Woensdag 18 April 1917
82*tB Jaargang N".
voor de Zuidiiollandsclie en Keeuwiche Eilanden.
li poliliil 101 laiitegfip.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
UIT DE PERS.
BOEKHOVEN Zonen,
Desa Coaraat versuhijat slkes Woensdag sa Zaterdag,
fjxmiies&eiifgprys pas M® nasaadois fr, p. p. §6 Cell by Toorraitbetallng.1
Buitenland by vooruitbetaling 4,50 p®s Jsas jj
Afzonderlijke uamsisrs 5 Ceat. 1
w.
UITGEVERS:
SQ MMKL.SB1J K
ï1®!efoaat 3stéswesa
m&. s.
Advertostiëa 10 sent pes ?agel en i/% saatü, Bseiaaea il) pes ragsi.
B®®kaank©BdigIag 0®bI regel ea 4/'s
ülesstaiSTragëi ea B'esataanblediag®» £0 Oaal paf plaatsing.
©reet® letters es vignetten wojdan barekand aaar de plaatsruimte die sfj bssiaaa
AdvertentiëB worden lagewaoht tot Diasdag- ea Yrpagasogpm 10 aa?»
ASBe «enfefeen v©©r He Hedactle feegsemd, Advertenftlêi* esa ver«tëfe AdmlnSsïrafle 8r®B©® t©e te mennen aan de 8JItgeve*§.
s -
s
De mensch wandelt in mysteriën.
-Zelfs als hij zichzelf gadeslaat, zet hij
allerlei vraagteekens achter zijn lichaam-
en zieleleven. Wie ben ik? Waar kom
ik van daan Wat ligt er achter mij
Wat in mij Wat vóór mij, als de ziel
't lichaam ontsnapt. Wat is 't leven
des hemels, wat dat der diepdonkere
duisternis Het Leven der Schepping
is omhuld door raadselen en het mys
terie is 't kenmerk van alle levens he
rweging. Wie is God? Wie zijn zijn
wdienaren? Wat zijn Engelen en wat
zijn demonen Wat is 't hemelsch, wat
't aardsehe Zijn?
En al kennen de mensehen wel elkaar
en hat hunne, méér dan 't geen Boven
is en uit de hoogere geestelijke wereld,
toch is slag op slag ook bij onderlinge
menBchenkennis en bij zoogenaamde
eigen zelfkennis, onophoudelijk de vraag
op de lippenHoe zit dat nu eigenlijk
Wat is daarvan toch de diepste grond
Wat schuld is daar op dien zielebodem,
zoo onzichtbaar en ongenaakbaar vaak
voor 't denken.
Onze gedachten, woorden en werken
waar is hun wortel? En als ze zich
telkens wijzigen in allerlei vorm: wat
is daarvan de reden Verklaar, verklaar
toch eens hun Zijn; hun Komen en
Gaan.
Onder al de mysteriën is 't voor-
naamste: 'i Eeuwige Wezen.
En ons idee over God bepaalt ons
leven ookons politiek leven. De ken-
nisse Gods is beslissend voor dat poli
tieke levenze beheerscht onze geheele
levens- en wereldbeschouwing. In het
Heidendom was God de groote onbe
kende, zooals 't op 't altaar te Athene
stond, waarbij Paulus op den Areopagus
verklaarde, dat die voor hun onbeken
den God, voor hém was 't Hoogste
Wezen, dat hemel en aarde geschapen
hadwant zoo teekent hij de tegen
stelling: »De God, die de wereld gemaakt
heeft en alles wat daarin is.«
En daarom is er dan ook tweeërlei
principieele politiekeen heidensche^en
een Christelijke.
