"I nsburg Zaterdag 19" Mei 1917. 328t6 Jaargang N°. 2286 voor de Zufdliollandsclte en Zeeuwsche Eilanden. Tweede Blad I li® ©trtog. Antirevo lutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES Twee Bladen. jHAN icht 1738. )EIM buitenland. 73175 leer ikstr. 5 res. Drogist. 'E en m IBRIEK ijfskracht STIGD raat nNo.4045 en. ien op elke irksland. inplaats van ELHARN1S, Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag, Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Coat bij vooruitbetaling. Buitenland bij TOOrnitbetaling f 4,50 per jaar Afzonderlijke nummers 5 Cent. W. BOEKHOVEN Zonen, SOMMELSDIJK. AdvertemtiSn 12V2 oentper regel, Keelages 25 par regel. Boekaankondiging Cent per regel. Bienfltaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatsing. I Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij baaia»? I Advertentiën worden ingewaoht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan «Ie Uitgever s Dit nnmmer bestaat uit 0FFICIËEL GEDEELTE. IETBAKKERIJ. voetsluis. ,dres voor e bruidsui- id, De Jong chocolaad, nder naam anijsbrok- an 2 voor 1 ssentjeg en ïn Vi cents lurreèrend. f Uit de Pers. tolweg, (Mdora. 'ranco. •JUFACTUREN Concureerende 10595 AN BEVOLEN. HAEMATO- )B1N, PERTU- I, EXPELLER, >ILLEN, VET- (Bassie)TEER- zijn nu heden IDDELHARN1S. 10461 DIRKSLAND. GOUD- en ZIL- OGES, KLOK- WEKKERS enz. Gouden- en Zil- urwerken tegen ende prijzen. - AN BEVOLEN onderdag 10458 UITGEVERS Vdetoon litereow. Mo. 3. rten Werk- en 10668 uibevelend. 10591 ÏKOEKJES. ;ebak]es. LANDSTORM-KEURING. Jaarklassen 1905 en 1904. De Burgemeester van Sommelsdijk brengt ter algemeene kennis, dat de ingeschrevenen .voor den landstorm der jaarklassen 1905 en M904 gelegenheid hebben zich aan een keu ring te onderwerpen bij den keuringsraad, die zitting houdt te Middelharnis in de Am bachtsschool op Vrijdag 8 Juni 1917,'s voor middags 9 uur. (Zie verder aanplakbord.) Sommelsdijk, 15 Mei 1917. De Burgemeester voornoemd, BOUMAN. WAARSCHUWING. Keuring van ingeschrevenen voor de militie en voor den landstorm. De Burgemeester van Sommelsdijk waar schuwt de ingeschrevenen voor de militie en voor den landstorm, zich er voor te wach ten, zich met tusschenpersonen in verbinding te stellen om voor den dienst afgekeurd te worden, omdat, indien zij inderdaad onge schikt zijn, de afkeuring ook zonder detus- schenkomst van die personen zou plaats hebben. Nadrukkelijk wordt de aandacht gevestigd op artikel 206 van het Wetboek van Straf recht, onder meer inhoudende: Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft: le. hij, die zich opzettelijk voor dep dienst bij de militie ongeschikt maakt of Iaat ma ken 2e. hij, die een ander op diens verzoek opzettelijk voor den dienst ongeschikt maakt. indien in het laatste geval het feit den dood tengevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd. Sommelsdijk, 15 Mei 1917. De Burgemeester voornoemd, BOUMAN. Kippenhokken id (boven de 10 s), aan alle sta»- and Overflakkee 12462 Kogelfleschjes Gemberbier lanas en andere ndere artikelen 10666 :n modellen. EUZE. Onze geldvoorraad. Amerika is niet alleen door den oorlog finantieele geducht vooruitgegaan. Ook ons land. Het is hier opgehooptde goudstroom vloeide ook naar hier. In Maart 1916 was on- ze goudvoorraad tot 501 millioen gulden gestegen. Nederland staat, wat zijn goudvoorraad betreft, boven andere landen, zooals onder staand staatje, dat we aan De Rotterdammer ontleenen, duidelijk aantoont. De goud voorraad per hoofd der bevolking in guldens verhoud zich in de voornaamste Europeesche landen aldus: Rusland per hoofd 11 guldens. Denemarken 12 