Eerste Blad, Zaterdag 7 April 1817. Antirevolutionair Jaargang N\ 2274, Orgaan w©@r de Zuidliollandsclie en ^eenw^eiie Eilanden. Fa. M. L. Coles Zones m IN HOC SIGNO VINCES 1 propriBtair B. C. F. t. i LEE-Moom Reclames Msdedaelingen. 1 AdTerteatiëa 10 Csbé per regel en «aal. Reclames §0 par regél, Boeks&iikOBdigiBg 5 Gent per regel en *Jt maal. Deas Courant veïsolignt eiken Woensdag sa Saterdag. UITGEVERS: iTr:Tm p;p-59 08Et b!j w-8 o E K H o v E N z o n e n, j BnLeElarid olj roöraitbetafiEg f _j50 pas jaar, I SOMMSLSDIJKj Groot# letters en ?ignetten worden berekend naar de plaatsruimte dis s§ beslaan. Afzonderlijke nummers 5 Cent. «teiefooa Iaferemun. Ho. 8. j] Adyertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 aur. Alle itnkken voor de Redactie bestemd, Advertentiëii en verdere Administratie franco toe te zenden aan «I© USt&eveis. PP*9 Wegens invallende feestdagen zal ons a.s. Woensdagnummer NIET verschijnen» %aaschfsist of Feest der Doorbreking, „HET GOUDEN HEET", Gedeapte teeasielger 63.4,63B DINERS 80 eeïïï «b hooger. LOGIES MET ONTBIJT OP DER UITKIJK. Voorstraat - DIRKSUND. ir PENNEKRASSEN. Adm. „Paaschfeest" is gemaakt van 't woord Pascha, dat voor den dag komen, er uitkomen, er doorbreken, er uitgaan beteekent. Er is een Pascha der bloemen. Wanneer de winter de velden hard gemaakt heelt en geen plant uit botten kan geen bot aan den boom zich ontplooien durft uit vreeze te bevriezen, komt de Lentezon en de bloemen en 't gras breken door en de bloesem pronkt aan boom en struik. Er is een Pascha der zon. Wan neer de koude mist loodzwaar op |^->nze akkers ligt en geen boot va ren durft en de treinen alle voor zichtigheid in acht nemen wanneer in de groote wereldsteden op klaar lichten dag de lantaarns worden opgestoken bij de hoeken der slop pen en stegen o, wat is 't dan heerlijk, als de zon doorbreekt. Er is een Pascha, als het kieken zijn schaal verbreekt, en het kip- penleven uittreedter is een Pascha van den vlinder, als hij uit den popvorm zich losmaakt en in prach tige kleurschakeering 't oog boeit en zich tot jacht der kinderen noodwendig dwingen laat. Oud Israël had zijn Pascha want uit de Egyptische duisternis van drie dagen brak voor hem door de verlossing naar Kanaan; en kwam uit de tyrannie van 430 jaren te voorschijn die heerlijke vrijheid, waarin het Zijn Verbondsgod zon der eenigen overmatigen druk loven en prijzen kon in tabernakel en tempeldienst, in ceremoniën en wetsbetrachting. Ook de Christus heeft zijn Pa scha. Neergedaald ter helle, is Hij uitgegaandoorgebroken door de verzegelde steenendoorgebroken door de tempelwacht, die in bangen angst van 't graf vluchtte; en is uit de doodsspelonk uitgegaan naar den hof, naar Galilea, naar de zee van Tiberias, naar Emmaus, naar den Olijfberg, naar den Hemel. Dat Pascha staat gevierd te wor den de herinnering zal weer le vendig worden, dat Jezus naar zijn menschheid is opgestaan. Neen, niet als Zone Gods. Dat kon on mogelijk. De Tweede persoon in 't Goddelijk Wezen de Tweede der Drieëenheid kon niet sterven aan 't kruis, kon dus ook niet begraven wordenkon dus ook niet door breken de dood, die knecht Gods, kon zijn Heer niet vernietigen. Van 't Goddelijk Wezen blijft de dood af. Maar 't was Jezus als mensch, die stierf. Hij blies zijn menschelijken geest uit en zijn menschelijk lichaam daalde in de groeveals Zoon des menschen stierf Hij en kwam uit, nochtans bleef zijn Goddelijke natuur Hem in 't graf bij. Hij was waarlijk dood en zijn ziel was waarlijk uit zijn lichaam, en die ziel was in de hel als van alle ziel, wier lichaam in de koude aarde wordt gelegd maar al was Jezus ziel in de hel en zijn doode lichaam in de spe lonk toch wist Jezus wat er met zijn lichaam en ziel gebeurde, omdat Hij zijn Godheid en dus zijn Goddelijk Weten niet verloren had Hij was zich in de hel volkomen bewust de smart en 't lijden en voelde zich welbewust neergedaald in de plaats der ramp zaligheid en voelde daar terdege goed wat 't oordeel Gods over de zonde was, dddr in die plaats der smarte. Maar dit