Een heidensche. Het oude heidendom,
beschouwde den burger als geheel toe-
behoorend aan den Staat, maar deze1
Staat, was gegrondvest op godsdienst
en ingericht als kerkgegrondvest, waar
in de Nebukatnezer of de Farao of de-
Caezar deze oppergod presenteerden
wien of wiens beeld te aanbidden de-
hoogste devotie was en de diepste plicht
en bij wiens niet aanbidding Sadrach,,
Mesach en Abed-Nego in den branden
den oven en Daniel in den leeuwen
kuil kwamen keizer Augustus (Luc. 2)
heette daarom Augustus omdat hij zich.
den goddelijken waande, doch hij heette-
anders.
Met die godsvereering van schepse
len, bij dien godsdienst, welke heiden
sche Staat en heidensch tempelleven,
bestraaldewaarbij Staat en Kerk één
waren en elkander steunden; waarbij
dus twee bovenmenschelijke machten,
van goddelijk keizer en heilig opper
priester samenspanden bij zoo'n ver
eening was de wil des Keizers absoluut
(een vret der Perzen en Meden, abso
luut en onveranderlijk en door hem al
leen geschonken)was de wil des Volks
nietsdaar was Ziel en lichaam aan.
den monarch overgegeven en de men
schelijke persoonlijkheid ingezonken
geen individueels vrijheid van geloof
en weten en onderzoek; slavernij des
lichaams en die der ziel; de wet van
den Staat en de wet der maatschappij i
was de wet van iedere individu, waar
uit zijn plichten en rechten onder alle
omstandigheden voortvloeiden.
Maar 't Christendom verscheen. Toen
verdween ook de lagere grondslag van
den plicht. Niet meer iets doen, omdat
de Staat en de Keizer dat eischten
niet meer em hem te behagen en de
goden, wier chef hij wasniet meer zijn
plicht doen om der wet en des Staats
en des Keizers wil, maar zijn
plicht doen om Christus wil, om Gods
wil, door dien Christus geopenbaard.
Zijn plieht doen maar als onder
daan en zoon van God in Christus.
Zijn plicht doen maar als bij 't
licht der eeuwigheid en 't geluk der
genade en vverlossing*, die totdank
baarheid* na kennis van ellende
stemde. Om Jezus wil. Om de eere Gods
wil en dus tot aller heil.
Maar zóó kreeg 't individu ook nieu
we rechtenóók de Maatschappijook
de Staat. De Staat maar bedoe
lend nu Gods glorie, waarin de men-
schelijke persoonlijkheid niet onder nioeht
gaan, maar moest opkomen. Die Staat
moest wetten geven ter eere Gods en
tot opbouw van elk individu in zijn
persoonlijk en huiselijk leven d.i. Chris
telijke vrijheid om God te kunnen die
nen en daarmee den Staat. De mensch
krijgt nu meerdere rechten, want hij
was naar 't Christendom, van 't Gods
geslacht. De slavernij werd in beginsel
afgeschaftde vrouw is geen slavin des
mans meerhet huwelijk is geen koop-
kontraktde scheiding bijna verboden
de Overheid dienaresse Gods en dus ver
antwoording schuldig aan Hem, maar
ook aan haar onderdanende Overheid
dienaresse Gods, maar daarom beperkt
in haar macht door privilegiën, door
charters, door een constitutie. En in
de Maatschappijde rijke de rentmeester
slechts van Gods gavende arme geen
verschoppeling, maar een broeder, aan
wie recht en barmhartigheid moest be
tracht in zijn stand en beroepde Kerk
en de School als instrumenten tot al
gemeens ontwikkeling tot opbouw van
den Staat en om 't Evangelie der
Kribbe te verspreiden in de achterbuur
ten en dwarsstegen, waar de paria's
en plebejers woonden, 't uitschotder
maatschappij.
Plichtenallemaal plichten om Chris
tus wil. Soii Deo GloriaStaat en Kerk
en MaatschappijKoning en kiezer
allen ©nder God, met en 'vóór Hem,
naar Zijn ordinantiën,
De H.8.S. op Flakkee,
De Pers is -tu een Heraut ge
worden, roepende op de straten wat 't leven
eens Volks ie ea hoe 't rich ontwikkelt,
hetzij naar den eisch Gods, hetzij tegen
dien eiech.