'talie 14 Noorwegen 19 Duitschland 21 Engeland 22 Spanje 22 Zwitserland 30 Zweden 36 Frankrijk 60 Nederland - 83 Nu stelt het blad de vraag of ons land om zijn enormen geldvoorraad gelukkig te prijzen is, en het beantwoordt die vraag ont kennend. Hoe komen we aan al dat goud De beduidendste factor nu moet worden gêzocht in den enormen uitvoer van onze producten, waartegenover hetgeen ons uit den vreemde bereikt bij lange na niet op weegt. Voor onze producten, van landbouw en veeteelt, voor onze verdwijnende voor raden, voor onze vruchten en fabrikaten, on zen veestapel en onze schepen ontvangen wij in hoofdzaak goud. Dat is niet onvoorwaardelijk een zegen te achten. Bekend is de vergelijking, die Adam Smith trekt tusschen den geldvoorraad van een volk en het deel van den vaderland- schen bodem, dat voor wegen wordt ge bezigd. Beide dienen verkeersbelangen en beide onttrekken een deel van 't volksver mogen aan de eigenlijke productie. Gelijk nu degeen, die een te groot deel van den bodem voor weg bestemt, verkwistend handelt, drijft ook een volk, dat meergeld beschikbaar heeft, dan voor een goed in gericht betalingswezen noodzakelijk is, schadelijk luxe. De sterke opeenhooping van goud wijst op een gedeeltelijk ongebruikt blijven van onze productieve krachten, en daarin steekt geen voordeel. Evenmin bestaat reden voor ongetem perd gejuich, indien nader wordt ontleed het hoofdmotief, dat onze geldvermeerde- ring verklaart. Het onvruchtbare goud kwam door stij gende uitvoer. In dien uitvoer van indus- trieele producten, van landbouwvoortbreng- selen vooral schuilt echter, zooveel kunst matigs, dat de meer optimistisch gezinde zekere bekommering niet kan onderdrukken. Ongebreidelde winzucht deed ons vaste afnemers voorbijgaan en nieuwe, hooger biedende klanten zoeken. Straks na den oorlog laten deze nieuwe klanten ons in den steekónze oude afnemers hebben wij van ons vervreemd en zoo staat een ont wrichting van onzen exporthandel, in zui velproducten niet het minst te wachten. Abnormale geldruimte werkt voorts dob bel en speculatiezucht in de handeen blik op den toestand van de effectenbeurs geeft vermoeden van ongezonden zwendel. Bewa ring van ons bedrijfsleven, zoo besluit het blad, voor een koortsachtige opwinding, is een der eerste voorwaarden wier vervulling kan voorkomen, dat oorlogSH>/nsf in oorlogs- vloek verkeert. Ons voedsel. Er is overvloed van geld in ons land en tóch x. De Zeeuwsche briefschrijver schreef er Van „Kort geleden sprak ik iemand, die er een brandkast op na houdt en er „heel warmp jes" in zit, zooals men dat wel uitdrukt. Maar wat was het geval Hij mocht er dan nog zoo „warmpjes" in zitten, in 't geld namelijk, hij kon nu vooral zijn goud en papieren geen mud kolen, geen half mud zelfs koopen, om de eenvoudige reden, dat er geen kolen te koop waren. Wat heb ik nu aan mijn geld, zoo vroeg hij zich af! ik kan toch geen geld stoken? Wie weet, of het straks niet nog zoo ver komt, dat er voor al ons lieve geld ook geen brood meer verkrijgbaar is. En je kunt toch je geld niet eten Die man sprak eenvoudige waarheden, waarheden als koeien zouden we zeggen. Maar die we nooit zóó gekend en gevoeld hebben als in deze dagen. Zulke woorden komen nu als^ schrikkelijke waarheden ons met ontzetting vervullen. Dus we zijn er nog niet, als we veel geld bezitten. Je wist het al lang, maar het komt nu in andere gedaante op ons af! En ik dacht aan zoo vele „oorlogswinstmakers"als ze nu eens niet anders hadden dan geld, en er was geen doen aan om de noodzakelijke levens middelen te bekomen, wat dan? Zouden ze dan nog niet bij een