was 't groote verschil met 't menschelijk neerdalen ter hel, dat de goddelooze er blijft, maar Jezus brak er doordat de goddelooze zijn eigen straf draagt en Jezus dat voor zijn volk deed maar zoo goed als een zondaar de hellesmart ondergaat wegens zijn zonde, zoo goed en zoo zwaar, maar niet zoo lang droeg Jezus die, om dat Hij Middelaar was. Gewis God heeft zijn ziel in de hel niet verlaten God heeft Jezus ziel niet aan den duivel voorgoed overgegevenGod bewaarde en waakte over Jezus ziel als een moeder voor haar kind bij gevaar en noodweerals een apotheker zijn nardusflesch maar al wasjezus ziel in de hel niet verlaten, al was ze ddar niet alléén ze was er toch in, zij 't dan onder de schutse des Vaders. Daarom ook de opstanding. De ziel was maar een oogenblik in hellesmart en God de Vader liet ze uitgaan uit dat oord der ellende en toen de ziel uit de hel uitbrak en wegging, voer ze weer in Jezus doode lichaam toen waren ziel en lichaam weer een en wandelde Hij weer in den hof, maar verhoogd. Paschen och brak de vredezon maar doorden bloeddamp vage ze weg en de ellende des levens op de fronten en in de burgerlijke maatschappij verdwijne bij haar lieflijk schijnsel. Paschen De Zonne der gerech tigheid is opgegaan, is neerge daald is weer opgegaan, maar de Volken hebben haar Licht ver smaad. en daarom is er duisternis en droefheid in die wereld dier woestelingen maar zoodra die ver smading ophoudt, en de volken Hem. weer aanbidden als den op- gestanen, verrezen Heiland, die den dood overwon en 't leven te- ruggaf aan de individuen en vol ken, dat leven heiligen wil bij Motel Restaurant Direct nabij da Hoofditeee, ReSÉeirdaMPL f 125, f 1.50 en f 1.75 Tel. No. 1532. Aanbevelend, Het deer Ieder aanbevolen adres. geloof aan Zijn dood en opstan ding, dan houdt do slachtpartij op dan komt 't schaamtegevoel over zooveel gewrochte levensdonker heid, waar de Heiland 't licht over den dood deed uitstralen. Paschen feest der doorbreking dat de vrede kome. En de volken van nu voortaan uitgaan uit hun wreveldaden, maar ingaan in een leven van broederschap en inter nationale vriendschap Eiken dag nieuwe berichten Ons volk gaat voedsel telen. Eindelijk is het dan toch doorgedrongen tot het besef der groote menigte, dat in den letteriijken zin des woords, als God het niet verhoedt, de honger voor de deur staat. Neen, hij is er nog niet. Ook met de brood rantsoen-vermindering op 7/» van wat we hadden, is er nog geen honger. En als dat rantsoen nóg meer moet verminderd worden, dan hebben we 't niet ruim, dan zal er een gevoel van onvoldaanheid in ons oprijzen, maar bepaald honger is er dan ook nog niet. Maarwe zien dan toch zijn schim. En als 't dan nóg wat harder nijpen gaat, met nóg een paar ongelukken op zee en een schralen oogst op de velden, ja 1 dan is de honger er We zijn nu zóó ver, dat het groote publiek met de mogelijkheid rekenen gaat. En de bekende oproep, om geen pleksken grond onbebouwd te laten, vond weerklank. Onze koningin gaf het voorbeeld. En men kan er op rekenen, dat op haar bezittingen, waar het bedrijf door deskundi gen kan worden geleid, ook uit den bodem gehaald zal worden, wat er met Gods hulp aan menschenvoedsel uit te halen is. 't Zelfde geldt voor groote maatschappijen, instellingen en bedrijven. Wel zou het wenschelijk zijn geweest, dat deze gansche zaak meer systematisch was in elkaar gezet en dat b.v. van den vóórwinter af één eminent deskundige, of een kleine kring van deskundigen dag op dag de vraag had bestudeerdHoe kan Nederland in 1917, naar den mensch gesproken, 't mééste voed sel uit zijn bodem halen. Nu zit er zoo weinig systeem in. Mén had dan ook tijdig met allerlei voor stellen kunnen komen en, als laatste remedie door den sterken arm der wet in dezen cri sistijd kunnen dwingen om ep bepaalde plaatsen bepaalde gewassen te telener had in ieder geval in de richting billijker en ordelijker werk kunnen worden verricht. Werke ieder toch zooveel mogelijk mee Ik zal de laatste zijn, om af te geven op de „boeren", zooals men dat in de groote