En daarom plaatsen we op verzoek hier
onder het programma der H.B.S maar we
doen 't met smaitgevoel, voelende de bit
tere antithese tusschea een positief Cbr.
Onderwijs en een gseischte wettelijke Neu
traliteit die voor ons nooit anders be
staan kan dan in een verloochening van
's onderwijsersr of 's leeraars innerlijk den
ken, belijden en sielsbestaanvoor ons be
wustzijn is Neutraliteit een onding, omdat
elke gedachte, elk woord, elke daad rust
op één positieven grondslag, op één wor
tel, op één uitgangspunt des levens, 't Is
vóór of tegan Gods Woord; een andere
tegenstelling is uit den booze.
En daarom't program is er. Maar waar
staat in dat program nu: Kennis van Gods
Woord. Kennis van 't werk met en ia de
Kerk van Christus.
t Is een rijk program, dat door de Wet
is voorgeschreven; maar juist die Nedtr-
landschs Wet doet te kort aan de eere
Gods en den eisch vau alle opvoeding en
onderwijs: Ken Hem in al uwe wegen.
Dat gemis in sulke programs, hetzij voor
't M-dkeiba&r, hetzij voor t Hooier Onder
wijs, van een Christelijke Belijdenis die
den B'jbsl ontvouwt en de Kerkge chiade-
nis bloot legt cm er God in te onlmoeien;
dat gemis betreuren we. Eu daarom hebbes
we 10 jaar geleden gepleit voor een Ch\
H.B.S., maar men liet ons alleen staan,
omdat 't soo duur was. Mammon! Geld!
dat was cl® factor.
Maar vrat- gal nu de H B.?. opleveren
voor or-ze Flakkeasch? Jongc-'msrchap Zal
se den gaest opheffen tot God Da toe
komst zal 't antwoord geven.
PROGRAMMA.
Schrijven.
Het schrijven van net en duidelijk loopend
schrift blijkende uit het schriftelijk werk.
R.kenen.
De vier hoofdbewerkingen met geheele
getallen, tiendeelige (geen repeteerende)
en gewone breuken. Het uitwerken van
ingewikkelde vormen wordt niet geëischt.
Bekendheid met de eenvoudigste ken
merken van deelbaarheid en het zoeken
van Kleinste Gemeene Veelvoud en groot
sten Gei.ieenen Deeier door ontbinding
in factoren.
Kennis van het metriek stelsel.
Het oplossen van eenvoudige vraagstuk
ken zonder omgekeerde verhoudingen.
Eenige geoefendheid in het rekenen uit
het hoofd met niet te groote geheele ge
tallen.
Nederlandsche Taal.
Nauwkeurig en natuurlijk lezen van een
voudig proza of zeer eenvoudige poëzie.
Ontleden van eenvoudige enkelvoudige
zinnen, waarbij niet geëischt wordt ken
nis van de onderverdeeling der bijvoeg
lijke en bijwoordelijke bepalingen het
oorzakelijk voorwerp blijft buiten be
schouwing. Bekendheid met de rededee-
len, met hunne verbuiging en vervoeging
en met de trappen van vergelijking.
Eenige bedrevenheid in het schriftelijk
en mondeling weergeven van een eerst
verteld en daarna gelezen prozastukje.
Hieruit moet blijken dat de candidaat
zonder grove taal- en spelfouten kan
schrijven.
Aardrijkskunde.
Kennis van de hoofdzaken uit de aard
rijkskunde van Nederland.
Eenige topografische kennis van Neder-
landsch Oost Indië en den weg daarheen.
Eenige kennis van de aardrijkskunde van
Europa; onderlinge ligging der voor
naamste staten. De namen en ligging
van enkele der belangrijkste gebergten,
wateren en steden.
Geschiedenis.