vollen geldbuidel kunnen omkomen van gebrek." Juist als de woestijnreiziger, die van ge brek omkwam naast zijn met goud beladen kameel. Men gaat in Engeland zoover met het aan wenden van de uithongeringsmethode, dat men zelfs een geheel neutraal land als het onze, er door dwingen wil, om Engeland in zijn militaire positie te steunen en daaren tegen Duitschland er onder te krijgen. Men weet hoe tal van schepen, die met regeerings- graan uit Amerika naar Rotterdam op weg waren, geheel willekeurig in de Engelsche havens worden vastgehouden, en dat de vast- ankering van deze schepen een enkele maal zoover gaat, dat het opgepakte meel in liet scheepsruim aan bederf onderhevig wordt. De plaat van Braakensiek geeft de toestand juist weer. De zorg klopt aan de deur eener woning, waar binnen Nederland gehuisvest is. Men sust zich daarbij nog in slaap, door te meenen, dat nu ja, dezen zomer dan nog een bange strijd zal worden gestreden, maar dat het dan ook onherroepelijk uit zal zijn en de vrede in 't land komt. Maar wie staat er voor in, dat dit zoo zijn zal? Als de Entente niet volkomen overwint èn wie gelooft in vollen ernst aan zulk een afdoende overwinning? en Duitschland buigt 't hoofd niet, wie zegt dan, dat we niet een nieuw oorlogsjaar zullen ingaan En hoe moet het dan op den duur komen met de noodige toevoer van levensmiddelen, brand- en grondstoffen, enz. Daarom mogen we de waarschuwing in de Groene van Prof. van Hamel tegen zor geloosheid bij 't verbruik onzer voorraden van levensmiddelen, en grondstoffen wel ter harte nemen. De nood van de laatste dagen heft reeds waarschuwend den gekromden vinger op. Het vooruitzicht van de komende maanden spreekt, zoo het kan nog ernstiger. De geheeie samenleving zal zich moeten organiseeren, om zoo zuinig mogelijk te verbruiken. Er moet pijnlijk naar gestreefd, dat de voorradenen wat er binnen komtzoo lang mogelijk reiken. Er moet ook gezorgd, dat zooveel mogelijk het belang van alle gezinnen gelijkelijk ge waarborgd wordt. Alleen door zeer krachtig doorgevoerde spaarzaamheid, en door het gezamenlijk nauwgezette streven, om al wat bruikbaar is, tot zijn bestemming te doen komen; ook door de voortbrenging voor het bin nenlands verbruik zoo intens mogelijk op te voeren kunnen wij ons wapenen tegen den vijand, die aan komt sluipenhet ge brek, het tekort. En wat die voortbrenging voor 't binnen- landsch gebruik aanbelangt, doet thans boer en burger zijn best. Alleen om 't zoo intens mogelijk ie maken, ontbreekt de meststof. In de Maasbode komt in verband hiermee een lezenswaard artikel voor van H. S. Dat het vraagstuk der meststoffen thans zoozeer nijpt is ook een gevolg van onze vroegere gewoonten van verspilling en ver doorgevoerde weelde. De schrijver zet dat dan nader uiteen: In de groote steden heeft men, tot zelfs in de eenvoudigste woning het afvoeren der faecaliën zoo hijgienisch weelderig geregeld, dat wij, nu het gevaar dreigt, dat de aanvoer van kunstmeststoffen ge heel zal worden stopgezet, niet in staat zullen zijn op onzen eigen bodem, die bij behoorlijke bemesting van nature zoo tot voortbrenging van levensmiddelen geschikt is, voldoende producten te telen om de eigen bevolking des lands behoorlijk te voeden. Met laakbare luchthartigheid zijn wij voortgegaan in deze oorlogsjaren een mil- lioenen waarde aan meststoffen naar zee te spoelen en tegelijkertijd hebben wij onze, toch reeds zoo beperkte scheepsruimte voor een deel in beslag genomen voor den aanvoer van kunstmeststoffen die wij in ruil van ons kostbaar goud in verafge legen landen hebben aangekocht. Onze chemische industrie is