"I
nsburg
Zaterdag 19" Mei 1917.
328t6 Jaargang N°. 2286
voor de Zufdliollandsclte en Zeeuwsche Eilanden.
Tweede Blad
I
li® ©trtog.
Antirevo lutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
Twee Bladen.
jHAN
icht 1738.
)EIM
buitenland.
73175
leer
ikstr. 5
res.
Drogist.
'E en
m
IBRIEK
ijfskracht
STIGD
raat
nNo.4045
en.
ien op elke
irksland.
inplaats van
ELHARN1S,
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag,
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Coat bij vooruitbetaling.
Buitenland bij TOOrnitbetaling f 4,50 per jaar
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
W. BOEKHOVEN Zonen,
SOMMELSDIJK.
AdvertemtiSn 12V2 oentper regel, Keelages 25 par regel.
Boekaankondiging Cent per regel.
Bienfltaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatsing.
I Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij baaia»?
I Advertentiën worden ingewaoht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan «Ie Uitgever s
Dit nnmmer bestaat uit
0FFICIËEL GEDEELTE.
IETBAKKERIJ.
voetsluis.
,dres voor
e bruidsui-
id, De Jong
chocolaad,
nder naam
anijsbrok-
an 2 voor 1
ssentjeg en
ïn Vi cents
lurreèrend.
f
Uit de Pers.
tolweg, (Mdora.
'ranco.
•JUFACTUREN
Concureerende
10595
AN BEVOLEN.
HAEMATO-
)B1N, PERTU-
I, EXPELLER,
>ILLEN, VET-
(Bassie)TEER-
zijn nu heden
IDDELHARN1S.
10461
DIRKSLAND.
GOUD- en ZIL-
OGES, KLOK-
WEKKERS enz.
Gouden- en Zil-
urwerken tegen
ende prijzen. -
AN BEVOLEN
onderdag
10458
UITGEVERS
Vdetoon litereow. Mo. 3.
rten Werk- en
10668
uibevelend.
10591
ÏKOEKJES.
;ebak]es.
LANDSTORM-KEURING.
Jaarklassen 1905 en 1904.
De Burgemeester van Sommelsdijk brengt
ter algemeene kennis, dat de ingeschrevenen
.voor den landstorm der jaarklassen 1905 en
M904 gelegenheid hebben zich aan een keu
ring te onderwerpen bij den keuringsraad,
die zitting houdt te Middelharnis in de Am
bachtsschool op Vrijdag 8 Juni 1917,'s voor
middags 9 uur.
(Zie verder aanplakbord.)
Sommelsdijk, 15 Mei 1917.
De Burgemeester voornoemd,
BOUMAN.
WAARSCHUWING.
Keuring van ingeschrevenen voor de militie
en voor den landstorm.
De Burgemeester van Sommelsdijk waar
schuwt de ingeschrevenen voor de militie
en voor den landstorm, zich er voor te wach
ten, zich met tusschenpersonen in verbinding
te stellen om voor den dienst afgekeurd te
worden, omdat, indien zij inderdaad onge
schikt zijn, de afkeuring ook zonder detus-
schenkomst van die personen zou plaats
hebben.
Nadrukkelijk wordt de aandacht gevestigd
op artikel 206 van het Wetboek van Straf
recht, onder meer inhoudende:
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren wordt gestraft:
le. hij, die zich opzettelijk voor dep dienst
bij de militie ongeschikt maakt of Iaat ma
ken
2e. hij, die een ander op diens verzoek
opzettelijk voor den dienst ongeschikt maakt.
indien in het laatste geval het feit den
dood tengevolge heeft, wordt gevangenisstraf
van ten hoogste zes jaren opgelegd.
Sommelsdijk, 15 Mei 1917.
De Burgemeester voornoemd,
BOUMAN.
Kippenhokken
id (boven de 10
s), aan alle sta»-
and Overflakkee
12462
Kogelfleschjes
Gemberbier
lanas en andere
ndere artikelen
10666
:n modellen.
EUZE.
Onze geldvoorraad.
Amerika is niet alleen door den oorlog
finantieele geducht vooruitgegaan. Ook ons
land. Het is hier opgehooptde goudstroom
vloeide ook naar hier. In Maart 1916 was on-
ze goudvoorraad tot 501 millioen gulden
gestegen.
