Zaterdag 3 Maart 1917.
32^ Jaargang N\ 2264.
voor de Kuidhollandüclie en Zeenwiehe Eilanden.
Eerste Blad.
k
Antirewo lutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
„Volksonderwijs te Oost-
voorne"
„HIT GOUDEN HIKT
OP DEN UITKIJK.
LAND- EN TUINBOUW.
Dsaa Courant varsohijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs por drie maanden fe p. p. 30 Osml b\j Toornitbetaling.
Buitenland bij Toornitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent,
W. BOEKHOVEN Zonen,
SOMMELSDÜK.
AdYertentfën 10 Cent per regei en s/i waal. Reclames M per regel.
Boekaankondiging 3 Cent per regel en waal.
Bienstaantragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing,
Alle stukken voor «Ie Reductie bestemd, Adverteaitlëia en verdere Administratie fruuco toe te tseuden aues de tiltdfcrefiS
Rolel Meiïaiirs&wi
DINERS 80 cent en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 1532 Aanbevelend,
I rariitair R. C. F. 7. d. LEE-Mooneii
Biet dcor teder «arafeevoleffl adres.
fr-'ii*
fv v
UITGEVERS:
Wefooi lotereoaa. Mo. S.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die an beslas®.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nar.
ln dit reeds befaamde dorpje, waar
mee 't woord Beestenboel* in niet zoo
ver verwijderd verband staat als 't
zomerseizoen tal van vreemdelingen als
dagjesmenschen naar die badplaats voert;
in dat dorpje met zijn modernen pre
diker eenerzijds, maar ook met zijn Evan
gelisatie anderzqds; is een schoolstrijd
ifaboren. Van Rechtsche zijde wilde men
er een poging wagen om te komen tot
stichting eener Chr. School. Zoo heeft
men 't in de gaten, dat 't ernstjis, of de
tegenstand komt los, en wordt verspreid
de volgende circulaire:
VOLKSONDERWIJS.
Gewaarschuwd door de hardnekki
ge geruchten, dat er pogingen gedaan
worden tot stichting eener bijzondere
school, hehben eenige personen, waar
onder de ondergeteekenden, stap
pen gedaan, om een afdeeling volks
onderwijs op te richten, teneide het
gevaar, dat van rechtzinnige zijde 't
openbaar onderwijs in engeren en de
algemeene volksontwikkeling in rui
meren zin bedreigt, ato te toonen,
en zoo mogelijk af te weren. Zij
werden daarbij geleid door het besef
dat een Chr. School maar door zeer
weinig overtuigde voorstanders wordt
begeerd, maar dat sommige ouder»
met het oog op korteren afstand enz.
toch hun kinderen naar een dergelijke
school zouden knnnen zenden.
Zij hebben een twintigtal voorman
nen uitgenoodigd tot een voorloopige
vergadering, waar reeds een kern der
toekomstige afdeeling, alsmede een
voorloopig comité, is gevormd. Dit
heeft op Vrijdag 23 Februari een
openbare, voor ieder toegankelijke
vergadering belegd in 't hotel Bui
tenlus t* van den heer Schipper, 's
avond 7 uur, waar als spreker zal
optreden,
de heer KI. DE VRIES,
Secretaris van 't hoofdbestuur der
vereenigïng.
Wanneer gij met ons van meening
zijt, dat verbrokkeling van het onder
wijs niet anders dan ten nadeele
daarvan kan strekken, wordt ge bij
dezen dringend uitgenoodigd, boven
genoemde vergadering te bezoeken.
Het voorloopig Comité
H. TAMMELING.
M. TROOST.
Ds. J. POLDERVAART.
A. PIKART.
A, v. d. KNAAP.