stad doen kan, waar duizenden vast geloo- ven, dat Nederland overvloed hebben kon, als die „koppige boer", die op z'n geldkist vast zit als zekere lastige parasiet, die op de vóór-pagina van een krant niet bij 'r naam genoemd wordt, naar 't spreekwoord zegt op de teerton, als die „koppige boer" maar zaaien wou. Werkelijk, zoo zijn die menschen. In een wit-rieten café-stoeltje, achter hun bier, weten ze precies te vertellen hoe 't moet. Ze halen desnoods een aanteekenboekje uit den zak en zullen u „met de statestiek" bewijzen, dat het zooals z(j 't zich voorstel len prachtig loopen kan. Dat komt dan op 't volgende neer. Zie eens, zeggen zij, volgens de officieele cijfers "zijn er in ons vaderland zóóveel H.A. bouwland en zooveel weiland. Van het laat ste véél meer dan van het eerste. Enfin, dat begin klópt. Ons land Is goeddeels een land van koeien en niet van koren. Dat w5s al zoo in de dagen van de Republiek, ja in de dagen der Romeinen. Daar zal dus ook wel een goede oorzaak voor zijn. Alléén, dat zij toegegeven, er is altijd een kleine schommeling geweest en in de laatste dertig jaar is het besli3t zóó gegaan, dat langzaam maar zeker 't pro cent bouwland nog meer afnam en het wei land aangroeide. Gróót verschil echter maakt dit niet. Het is altijd bij ons geweest een land-van- kaas en een volk-van-boter. Dit ééne echter dient herinnerd. Toen, een twintig jaar geleden, dat verdere omzettingsproces begón, omdat de boeren die land hadden voor beidt bedrijven geschikt, ons voorrekenden dat ze met de melk een behoorlijke bedrijfswinst konden maken en met graan niet konden uitkomen, toen is er van Rechtsche en speciaal ook van a.r. zijde een poging gewaagd om daarin verandering te brengen. En wel door invoering van zeer matige graanrechten. Immers, hoe stond toen de zaak? Amerika had koren te over. 't Werd daar op nieuwe gronden met zeer weinig bedrijfs- onkosten geteeld en voor een zuur gezicht namen de Oceaan-reederïen dat koren als ballast óp hun reis naar Europa mee terug. Daar kon onze landbouw niet tegenop. En om nu de kansen wat gelijk temaken, werden geringe graanrechten voorgesteld. Toen is daar niets van gekomen. De Linkerzijde verpolitiseerde 't geval vond den kreet uit „duur brood I" hoewel 't brood sinds dien tijd veel méér duurder geworden is, dan die kleine verhooging, wel ke door matige graanrechten zou veroorzaakt zijn en de zaak het straf. Ook de boeren legden er zich bij neerde goede tijd voor 't zuivel was aangebroken. Maar dit staat toch wel vast Als men destijds, door matige graanrech ten, den graanbouw goed loonend had weten te houden, dan zou er nu méér bouwland zijn, waarop het kostelijke koren met hoop op den goeden uitslag kon worden geteeld. Doch d&t sta tusschen haakjes. Mijn stads-café-held weet raad. „Kijk eens zegt hij de Regeering bepaalt eenvoudig, dat er één, twee-of drie honderdduizend bunders grasland, zooveel als hij verkiest, moeten worden omgeploegd, en met tarwe bezaaid. Waar gras groeien wil, daar groeit ook wel wat anders. De koeien, die we dan te veel hebben, die eten we op. De boer kan er een goede prijs voor krijgen en 't vleesch heeft dan nog niet eens zoo duur te zijn. Is de veeprijs door al dat afslachten te veel gezakt, welaandan geeft de Regeering maar toeslag, dét gebeurt te genwoordig zoo vaakEr kan dan wel geen boter, kaas en vee werden uitgevoerd, maar we zullen allicht zuivel genoeg overhouden voor ons eigen gebruik, en desnóóds kunnen we boter en kaas nog minder ontberen dan brood." Men ziethet klopt precies. En ik zou me zelfs een volksvergadering kunnen voorstellen, die op zulk een redenee ring met een „krachtig applaus" haar zegel zette. Nu kdn, inderdaad de Regeering véél. Vooral in dezen crisistijd. 