Woensdag 16 Mei 1917. 328le Jaargang N°. 2285. voor de Zuidliollandsclie en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan FEUILLETON. IN HOC SIGNO VINCES DE HEMELVAART. LAND- EN TUINBOUW. LASTEN DES LEVENS. Deze Courant versohijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent bij vooruitbetaling. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar Afzonderlijke nummers 5 Cent. W. BOEKHOVEN Zonen, SOMMELSD1JK. Advertentiën 3 21 /2 eentper regel, Beolamea 25 per regel. I Boekaankondiging i Cent per regel. Dienataanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Oent per plaatsing. Alle stukken voor de Ktedacfie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de üifyeveES. UITGEVERS Telefook IatereoKM. Ho. i. 1 Groote lettere en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan j Advertentiën worden ingewaoht tot Dinsdag- en Vrgdagaorgen 10 uur. Z ij die zich nu abonneeren, ont vangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis. Was er reeds een verhooging in Zijn opstandingde volgende trap wordt bereikt in Zijn hemelvaart. Veeltijds wordt deze Opgang beschouwd met 't oog op zijn volkmet 't oog op het geen Hij in den hemel nog als Midde laar voor Zijn uitverkorenen doet. Doch men verzuime er nooit bij te denken, dat de hemelvaart allereerst voor Chris tus zélf de grootste beteekenis heeft. Reeds van vroege tijden af is daar de aandacht op gevestigd geweest Chris tus, zoo betoogde men, heefteen vol maakte gehoorzaamheid aan den dag gelegd; is onverplicht gestorven; is alléén om aan 't recht des Vaders te voldoen, volkomen vrijwillig op aarde gekomen en ook vrijwillig gestorven. Daardoor had Hij, zoo redeneerde men, loon verdienddoch weer was zijn ont forming zoo groot, dat Hij alle ver dienste dier vrijwillige offerandealle loon daarvoor aan zijn volk afstaat en zelf niets overhoudt Het loon is in Gods Woord terug te vinden. Heel de Staat van verhooging zijn opstanding, hemelvaart, zitting ter rechterhand Gods en wederkomst ten oordeel, moe ten beschouwd worden als loon naar verdiensten. In Joh. 1142 staat de Heiland hij Lazarus' graf en Hij spreekt 't uit: Doch ik wist, Vaderdat Gij mij altijd hoortDat was loon. Daarom staat er in Hebr. 5:7: Die in de dagen zijns vleesches gebeden en smeekingen tot dengenen, die Hem uit den dood kon verlossen, geofferd heeft. En die gebeds- verhooring ook aan 't kruis is loon Daarom ook Jes 53 11Om den arbeid zijner ziel zal Hij 't zien en verzadigd worden. Daarom ook Luc. 2426 Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzoo in zijn heerlijkheid in gaan Daarom ook Joh. 174 en 5 Ik heb U verheerlijkt op de aardeIk heb voleindigd 't werk dat Gij Mij ge geven hebt om te doen en nu, ver heerlijk mij, gij Vader, bij uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. Daarom ook Phil. 2:9: Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam ge geven boven allen Naam. In deze teksten is 'teen loon voor Jezus zelf. Er zijn er ook, die beweren, dat dit loon voor Zijn volk was, en niet voor Hem persoonlijkdat dus de Opstanding en de Hemelvaart 't gevolg zijn van zijn gehoorzaamheid en niet 't loon als zoodanig Deze beroepen zich op Joh. 1719 En Ik heilig mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waar heid. Op 1 Cor. 130Maar uit Hem zijt gij in Christus, die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardig heid en heiligmaking en verlossing. De vraag is dus: heelt de verhoo ging allereerst voor Christus beteeke nis, of allereerst voor zijn volk. Wat is de hemelvaart eerst: öf voor Chris tus dan wel voor zijn uitverkorenen? En dan is ons antwoord: Allereerst voor Hem; daarna pas voor zijn volk. Jesaja haalden we reeds aan; maar Matth. 