A. WEIJERSE.
PI. v. TOLEDO,
P. REHORST.
Welke zijn nu de beweegredenen om
tegen die Christelijke pogingen te gaan
overstaan. Er dreigt een gevaar, zegt
de circulaire. Welk gevaar? Dat staat
er niet in. Er staat maar alléén, dat
voói 't openbaar onderwijs in engeren
en de algemeene volksontwikkeling in
ruimeren zin een gevaar dreigt; wellicht
bestaat 't gevaar in het geen de circu
laire onderaan schrijft n.l, wanneer ge
met ons van meening xijtdat verbrok
keling van 't onderwas niet anders dan
ten nadeele daarvan kan strekken
't Gevaar zou dus in de verbrokkeling
bestaan; de Oostvoornsche jeugd moet
in één groote school en moet door één
compleet stel eensdenkende meesters
gelaafd worden; dat is een voordeel
voor 't onderwijs. Op de circulaire had
er nog bijgevoegd kunnen wordendoor
onze ééne school verbrokkelt 't onder
wijs niet, maar wordt zelfs bevorderd
kerkelijke en politieke eenheid en saam-
hoorigheid en rust der liberale en so
cialistische burgers; wordt zelfs bevor
derd de propaganda eener positieve le
vensbeschouwing; wordt geen tegen
werking gezocht van 't modernisme in
huis en kerk en in de harten der kinderen
en wordt door de neutraliteit de bodem
bereid waarin de zaden van twijfel of van
ongeloof in de christelijke heilswaarhe
den welig zullen ontkiemen.
Er staat van deze »bevordering« en
propaganda* in de circulaire geen enkel
woord; maar 't zou volstrekt niet te
onpas zijn geweest. Want veel meer
dan door de gevreesde verbrokkeling*
wordt de ichoolstrijd in Nederland le-
heerscht door de beginselen waarvan de
onderwijzer en 't onderwijs uitgaat.
Die verbrokkeling* is in alle open
bare onderwijskringen reeds uitgelachen;
wie nog met zoo'n argument komt aan
dragen, wordt niet meer in liberale krin
gen voor s>mondig* en »op de hoogte*
beschouwd, maar als een onbeduidend
conservatief mannetje, die in de jaren
'70 tot '90 thuis behoort, maar in 1917
heusch zijn lichtje maar op geenkande-
laar moet zetten, wegens te veel walm.
De Liberale Concentratie stemde vóór
Art. 192 der Grondwet, door welk art.
de verbrokkeling wis en zeker van jaar
tot jaar zal toenemen, want de verbrok
keling gaat mot de rechtsgelijkheid in
Rijkssubsidie hand aan hand.
En in Oostvoorne gaat men notalene,
waar 55 Liberale en Soc. Kamerleden
op één na, die verbrokkeling bevorderen
in dat dorpje durft men nu in Febr.
1917 nog schrijven»Menschen. 't open
baar onderwijs verbrokkelt als er een
Chr. school komt.*
Heuschde liberale voormannen d&Ar
zijn in den huidigen tijd tot een Kamer
lidmaatschap totaal onbekwaamte
bekrompente zelfzuchtig.
Neen! heusch; met zulke onnoozele
argumenten als »verbrokkeling« moet
men 't hedendaagsche meelevend volk
niet meer paaiendat is een brevet
van domheid en- onkunde uitreiken aan
de lezers van die circulaire, die óók
wel weten, dat 't verbrokkelingsargu
ment maar larie is; doch dat em de kneep
zit in de beginselen, die aan een Openb.
school nieten aan een Chr. school wel
worden beleden.
De circulaire had dat maar eerlijk
moeten zeggenwant dat en dat alléén
is de waarheid.
Meer nog! 'tfeit is bekend: er zijn
tal van liberale ouders, die aan de af
brokkeling van de Openb. school om
allerlei redenen meedoendie zelfs nddst
de Overheidsschool een eigen Bijzondere
school gesticht hebben met eigen vlag
en eigen personeel en eigen beginselen,
al heet dat instituut niet Christelijk,*
doch bloot »Vrije* of »Bijzondere school*.
Die liberale ouders doen óók aan de
afbrokkeling mee net als de 55 Linksche
Kamerleden.
Wordt 't openbaar onderwijs in en
geren zin bedreigd? Wordt de alge
meene volksontwikkeling in ruimeren
zin bedreigd Dan pleit 't voorstemmen,
vóór art, 192door de 55 Linksche
Kamerledentoch waarlijk niet voor de
verstandelijke ontwikkeling der Lin
kerzijde Die 55 heeren gaan me daar,
man voor man (op één na!) stemmen
tegen 'tOpenbaar onderwijs! tegen de
algemeene volksontwikkeling
öedeiapte Boerenséelger 63 A, 63B
SlMot mb'4 ie Hootietees,
Rot&erda
Wordt 't dan niet hoog tijd voor de
Oostvoorners om den heer Roodhuizen
in 1918 den bons te geven? Die man
doet óók aan de verbrokkeling mee.
Och, ochwat leeft men daar in dat
dorpje toch traag en bekrompen en
zelfzuchtig! En dat noemt zich nog
dragers van 't In tel leet
Wat wil 't Chr. onderwijs Een kort
verhaaltje.