met finan- tieelen en moreelen steun geleid in een richting, waardoor ons land zich onafhan kelijk zou kunnen maken van het buiten land. Onze technische industrieën zijn ge holpen door het nationale kapitaal, tot een hoogen trap van ontwikkeling gebracht sinds het uitbarsten van den oorlog. Hemel en aarde wordt bewogen om de landbouwers aan te zetten tot intensieve bebouwing van hunne akkersin enkele dagbladen vindt men een nieuwe rubriek „Het verbouwen van voedingsgewassen", waarin melding gemaakt wordt van wat gemeentebesturen en particulieren doen tot bevordering van de teelt van levens middelen, maar wanneer het gaat om, wat meer in cassi» zou mogen noemen de ze nuw van den oorlog nl. de meststoffen, dan staart men zich blind in de verte om te zien of uit de eene of andere Engelsche haven niet een schip met kunstmest wordt vrijgelaten en gaat tegelijkertijd dag aan dag voort met voor milloenen guldens mest stoffen, die in het eigen land voor het op scheppen liggen, naar zee te spoelen. Mogen de faecaliën van onze groote steden niet in alle opzichten de kunstmeststoffen kunnen vervangen, dat zij van groote be- teekenis zijn kan niet worden tegengespro ken Uit cijfers ons verstrekt door den Reini gingsdienst eener provinciestad, waar het tonnenstelsel nog bestaat, blijkt, dat per jaar en per gezin gemiddeld 25 H.L. faec- caliën worden verzameld. Vóór den oor log werd deze mest per H.L. vlot verkocht voor 26 cent, terwijl thans grif 60 cent per H.L. wordt betaald. In ronde cijfers uitge drukt valt daaruit af te leiden, dat de ge meente Rotterdam jaarlijks voor ander half millioen gulden faecaliën naar zee spoelt en de hoofdstad des lands voor bijna 2 millioen gulden en dat, terwijl de landbouw steen en been klaagt over het gebrek aan mestoffen. De schrijver besluit met er op aan te drin gen dat naar een middel worde gezocht, om wat nu verloren gaat, met inachtneming van He eischen der hijgiené te verzamelen, en aan te wenden tot bemesting van onzen bodem. DE TOESTAND. Op het Westfront zit de zaak zoo vast als een muur. Aanvallen of tegenaanvallen hel pen niet meer om de wederzijdsche vijande lijke linie te breken of liever door zoo'n drukmethode terug te dringen. De geweldig ste krachtsinspanning brengt niet de minste wijziging, 't Begin van het jaar werd gehoopt op iets geweldigs en ontzettendst in de hoop, dat het tot een beslissing mocht leiden. Maar het is alles tevergeefs geweest. Lloyd George heeft nogmaals eigen kracht overschat, de vijandelijke kracht was niet te breken, hoe ook de artillerie en munitie was opgehoopt, welk een opoffering de Engelsche troepen zich ook getroosten, de toestand blijft de zelfde. Scherp wordt dit geillustreerd door het feit, dat het miliioenenleger der Engel- schen nu al tien dagen vecht in dezelfde straatjes van Bulleecourt en dat vier dagen stormloopen eindelijk de puinhoopen van een 30-tal huizen van Roeux in hun handen bracht. Wordt hierdoor niet de afmatting bewezen, van een door bloedverlies verzwakt leger Of noemt men dat successen in zoo'n reu- zensiag Dagelijks verschijnen opwekkende artike len in de Engelsche bladen om het publiek op te monteren; de correspondenten putten zleh uit in het vinden van nieuwe verkla ringen, waarom het Engelsche leger niet vordert. Het minste is, dat generaal Haig heelemaal niet van plan is succes te behalen, maar alleen den vijand nopen wil zijn kracht te verspillen, zijn reserves in te zetten en zichzelf te vernietigen. Dat is een lofwaardig doel, maar om dat te'bereiken, moet zijn eigen leger kostbare aanvallen ondernemen. Het praatje, dat de Engelschen dat