Zaterdag 1 September 1917
328te Jaargang N°. 2316
TM-
O'
voor de Zuidliollandüche en Zeeuwse lie Eilanden.
Tweede Blad.
lie Oorlog.
en.
IM
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
Twee Bladen.
iroog
ben.
eboet
BUITENLAND.
is el-
1 tot
JTTENcc
n goede
delen
Franco
12770
Dexe Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. 1 UITGEVERS
Abonnementsprijs per drie manden fr. p. p. 50 Cent bij vooruitbetaling.. \y, BOEKHOVEN Zonen
Buitenland bij TOOrnitbetaling 4,50 per jaar j QOTS/TMTTT aril rir
Afzonderlijke nummers 5 Cent. Te)etoo. i.tereo«».
1 Adrertentiën 3 2V2 oentper regel, Reclames 25 per reset-
Boekaankondiging 5 Cent per regel.
iDienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij bespan,.
I Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nnr.
Alle «tokken voor de Redactie bestemd, AdvertentlCn en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitsrevecs
Dit nummer bestaat uit
torzaakt aan de
en peren lagen
zaaid onder de
is het een on
gevallen fruit
;t. Ook op het
;ebracht, vooral
ins moeten^e-
r nog een paar
•laatsen werden
re
ip tusschen elf
voedde, is aan
'racht. "Het ligt
it en Dinsdag
md gestormd,
n van de eiken-
osjes af. Reeds
dagmorgen op
die 's nachts
er heel wat
3e firma E. L.
'Otte te A'dam,
en voor onge-
n gestolen te
oor een agent
een opvallend
vijls bezoeken
de Nicolaas
el wat slanker
hij die vrouw
>akhuisje bin-
coupons stof,
ding verstopt,
:volge gehad,
egens diefstal
iren zijn aan-
i landbouwer
werden Zon-
coeien gesto-
ien zijn over
s gisterenna-
kapitale hof-
i van W. Nell
2rij was ver-
itstaan in het
ioogstraat te
cplaats, hout
der vlammen,
huis, schuur
r J. S. afge-
ide.
Oss de boe-
H. en H. M.
el aan blus-
beide behui-
:n grond la
snaden nog,
d, ongeveer
eele de scha-
■inneren, dat
/oerde straf
ten, een 18-
>ordeeld. De
1de, mr. T.
g te kennen
ontslag zou
an verschil-
waar toch
ing in ieder
Thans ver-
or. T. Pau-
:n directeur
gedaan, tot
de bewuste
imheden op
t hervat en
Ihaafd blijft.
e tramweg-
3 een partij
ider de be
ngehouden.
B. H.com-
ippij en lid
nd voor het
ndag werd
m door de
den. Bij het
brandende
is oorlog,
:t en rende
sende met
irkt gingen
eroep. Nie-
i getroffen.
1 gelukken
te grijpen
kop, lange
halflange
RIE, f 0.60
'LIEZAAD
ior groen-
per pond.
1ELSDIJK.
(1 12774
DE TOESTAND.
Als het nü niet gelukt, met het gezamen
lijk offensief der Entente, als het èn in Vlaan
deren èn bij Verdun èn aan de Isonso, blijft
vorderen met meters, hoogstens een kilo
meter wat dan
Dan volgt er geen doorbraak dit jaar en
daar zal het toch heen moeten öm een over
winning te bewerkstelligèn.
De toestand op die genoemde gevechts
tronten toont, voornamelijk in Vlaanderen,
verslapping, zulks mede tengevolge der aan
houdende regens.
In het Westen slechts krijgsverrichtingen
op beperkte schaal.
Bij Verdun blijven de Franschen aanvallen,
zij het ook ten koste van zeer groote verlie
zen, vooral aan zwarte troepen. Zooals En
geland er overal de Canadeezen aan waagt,
doet Frankrijk het de Zwarten. Maar zij heb
ben, van alle Entente-legers, het grootste
succes. Nu pas hebben zij hoogte 304, op
den westelijken Maasoever, aan de Dultschers
ontrukt. Bijna alle beheerschende hoogtestel
lingen waar 't vorige jaar zoo bloedig om
gestreden is, zijn weer in handen der Fran
schen. Het machtige bolwerk Verdun, de
uitvalspoort naar Duitschland en Luik, is
weer vrij van de kanonnade-insluiting. Wat
in Frankrijk oprechte voldoening wekt en
Parijs te geruster doet ademen.