't Bekende zeggen uit de dagen der Spaan- sche crisis te onzent: 't Moet er voor dit maal zoo mee dóór! laat zich ook thans voor vele maatregelen gebruiken. Maar de Regeering kan tweeërlei niét. Vooreerst kan zij niet de natuur dwingen en in de tweede plaats heeft zij slechts voor een klein gedeelte de omstandigheden in haar macht. Zoo'n praatkwast in de stad heeft er na tuurlijk in 't minst geen benul van, dat een veehoudersbedrijf zoo héél anders in elkaar zit dan dat van een graanboer. Stel eens, dat zoo'n plan doorging Waar zouden de boeren dan zoo ineens voor die vele duizenden bunders nieuw bouw land de gereedschappen, de paarden en de bouwknechts vandaan moeten halen Die stampt men niet uit den grond. Een veeboer gebruikt veel minder „volk" navenant dan een bouwboer. Wie nooit an ders dan veehouder was, zou daarbij nog raar kijken, al3 hfj een ploeg door't grasland sturen moest I En het „volk" er is nü al niet genoeg, terwijl de min. van Oorlog geen mannetje méér missen kan. Doch dit alles daargelaten. De natuur verzet er zich ook tegen. Er is nu eenmaal veel laag gelegen grasland, dat voor landbouw ongeschikt is. Daarbij geeft zelfs onder de beste omstandigheden, omge legd land 't eerste jaar slechts een zéér ma tige oogst, 't Moet eerst winnen. Net zoo goed als 't omgekeerd een paar jaren duurt, eer de zode goed stevig geworden is. Dus zal de boer verstandig doen, derge lijke wijsheden uit stad stil te laten praten. Maar er Is iets anders. En dit ligt voor eiken veeboer z'n eoncientie. Hij weet zeer goed, dat er altijd wit ge daan kan worden. Zóó'n graszee kan 't om z'n kiem heen niet zijn of er is altijd een pleksken, waar wat aardappels, boonen, groente enz. voor eigen gebraik groeien. Hij, als boer, weet het best, welke stukken van zijn grond daar nog weer voor geschikt zou den zijn. En, kan er van omlegging in 't groot, in ééns, geen sprake zijn, wél van uitbreiding van dergelijke bouwhoekjes, die ze met wat inspanning met eigen volk be werken kunnen. Zóó dat ze niet slechts voor eigen gezin, maar ook voor anderen mondkost bereiden. Als er de goede wil is bij onze boeren, als deze zaak hun op de consciëntie Sigt, als ze inzien dat het er dit jaar „om gé&n zal", dan zullen ze den weg der middelen be handelen willen en teerkost telen. Ook al móésten er eens 'n paar koeien minder om loopen. Dkt komt wel weer terecht 1 Ineens 'n bedrijf omzetten, dót is dwaas heid. Maar vele kleine akkertjes méér met mondkost, landbouwers I maken samen tóch nog een flinke oogst. UITKIJK. 20 cent per Regel. MAGAZIJN van GEMAAKTE NACHTHEMDEN PANTALONS HEMDEN FLANELLEN ONDERLIJFJES COMBINATIONS - ZICHTZENDINOEN FRANCO - Zouden we den vrede op déze manier moeten krijgen Och, het leven is nu eenmaal vol raadse len Dat komt omdat wij menschen zijn omdat wjj menschelijk denken. We zouden het zoo dikwijls anders willen in ons per soonlijk leven 1 Zoo graag zouden we dit of d&t hebbenzoo heel gaarne zouden we dót zijnzoo graag zouden we Maar, altijd komen we tot de ontdekking van de waar heid De mensch wiktGod beschiktEn gelukkig, driewerf gelukkigdat het zóó is. Anders kwam er van 's werelds loop en ge beuren niets terecht! 't Is zoo'n gerustheid, verzekerd te kunnen zijn, dat er Eén is, Die van eeuwigheid den loop der dingen heeft bepaald Maar dat sluit natuurlijk niet uit, dat wij, menschen, toch ook mogen redeneeren, den ken Dat is ook een gave van dien zelfden God! Hij wil, Hij eischt van or.3, dat wij 'tdoen. De theologen moeten den'..en en door Zijn Geest geleid ons Zijn verbor genheden openbarende diplomaten moeten het doen; de politici evenzoo, als ze Hem er maar in kennenTot Hem gaan, als de Bron van alles. En daarom mogen ook wij, eenvoudigen, leeken, wel vragen, we! gissen, neen móéten wij dat doen. Het gaat niet aan, van den eenen dag in den anderen te leven, zoo ijskoud weg. Als dat nu in het gewone, dagelijksche leven al het geval is, hoeveel te meer in dezen ontzettenden tijd, dezen tijd van wor steling op allerlei gebied. De vragen rijzen voor ons opze verme nigvuldigen zich, ze stapelen zich op; dat alles wordt een echte chaos! Eerst waren het enkele landen die in oor log waren. We spraken van een drie-maand- schen modernen oorlog Maar het aan tal landen, dat daadwerkelijk aan den oorlog

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1917 | | pagina 1