'tWas in de dagen, dat Mozes zijn
volk zou uitleiden uit Egypte. De Ver
derfengel zou langs de huizen gaan
en dooden, waar geen bloed aan de
posten gesprenkeld was. In dien nacht
sliep een Joodsch meisje zeer onrustig.
»Als vader maar niet vergeten was het
bloed te sprenkelen.* Tweemaal, drie
maal riep zij hem, want zij vreesde
den dood. »Alles is in orde, mijn kind,*
sprak de vader; »ik heb den knecht
strengelijk gelast den post der deur te
besprengen.* »Vader,« zegt ze, »ikheb
geen rust, laat mq 't bloed zien, en ik
ga rustig slapen, de knecht heeft het
misschien vergeten.*
Vader en dochtertje gaan in 't holle
van den nacht naar buitenzien naar
den posthelaasde knecht had
zijn plicht verzuimd blank was de
posten de verderfengel was op
komst.
Toen snelt vader vol onrust naar de
schaapskooi snijdt 'tlam
vangt op 't bloed werpt 't tegen
den post maar de verderfengel
gaat al voorbij te laat
't kind, als de eerstgeborene stierf zon
der 't Bloed des Lams gezien te hehben.
Dót is nu een van die zaken, waar ik met
m'n verstand niet bij kanover wat piet
luttige dingen de menschen tegenwoordig
nog lust hebben breede en hooge boomen
op te zetten.
Het is zoo onbegrijpelijk
't Lijkt op het doen van een oud vrouwtje,
dat bij een hevige aardbeving, die de huizen
en de straten omkeert of 't blikken kinder
speelgoed is, terwijl alles naar 't vrije veld
holt, zich aftobt over de vraag of ze haar
„piet" met kooitje en al zal meenemen of
achterlaten en uit en tena met „büfrau" over
legt, die voor 't zelfde vraagstuk staat, wat
haar poes aangaat.
Welke kwestie rnen aansnijdt
Zondag is er „landelijk" tusschen onze
voetbalhelden breed en diep gediscuasiëerd,
of men het „confessioneel voetbal" zou er
kennen of negeeren. M. a. w. of neutrale
voeten tegenover roomsche dito den strijd
om het leeren monster zouden aanvaarden
of niet.
En dat in een tijd van crisis, gelijk sedert
de ineenstorting van het Westersch Romein-
sche keizerrijk Europa niet heeft gekend;
een tijd, waarin natiën van honderd millioen
vechten om hun bestaan en wereldrijken
schudden op hun grondvesten
In dien tijd is dit „je" kwestie.
Waar de sportbladen van vol staan.
En waar een deel onzer jongelingschap
over doorvechten zou, al schudde de aarde
op haar grondvesten daar heeft men
lust, tijd, oog en hart voor, bóven alles.
Dat zijn jongelui, zegt ge
Jammer genoeg, antwoord ik. Onze tijd
vraagt een éndere voorbereiding voor het
leven 1
Maar neem dan de ouderen
En denk b.v. aan de biefstuk van prof.
Chantepie de la Saussaye, waarover nu reeds
ettelijke artikelen geschreven zijn, zonder dat
die kwestie is „opgelost".
Het is komisch en leerzaam.
Prof. Chantepie zeif is al geruimen tijd ter
ziele. Denkelijk zal hij meermalen biefstuk
gegeten hebben in zijn leven, maar déze
kwestie gaat nu bovendien om een biefstuk,
waarvan het 't meest waarschijnlijk is; dat
hij er nóóit zijn professorale tanden in heeft
gezet, 't Is een zeer oude biefstuk, zoo taai
als leerwat niet wegneemt dat ver
schillende theologen er met graagte op aan
gevallen zijn.
Laat ik de zaak even vertellen.
Prof. Chantepie was, wat men weet, 'n man
van de „ethische richting", 'n vriend en geest
verwant van prof. Valeton, die te Utrecht
onderwijs gaf.
Chantepie zelf was eerst hoogleeraar te
Amsterdam, later te Leiden.
Nu moet hij het op een van die twee
plaatsen er tegen de studenten hebben gehad
over een zekeren modernen dominee uitdien
tijd en verteld hebben, hoe eiken keer als
die man gepreekt had, hij trek kreeg in een
hartige biefstuk.