Aan de Isonzo woedde de weergaloos woeste
strijd vijf dagen en nachten zonder ophou
dt n. Met een leger, tweemaal zoó sterk als
dat der Franschen bij Verdun, trachtte Ca-
dorna in rustelooze stormloopen, na de ont-
zettendste beschieting, de poort van Triest
te forceeren.
Het bezit van Triest moet verzekerd zijn,
voor dat mogelijke vredesonderhandeling be
gint. Het bezit van Triest beteekend voor
Italië, het beheerschen van de Adriatische
Zee, Oostenrijk berooven van zijn eenige
oorlogshaven en daarmede afsnijding van de
zee en ten derde, is het bezit van Triest een
wapen tegen Servië. Want Italië en Servië
zijn, we zouden haast zeggen, doodsvijanden.
Het Italiaansche leger wordt gesteund door
Fransche troepen, door Engelsehe munitie en
Amerikaansch geschut. Maar heeft men er ooit
van gehoord, dat Servische troepen streden
onder Italiaansche vlag?
Het resultaat van den elfden Isonzo-slag is
nu toch zichtbaar. Op het Karstpiateau heb
ben de Italianen een kleine deuk in de Oosten-
rijksche linies gebracht. Ze zijn Selo voorbij
en zijn dus iets gevorderd op den Zuidelijken
en kortsten weg naar Triest. In het Noorden
is het hun gelukt den Monte Santo, een berg
van 582 M. hoogte te nemen, nadat zij de
flanken hadden vermeesterd, daardoor de
Oostenrijkers genoodzaakt waren dezen berg
op te geven. In den lOen slag bezetten zij
den Monte Santo ook en naderden zij Selo
even eens, maar later werden hun die voor
deden weer ontrukt.
Nu wappert de Italiaansche vlag op den
Monte Santo, dies is er groot gejuch in Italë.
Behalve bij de socialisten, die heftig schijnen
te protesteeren tegen de gruwzame menschen-
offers die Cadorna brengt.
Op het Oostelijk oorlogsterrein behaalden
de Centralen aan de Midden-Sereth eenige
voordeden.
De Russen duiden met plaatsnamen een
linie aan, welke de vijand „nadert". Gaat men
die plaatsen op de kaart na, dan moet men
tot de conclusie komen, dat het aan de groep
der Centralen, die links van Mackensen, in
de streek van de dalen van Putna en Susita,
zich naar het Noordwesten op trachtte te
werken, om zich in de vlakte van deSereth
te vereenigen met de groep van Mackensen.
die van Focsanie naar het Noorden zich poogt
baan te breken dat het aan die groep ge
lukt is tot aan den uitgang van het gebergte
door te dringen. Beschikken de Centralen
hier over voldoende troepen om een aan-
valskracht van beteèkenis te ontwikkelen,
dan zal het eerlang met gemeenschappelijke
krachten naar het Noorden en Noordwesten
gaan, al voortgaande aansluiting zoekend
met verdere groepen, die. nog in het gebergte
worstelen, zoo ongeveer volgens dezelfde
tactiek, die bij den opmarsch in Walachije
is gevolgd. Het is echter niet duidelijk, zegt
de N. R. Ct., of hier voldoende strijdkrach
ten voor zoo'n grootscheepsch krijgsbedrijf
aanwezig zijn. Volgens het Petersburgsch
bericht was er weer een Russische divisie,
die niet den noodigen tegenstand bood. Als
het voorbeeld van die divisie door andere
wordt gevolgd, krijgen de Centralen hier in
alle geval een goede kans om hun slag te
slaan. Maar men moet altijd in aanmerking
nemen, dat de Russen een bedoeling kunnen
hebben, als zij op zulke gebeurtenissen den
nadruk leggen de bevolking opmerkzaam
maken op de rampspoedige gevolgen van
zulk een plichtsverzuim en haar daardoor
gedweeër maken tegenover de krachtige
maatregelen, noodig om de mogelijkheid van
zulk een eigenmachtig optreden uit te scha
kelen.