veilig kunnen doen, zonder noemenswaardige ver liezen te lijden, is te zot om los te loopen. En daarom loopt het ook vast. In het tijdvak van 9 April tot 9 Mei, dus in een maand tijds, bedroegen de verliezen der geallieerden over de 400,000 man, dat is het dubbele van de bloedigste maanden in den Somme-slag. En de gevolgen zijn dan ook merkbaar in steeds minder resultaat. Onverklaarbaar is het, hoe zelfs militaire overzichters in ons land het praatje van de Engelsche correspondenten gedachteloos ver- der-vertellen. Want op hetzelfde oogenblik, dat die verhaaltjes in het Nederiandsch ge drukt worden, eischt de Engelsche regeering het oproepen van de mannen van 40—50 jaarEen scherpere logenstraffing van de geringe-vertiezen-Ieugen is wel niet denk baar. De Zwitsersche militaire criticus Stegeman beoordeelt den toestand in het Westen aldus: „De geweldige stormloopen der Engelsch- Fransche legertroepen zijn echter op den Noordelijken en Zuidelijken vleugel van den aanvaller een massa-slag geworden, zonder dat de toestand zich er feitelijk verder door heeft ontwikkeld. Het moet er intusschen worden gezegd, dat de Engelsch-Fransche legerleiding dit maal in zooverre samenwerking heeft weten te verkrijgen, dat hunne militaire onderne mingen althans in overeenstemming met el kaar waren. Dit wijst op den vasten wil het eenmaal aangevangen offensief door te zet ten, in de verwachting de Duitsche verdedi ging door herhaalde stooten uit te putten, en zoodoende de muur van den Duitschen tegenstand in puin te zien storten. De veer kracht van' het Duitsche defensief, dat over eene groote ruimte van bewegen beschikt, maakt dit echter onmogelijk, tenzij de re serves -van den verdediger vroeger mochten zijn uitgeput dan de reserves van den aan valler. Dit laatste zou echter in strjjd zijn met alle tot dusver opgedane ervaringen. De vijfde Engelsche en de derde Fransche door- braakspoging ook wel drukoffensief geheeten blijven niettemin in het vooruitzicht; zij zijn vrijwel onvermijdelijk aangezien de aan valler onder den strategischen dwang handelt, die door de bedreiging zijner overzeesche verbindingen op hem wordt uitgeoefend, Engeland, dat rekening heeft te houden met het feit, dat de beschikbare scheepsruimte alleen reeds gedurende April j.l. met een millioen ton verminderd is, gevoelt zich niet alleen in staat het initiatief te land te hand haven, doch het mag daartoe zelfs voor geen offer terugschrikken. In deze omstandig heid ligt de sleutel voor een klaar begrip van den toestand.". Volgens de laatste slagberichten hebben de Engelschen Roeux nu heelemaal bezet. Na precies een maind onophoudelijk vechten VERSPREIDE BERICHTEN. Walgelijk. Een teekenend staaltje, hoe de Engelschen er op uit zijn haat te kweeken en voor geen ergerlijke laster terug schrikken, geeft een voorval in het Engelsche parlement. Volgens de „Times" van 1 Mei j.l. vroeg ae afge vaardigde M'Neill, of het gouvernement stap pen wilde doen om in Egypte en Indië zoo veel mogelijk bekend te maken, dat de Duit- schers de lijken hunner soldaten en die hun ner vijanden gebruiken als voedsel voor de zwijnen, (as food for swine). Zijn zulke En gelsche handelwijzen niet walgelijk? Een heldhaftige verdediging. Aan eene beschrijving van den strijd bij het dorpje Loivre tijdens het jongste offen sief der Franschen van de hand van den cor respondent der Frf. Ztg. op het Westelijk oorlogstooneel, wordt het navolgende ont leend „Alarm! Daar komen de Franschen met hunne blauwe en geel-groene mantels reeds van achter den spoorwegen uit Vermericourt aanstormen. Ter zijde van het Marnekanaal dringen