Zaterdag 81 Maart 1917.
8t4e Jaargang N*. 227sJ.
voor de Znidhollaiidsclie en SlSeeuwsclie Eilanden.
Eerste Blad.
O
Antirevolutionair
Orgaan
X
1
IN HOC SIGNO VINCES
„HET GOUDEN HEBT
OP DEN UITKIJK.
LAND- m TUINBOUW.
f 1,25, f 1,50 en f 1.75
Tel, No, 1532, Aasfeavelend,
*-
3n
71
i,
■J
ide
ie.
an
te
el,
an
nd
an
an
br-
Ja,
:st
erf
■S-
3rt
[er,
ig.
te,
as.
a-
de
iet
ar
in.
en
S'
ng
ne
iet
en
fl
ic-
Oase Ooaraat vessehgat elkea Woensdag latefflag. UITGEVERS:
Abonnementsprijs pes dria saaaadsa p. p. 50 öeat bij voomitbstalingj W, BOEKHOVEN Zonen,
Buitenland bij woraitbetaling f 4,50 pes jess, SOMMEILSDIJK.
Afzonderlijke nnramers 5 Cent» Teiefeoi btoema. Mo. i.
10 Cesl pes segei @s 3/s sasal Beelames 10 ptst régel.
Boekaankondiging 5 Cent pas regel es ifs saaaU
BiaiistsaaTrsgea en BlenstasnMsdlnges 50 öest psg plaatsing.
Groot© letters es vignetten worden berekeafi Baar de plaatsruimte die srif beslaan.
Advertenties wordea ingewaeiat tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 aar.
AS Ie stukken voor «le Hedactle bestemd, Advertentlëis en verdere Aafmünlstratfe I raneo toe te eenden aasa «Ie Ultgeveis.
AKe
lW'
0®m politieke iieiijcfenis.
Belijden, waar en wanneer ook; te
genover ons zelf in schuldbelijdenis van
ons tekort; tegenover Hem, Die ons
schieptegenover vriend en vijand te
gen Satan en Wereldtegenover Kei
zers en overige Overheden; tegenover
kinderen in ons Gezintegenover kin
deren op Schooltegenover de leden der
Kerk in den Zondagschen Dienst des
oords; tegenover onze tegenstanders
op sociaal en politiek en kerkelijk ter
rein belijdenbelijdenbelijden van den
Naam des Heeren is plicht. Plicht, als
de vijanden u sarrenU uitlachen
U smadenen U morrend en wrokkend
den rug toekeeren.
Belijdenis was 't werk van Eva; in
't Paradijsen haar goede belijdenis
klinkt ieder fier in de ooren, toen ze
den Satan toevoegde: »Van de vrucht
der hoornen dezes hofs zullen we eten
maar van de vrucht des booms, die in
't midden des hofs is, heeft God gezegd
Gij zult daarvan niet eten, noch die
aanroeren, opdat gij niet sterft.* Daar
beleed ze; daar bekende ze, flink en
fier den Naam des HeerenGod had 't
zóó en zóó gezegd en daar wilde ze zich
aan houden totdat haar belijdenis
verstomde onder de verleiding des Satans
|?n zij zag, dat die verboden boom goed
was. Door dat zwijgen, dat niet langer
getuigen van Gods wil en zijn aan haar
gedane openbaring; stortte zij zich en
haar nageslacht en de gansche schepping
op aarde in ellende. Zij was de eerste
belijdster van Gods Naam, zij was de
eerste zwijgsteren de vreugde van Eden
veranderde in rouw.