2312 wijst ook op die per soonlijke verdienstenWie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd wor den, maar ook Luc. 2426 door ons reeds opgeschreven. Ook Joh. 1017 Daarom heeft mij de Vader lief, over mits Ik mijn leven afleg opdat ik 't wederom neme. Ook Hebr. 1:3: Die, alzoo Hij is het afschijnsel zijner heer lijkheid en 't uitgedrukte beeld zijner zelfstandigheid en alle dingen draagt door het woord zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door zich zelven teweeggebracht heeft, is gezeten aan de rechterhand der majesteit in de hoogste hemelen. En op andere plaatsen in dezen brief legt de Apostel telkens den klemtoon op de verhooging, als loon, als verdienste voor zijn ver nedering. Vernederd om te verhoogen; daardoor; door't lijden geheiligddaar door met eer en heerlijkhéid bekleed. Jezus was naar Rom. 13 geworden uit 't zaad Davidsmaar bij zijn „ver- hooging werd Hij Zoon Gods in kracht, verordend om volgens Hand. 1731 den aardbodem rechtvaardig te oor- deelennu wordt Hij verheerlijkt met de heerlijkheid, die Hij eertijds bij den Vader hadnu ontvangt Hij een Naam boven allen; nu krijgt Hij Middelaars- lieerschappijhet recht en de macht om als Middelaar, Profeet, Priester en Ko ning over alle schepselen te regeeren zijn vijanden te onderwerpende ge vangenis gevangen te nemenzijn volk te vergaderen en de gevallen schepping en hare ingezonken ordinantiën door de zonde, voor God te herwinnendat is alles vrucht der verhooging; 'tloon der vernedering voor Hem. Jezus was een mensch, hoewel zon der zondeveracht en de onwaardigste onder de menschen; doch nu kon zijn verborgen heerlijkheid zich openbaren nu geen kruis meer, geen dood meer, doch nu levend in volle kracht des Geestes; gestorven in 'tvleesch, maar levend gemaakt in Geèst; de eerste Adam was een levende ziel, maar de tweede geworden tot een levendma kenden Geest. Allereerst om Jezus wille dat loon, die verhoogingen, die verrijkingenom dat Hij gehoorzaam is geweest tot in den dood des Kruises Maar daarna ook voor zijn volk. Als Profeet, Priester en Koning was Hij reeds van eeuwigheid gezalfd, maar voor «ijn volk is Hij na de verhooging meer dan daarvóór. Is Hij voor dat volk alles in allen. Geen orakels meergeen geestenaanbidding meerwant Christus is de wijsheid, en alle schatten van kennis zijn in Hemen door zijn Woord en Geest onderwijst Hij zijn volkzoo worden ze allen van Hem geleerd en zijn allen profeten om Gods woord te verkondigen en Zijn daden te prijzen. Geen offerande meer, maar voorbede en verschijning voor den Vader ten gunste zijns volkstot volkomen zalig heid allen zijn priestersen allen ont vangen genade en vergevinggeen smeeking meer aan den Vader om 't heil van dat volk, maar »Ik wil<; die alle beschuldigingen van Satan stuk slaat alle aanklachten vernietigten bij den Vader tegenover de valsche besehul digingen van de wereld en de booze beschuldigingen van eigen hart en vleesch partij voor Zijne kinderen trekt; door Zijn gebeden die van zijn volk aangenaam maakt in de oogen Gods en den vrijmoedigen toegang opent tot 't Vaderhart. Hij Koning, Hoofd der Gemeente, regeerend door Woord en Geesttriomfeerend over de vijanden tot Hij 't Koningschap zal neerleggen en 't aan den Vader zal overgeven. Dan is het werk, dat de Vader Hem op droeg, volkomen volbracht. Dan is God Koning eeuwig en altijd, En van al dien geestelijken rijkdom is de Hemelvaart na de Opstanding het trouwe getuigenis. Want daar is Hij zijn volk ten goede, zooals onze Cate chismus dit zoo sober uitdrukt en toch zoo vol inhoud. Een belangrijke datum 10 Mei 1917 Twee feilen. Het eersteDe 2e Kamer heeft met 38 tegen 31 stemmen aangenomen de motie van Lscuwen, luidende: De Kamer, van oordeel, dat het alge meen be ^ng verlangt, dat regelmatig Overleg wordt gepleegd tusschen de Re geering en de Staten Generaal over