Bekendheid met de voornaamste per
sonen en feiten uit de Vaderlandsche
geschiedenis, vooral na 1500. Kennis van
eenige der voornaamste jaartallen.
Fransch.
Lezen van een eenvoudig stukje proza
met behoorlijke uitspraak. Vertalen van
eenvoudige zinnen in het Nederlandsch.
Vertalen van zeer eenvoudige zinnen uit
het Nederlandsch in het Fransch.
Toepassing van de regels voor het ge-
gebruik van imparfait, passé défine en
van de subjonctief wordt niet geëischt.
Bekendheid met de vormveranderingen
van lidwoorden, zelfstandige naamwoor
den en bijvoeglijke naamwoorden.
Vervoeging van avoir en être en van de
regelmatige werkwoorden.
Vergiftiging.
De Haagsche correspondent van de liberale
„Zutph. Ct." klaagde er onlangs over, dat bij
verkiezingen dikwijls oneindig meer beloofd
wordt dan ooit kan worden gegeven, waar
door de kiezer bitterlijk wordt bedrogen, en
liet daarop volgen
Hij krijgt meestal bitter weinig en dan
nog: hoe verwaterd dikwijls. Over ouder-
doms- en invaliditeitszorg wordt nu onge
veer een kwart eeuw gesproken I Er is niets
dan de vergissing van wijlen den minister
Tal ma tot stand gebracht. Dat Is één voor
beeld maar het is teekenend. En als het
woord ouderdoms- en invaliditeitsverzeke
ring genoemd wordt, dan ontstaan eiken
keer weer de debatten, die men van een
vorigen keer nog uit zijn hoofd kent.
Wie meeleeft met den politieken gang van
zaken, zal 't met ons eens zijn dat hier moeilijk
van een „vergissing" kan worden gesproken.
De Rotterdammer zette de zaak als volgt
recht
Het levenswerk van Talma, waarvoor
deze het beste offerde wat hij had, even
door een liberalen scribent afgemaakt als
de vergissing van wijlen Talma.
Een vergissing?
Ja, maar dan bij dezen briefschrijver.
Indien maar eene vergissing en niet mis
leiding.
Want dat de aanhanger eener partij, die
bedwelmd door den staatspensioneerings-
zwendel, tegen reeht en vrede in weigert
uit te voeren, die den nood van eene breede
laag onzer bevolking aanmerkelijk zouden
verzachten, zoo durft schrijven, dat is er
ger dan een vergissing.
Dan nadert bedenkelijk dicht het misda
dige.
En de Graafschap teekend daarbij aan:
Zóó is het.
Hebben alle Cbr. abonné's van het Zutph-
blad dit bij 't lezen van bovenbedoelden brief
gevoeld
Wij betwijfelen het.
In den beginne merkt men nog wel 't on
juiste in de beweringen van de tegenpartij op
maar al lezende en genietende, van dag tot
dag, van de vrijzinnige lectuur, stompen de
politieke voelhorens bij velen af. Men ziet
niet meer 't strijdige in 't betoog van zijn
liberaal lijfblad met ons beginsel, en niet lang
duurt het, of men gaat zich in de vrijzinnige
denkwereld thuis bevinden. Men slikt zonder
een protest in de ziel de hooghartige afma
king onzer voormaunen, die hun krachtenen
talenten wijdden aan 't welzijn onzes volks.
Ongemerkt slijt het politieke besef uit. De
ijver voor de partij verslapt. Lauwheid en
onverschilligheid nemen de overhand.
In vroegere tijden ging men er wel toe
over, indien men iemand uit den weg wilde
ruimen, hem een brief te zenden met vergif
dat de argelooze al lezende Inademde.
Wil men ons politieke leven dooden, dan
is er geen beter middel dan de vrijz. en li
berale bladsn ingang te doen vinden In de
Chr. gezinnen.