Maar in de woestijn stond een Tweede
Adam. En weer tart Satan. Maar Hij
bezwijkt niet. »Er staat geschreven*,
en met die belijdenis van Gods Naam
en Zijn geopenbaarde waarheid drijft
Hij den Satan voor zich uit. Door die
belijdenis van den Christus tegenover
den verleider èn daar in dó woestijn
én overal waar Hij optrad heeft Hij den
Naam des Heeren voor alle volken en
talen en tongen tot een sterken muur
gemaakt. Belijden, en op de belijdenis
van Petrus is de Kerk gefundeerd. Be
lijden van dien Naam, en daarop be
rusten de Christelijke Scholenbelijden,
en van daar een Christelijke Weten
schap met Ckr. Universiteitenbelijden,
en daarom Christelijke politiek, die zich
den Naam des Heeren nooit en nergens
schaamt; belijden, en daarom 't bloed
der martelaren en hun lofgezangen in
verstikkenden rook en bij 't lekken der
vlammen aan hun tong.
Belijdendie opdracht kregen de Pa
triarchen en ze vervulden die. Kregen
de Profeten en Priesters en Koningen
van Oud-Israël, en velen vervulden die.
Kregen de discipelen en apostelen op
den Olijfberg, voor de Heiland opvoer
hebben ook wij allen gekregen, van wat
naam en persoon en staat of stand we
ook mogen zijn: belijden, bekennen,
Zijn Naam en openbaring gelooven, aan
vaarden met hart en ziel, en die uit
dragen te midden der vrienden en vij
anden.
Ook op staatkundig terrein. Zijn Naam
is God almachtig* Schepper van alle
creatuur en Hij heeft zich en Zijn wil
geopenbaard in Natuur en H, Schrift
naar de openbaring heeft de Staatkunde
zich te gedragenwant zoo zegt onze
Catechismus in vr. 99 »in één woord,*
dat wij den heilige name Gods anders
niet dan met vreeze en eerbied gebrui
ken, opdat hij van ons recht bekend,
beleden, aangeroepen en in al onze
woorden en werken geprezen worde.
En nu heeft ieder onzer op politiek
terrein tot roeping en plicht om bij alle
stoffelijke leven, dat onder't beslag des
Staats ligt; om bij alle geestelijk en
zedelijk leven, waarbij de Staat niet
koud en gevoelloos mag staan; om bij
sociaal, stoffelijk en geestelijk leven,
dien Naam Gods te belijden en Hem te
erkennen en in gedachtenis te honden.
Met 't hart, met 't hoofd, met den mond
met de pen. In de politiek en in de
poëzie. In de Kamers en in de Staten,
Op den akker en in de Troonzaal
Belijden Zijn Naam d. i. Zijn open
baring, d. i. dat Hij alleen is Koning
der Koningen.
Ieder mensch moet dat doen, omdat
ieder naar Gods Beeld is geschapen en
dus in zijn geweten nog met gedachten
Gods rondlooptdoch die gedachten Gods
in ons zijn kwijnenddat is niet Zijn
schuld, maar de onze. Daarom juist heeft
Hij de openbaring gegeven om die kwij
ning, dat nachtlicht te versterken en
Hem veel, veel beter te leeren kennen
dan met dat, wat er nu nog in dat
geweten zoo'n beetje schijnt. Wie op
dat geweten alléén vertrouwt om God
te leeren kennen ook voor 't Staatsle
ven hij schiet te kortdat consciën-
tielicht is te somber; je kunt er te wei
nig door zien in de duisternis van 't
verzondigde politieke leven. Meer, meer,
nog meer licht is noodig dan dat des
Gewetens. Meer, nog meer dan dat des
verstands. Meer, nog meer dan dat der
volkerenhistorie. Licht uit den Naam
des Heeren d.i.'t licht van Gods Woords
is noodzakelijk bij zooveel nachtpitjes
van Consciëntie, Rede en Historie.
Onze politieke belijdenis staat in 't
licht der Godsopenbaring.
Elke andere belijdenis, tegen of zon
der dien Naam, is af te keuren en we
verzetten er ons tegen in den Naam
van God. Die belijdenis van Hem
tegenover ieder, en vooral tegen don
godsdienstbelager, verplichtend stelt,
Al moeilijker, maar God regeert.