Het eerste weigerend antwoord op de pau
selijke vredesnota is thans gegeven. En eigen
aardig genoeg, van Amerika, welks president
nog geen jaar geleden ook op beëindiging
van den oorlog aandrong, er zelfs een bede
dag voor uit wilde schrijven. Wel is het
antwoord nog niet geheel bekend, maar Reu
ter deelde mede, dat, hoewel zeer hoffelijk,
toch wordt verklaard, dat er geen grondslag
is om over te gaan tot besprekingen over
den vrede, daar de Duitschers de voorwaar
den niet hebben bekend gemaakt.
De leus der democratie.
Blijkens een telegram uit Washington heeft
Redfield, de minister van Handel, in een
brief aan een der leden van het Huis van
Afgevaardigden het volgende verklaard:
„AI het gepraat over vrede op dit oogen-
blik is slechts te beschouwen als een valstrik
voor de argeloozen. De bewering, dat Ame
rika zijn vredesvoorwaarden bekend zou moe
ten maken, is juist een spelen in Duitschlands
kaart. Dit zou Duitschland aangenaam zijn
en het hinde van den oorlog in nevelen hul
len. De zuivere strijd tusschen autocratie en
democratie moet worden uitgevochten, of wij
dit al wenschen of niet. Indien dit nu niet
geschiedt, zal het later moeten gebeuren. In
dezen oorlog trachten wij voor goed een
eind te maken aan de autocratie, zoodat die
nimmer weder het hoofd zal kunnen opste
ken en een bedreiging worden voorde mensch-
heid.
Aldus de Amerikaansche minister. Misschien
was zijn epistel niet voor publiciteit bestemd,
maar anders, de beste Engelsehe democraat
zou zich niet kernachtiger kunnen uitdruk
ken. Dat iniusschen niet alle Engelschen met
dien lof der democratie instemmen, moge
blijken uit wat pas weer de Aeroplane schreef
„in de afgeloopen drie jaren hebben wij en
onze bondgenooten het bewijs trachten te
leveren, dat eenigezoogenaamde democratieën,
met de hulpbronnen der geheele wereld achter
zich, in staat zijn een enkel vast aaneenge
voegd keizerrijk te verpletteren. Ongetwijfeld
zullen wij dat doel mettertijd bereiken, maar
het feit, dat Duitschland drie jaar lang onge
schokt tegen de aanvallen van zoo vele, over
een zoo geweldig grooter aantal menschen
gebiedende landen heeft stand gehouden, ge
tuigt zoo welsprekend als maar mogelijk is
ten gunste van een georganiseerd keizerrijk
en tegen een democratie, waarvan de orde is
verstoord. Voor de beschaving van de toekomst
is er geen grooter gevaar, dan wanneer een
vrije, onbeteugelde democratie de overhand
krijgt. Wij Engelschèn noemen ons zoo'n demo
cratie. Maar dit is zuivere politieke huiche
larij, want eigenlijk zijn wij slechts een door
angst voor het volk verzachte bureaucratie.
Ook Frankrijk noemt zich een democratie,
maar is eigenlijk een oligarchie, en een
schrandere oligarchie is misschien na depa-
triotische aristocratie en de welwillende auto
cratie de beste regeeringsvorm. Wie heden
echter de democratie en de heerschappij van
het gepeupel in volle werkingen en in den zui-
versten vorm wil zien, die zie naar Rusland
daar ziet men de regeering door en voor het
volk in haar volledige naaktheid."
De Kölnische waarschuwt er nog eens voor,
om zich niet door allerlei leuzen te pakken
te laten nemen: Er kan slechts onheil uit
voortkomen, als wij aan Westelijke demo
cratieën ontleende instellingen onoordeelkun
dig aan de onze plakken. Het volk, zegt het
blad, dringt niet op democratiseering aan,
maar wil veeleer den oorlog tot een voor
het vaderland gelukkig einde gebracht zien.