Och, zoo'n echt Katheder-woord
Dat de studenten bewaren en later, wan
neer ze allang deftige en grijzende predikan
ten geworden zijn, zoo onder elkaar met 'n
„Weet je nog wel?" es mogen repeteeren,
maar dat nooit bestemd is geweest, om
er mee onder 't groote publiek te gaan.
Thans ecliter werd dit, zóóveel jaren na
's mans dood, wèl gedaan.
En der studenten van toen maakte deze
uitspraak van zijn leermeester wereldkundig,
blijkbaar om er de modernen een piek mee
te geven, of, neen iaat ik het liever wat
gunstiger opvatten en zeggen dat hij het deed,
wat ik ook uit een nadere toelichting opmaak,
uit innerlijke aandrift der ziel, wetende uit
eigen ervaring hoe hol en onvoldaan de mo
derne levensbeschouwing laat.
Maargelukkig was de greep niet
En de modernen vatten het zóó op, dat
prof. Chantepie, na zoo'n moderne preek te
hebben aangehoord waarom ging de man
er dan heen? zoo'n wee gevoel kreeg,
dat hij zich reeds aan de lunch met een har
tige brok versterken moest.
Enfin, er is over geboomd t
Niet zuinig, en met grooten ijver.
Zelfs is een nauwlettend tekstcritisch on
derzoek ingesteld naar de juiste woorden van
dezen los door den prof. daarheen geworpen
ironischen invalen is héél gewichtig
de vraag gesteld wie nu eigenlijk na zoo'n
preek de biefstuk eten gingde dominee die
gepreekt of de professor, die geluisterd
had
De kwestie ruste er zuilen in onzen
tijd niet zoo heel veel biefstukjes noodig
zqn, aangezien in den regel het gehoor bij
de moderne predikanten zeer gemakkelijk
geteld kan worden en er met name zeer zel
den meer hoorders uit hun diensten komen
zullen, die daar iets anders zochten dan zij
er gevonden hebben.
Zij hebben een deel van ons vaderlandsch
publiek de kerk uit gepreektmet dit
gevolg, dat men in tal van plaatsen thans
voor de veel belangrijker „kwestie" staat,
hoe men dit volkomen van de kerk verstor
ven publiek er weer in terugbrengt
Een haast onoplosbaar vraagstuk.
Tal van moderne predikanten komen er
eerlijk voor uit, het met hun „preeken" niet
te kunnen.
Wat ook wei te begrijpen is.
Voor óns is de preek „dienst des Woords".
De predikant de gezant, rechtstreeks van
Christus' wege tot ons gezonden, staande in
het ambt, waarin hij door God zelf is gezet.
En zoo kan het gebeuren, jabehóórt het
als 't goed is zoo te zijn, dat een kundig
professor in de heilige godgeleerdheid, als
hij zich des Zondags neerzet onder de een
voudige, maar getrouwe prediking, laat ik
zeggen van een „héél gewonen dominee",
met een zegen voor zijn ziel naar huis gaat.
Dat vat een modern mensch niet.
Voor hem is de preek een „rede".
Zooals er zoo honderd worden uitgespro
ken: in het „Nut", in de „lezing" en waar
niet al.
Is dan de plaats van samenkomst wat duf
en tochtig; valt de „rede" juist op den Zon
dagmorgen, wanneer men vrij is en zoo lekker
luieren kun; stelt men in „religieuse onder
werpen" niet genoeg belang, om er vele ma
len 's jaars over te hooren redevoeren en
raakt de redenaar zélf over zijn onderwerp
uitgeredeneerd dan is 't waarlijk niet
te verwonderen, als de aardigheid er gauw
afgaat.
Ais er niet is „bediening des Woords",
niet geoefend wordt de „gemeenschap der
heiligen", niet verkondigd wordt de „verge
ving der zonden eilievewaartoe er
dan héén Men gaat toch ook weer niet naar
de kerk, om te zien of gezien te worden
En wil men dan zijn geest verfrisschen,
welaaner is keur van „religieuse lectuur",
die men genieten kan, prettig met de zijnen
in de Zondagsche huiskamer gezeten, bij
koffie-en-koek
Neen, werkelijk, ik spot er niet mee.
Als ik naar de kerk moest, simpeliijk om
daar een godsdienstige redevoering aan te
hooren, dan ging ik beslist niet.
Dan ging ik thuis wat lezen.
In de kerk moet ik dan maar afwachten,
wat de „redenaar' over mij beschikt en thuis
kan ik dan zelf kiezen, wat het meest met
mijn gemoedsstemming strookt.