Nederland staat, wat zijn goudvoorraad
betreft, boven andere landen, zooals onder
staand staatje, dat we aan De Rotterdammer
ontleenen, duidelijk aantoont.
De goud voorraad per hoofd der bevolking
in guldens verhoud zich in de voornaamste
Europeesche landen aldus:
Rusland per hoofd 11 guldens.
Denemarken 12
'talie 14
Noorwegen 19
Duitschland 21
Engeland 22
Spanje 22
Zwitserland 30
Zweden 36
Frankrijk 60
Nederland - 83
Nu stelt het blad de vraag of ons land
om zijn enormen geldvoorraad gelukkig te
prijzen is, en het beantwoordt die vraag ont
kennend.
Hoe komen we aan al dat goud
De beduidendste factor nu moet worden
gêzocht in den enormen uitvoer van onze
producten, waartegenover hetgeen ons uit
den vreemde bereikt bij lange na niet op
weegt. Voor onze producten, van landbouw
en veeteelt, voor onze verdwijnende voor
raden, voor onze vruchten en fabrikaten, on
zen veestapel en onze schepen ontvangen
wij in hoofdzaak goud.
Dat is niet onvoorwaardelijk een zegen te
achten.
Bekend is de vergelijking, die Adam
Smith trekt tusschen den geldvoorraad van
een volk en het deel van den vaderland-
schen bodem, dat voor wegen wordt ge
bezigd. Beide dienen verkeersbelangen en
beide onttrekken een deel van 't volksver
mogen aan de eigenlijke productie. Gelijk
nu degeen, die een te groot deel van den
bodem voor weg bestemt, verkwistend
handelt, drijft ook een volk, dat meergeld
beschikbaar heeft, dan voor een goed in
gericht betalingswezen noodzakelijk is,
schadelijk luxe.
De sterke opeenhooping van goud wijst
op een gedeeltelijk ongebruikt blijven van
onze productieve krachten, en daarin steekt
geen voordeel.
Evenmin bestaat reden voor ongetem
perd gejuich, indien nader wordt ontleed
het hoofdmotief, dat onze geldvermeerde-
ring verklaart.
Het onvruchtbare goud kwam door stij
gende uitvoer. In dien uitvoer van indus-
trieele producten, van landbouwvoortbreng-
selen vooral schuilt echter, zooveel kunst
matigs, dat de meer optimistisch gezinde
zekere bekommering niet kan onderdrukken.
Ongebreidelde winzucht deed ons vaste
afnemers voorbijgaan en nieuwe, hooger
biedende klanten zoeken. Straks na den
oorlog laten deze nieuwe klanten ons in
den steekónze oude afnemers hebben wij
van ons vervreemd en zoo staat een ont
wrichting van onzen exporthandel, in zui
velproducten niet het minst te wachten.
Abnormale geldruimte werkt voorts dob
bel en speculatiezucht in de handeen blik
op den toestand van de effectenbeurs geeft
vermoeden van ongezonden zwendel. Bewa
ring van ons bedrijfsleven, zoo besluit het
blad, voor een koortsachtige opwinding, is
een der eerste voorwaarden wier vervulling
kan voorkomen, dat oorlogSH>/nsf in oorlogs-
vloek verkeert.
Ons voedsel.
Er is overvloed van geld in ons land en
tóch x.
De Zeeuwsche briefschrijver schreef er Van
„Kort geleden sprak ik iemand, die er een
brandkast op na houdt en er „heel warmp
jes" in zit, zooals men dat wel uitdrukt.
Maar wat was het geval Hij mocht er
dan nog zoo „warmpjes" in zitten, in 't
geld namelijk, hij kon nu vooral zijn goud
en papieren geen mud kolen, geen half mud
zelfs koopen, om de eenvoudige reden,
dat er geen kolen te koop waren. Wat heb
ik nu aan mijn geld, zoo vroeg hij zich
af! ik kan toch geen geld stoken?
Wie weet, of het straks niet nog zoo
ver komt, dat er voor al ons lieve geld
ook geen brood meer verkrijgbaar is.
En je kunt toch je geld niet eten
Die man sprak eenvoudige waarheden,
waarheden als koeien zouden we zeggen.