„Waar het 't meest op aan komt is, onze
soldaten munitie en onze bevolking voedsel
te leveren. Al het overige is zorg voor later".
Een Zwitschers oordeel'.
Het Bündner Tageblatt schrijft als volgt
over den militairen toestand
„Hoe groot de aderlating der oorlogvoe
rende volken in de laatste weken is, blijkt
uit een aanschouwelijke berekening van een
militair deskundige, dat Wilson 20 groote
transportschepen volgepropt met soldaten
over den Atlantische Oceaan aan de Engel
schen zou moeten zenden, ten einde de ver
liezen tijdens den jongsten slag ir, Vlaande
ren te vervangen. Men zou dan echter nog
niet krachtiger zijn, dan vóór het offensief,
afgezien dan nog van het feit, dat de ver
vangende troepen niet gelijk gesteld kunnen
worden met de geoefende troepen.
„Men heeft erkend, dat de Geallieerden
gedurende dezen zomer in het Westen aan
dooden, zwaar gewonden, ernstige ziekenen
vermisten (gevangenen inbegrepen), bereids
meer dan 240.000 hebben verloren. Aangezien
kan worden aangenomen, dat in Augustus,
September en October de verliezen niet ge
ringer zullen zijn, doch eerder grooter, hebben
de Geallieerden vóór het intreden van den
winter op een totaal verlies van ongeveer
eèn millioen manschappen te rekenen. Amerika
zou dus een half millioen menschen moeten
leveren, vóórdat dit verlies eenigermate zou
zijn goed gemaakt. De verliezen van den
verdediger bij aanvallende ondernemingen
als deze bedragen ook thans nog ongeveer
het vierde of vijfde deel der verliezen van
den aanvaller, aldus 100.000 a 125.000 man
nen. Aangezien Duitschland echter in staat
is ieder jaar een veel grooter aantal man
schappen te recruteeren, kan het in militair
opzicht niet alleen het hoofd bieden aan den
groei van 't vijandelijk leger door recrutee-
ring, doch het kan evenzeer de toenemende
getalsterkte door Amerikanen, Chineezen enz.,
bij een vasthouden aan het defensief ver
dragen."
Economische verhoudingen na den Oorlog.
Frits Johannes Vogt schrijft in de „Spar-
kasse" van 15 Aug.: Volgens de theorie van
den grootsten Duitschen oorlogstheorethicus,
die in den oorlog veel verbreiding gevonden
heeft, is de oorlog eene voortzetting van de
in vredestijd nagestreefde politiek met andere
middelen. Doo&onze vijanden worden in ieder
geval zeer vele politieke doeleinden nage
streefd. Zij zouden ons gaarne bepaalde doel
einden van hunne politiek opdringen, die zij
langs den weg van vreedzame onderhande
lingen niet zouden kunnen bereiken. Daarom
verlangen zij de overwinning en onze ver
nietiging. Deze doeleinden streven zij ook
na in den handelsoorlog. Wij zien, dat onze
economische tegenstanders er zich grondig
mee bezighouden, hoe de economische be
trekkingen der volkeren zich na den oorlog
zullen ontwikkelen. Zij willen een einde
maken aan de vrijheid van de wereldmarkt
of die althans zoo begrenzen, dat hunne han
delspolitiek daardoor bijzondere voordeelen
geniet. De vreedzame concurentie op de
wereldmarkt, die bepaald wordt door de
economische ontwikkeling, zal moeten plaats
maken voor de heerschappij van een volke-
rensyndicaat. Ook bij ons wordt veel gespro
ken van de toekomstige economische ontwik
keling. Wij zoeken naar den besten weg, om
onze binnenlandsche economie stevig en
krachtig te maken in den strijd tegen buiten-
lansche aanvallen. In de Engelsehe en Ame
rikaansche couranten vinden wij daarentegen
steeds weer uitlatingen, die gericht zijn tegen
de Duitsche concurentie. Het moedige streven
en het doelbewuste optreden van de Duitsche
volkshuishouding woidt met afgunst bespro
ken en de moraal is meestal: Thans is het
oogenblik daar, om de Duitsche concurentie
te vernietigen. Al deze voorstellen, die voor
geene gewelddaad, geen rechtsbreuk en geen
diefstal, ter bestrijding van de zoogehaatte
Duitsche economische kracht, terugschrikken,
zijn voor ons de moeite waard, om in het
oog te houden. Wij kunnen tegenover deze
aanvallen, thans, nu wij van de wereldmarkt
zijn afgesloten, niet direct optreden. Maar
wij kunnen onze economische krachten stalen
voor den komenden strijd. Tegenover de
groote, tot dusverre nog eensgezinde,
krachtsinspanning onzer vijanden, blijft steeds
de open vraag bestaan, of wij niet door de
geheele richting van onze economische poli
tiek, door ingrijpende en misschien wettelijke
maatregelen van den Staat, onze mogelijk
heden in den econimischen strijd moeten
verhoogen. Als dreigend spook staat achter
alle overwegingen de vrees voor eene te
groote afhankelijkheid va» het buitenland.