De toestand voor obs land wordt steeds
moodijker. De rantsoen serE gen worden veel
vuldige! en de controle er op, terecht,
scherper. Door gebrek a au grondstoffen zal
Twente werkeloos worden en komen daar
een 30 duizend saenschen op de keien. Eu
overal, waar men 't oor te luisteren legt,
verneemt men klacht èn in de steden, maar
ook op 't Platteland, waar evenzeer wer
keloosheid, aithans grcotere schaarschte
dan voorheen, is voorspeld, na de ministe-
rieale bepalingen omtrent de teelt der ge
wassen en de verdiensten van zeer velen,
die bij den vorigen oogst nog »om den
derden* hadden en daar een aardigea duit
uithaalden, zullen slinken.
Zonder met opstel, een donkeFen bril op
te zetten, ziet ieder reeds groote moeilijk
heden in de toekomst; alles nog duurder;
veel niet meer te krijgen; lager loonen en
minder dagwerk.
Neen! bloed onzer Landssonen heeft nog
niet gevloeid, maar overigens zitten we,
zoo goed als Duitschland en Engeland in
oorlog; en 't einde is nog niet te zien;
Ingesloten en afgesloten worden we geprest
door inkrimping der scheepvaart om den
buikriem nauwer aan te halen en dit jaar
schijnt de vreugd des levens te wijken uit
de gezinnen, tensij de vrede komt inzicht;
dat zal alreede een verkwikking zijn, al
kan 't dau nog wel een jaar of wat duren
eer er weer iets van 't normale leven te
zien is.
Nochtans; bij dit alles: God regeert.
Geen vïoek over de verdwaasden, die
snaar voortgaan met bloedvergieten, geen
verwenschingen near 't hoofd van hen, die
de schuld vau alles dragen; maar 't oog
naar binnen in eigen hart, of we wel méér
verdiend hebben, lettend op onze gedachten,
.XJS
Motel Mestaisrfeof
Öedesigit© Hoereustefgsr @M>
Uireot nabij de Hecfdatasg,
HséÉes-dsrai,
DINERS 60 eest es hoogs?,
LOGIES MET ONTBIJT
1 proprlair R. C. F. ya. LEE-Moom
Hei door ieder aambevolPffl adfrjx
woorden en daden voor God; maar 't oog
naar Boven, waar Hij woout, om wiens
heiliga vingeren 't lot der volkeren, e:i ook
ons lot wentelt, Ia da schuldbelijdenis als
personen eu hui gezinnen I In de schuld als
Kerk er, MaatschappijIa de ec iuH op de
fabrieken en op den akker,
Ea afwachten, wat Hij na deie ernstige
brtkicg des harten, uit genade, doen wil.
Hij rageert; en dat troost den Christen
ia veel.
Verkiezing in Amsterdam.
In een der Amsterdamseha distrikten
sal er door den dood van prof, Van Hamel,
een Kamerverkiezing moeten plaats hebben
en de zoon vau dezes professor is candi
dal der liberalen. Dat deze de zoon is,
hindert nietvooral niet, als deze zoon een
K amercandidatuur, wegens sijn kennis en
bekwaamheden waardig ia. Daarover valt
niemand.
Maar deze jongere Vaa Hamel heeft zich
cog kort geleden uitgelaten tegen de Grond-
wetihersfeaing, zooals deso in art, 80 en
art. 192 is neergelegd en vond steun bij
Mr. Van Houten ea de „Telegraaf", die 't
er niet op toslegden om het Kabinet in zijn
moeilijk werk tegeno ver 't Buitenland te steu
nen, Ia één woord: hij stond is de oppositie.
Doch nu gecacdideerd, heeft hij, blijkens
de Pers, zija rokje omgedraaid en sal da
herziening aanvaarden.
Geen wonder, dat er bij alle richtingen,
van Links en vaa Rechts, protesten op
gaan tegen soon candidatuur. Dat is geen
waarheid ia da wetgevingdat is veel meer
zete'jacht; soo'a candidaat heeft rija repu
tatie al verloren, vóór hij nog in de baak
rijns vaders plaats neemt. Da's corruptie,
waar de kiezers een stokje voor moeten
steken.