Maar die we nooit zóó gekend en gevoeld
hebben als in deze dagen. Zulke woorden
komen nu als^ schrikkelijke waarheden ons
met ontzetting vervullen. Dus we zijn er
nog niet, als we veel geld bezitten. Je wist
het al lang, maar het komt nu in andere
gedaante op ons af! En ik dacht aan zoo
vele „oorlogswinstmakers"als ze nu eens
niet anders hadden dan geld, en er was
geen doen aan om de noodzakelijke levens
middelen te bekomen, wat dan? Zouden
ze dan nog niet bij een vollen geldbuidel
kunnen omkomen van gebrek."
Juist als de woestijnreiziger, die van ge
brek omkwam naast zijn met goud beladen
kameel.
Men gaat in Engeland zoover met het aan
wenden van de uithongeringsmethode, dat
men zelfs een geheel neutraal land als het
onze, er door dwingen wil, om Engeland in
zijn militaire positie te steunen en daaren
tegen Duitschland er onder te krijgen. Men
weet hoe tal van schepen, die met regeerings-
graan uit Amerika naar Rotterdam op weg
waren, geheel willekeurig in de Engelsche
havens worden vastgehouden, en dat de vast-
ankering van deze schepen een enkele maal
zoover gaat, dat het opgepakte meel in liet
scheepsruim aan bederf onderhevig wordt.
De plaat van Braakensiek geeft de toestand
juist weer.
De zorg klopt aan de deur eener woning,
waar binnen Nederland gehuisvest is.
Men sust zich daarbij nog in slaap, door
te meenen, dat nu ja, dezen zomer dan nog
een bange strijd zal worden gestreden, maar
dat het dan ook onherroepelijk uit zal zijn
en de vrede in 't land komt.
Maar wie staat er voor in, dat dit zoo zijn
zal?
Als de Entente niet volkomen overwint
èn wie gelooft in vollen ernst aan zulk een
afdoende overwinning? en Duitschland
buigt 't hoofd niet, wie zegt dan, dat we niet
een nieuw oorlogsjaar zullen ingaan
En hoe moet het dan op den duur komen
met de noodige toevoer van levensmiddelen,
brand- en grondstoffen, enz.
Daarom mogen we de waarschuwing in
de Groene van Prof. van Hamel tegen zor
geloosheid bij 't verbruik onzer voorraden
van levensmiddelen, en grondstoffen wel ter
harte nemen.
De nood van de laatste dagen heft reeds
waarschuwend den gekromden vinger op.
Het vooruitzicht van de komende maanden
spreekt, zoo het kan nog ernstiger.
De geheeie samenleving zal zich moeten
organiseeren, om zoo zuinig mogelijk te
verbruiken.
Er moet pijnlijk naar gestreefd, dat de
voorradenen wat er binnen komtzoo lang
mogelijk reiken.
Er moet ook gezorgd, dat zooveel mogelijk
het belang van alle gezinnen gelijkelijk ge
waarborgd wordt.
Alleen door zeer krachtig doorgevoerde
spaarzaamheid, en door het gezamenlijk
nauwgezette streven, om al wat bruikbaar
is, tot zijn bestemming te doen komen;
ook door de voortbrenging voor het bin
nenlands verbruik zoo intens mogelijk op
te voeren kunnen wij ons wapenen tegen
den vijand, die aan komt sluipenhet ge
brek, het tekort.
En wat die voortbrenging voor 't binnen-
landsch gebruik aanbelangt, doet thans boer
en burger zijn best. Alleen om 't zoo intens
mogelijk ie maken, ontbreekt de meststof.
In de Maasbode komt in verband hiermee
een lezenswaard artikel voor van H. S.
Dat het vraagstuk der meststoffen thans
zoozeer nijpt is ook een gevolg van onze
vroegere gewoonten van verspilling en
ver doorgevoerde weelde.
De schrijver zet dat dan nader uiteen:
In de groote steden heeft men, tot zelfs
in de eenvoudigste woning het afvoeren
der faecaliën zoo hijgienisch weelderig
geregeld, dat wij, nu het gevaar dreigt,
dat de aanvoer van kunstmeststoffen ge
heel zal worden stopgezet, niet in staat
zullen zijn op onzen eigen bodem, die bij
behoorlijke bemesting van nature zoo tot
voortbrenging van levensmiddelen geschikt
is, voldoende producten te telen om de
eigen bevolking des lands behoorlijk te
voeden.