Deze opvattingen zijn echter in strijd met
een lange geschiedkundige ontwikkeling en
men moet daarom trachten, het erover eens
te worden, hoever men eene dergelijke vrees
kan laten gelden. Volkshuishoudingen die
geheel opzichzclf kunnen staan, bestaan in
het geheel niet meer: Naast-de bijzondere
economische geest, die de volkerensychologie
moet trachten te beoordeelen, zijn bij alle
volkeren nog eigenschappen waar te nemen,
die eng met hunne grondstofvoorziening te-
zamenhangen.
De economische geest brengt de volkeren
tot verschillende vormen van uitdrukkingen
werkzaamheden en doet begrippen ontstaan,
zooals renteniersstaat, handelsstaat en land-
bouwstaat. Duitschland heeft in ieder geval
het recht aan zijne zijde, dat het verkregen
heeft door de jonge kracht zijner economische
ontwikkeling. Een recht, dat onze vijanden
niet willen erkennen. Zij vatten het als eene
bedreiging op, dat wij eene economische ont
wikkeling, waarvoor zij meer dan eene eeuw
noodig hadden, in enkele tientallen van jaren
doormaakten en gereed waren, in dit tempo
verder naar boven'te stijgen.
Wij hebben deze afgunst op onzen econo-
mischen vooruitgang in andere landen niet
gekend. Daarentegen hebjben wij ons steeds
met het vraagstuk bezig gehouden, of onze
voorziening met grondstoffen voldoende was,
om onze positie als groote mogendheid te
verzekeren. De ervaring heeft geleerd, dat de
technische industrieele ontwikkeling licht kan
geschieden ten koste van enkele noodzakelijke
takken van bedrijf. Het resultaat hiervan is
steeds afhankelijkheid van het buitenland. Bij
den landbouw is dit gevaar het grootst. Bij
ons is het door eene politiek, die naar thans
gebleken is, in principe juist geweest is, ver
meden geworden. Engeland heeft onafhanke
lijkheid van zijn landbouw reeds lang opge
geven en is er eerst gedurende den oorlog
aan herinnerd, hoezeer zijne positie als groote
mogendheid daardoor in gevaar gebracht is.
Het doelbewuste agrarische program van
Lloyd George poogt deze fout weer goed te
maken, maar het is duidelijk, dat Engeland,
hetwelk meent op het toppunt van zijn roem
en heerlijkheid te staan, op het oogenblik
dusdanig afhankelijk is van de grondstoffen-
markt der Vereentgde Staten, dat het nooit
met Amerika zou kunnen oorlogvoeren: De
voldoende voorziening met grondstoffen is
de belangrijkste eisch, dien wij aan eene ont
wikkelde volkshuishouding moeten stellen.