Rechts sal wel thuis blijven; maar dat
er in 't hart van velen de lust opkomt,
om bij zooveel onwaarheid en valsche hou
ding, niet dazen Van Hamel ta kiezen, maar
den socialist Loopuit, zou se niet kwalijk
sijn te nemen.
Nochtans, de Rechtschen zullen op hun
lippen moeten bijten en niet gaan stemmen
maar hét maakt een allermiserabelsten in
druk, dat men van liberale zijde met zoo'n
candidatuur durft te komen. Het ruikt daar
in die kiesvereeniging vuil muf. Zooiets
dat san 't oude kliekjeswesen herinnert.
Maar waarlijk 1 't volk is zoo iets al jaren
mos; dat is in elk geval een zegen op, en
de Vrucht der democratie. Prof. Vau Hamei
dient te vallen, wegens onoprechtheid ia
sijn politieke houding. Recht door see, blij vo
onze Hollandsche leus,
Een „bladzijde uit den schoolstrijd".
Dat zal voor heden het onderwerp van mijn
overdenking zijn en om daarbij up-to-date
te wezen, zal ik niet opslaan het boek der
Kronieken, waarin de verdrukking van ons
christenvolk beschreven staat, maar ik neem
de bladen uit het heden, anno negentienhon
derd en zeventien, vlak né het groote Paci
ficatie-feest van verleden jaar, nu de Linker
zijde de borst nog warmer klopt voorfinan-
tieële gelijkstelling tusschen openbaar en bij
zonder onderwijs dan ons.
Maar mijn inleiding is al te lang.
Laat ik tot de feiten komen.
Het is een gemeente in een der schoonste
streken van ons vaderland; 'n halve eeuw
geleden weinig meer dan een min of meer
centraal heidedorp, maar die zich sedert ont
wikkeld én uitgebreid heeft tot een plaats
voor forensen en pension-gasten, voor villa's
en landgoederen, voor fabrieken ook en allerlei
nijverheid.
Er zijn in genoemde plaats zes openbare
lagere scholen; het christelijk onderwijs bloeit
er en voorzoover mij bekend is, ook dat der
katholieken.
De getallen wijzen het uit.
Er zijn b.v. vijf christelijke scholen in die
gemeente, waarvan er een zelfs tegen de 600
leerlingen telt. Neemt men daarbij in aan
merking, dat twee vijfden der gemeente
roomsch-kathoiiek is, dat er een bloeiende
geref. kerk is met twee predikanten en dat
er de hervormden in meerderheid, als blijkt
uit de keuze hunner leeraars streng-confes-
sioneel zijn, dan begrijpt ieder wel, dat deze
gemeente in menig opzicht is een beeld van
't gansche vaderland tn dat er deRechtsche
en Linksche groepen vrijwel tegen elkander
opwegen.
De Raad is er thans Links, al is er vaak
een heftige strijd om de meerderheid.
't Staat ongeveer 3 tegen 4 Rechts
tegen Links.
En nu komt dan mijn „bijdrage".
Ik geef ze, net als ik haar uit de bladen
heb saamgelezen en er één geheel van heb
gemaakt.
Er zijn daar zes openbare scholen.
Echterer is groot verschil tusschen alle
deze, want ai is de „openbare" school juist
zoo voortreffelijk wijl zij immers toegankelijk
behoort te zijn voor alle kinderen des volks
het is er verre vandaan, dat elke openbare
school open staat voor ieder kind.
„Want standen motten d'r wezen".
't Woord is niet van mij, maar van den
oproerigen krabbelaar" uit „Het Volk" die
ontdekt heeft, dat er in de ambtelijke hiërar
chie per dienstorder zelfs standverschil ge
maakt wordt inzake de plek, waar een klerk
en waar 'n commies zich 'n oogenblik rus-
tiglijk neerzet
Die zes scholen zijn niet voor hetzelfde
publiek, tjonge nee
In zooverre er nu verschil van leerplan is
en er ulo- of muio-scholen bij zijn, kan ik
dat begrijpen wie meer krijgt voor z'n kroost,
dient ook meer te betalen en als daardoor
zekere klassen van het volk van bepaalde
scholen worden uitgesloten, wijlzij het daar ge
vorderde schoolgeld niet kunnen betalen, dan
is dit evenmin onbillijk, als wanneer een ar
beider in een zindelijke, goed verwarmde
derde klas naar zijn werk spoort, omdat zijn
beurs hem niet veroorlooft de eerste te nemen.