Met laakbare luchthartigheid zijn wij
voortgegaan in deze oorlogsjaren een mil-
lioenen waarde aan meststoffen naar zee
te spoelen en tegelijkertijd hebben wij
onze, toch reeds zoo beperkte scheepsruimte
voor een deel in beslag genomen voor
den aanvoer van kunstmeststoffen die wij
in ruil van ons kostbaar goud in verafge
legen landen hebben aangekocht.
Onze chemische industrie is met finan-
tieelen en moreelen steun geleid in een
richting, waardoor ons land zich onafhan
kelijk zou kunnen maken van het buiten
land. Onze technische industrieën zijn ge
holpen door het nationale kapitaal, tot een
hoogen trap van ontwikkeling gebracht
sinds het uitbarsten van den oorlog.
Hemel en aarde wordt bewogen om de
landbouwers aan te zetten tot intensieve
bebouwing van hunne akkersin enkele
dagbladen vindt men een nieuwe rubriek
„Het verbouwen van voedingsgewassen",
waarin melding gemaakt wordt van wat
gemeentebesturen en particulieren doen
tot bevordering van de teelt van levens
middelen, maar wanneer het gaat om, wat
meer in cassi» zou mogen noemen de ze
nuw van den oorlog nl. de meststoffen,
dan staart men zich blind in de verte om
te zien of uit de eene of andere Engelsche
haven niet een schip met kunstmest wordt
vrijgelaten en gaat tegelijkertijd dag aan
dag voort met voor milloenen guldens mest
stoffen, die in het eigen land voor het op
scheppen liggen, naar zee te spoelen.
Mogen de faecaliën van onze groote steden
niet in alle opzichten de kunstmeststoffen
kunnen vervangen, dat zij van groote be-
teekenis zijn kan niet worden tegengespro
ken
Uit cijfers ons verstrekt door den Reini
gingsdienst eener provinciestad, waar het
tonnenstelsel nog bestaat, blijkt, dat per
jaar en per gezin gemiddeld 25 H.L. faec-
caliën worden verzameld. Vóór den oor
log werd deze mest per H.L. vlot verkocht
voor 26 cent, terwijl thans grif 60 cent per
H.L. wordt betaald. In ronde cijfers uitge
drukt valt daaruit af te leiden, dat de ge
meente Rotterdam jaarlijks voor ander
half millioen gulden faecaliën naar zee
spoelt en de hoofdstad des lands voor
bijna 2 millioen gulden en dat, terwijl de
landbouw steen en been klaagt over het
gebrek aan mestoffen.
De schrijver besluit met er op aan te drin
gen dat naar een middel worde gezocht, om
wat nu verloren gaat, met inachtneming van
He eischen der hijgiené te verzamelen, en
aan te wenden tot bemesting van onzen
bodem.
DE TOESTAND.
Op het Westfront zit de zaak zoo vast als
een muur. Aanvallen of tegenaanvallen hel
pen niet meer om de wederzijdsche vijande
lijke linie te breken of liever door zoo'n
drukmethode terug te dringen. De geweldig
ste krachtsinspanning brengt niet de minste
wijziging, 't Begin van het jaar werd gehoopt
op iets geweldigs en ontzettendst in de hoop,
dat het tot een beslissing mocht leiden. Maar
het is alles tevergeefs geweest. Lloyd George
heeft nogmaals eigen kracht overschat, de
vijandelijke kracht was niet te breken, hoe
ook de artillerie en munitie was opgehoopt,
welk een opoffering de Engelsche troepen
zich ook getroosten, de toestand blijft de
zelfde. Scherp wordt dit geillustreerd door
het feit, dat het miliioenenleger der Engel-
schen nu al tien dagen vecht in dezelfde
straatjes van Bulleecourt en dat vier dagen
stormloopen eindelijk de puinhoopen van een
30-tal huizen van Roeux in hun handen bracht.
Wordt hierdoor niet de afmatting bewezen,
van een door bloedverlies verzwakt leger
Of noemt men dat successen in zoo'n reu-
zensiag
Dagelijks verschijnen opwekkende artike
len in de Engelsche bladen om het publiek
op te monteren; de correspondenten putten
zleh uit in het vinden van nieuwe verkla
ringen, waarom het Engelsche leger niet
vordert. Het minste is, dat generaal Haig
heelemaal niet van plan is succes te behalen,
maar alleen den vijand nopen wil zijn kracht
te verspillen, zijn reserves in te zetten en
zichzelf te vernietigen. Dat is een lofwaardig
doel, maar om dat te'bereiken, moet zijn
eigen leger kostbare aanvallen ondernemen.