Hoe velen vallen als slachtoffer van het
langdurige vergiftigingsproces
Of onze kiesvereenigingen hier een taak
hebben I
Het Huweljjk.
Niet alleen behoort elke geneesmethode in
ons land officieel erkend te worden en moe
ten alle gezondheidsmaatregelen toegepast
worden zal de beschaving met hare sleep
van ziekten ons niet folteren, maar bovenal
moeten wij met 'toog op een gezond en
krachtig geslacht bij 't huwelijk meer dan tot
heden toezien.
Hierover schrijft De^Standaard onder een
artikel „Voorkoming van gevaar."
„Het Comité, dat het geraden acht, om
niet alle huwelijk vrij zijn gang te laten
gaan, maar liefst geneeskundigen raad, eer
men toesloeg, zag inwinnen, laat zijn plan
niet los. Nog pas deelde het mede, dat
vele burgemeesters het Comité te hulp
kwamen door praktische raadpleging, Shoe
de zaak aan te leggen, die zij juist uit hun
burgemeesterspraktijk meenden te kunnen
beoordeelen.
Doch ook waren er burgemeesters, die
'thier niet bij lieten, en er op aandrongen,
dat het Comité toch een klein geschrift
mocht doen opstellen, dat licht in deze zoo
donkere materie gaf, en vatbaar was voor
ruime verspreiding. Zij zeiven wilden hierbij
hulp verstrekken, om de verspreiding te
bevorderen. Enkele burgemeesters boden
zelfs aan, het geschrift aan allen uit te
deelen, die voor de beslissende keuze
stonden.
Wat nog anderen aanboden, om zulk een
geschrift bij de huwelijkssluiting rond te
deelen, zou uiteraard geen doel treffen.
Doel moet toch zijn en blijyen, om enga
gementen die gevaar zouden opleveren,
van meet af te stuiten.
Ook zoo echter blijkt dan toch, dat het
Comité niet stil zit, en zoo in vollen ernst
overtuigd is van het groote zedelijk en
physiek belang, dat hier, vooral met het
oog op de kinderen, op het spel staat, dat
het weigert In te slapen, en op wat tegen
werking het ook stuiten moge, toch rustig
doorgaat.
We blijven daarom ook onzerzijds zeer
ernstig aandringen op het wagen van een
doeltreffende poging om het kwaad, dat
uit de hier gewraakte zonde voortkomt,
en nog steeds In zoo breeden kring jam
mer berokkent, af te wenden.
Steeds echter dringt zich hierbij opnieuw
de overtuiging op, dat het waarschuwen
te laat komt, als het huwelijk reeds aan
staande is. Is het eenmaal zóóver geko
men, dan schuift men over alles heen, en
laat men zich niet meer van het beoogde
doel afleiden. Zelfs weigert men dan een
waarschuwend woord te lezen, of een mon
delinge waarschuwing aan te hooren.
Zal men doel treffen, dan zijn 't de ouders
van de jonge vrouw, die hier raad moeten
schaffen, Van hen wordt de toestemming
tot het engagement gevraagd. En die toe
stemming zouden ze dan opschorten moe
ten, tot tijd en wijle een door hen zelve
te kiezen arts hun de verzekering bood,
dat van dreigende besmetting voor hun
dochter geen sprake was." -
President Steijn.
We hebben noodig een gezond geslacht.
Onze tijd vraagt echter bovenal om mannen
van karakter. Van een der heroën van ons
geslacht, vinden wij iets in 't Maart-nummer
van de Stemmen des Tijds.
Dr. Hendrik Muller gaf een fraai artikel
over den gestorven Vrijstaatschen president
Steijn, waaraan wij 't volgende ontleenen:
„Te Bloemfontein, waar hij Kruger en
den Britschen Hoogen Commissaris Milner
te zamen bracht, trachtte hij te plooien,
om den krijgskamp te voorkomen en ver
kreeg van zijn ouderen broeder bewilligin
gen tot het vragen waarvan hij, zooals hij
mij later verklaarde, zich nauwelijks ge
rechtigd achtte.