zij in dichte massa's op. Oogenblik- keiijk hebben zij de mijningang bezet, de handgranaten suizen door de lucht. Een wilde strijd ontwikkeld zich. Geschreeuw, gesteun...! De Franschen roepen in het Duitsch„Geeft u over!" Een klein troepje wordt gevangen genomen, nadat de laatste patroon was ver schoten. De vijand heeft den aanval meteen bijna voorgeschreven snelheid uitgevoerd. De 'bataillonsstaf, die aan den spoordijk, in de nabijheid van het station en de boerderij Loivre ligt, en die over dertig geweren be schikt, opent onverwijld het vuur in de Noor delijke en Westelijke richting, vanwaar de vijand, die een geheel bataillon sterk was, nadert. SnelvuurDé vijand aarzelt even. Een korte verademing I Dan worden de ma chine-geweren in stelling gebracht, de vijand beschikt bovendien over granaatgeweren, en langzaam nadert hij het troepje getrouwen. Dit is intusschen door verliezen nog kleiner geworden; een officier met acht man, die den toegang tot een loopgraaf naarBrimont versperren, verdedigen tot op den laatsten man het bedreigde punt. Hunne doodsver achting ontneemt den vijand den moed om verder nog iets tegen deze loopgraaf te on dernemen. Intusschen is het overschot der kleine heldenschaar van het station en de boerderij naar het Zuiden teruggedrongen. Daar bij den „Brandenburger Tor" houden zij den strijd drie uren lang vol, zonder eenige dekking, met als eenig wapen het geweer en wat handgranaten. Niettegenstaande zijn overmacht bezit de vijand den moed niet het troepje dapperen tot op minder dan vijftig meter afstands te naderen. Eindelijk is de munitie uitgeput. De majoor, zijn adjudant en een paar manschappen zijn nog overge bleven, en trekken zich in de verdekte schuil plaats van het bataillon terug. De adjudant heeft.nog drie kogels in zijn revolver, en hij besluit met een „Feldwebel" naar Brimont door te breken. Bereids hebben de Franschen een der drie uitgangen bezet, en maken zij zich op om verder door- te dringen. De adjudant stormt naar buiten, de Feldwebel achter hem aan, een Fransch sol daat wordt over hoop geschoten. Nu kruipen zij door de puinhoopen der barakken verder, tot zij een paar planken vinden, die eene geschikte dekking vormen. Wat nu Het is een heldere middag en eerst één uur. De nacht dient te worden afgewacht. Wat duren de uren lang, en hoe wordt de zomertijd ver- wénscht! Eindelijk begint de schemering te vallen, doch tegelijk wagen de Franschen zich op het terrein, om deserteurs op te sporen. Gelukkig worden de Duitschers niet opgemerkt, ofschoon de vijand bijna over de planken, waaronder zij zich verborgen, houden, struikelt. Daar beginnen de Duitsche Morsergranaten het terrein zoowaar te be werken. Pats Een balk vliegt krakend in de lucht, en komt heel onzacht op 'het been van den adjudant terecht. Uitgehongerd, dorstig, vermoeid, en dan nog een stijf been hoe zat dat afloopen? Maar het loopt goed afNa goed pitgezjen te hebben, wagen zij de gevaarlijke tocht. Met snelle sprongen van honderd meter leggen zij in den loop pas den 1500 Meter lange weg, die geene" beschutting biedt, af. Reeds hebben de Fran schen hen bemerkt, en openen een hevig vuur. En behouden komt de adjudant met de Feld webel ten slotte bij de eigen troepen aan. Majoor Moraht overden algemtenen toestand De bekende militaire medewerker van de Deutsche Tageszeitung Majoor Morahtschrpft het navolgende over den algemeenen toestand op de verschillende fronten: „Een slag, die in de oorlogen der laatste decennia vaak over het welslagen van een geheel veldtochtplan

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1917 | | pagina 3