De moeilijke vraag blijft dusHoe brengen
wij het volk in de kerk terug?
Zekere ds. Broekema, die in Holland's
„Noorderkwartier" de gevolgen van de mo
derne prediking dag aan dag aanschouwt,
wil de godsdienstoefening geheel veranderen.
Hij wil de bijbelsche ,en riligieuse onderwer
pen op rijm brengen, toonzetten en dan door
een klein koortje laten zingen, met korte
toespraakjes er tusschen van den predikant.
Hijzelf heeft een gróót, muzikaal gezin en
geeft door de week, tenminste vóór eenige
jaren deed hij dit, dergelijke winteruitvoe-
ringen in sommige kerken.
'k Heb dat es 'n keer gehoord.
't Was wel aardig, maar 't ging hoog noch
diep nog steeds komt mij de slotregel
van een der coupletten voor de aandacht:
O, 'k heb zoo'n pijn in 't hoofd
Noch met zang, noch met muziek, noch
met eenig ander kunst-en-viiegwerk brengt
gij de schare naar de kerk terug.
De „kwestie" is hoogst eenvoudig.
De schare komtals zij behoefte ge
voelt en als haar behoefte bevredigd wordt.
Ais zij honger heeft en gij haar brood geeft
als zij dorst en gij uit de levensbron put.
Dan hoeft gij haar niet te lokken en te
zoeken; dan komt zij vanzelf
Er'moet „geestelijk contact" zijn tusschen
prediker en gemeente, dén gaat zij „op". En
dat contact komt alléén door het geloof, het
waarachtig, zaligmakend geloof.
Niet door zekere sympathie-des-geesles.
Dat heeft die predikant te Zuphen onder
vonden, die in zijn geestesleven socialistisch
voelt en denkt en dus ook alzoo „preekt",
maar die onlangs teleurgesteld erkennen
moest, dat hij de socialisten in zijn gemeente
niet onder zijn „prediking" kreeg.
Het geloof maakt hier absolute scheiding.
't Is, zooals het twee studenten voelden
aan een onzer Rijks-hoogescholende een
beslist gereformeerd, de ander modern. Zij
kwamen van een modern professor, die een
gloedvol betoog had gehouden ten gunste
der moderne Schriftcritiek.
„Zég daar nu es wat tegen zei de laatst
bedoelde student.
„Die professoren mogen zeggen wat zij
willen was het antwoord zij zullen mij
niet den troost ontnemen, dien ik in het bloed
van Christus vind".
Zóó is het. Naar hém zai straks de heil-
begeerige schare vanzelf wel toestroomen
den eerste gaat zij ook bij zijn schoonste
„preek" voorbij
UITKIJK.
Kan „Normaalmest" een meststof heeten?
Van goede resultaten, met Normaalmest
verkregen bij volkomen betrouwbare, d.w.z.
goed opgezette en onder behoorlijke deskun
dige controle staande proefnemingen, hebben
we tot dusver niet gehoord. Wij hebben on
zen lezers meermalen aangeraden: „wacht af,
wat betrouwbare proeven zullen leerenhoudt
uw geld tot zoolang in ieder geval in den
zak"! Wel wisten de uitvinder en diens me
dewerkers te vertellen van honderden (1100
zelfsattesten van welgeslaagde proeven,
maar juist daardoor werd de zaak verdacht.
Te meer, daar enkele als onderteekenaars
genoemde personen openlijk verklaarden, dat
zij van Normaalmest weinig of geen uitwer
king hadden gezien. Dr. Aberson, leeraar te
Wagëningen, en de heer Elema, Rijkaland-
bouwieeraar in Drente, namen proeven, die
voor den Normaalmest ongunstig uitvielen.
Dat noopte tot nog grootere voorzichtigheid.
Evenwel: één proef is géén proef, zei de
uityinder, en hij had gedeeltelijk gelijk. Bij
die enkele proefnemingen mocht men het
niet latende uitvinder is gediplomeerd land-,
tuin- en boschbouwkundige, dus niet de eerste
de beste, die de samenstelling van zijn pro-
dukt of fabrikaat had gebaseerd op nieuwe
theorieën omtrent plantenvoeding. Theorieën,
die hij met veel gezag verkondigde en waar
mee hij den tot dusver geldende grondslag
onzer bemesting glad ondersteboven wil wer
pen. Men ziet: de uitvinder, de heer Felix
Bezemer, is niet voor de poes, hij is een