Maargeheel eender is 't weer niet.
En ik hoop van harte, dat ook onze bijzon
dere scholen steeds op de een of andere wijze
de gelegenheid zullen open houden voor bi
zonder begaafde leerlingen, ook uit de arbei
dersbevolking, om voortgezet en uitgebreid
onderwijs te genieten, zonder dat de kosten
daarvoor een belemmering zijn.
Maar nu 't gewone lager onderwijs.
Op de scholen, daarvoor bestemd, zijn wel
de leerplans, maar zijn niet de schoolgelden
gelijk.
Er zijn scholen voor „betalenden".
En daar zijn „armenscholen".
Op de laatste betaalt men nihilhet zijn
de scholen voor „onvermogenden", vooi den
„minderen man", voor de klompjes-kinders,
enfin: men begrijpt.
Niemand zie hierin een uitzondering.
'n Enquête zou 't wel anders uitwijzen.
Ja, men zou het verrassende feit consta-
teeren dat op plaatsen, die eveneens 'n Link
sche meerderheid hebben, overwegend „de
mocratisch", waar de socialisten zich steeds
verder in den Raad boren en de vrijz. demo
craten bij bosjes tot raadslid gekozen wor
den, dat daar tóch hei openbaar onder
wijs z'n „armenschool" èn die voor de „kleine
burgerij" telt, terwijl het onderwijs op beide
eender is.
„Standen motten d'r zijn"
Terwijl dan vaak te dierzelfder plaatse op
de Christelijke School de vól- en de niet-
betalende kinderen, waar ook niets tegen is,
door elkaar hetzelfde onderwijs ontvangen.
Toch zijn wij maar ik dwaal af.
Het fijne komt nu nog.
Toen, nog niet zoo héél lang geleden, in
de gemeente die ik bedoel de zesde open
bare school werd gebouwd, bestemde de Raad
déze voor de „tusschensoort-menschen".
Vat men de fijne onderscheiding
Er waren twee „armen"-scholen, waar alles
gratis was; er waren scholen, waar betalen
den gingen; nu werd die zesde de school
voor „min-ve rmogenden". Dus voorniet-volle-
burgerskinderen, die toch 'n ietsje béter woon
den dan de achterbuurt.
Ja, er wordt met die O. S. wat omgesold,
om het toch de luidjes maar naar den zin te
maken
Enfin, er zijn van die colleges, die kunnen
mal worden als zij willen.
Maar 't allerfijnste kómt nu nog.
Vóór eenlge maanden werd in den Raad
geklaagd, dat er kinderen rondliepen die, met
name op deze school voor mm-vermogenden,
plaatsing hadden verzocht, maar wachten
moesten. Er werd op voorziening aange
drongen.
Dat begrijpen er de Rechtschen óók!
En de ervaring leert, als er in zulk een
gemeente met die zielenverhouding, maar
meer gelegenheid komt voor Chr. onderwijs,
dan komen de kinderen vanzelf.
Echter.die énorme bouwkosten
Thans vooral een onoverkomelijk bezwaar
voor de uitbreiding onzer scholen I
Dat begrijpen B. en W. er ook.
En fluks hebben ze een voorstel opgemaakt
en bij den Raad ingediend de burgerij-
lastdraagster is er goed voorom te
bouwen een speksplinternieuwe openbare
school, waarvan de kosten zijn geraamd op
één honderd en vier duidend gulden (f 104.000)
Hoever in déze dagen die kosten bóven
de raming loopen zullen, weet niemand.