Het praatje, dat de Engelschen dat veilig
kunnen doen, zonder noemenswaardige ver
liezen te lijden, is te zot om los te loopen.
En daarom loopt het ook vast. In het tijdvak
van 9 April tot 9 Mei, dus in een maand
tijds, bedroegen de verliezen der geallieerden
over de 400,000 man, dat is het dubbele van
de bloedigste maanden in den Somme-slag.
En de gevolgen zijn dan ook merkbaar in
steeds minder resultaat.
Onverklaarbaar is het, hoe zelfs militaire
overzichters in ons land het praatje van de
Engelsche correspondenten gedachteloos ver-
der-vertellen. Want op hetzelfde oogenblik,
dat die verhaaltjes in het Nederiandsch ge
drukt worden, eischt de Engelsche regeering
het oproepen van de mannen van 40—50
jaarEen scherpere logenstraffing van de
geringe-vertiezen-Ieugen is wel niet denk
baar.
De Zwitsersche militaire criticus Stegeman
beoordeelt den toestand in het Westen aldus:
„De geweldige stormloopen der Engelsch-
Fransche legertroepen zijn echter op den
Noordelijken en Zuidelijken vleugel van den
aanvaller een massa-slag geworden, zonder
dat de toestand zich er feitelijk verder door
heeft ontwikkeld.
Het moet er intusschen worden gezegd,
dat de Engelsch-Fransche legerleiding dit
maal in zooverre samenwerking heeft weten
te verkrijgen, dat hunne militaire onderne
mingen althans in overeenstemming met el
kaar waren. Dit wijst op den vasten wil het
eenmaal aangevangen offensief door te zet
ten, in de verwachting de Duitsche verdedi
ging door herhaalde stooten uit te putten,
en zoodoende de muur van den Duitschen
tegenstand in puin te zien storten. De veer
kracht van' het Duitsche defensief, dat over
eene groote ruimte van bewegen beschikt,
maakt dit echter onmogelijk, tenzij de re
serves -van den verdediger vroeger mochten
zijn uitgeput dan de reserves van den aan
valler. Dit laatste zou echter in strjjd zijn
met alle tot dusver opgedane ervaringen. De
vijfde Engelsche en de derde Fransche door-
braakspoging ook wel drukoffensief geheeten
blijven niettemin in het vooruitzicht; zij
zijn vrijwel onvermijdelijk aangezien de aan
valler onder den strategischen dwang handelt,
die door de bedreiging zijner overzeesche
verbindingen op hem wordt uitgeoefend,
Engeland, dat rekening heeft te houden met
het feit, dat de beschikbare scheepsruimte
alleen reeds gedurende April j.l. met een
millioen ton verminderd is, gevoelt zich niet
alleen in staat het initiatief te land te hand
haven, doch het mag daartoe zelfs voor
geen offer terugschrikken. In deze omstandig
heid ligt de sleutel voor een klaar begrip
van den toestand.".
Volgens de laatste slagberichten hebben
de Engelschen Roeux nu heelemaal bezet.
Na precies een maind onophoudelijk vechten
VERSPREIDE BERICHTEN.
Walgelijk.
Een teekenend staaltje, hoe de Engelschen
er op uit zijn haat te kweeken en voor geen
ergerlijke laster terug schrikken, geeft een
voorval in het Engelsche parlement. Volgens
de „Times" van 1 Mei j.l. vroeg ae afge
vaardigde M'Neill, of het gouvernement stap
pen wilde doen om in Egypte en Indië zoo
veel mogelijk bekend te maken, dat de Duit-
schers de lijken hunner soldaten en die hun
ner vijanden gebruiken als voedsel voor de
zwijnen, (as food for swine). Zijn zulke En
gelsche handelwijzen niet walgelijk?
Een heldhaftige verdediging.