Hierbij is de eerste vereischte, dat die stoffen,
welke zij niet kunnen bewaren en waarvan
men dus niet jarenlang voorraden hebben kan,
in het land zelf worden geproduceerd. Het
landbedrijf moet de levensmiddelen kun
nen leveren. Voor nijverheid en verkeer moe
ten de kolen aanwezig zijn. Den staat, die geene,
eigen kolen heeft, is steeds aan zjjne kolen-
leveranciers afhankelijk. Duitschland voldoet,
naar men weet, aan deze eischen. Deze over
wegingen kunnen tenslotte tot de vraag
voerenIs het juister met alle middelen naar
economische onafhankelijkheid te streven of
moeten wij er als te voren ongestoord naar
streven de wereldmarkt van onze producten
te voorzien Maar wat wordt er van ons,
wanneer men de wereldmarkt voor ons sluit
of men onze concurentie door haat en ver
bittering in hoóge mate bemoeilijkt? Wij
moeten in de eerste plaats bedenken, dat de
economische zelfgenoegzaamheid geen doel
wit voor ons economisch streven kan zijn.
Reeds in het jaar 1902 heeft professor Pohle
gepoogd, de wet van een natuurlijken ruil
handel, ingang te doen vinden en het denkbeeld
verdedigd grondstoffen tegen grondstoffen
en industrieele producten tegen industrieele
producten te ruilen. Zulk een warenverkeer
moet het voordeel hebben, dat de afhanke
lijkheid der verschillende landen steeds ten
minste aan weerskanten bestaan moet. Duitsch
land laat zich ook niet van de wereldmarkt
afdringen. In de eerste plaats, omdat wij
grondstoffen hebben, die het buitenland noo
dig heeft. Wij verkeeren zelfs in de benijdens
waardige positie in ons kalibezit een wereld
monopolie te hebben. Onze vijanden kunnen
ons niet economisch vernietigen, omdat zij
ons onze produceerende krachten niet kunnen
ontnemen. De Duitsche uitvindingen, die ge
durende den oorlog in de plaats getreden
zijn van de stikstofmeststof, zoodat wij thans
niet alleen genoeg voor onze eigen behoef
ten vervaardigen kunnen, maar ook na den
oorlog in behoeften van vreemde staten kun
nen'voorzien, die, welke den rubber vervan
gen hebben en die den eersten stoot gaven
tot vele andere belangrijke nieuwigheden,
herinneren er ons aan, dat de onafhankelijk
heid van een staat niet alleen van uiterlijke
voorwaarden afhankelijk is. Eene zekere on-
verwrikbare economie, crisis en handels-
oorlogen niet vermogen duurzaam te ver
zwakken, moet de grondsteen zijn voor de
positie van een machtigen staat op de wereld
markt. De oorlog was hierin voor ons een
leermeester en eene waarschuwing. Het sterke
vertrouwen, dat onze krachtige en zelfbewuste
volkseconomie inboezemt, wordt treffend
aangevuld door datgene, wat men reeds thans
heeft kunnen waarnemen over de resultaten
en het succes der vijandelijke economische
maatregelen voor den tijd na den oorlog. De
besluiten der Vijandelijke staten op de eco-
mische conferentie te Parijs hadden in de
eerste plaats betrekking op de economische
oorlogvoering. Deze besluiten hadden slechts
de beteekenis van voorloopige besprekingen.
Hunne geldigheid was afhankelijk van de
aanneming en uitvoering door de verschillende
regeeringen. Deze aanneming is echter tot
op heden nog niet door allen geschied. Italië
heeft openlijk verklaard, dat het zich slechts
door de oorlogsmaatregelen gebonden achtte
en voor later geheel de vrije hand wenschte
te behouden. Ook Rusland heeft geene bin
dende verklaring afgelegd. Russische couran
ten hebben er dikwijls op gewezen, dat eene
economische afsluiting van de Centralen voor
Rusland eene onmogelijkheid is. Het Engelsehe
spel is er in geen geval in aanhangerfal op
vooruit gegaan. Japan heeft weliswaar zoo
hoffelijk en bereidwillig mogelijk zijne instem
ming met alle besluiten betoogd, maar tegelijk
de reserve gemaakt, dat het de vrijheid,
beslissingen te nemen, ook wanneer deze in
strijd mochten zijn met de besluiten, niet
opgaf. Hoe weinig de geheele toestand zich
ten gunste vafi de politieke doeleinden van de
Engelsehe handelsheerschappij ontwikkeld
heeft, dat heeft de economische conferentie
van Mei 1917, die vrijwel als eene nachtkaars
is uitgegaan, aangetoond. Hei sterke program
is thans gebroken. De duikbootenoorlog heeft
de economische zorgen onzer tegenstanders
nog vermeerderd en zoo duidelijk mogelijk
aan het licht gebracht, dat ieder der econo
mische machten, die zoo gaarne tot onder
handelingen bereid waren, in geval van nood
toch steeds in de eerste plaats aan zichzelf
dacht. Rusland was op deze conferentie in
het geheel niet meer vertegenwoordigd. De
vrees, dat wij voor goed van de wereld
markt zullen zijn afgesloten, lijkt na al het
voorafgaanne, tamelijk denkbeeldig. De na
tuurlijke verschillen tusschen de landen, de
eigenaardigheden van iedere volkshuishouding
bepalen de richting en den omvang van den
handel beter en vaster dan de gladste han
digheid eener heerschzuchtige diplomatie.