de zaken van buitenlandsch beleid, spreekt als haar meening uit, dat wij ziging van het Reglement van orde tot stand behoort te komen ten einde door instel ing van een vaste commissie voor de Buitenlandse e aangelegenheden tot 't plegen van zoodanig overleg te geraken en gaat over tot de orde van den dag. Het tweede: Minister Bosboom treedt af na aanneming der motie Marchant met 44 tegen 28 item- men, de motie luidde: De Kamer, gehoord den Min. v. Oorlog, verklaart te betreuren, dat de regeering gemeend he aft na de discussie en het besluit der Kamer van 4Mei,betreffende de oproeping der jaarklasse 1908 van den Landstorm (vóór de militie 1918) haar voornemens te doen aanzien niet te moeten wijzigen, en gaat over tot de orde van den dag. Vóór stemden: mr. Patijnde Vrijz. Damocr. en de Soc. Democraten met de geheele rechterzijde op LohmaiJ, de Geer, van Best en Van Vuuren, na. Tegen: alle Unielib. (behalve mr.Patijn); de vrij liberalen en de 4 Rechtschen, zoo even genoemd. Een belangrijke dag® alioo't Buiten landsch beleid over Oorlog ei Vrede en Traktaten en Diplomatie ook eenigermate onder de controle van 't Parlement; en dus de sluier der geheimzinnigheid opge tild. Dan daarbijBosboom weg Maar wie zal de opvolger zijn De winsten van den Tusschenhandel. Een lezer van het „Weekblad v. d. Noordbr. Bond" klaagt bij de Redactie over de hooge prijzen, welke voor pootgoed betaald moe ten worden. Hij maakt melding van een cir culaire, betreffende pootaardappelen, waarin de prijzen als volgt waren genoteerd50 K.G. 7.50 behalve vrachtper 5000 K.G. f 600. los geladen, in baaltjes f 650.— per 10.0C0 K.G. f 1150.— los geladen, in baaltjes f 1250. Betaling vooruit. Geen zending van monsters. De klager schrijft: „waar van alle kanten zelfs van Regeeringswege wordt geroepen poot aardappelenpoot erwtenpoot boonen zou men meenen, dat het poot- en zaaigoed ook tegen billijke prijzen verkrijgbaar zou den worden gesteld. Maar dit is niet het ge val en we zien dat de tusschenpersonen met de winsten gaan strijkenze steken 100 pet. winst in hun zak." Aan dezen klagenden briefschrijver wordt door den heer M. v. d. Broek een antwoord gegeven, dat eigenlijk niet voor hem of voor hem alléén bedoeld is, maar dat een groot deel onzer boeren, n.l de laksche trage, niet in beweging te brengen boeren, zich hebben aan te trekken. Hij zegt: „Wat nu van bovenstaanden brief te zeg gen? Ik kan den schrijver volkomen gelijk geven, waar hij klaagt, dat de tusschenhan del met de winst gaat strijken. Daarover is in de landbouwbladen in den laatsten tijd heel wat geschreven. Maar krijgt men nu eigenlijk niet zijn verdiende loon thuis? Als de Boerenbond vroeger pogingen, zeer ernstige pogingen in 't werk stelde om voor bepaalde producten, den tusschenhandel uit te schakelen, werd dat streven van alle kan ten aangevallen. Zelfs leden van de Boeren- bondsafdeelingen hielpen daaraan dapper mee. Nu men in de klem zit en van alle kan ten geplukt wordt begint het klagen weer. Als deze oorlogsperiode, waarin ten koste der boeren millioenen door tusschenpersonen zijn verdiend, aan hen geleerd heeft hun or ganisatie krachtig te steunen in alle maat regelen, welke zij neemt tot bevordering der geestelijke en stoffelijke belangen dan'is het wel een dure, maar geen nuttelooze les ge weest." Zoo is het. Ook wij hebben er den laat sten tijd meermalen op gewezen, hoe door het groote aantal personen, dat den weg ver spert tusschen den producent en den consu ment, dat wil zeggentusschen den boer en den man van de stad, die eet wat de boer geteeld heeft, de eerste consumptieartike- r-TT—i r i - DOOR 12 HUGO KINGMANS. (Auteursrecht voorbehouden.) De waarheid getrouw, moet gezegd wor den, dat hij er zeer tegen opzag want hij had geinforineerd en gehoord, niet alleen, dat de firma Hamers als solide bekend stond, maar ook dat het hoofd der firma „er", om 'ïen volksuitdrukking te bezigen, „warmpjes inzr.!'