Toen heeft hij Gode gebeden, hij
zeide het openlijk in zijn Volksraad dat
de bittere kelk van den oorlog toch aan
het land mocht voorbijgaan. Doch toen alle
pogingen faalden, toen is hij te paard ge
stegen en is met de zijnen, meestal bij
het commando van Christiaan Rudolph de
Wet, het veld ingereden, huis en erf ver
latende, die hem nooit hebben wedergezien.
Bijkans drie jaren achtereen is het zadel
zijn eenig hoofdkussen geweest.
Gee^ oorlog is ooit op menschlievender
wijze gevoerd, dan door de Boeren. Bij
onzekere vraagstukken werd onveranderlijk
beslist ten voordeele van den vijand.
Generaal den Beer Poortugael's Oorlogs
recht, dat ik hem kort te voren had ge
stuurd, heeft hem gedurende den geheelen
oorlog nauwelijks verlaten. Het volkenrecht
moest nauwlettend in acht genomen wor
den en het geweten schoon blijven.
Maar geen enkele poging, geen enkel
offer mocht- geschuwd worden voor het
behoud van 's lands onafhankelijkheid. Toen
na de inneming van Bloemfontein en de
bezetting van al zijn dorpen velen onder
zijn eigen volk den strijd moede werden
en Transvaalsche voormannen spraken van
opgeven vóór ook daar het land zou zijn
verwoest, toen verzond hij aan President
Kruger dat nooit openbaar gemaakte klas
sieke telegram, waarin hij zijn besluit te
kennen gaf om te volharden. Tot nu toe,
betoogde hij° had men slechts een beproe
ving doorgemaakt; thans was 'toogenblik
gekomen om te toonen, dat men een man
was en de onafhankelijkheid waardig even
als de achting van het nageslacht. Zijn
woord heeft ingang gevonden en zijn man
nen den eerbied geschonken van heel de
wereld; ik ervoer 't zelfs aan 'thof van
Siam en bij den onderkoning te Nanking.
De oorlog heeft zijn lichaamskrachten
gesloopt. Naar Holland vervoerd, vermocht
hij daar zelfs de armen niet meer op te
heffen en weigerden de lippen woordvor
ming. De bekwaamheid en toewijding van
onzen hoogleeraar Winkler en de oneindige
zorg zijner echtgenooie verrichtten toen
een wonderzij richtten den eik weder op.
Doch vasten wortel heeft die niet meer
geschoten. De oogen zijn half geloken ge
bleven, de vingers te zwak voor inspan
ning, de lichaamskrachten wankel. InZuid-
Afrika teruggekeerd, moest hij zich terug
trekken op het stukje land, dat hij kort
voor den oorlog uit zijn kleine middelen
had gekocht.
Zijn vrienden hadden de eer daar een
eenvoudige woning te bouwen uit de
steenen van het veldeen eer, want liet
hij niet antwoorden op zeker aanbod
„President sal liever te hooi eet dan die
geld aanneem."
Hij doopte de plaats eenzaam gelegen bij
Kraalspruit, niet ver van Bloemfontein,
„Onze Rust", en die heeft hij er gevonden,
bestraald door geluk.
Want hij had geleerd en leerde dit te
berusten in den wil van den Allerhoogste,
wiens wegen ondoorgrondelijk zijn en die
immers beter weet dan wij, wat goed voor
ons is. Zegen ook zag hij rusten op zijn
gezin, zijn voortreffelijke gade, gesteund
door vasten wil, wassen in lichaamskracht
ter volledige vervulling van haar weldadige
en gelukbrengende taak, zijn kinderen op
groeien den ouders waardig.
Twee zijner dochters verbonden zich in
den echt aan trouwe, achtenswaardige en
vooraanstaande Vrijstaters van den echten
stempel, Een derde kwam aan 't hoofd van