VERSPREIDE BERICHTEN.
De Schweizer Wachter schrijft:
Het fis een hatelijk en treurig woord dat
Churchil dezer dagen te Dundee schijnt ge
zegd te hebben, nl. dat het Engelsehe minis
terie ook onder de meest verzoenende voor
waarden geen vrede met Duitschland zal
sluiten, voor Duitschlands wereldhandel van
alle ontwikkeling is beroofd, al moest het ook
nog jaren duren en moesten onzijdige landen
nog worden gedwongen zich tegen Duitsch
land te verklaren. Is dat het besluit van de
Parijsche conferentie
Hoe kan dat de democratie voor alle landen,
de vrijheid der volken, de verlossing van de
verdrukten, de eerbiediging van de menschen-
rechten zijn? Is het niet genoeg, dat er nu
reeds 50 millioen mannen aan den gruwza-
men volkerenmoord meedoen
Niet genoeg, dat er bijna 10 millioen doo
den zijn, 24 millioen verminkten, 4'/j millioen
gevangenen, millioen weduwen en weezen en
treurende gezinnen zijn Onmetelijke schade
aan eigendommen, honger en ellende van al
lerlei aard en 538 milliard frank, die de oorlog
reeds aan baar geld heeft gekost?
Naar aan de Frf. Ztg. uit Genève wordt
geseind, melden de Fransche Bladen uit Pe
tersburg dat de Grootvorsten Nicholas Mi-
chaelowitsj en Paul Alexandrowitsj uit naam
der familie Romanoff aan den voorzitter der
Voorbereidende Commissie voor dealgemeene
verkiezingen, een schrijven hebben gericht,
waarin tegen de uitsluiting van het kiesrecht
der leden van den voormaligen Tsarenfamilie
geprotesteerd.'De Ex-Tsaar heeft ditprptest
eigenhandig onderteekend.
In de „Paris-Midi" schrijft Maurice de Wa-
lesse o.a. het navolgende: „Duitschland kan
in de toekomst slechts dan als werkelijk ver
zwakt beschouwd worden, indien in het
vredesverdrag bereikt wordt dat het van twee
kanten in een tang wordt gekneld, waarvan
de armen Frankrijk en Polen zijn. Polen moet
zich tot aan de zee en Frankrijk tot aan den
Rijnoever uitstrekken, opdat de beide armen
der tang de noodige kracht zullen hebben. Zoo
lang de Tsaar in Rusland nog de teugels van
het bewind voerde, mochten wij onze mee
ning, die wij reeds lang waren toegedaan,
niet uitspreken. Thkns echter moeten wij er
luide voor uitkomen."
Naar de „Daily Express" mededeelt, is de
opslagplaats voor bommen te Blackdown-
camp, tusschen Aldershot en Camberley in
de lucht gevlogen. Verscheidene soldaten wer
den zwaar gewond. De schok'die de ontplof
fing veroorzaakte, werd op een afstand van
vele mijlen waargenomen. In den omtrek
sprongen tal van vensters. De oorzaak der
ontploffing is onbekend.
Naar aan de „Köln. Ztg." van de Zwitser-
sche grens geseind wordt, deelt „L'Homme
Enchané" mede, dat Zaterdagavond te Parijs
het gerucht de ronde deed, dat minister Malvy
ma
if '■j'Hii'aiBfr'ii-