Aan eene beschrijving van den strijd bij
het dorpje Loivre tijdens het jongste offen
sief der Franschen van de hand van den cor
respondent der Frf. Ztg. op het Westelijk
oorlogstooneel, wordt het navolgende ont
leend
„Alarm! Daar komen de Franschen met
hunne blauwe en geel-groene mantels reeds
van achter den spoorwegen uit Vermericourt
aanstormen. Ter zijde van het Marnekanaal
dringen zij in dichte massa's op. Oogenblik-
keiijk hebben zij de mijningang bezet, de
handgranaten suizen door de lucht. Een wilde
strijd ontwikkeld zich. Geschreeuw, gesteun...!
De Franschen roepen in het Duitsch„Geeft
u over!" Een klein troepje wordt gevangen
genomen, nadat de laatste patroon was ver
schoten. De vijand heeft den aanval meteen
bijna voorgeschreven snelheid uitgevoerd. De
'bataillonsstaf, die aan den spoordijk, in de
nabijheid van het station en de boerderij
Loivre ligt, en die over dertig geweren be
schikt, opent onverwijld het vuur in de Noor
delijke en Westelijke richting, vanwaar de
vijand, die een geheel bataillon sterk was,
nadert. SnelvuurDé vijand aarzelt even.
Een korte verademing I Dan worden de ma
chine-geweren in stelling gebracht, de vijand
beschikt bovendien over granaatgeweren, en
langzaam nadert hij het troepje getrouwen.
Dit is intusschen door verliezen nog kleiner
geworden; een officier met acht man, die
den toegang tot een loopgraaf naarBrimont
versperren, verdedigen tot op den laatsten
man het bedreigde punt. Hunne doodsver
achting ontneemt den vijand den moed om
verder nog iets tegen deze loopgraaf te on
dernemen. Intusschen is het overschot der
kleine heldenschaar van het station en de
boerderij naar het Zuiden teruggedrongen.
Daar bij den „Brandenburger Tor" houden
zij den strijd drie uren lang vol, zonder eenige
dekking, met als eenig wapen het geweer
en wat handgranaten. Niettegenstaande zijn
overmacht bezit de vijand den moed niet het
troepje dapperen tot op minder dan vijftig
meter afstands te naderen. Eindelijk is de
munitie uitgeput. De majoor, zijn adjudant
en een paar manschappen zijn nog overge
bleven, en trekken zich in de verdekte schuil
plaats van het bataillon terug.
De adjudant heeft.nog drie kogels in zijn
revolver, en hij besluit met een „Feldwebel"
naar Brimont door te breken. Bereids hebben
de Franschen een der drie uitgangen bezet,
en maken zij zich op om verder door- te
dringen. De adjudant stormt naar buiten, de
Feldwebel achter hem aan, een Fransch sol
daat wordt over hoop geschoten. Nu kruipen
zij door de puinhoopen der barakken verder,
tot zij een paar planken vinden, die eene
geschikte dekking vormen. Wat nu Het is
een heldere middag en eerst één uur. De
nacht dient te worden afgewacht. Wat duren
de uren lang, en hoe wordt de zomertijd ver-
wénscht! Eindelijk begint de schemering te
vallen, doch tegelijk wagen de Franschen
zich op het terrein, om deserteurs op te
sporen. Gelukkig worden de Duitschers niet
opgemerkt, ofschoon de vijand bijna over
de planken, waaronder zij zich verborgen,
houden, struikelt. Daar beginnen de Duitsche
Morsergranaten het terrein zoowaar te be
werken. Pats Een balk vliegt krakend in de
lucht, en komt heel onzacht op 'het been van
den adjudant terecht. Uitgehongerd, dorstig,
vermoeid, en dan nog een stijf been
hoe zat dat afloopen? Maar het loopt goed
afNa goed pitgezjen te hebben, wagen zij
de gevaarlijke tocht. Met snelle sprongen
van honderd meter leggen zij in den loop
pas den 1500 Meter lange weg, die geene"
beschutting biedt, af. Reeds hebben de Fran
schen hen bemerkt, en openen een hevig vuur.
En behouden komt de adjudant met de Feld
webel ten slotte bij de eigen troepen aan.
Majoor Moraht overden algemtenen toestand
De bekende militaire medewerker van de
Deutsche Tageszeitung Majoor Morahtschrpft
het navolgende over den algemeenen toestand
op de verschillende fronten: „Een slag, die
in de oorlogen der laatste decennia vaak over
het welslagen van een geheel veldtochtplan