Maar dit doet er ook niet toe.
Als 't er op aankomt de ideëele goederen
der natie te verzorgen, laat men zich niet
belemmeren door overwegingen, opgekomen
uit het „aardsche slijk".
Gaat dat er zoo door, dan mogen dus de
Rechtschen in die gemeente, terwijl ze zèif
onmachtig staan om hun onderwijs uit te
breiden, vanwege den nood der tijden, toch
hun stellig niet onbelangrijk aandeel in die
f104.000 niet wat er voor onderhoud bijkomt,
meebetalen.
Maar nti komt nog 't „pakkend slot" 1
Die kinderen moeten toch aan onderwijs
geholpen worden, zal men zeggen.
Zoo dachten ook de mannen van Rechts.
En één hunner had dan ook reeds vóór
Links kikte 'n voorstel ter voorziening inge
diend.
't Staat daar n.I. zóó, dat waar de school
voor m/n-vermogenden plaats te kort komt,
de twee scholen voor onvermogenden tal van
plaatsen vrij hebben. Zelfs had de voorsteller
van onderwijzers aan de „armenscholen" ge
hoord, dat zij min of meer zich geneerden
voor zulke incompleete, kinderarme klassen
te staan.
Voorgesteld werd nu om die drie scholen
„gelijk" te maken en door elkaar open te
stellen, zoo voor on- en minvermogenden.
Dan was in den nood voorzien.
Immers de twee bedoeide scholen waren
„slechts voor de grootste helft" bezet!
Bovendien werkte men op die manier ook
de fatale idee van „armenschool" weg.
Hm I wat zullen wij veel zeggen
Het voorstel is gekelderd.
De gansche Linkerzijde stemde er tegen.
En daarna ging de Raad met het voorstel
van B. en W. gewillig mee. Zóó streeft men
vooruit in den geest van de pacificatie-idee
UITKIJK.
Pootaardappelen.
Nu de poottijd voor aardappelen aanbreekt,
worden zij, die voornemens zijn pootaard
appelen uit eeen andere gemeente te betrek
ken, er aan herinnerd, dat het vervoerverbod
van aardappelen ook geldt voor „poters".
Vervoer van aardappelen, dus ook van
pootaardappelen, is alleen toegestaan, indien
daarvoor eene vergunning is afgegeven door
de Rijkscommissie van Toezicht opdeAard-
appelvereeniging, Amaliastraat 2, te 's-Gra-
venhage.
Aanvragen voor zoodanige vergunning moe
ten tot die Commissie worden gericht op
formulieren, welke door haar gratis verkrijg
baar worden gesteld.
Krachtvoeder en Spfjsverteringsstoornlssen.
Wij vinden in het „Fr. W." van 3 Maart
een artikeltje van de hand van den districts
veearts den heer C. Tenhoeff over het kracht
voeder-vraagstuk, dat waard is door alle
veehouders gelezen te worden. In het afge-
loopen jaar is er, naar men van verschillende
zijden hoort, minder melk gewonnen, en dat
vindt zijn oorzaak, meent men, in het gerin
ger gebruik van krachtvoeder, datschaarsch
en duur was. Dit geeft de heer Tenhoeff
aanleiding t t de opmerking, dat de kwestie
van het krachtvoeder zijns inziens te veel
wordt overdreven. Te veel zegt hij
wordt uit het oog verloren de stelling„dat
men het productie-vermogen van een dier
niet kan opvoeren boven het vermogen, waar
toe het dierenlichaam krachtens zijn bouw
in staat is."
-In plaats van te meenen, dat er tengevolge
van gebrek aan krachtvoeder ernstig nadeel
aan de gezondheid der dieren zal worden
toegebracht, oordeelt de Schrijver: dat het
zijn nuttige zijde kan hebben gedurende eeni-
gen tijd gedwongen te zijn minder kracht
voeder te gebruiken, en dat het productie
vermogen van het dier hierdoor niet geschaad
zal worden, al krijgt men tijdelijk minder
-■<!
•t f