wordt gekneld, waarvan de armen Frankrijk en Polen zijn. Polen moet zich tot aan de zee en Frankrijk tot aan den Rijnoever uitstrekken, opdat de beide armen der tang de noodige kracht zullen hebben. Zoo lang de Tsaar in Rusland nog de teugels van het bewind voerde, mochten wij onze mee ning, die wij reeds lang waren toegedaan, niet uitspreken. Thkns echter moeten wij er luide voor uitkomen." Naar de „Daily Express" mededeelt, is de opslagplaats voor bommen te Blackdown- camp, tusschen Aldershot en Camberley in de lucht gevlogen. Verscheidene soldaten wer den zwaar gewond. De schok'die de ontplof fing veroorzaakte, werd op een afstand van vele mijlen waargenomen. In den omtrek sprongen tal van vensters. De oorzaak der ontploffing is onbekend. Naar aan de „Köln. Ztg." van de Zwitser- sche grens geseind wordt, deelt „L'Homme Enchané" mede, dat Zaterdagavond te Parijs het gerucht de ronde deed, dat minister Malvy ma if '■j'Hii'aiBfr'ii-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1917 | | pagina 3