. Nooit had hij geweten, hoe het feitelijk zat. Anha had er nooit over gesproken. „Mijn Vader is handelaar in granen", had zij ge zegd, vroeger weieens op verschillende vra gen. Meer niet. Dat zij volstrekt geen onder wijzeres behoefde te zijn om den broode, wist men niet; had ook Huib Jansen nooit geweten. In Amsterdam was hij er achter gekomen. En in zijn laatste verlof had hij het haar verweten, toen zij bij elkaar waren, terwijl niemand hen zag. Enkele ingewijden waren er wel op het dorp, maar het meeren- deel wist van hun verhouding niets. Dat woest ook zooveel mogelijk verborgen blij ven. Eerst met Kerstdag zouden zij, mits toestemming van haar ouders, verloven. Vertrouwelijk legde zij haar arm om zijn nws, keek hem met haar mooie oogen, die glunderden, aan en zei„Uitgeraasd, ventje? m?g ik nu aan het woord komen muurlijk was hij direct ontwapend. Zóó **zij niet tegen hem beginnen. Daar kon mé hij niet tegenop. Hij glimlachte weer al. „Ik luister naar je speech," zei hij vroolijk. „'t Lijkt wel of we op 'n meeting voor vrouwenkies recht zijn, zoo strijdvaardig zie-je er uit!" „Nee, maar, Huib, in ernst. Vind-je dat nu zoo vreeselijk, al heb ik dat niet gezegd Jongen, dat vermindert m'n liefde voor jou toch niet? En denk-je dan ook, dat m'n ouders er naar kijken, of je fortuin bezit Nee, zoo zijn ze niet. Hun eenige dochter willen zij gelukkig zien en met jou zal ze dat zijnZul-je d'r niet meer over spreken, Huib Werkelijk, dat is absoluut geen be zwaar." Feitelijk was hij nog maar half overtuigd, niet wat Anna betreft. Maar haai ouders kende hij niet. Zouden die geen vooroordeelen hebben Hij liet het tenslotte (en dat was ook het beste van al I) over aan God Die zou hem wel voor Zijn rekening nemen Nu was zij in AmsterdamHij had haar reeds gezien, juist van de trein komend. Gauw zou hij 'n berichtje van haar hebbenDan zou hij naar de Keizersgracht gaan, neen, vliegen Gelukkig, daar was de kazerne. Hij was moe van de marsch, verlangde naar rust. Op de onderofficierskamer, waar hij met nog twee sergeants logeerde, was hij nu alleen, want zij waren beiden met verlof. Hier, in de eenzaamheid, kon hij dus zijn hart uit storten voor God en Hem vragen, of Hij het hart harer ouders gunstig wilde stemmen voor hém HOOFDSTUK IX. Natuurlijk hadden de ouders van Anna niets tegen haar verloving met Huib Jansen. Dat had zij trouwens wel geweten en hem ook gezegd. Hij was d'r op bezoek geweest en den avond daarop was de verlovipg ge volgd, die direct officieel was. Bij Jansen's ouders wisten ze al, zoo iets, want Huib had het niet kunnen zwijgen. Nu kon hij het hun officieel melden. Hij beschreef, hoe ze was, hoe het bij haar thuis was. Hij verzweeg ook niet, dat haar ouders er financieel wel bij voeren, maar dat het totaal geen bezwaar wasdat zijn meisje hem er heel niet minder om achtten zou en ook zijn ouders niet. Als hij met verlof kwam, zouden ze samen van Zaterdagmiddag tot Maandagmorgen komen. Ze waren d'r thuis blij om, dat Huib een meisje naar z'n hart had gevonden: Huib was thuis de lieveling. Bij Barend Jansen was het wel iets ten goede gekeerd. Mede lijdende menschen hadden hem uit de ver legenheid geholpen. De slagen, die hem ge troffen hadden, was hij te boven gekomen langzamerhand. Natuurlijk was het geen groote boerderijdat leek er niet op. Maar hij had toch 'n fatsoenlijk stuk brood. Zwaar had de last des levens op hem gedrukt. En al gaf hij, evenals z'n vrouw, alles over aan God, toch had hij dikwijls een zwaren strijd moeten strijden I Hij was niet voor niet grijs en gebogen. Het geval met Cor, nu al ette lijke jaren geleden, had hem 't zwaarst aan gegrepen. Zij was z'n oogappel geweest. En diep had het hem gegriefd, dat zij héénge- gaan was; gekozen had het schijnschoon, het klatergoud der wereld. Maar hij hield niet op met hét gebed; op de vleugelen er van werd zij gedragen. Hij wist, dat God een verhoorder der gebeden was. En dat schonk hem en ook zijn vrouw troost in het verdriet. Zwaar, zeer zwaar, had ook de brief van Herman Zondervan hem gegriefd, die geschreven was namens zijn dochter. Geen woord van haar: taal noch teeken. "Alleen een koel briefje van haar man, een zaken- briefje. Dat was al geweest! Hij wist na tuurlijk niet, dat heel de zaak buiten haar was omgegaan, dat zij er absoluut onkundig van gebleven was. Weinig werd er over haar gesproken. Alleen zijn vrouw wist maar al te goed, hoe ontzaggelijk hij er onder leed. Toen kwam de mobilisatie. Drie van zijn zonen zag hij gaan, getrouw aan den oproep. En elf dagen later ging Huib. Die moest den anderen dag naar Amsterdam. Hij had het niet geweten. Anders had-ie hein iets gezegd. Nu zou hij het maar schrijven. Huib moest eens informeeren naar Zondervan, naar Cor. Hij moest trachtten haar te zien te krijgen, als het kon te sprekenHoeveel Huib ook van z'n vader hield, gefronst had-ie het voor hoofd, toen hij dien brief ontving. Hij kon het niet. Bijna .ja, hij vond het vreese lijk om het uit te spreken, zondig, om het te denken .hij haatte haar bijna. Was het geen schande geweest van haar, het ouderlijk huis te verlaten en er zich niet meer aan te storen, zijn vader zoo'n ontzet tend verdriet aandoend Ten gronde was d'r vader haast gegaan, financieel tenminste en zij had geen moeite gedaan, te informee ren er naar. Haar man liet zij terugschrijven, een koel, koud briefje. Neen, kwaad met kwaad mocht men niet vergelden, maar hij kon het niet, haar opzoeken en haar spreken. Verwijten zou-ie haar naar het hoofd slin geren, welverdiende verwijten wel-is-waar, maar wat zou het geven. Voor een deel voldeed-ie aan het verzoek van z'n vader. Hij informeerde en schreef, wat-ie gehoord had naar huis. Maar dat was geen nieuwsZondervan was een bekend brandstoffenhandelaarsolideer werd goed geld verdiend; hij woonde daar en daar; Cor had-ie nog niet gezien. Te trachten, haar te spreken kon hij niet. Dat had zij niet ver diend! Dat was al, wat-ie te schrijven had. Verder bemoeide hij er zich niet mee. „Moet u nou nog zaken doen, Pappi. Toe nou, blijf nou thuis. D'r is toch overdag tijd genoeg voor", vleide Anna Hamers, die naast Huib op de sopha zat. De dienstbode had zoo juist een kaartje gebracht. De heer Hamers glimlachte, ,,'t Is maar even, kind". Dan, tot de dienstbode: Laat mijnheer Zondervan in de spreekkamer. Ik kom direct." Verrast keek Huib op en vroeg„Mijnheer Zondervan,zegt u „Ja, ken-je hem?" „Neen, maar 't is zoo'n bekenden naam. Is 't de brandstoffenhandelaar uit de Keizersstraat „Dezelfde." De heer Hamers vroeg niet ver der en ging het vertrek uit. Anna keek haar verloofde aan. Op het voorhoofd, tusschen zijn oogen, kwam een diepen rimpel. Dien had zij nog nooit gezien. Instinctmatig be greep zij, dat er iets onaangenaams aan ver bonden was. „Wat is het, Huib vroeg zij fluisterend. „Ken je dien heer?" „Neen, gelukkig niet," antwoordde hij bitter. Zij schrok op. „Maar, jongen, wat is het dan „Och, dat zal ik u wel eens vertellen, later, 'tls een heele geschiedenis". „Je mag geen geheimen hebben voor je vrouwtje, hoor!" dreigde zij quasi-ernstig, om hem in goeden luim te brengen. Even glimlachte hij, trok haar dichter naar zich toe en zei warm „Die heb ik niet, hoor. Dat weet-je wel, he?" „Zul-je het vertellen „Ja vast. Je moet mij helpen. Want ik weet, dat ik er verkeerd aan doe, maar ik kan nog maar niet anders". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1917 | | pagina 1