Tweede Blad.
II© Oorlog.
Drie Bladen*
Zaterdag 13 Januari 1817No. 2280
OFFICIÉÉL BEDEELTE.
UIT BE PERS.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
Reclames Mededeelmgen.
GEMEENTERAAD.
RECHTZAKEN.
INHOOSMOWSES
Dit nummer bestaat uit
Kohier van den Hoofdelijken Omslag.
B. en W. der Gemeente Sommelsdijk ma
ken bekend, dat een afschrift van het aan
vullingskohier no. 2 van den Hoofd. Omslag
voor het dienstjaar 1916, gedurende vijf maan
den van den 9 Januari 1917 tot en met den
8 Juni 1917, ter Gemeentesecretarie voor een
ieder ter lezing ligt.
Sommelsdijk, den 8 Januuri 1917.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
Iz. GEELHOED. BOUMAN.
KENNISGEVING.
Kohier van de belasting op de honden.
B. en W. der Gemeente Sommelsdijk ma
ken bekend, dat een afschrift van het aan
vullingskohier no. 2 der belasting op de hon
den voor het dienstjaar 1916, gedurende 5
maanden, van den 9 Januari 1917 tot en met
den den 8 Juni 1917, ter Gemeentesecretarie
voor een ieder ter lezing ligt.
Sommelsdijk den 8 Januari 1917.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
Iz. GEELHOED. BOUMAN.
Het Historisch Materialisme.
Mr. Troelstra heeft in de vergadering der
Tweede Kamer van Donderdag, 19 October,
gepoogd het „groot historisch moment" te
bezien onder het licht van 't historisch ma
terialisme, een der pijlers van het socialisme.
Hij omschrijft dit historisch materialisme als
het stelsel, dat aangeeft waarom en hoe
de eene periode van de geschiedenis over
gaat in de andere, waardoor het eigenlijk
komt en wat er de ondergrond van is dat
langzamerhand politieke stelsels, rechtsop
vattingen en dergelijke zich wijzigen, en dat
ons leert, dat de grond daarvoor te vinden
is in de wijzigingen, die in de voortbren
gingswijze plaats vinden.
Een en ander maal schetst hij het histo
risch materialisme als de opvatting „dat het
ten slotte de voortgang en ontwikkeling van
de voortbrengingswijze is, die nieuwe groe
pen, klassen en rechtsvormen schept, nieuwe
potitieke organen noodzakelijk maakt als de
drijfkracht der historische ontwikkeling".
Hij wilde nu duidelijk maken dus, dat het
groot historisch moment der grondwetsher
ziening in het leven is geroepen door de
voortbrengingswijze en de wijzigingen daarin.
Dit dient bewezen te worden. En kan de S.
D. A. P. dit niet, dan staat zij gevonnist.
Immers dan is het niet waar, dat de voort
brengingswijze en de wijzigingen daarin in
laatste instantie beslissen over een „groot
historisch moment."
De Maasbode schrijft over dit belangrijk
vraagstuk, voor ieder die meeleeft een arti
kel dat we grootendeels hier overnemen en
aan een ieder aanbevelen ter overdenking om
over de waarde van de S. D. A. P. als stel
sel te kunnen oordeelen.
De redactie merkt eerst op, dat Mr. Troel
stra een groot deel van 't groot historisch
moment" buiten beschouwing laat:
Mr. Troelstra is een te knappe kop, om
niet te hebben gevoeld, waar hier de schoen
wrong. Hij zag zeer wel in, bij een dieper
ingaan op dit principieele vraagstuk, in
een „impasse" te zuiien geraken en hij
heeft zijn positie willen redden door een
krijgslist, die bij dezen grooten politieken
stateeg niet meeviel. Hij heeft namelijk
uitsluitend de aandacht gevestigd op het
algemeen kiesrecjht en gepoogd aan te too
nen dat de voortbrengingswijze en de
wijzigingen daarin beslissend zijn geweest
voor de ontwikkeling van het kiesrecht-
vraagstuk. Hij heeft ons niet overtuigd.
Maar de kiesrechtregeling is slechts een
deel van het „groote politieke moment".
Ook de onderwijsregeling behoort er toe
en Mr. Troelstra heeft geen woord gespro
ken om te betoogen, dat in de ontwikke
ling van het onderwijsvraagstuk in ons
vaderland de voortbrengingswijze en de
wijzigingen daarin de beslissende factoren
zijn geweest.
Wij nemen hem dit niet kwalijk. Aan
het onmogelijke is niemand gehouden. Maar
niettemin wordt hiermede de doodsteek toe
gebracht aan de leer van het historisch
materialisme.
Met sympathie had de schrijver gelezen
wat door den Rotterdamschen wethouder
van onderwijs, de heer van der Molen gezegd
was over het lijden en strijden vooral van
het vorig geslacht, voor de bijzondere school.
Wij die met dankbaarheid de vruchten
oogsten der principieele hardnekkigheid
van dit geslacht, mogen dit nooit vergeten.
Er zijn 2 factoren vooral, die de ontwik
keling van het onderwijsvraagstukhebben
bejnvloedde principieele onverzettelijk
heid van het Christelijk volksdeel in Ne
derland en de betere begrippen die zich
onder de liberalen baan braken omtrent
de verhouding tusschen godsdienst en on
derwijs. En beide factoren zijn in geen
enkel opzicht van historisch-materialisti-
schen aard. Zij staan in geen enkel op
zicht in verband met de „voortbrengings
wijze en de wijzigingen daarin.
De onrechtvaardigheid van het liberale
onderwijsstelsel drukte vooral op de klei
nen en geringen onder ons Christelijk volks
deel. De meer met aardsche goederen ge-
zegenden voelden ook de bitterheid van
het onrecht, hun door stam en landgeno
ten aangedaan, doch zij konden gemakke
lijker de lasten dragen, die het bijzonder
onderwijs op hen legde. Voor de kleinen
werd het „in de wereld zult gij verdrukking
hebben" door de zorg voor de bijzondere
school iederen dag tot een nijpende en felle
werkelijkheid. Een schrijver van liberale
geestesrichting heeft het gezegd: De va
der moest de centen en halve centen bij
eenschrapen om de bijzondere school in
stand te houden nadat hij pas zijn belas
ting had betaald om de school der libe
ralen te helpen onderhouden.
Daarbij legde, in het oog van het libe
rale Nederland, de bijzondere school al
toos op hare leerlingen een kenmerk van
achterlijkheid en bekrompenheid. De leer
lingen der bijzondere scholen kwamen,
vooral in de liberale handelswereld, altoos
achteraan.
Niet alleen dat de bijzondere school, zoo
groote eischen stelde aan de offervaardig
heid der ouders, doch de vader die zijn
jongen de bijzondere school doorloopen
deed wist met zekerheid, dat dit hem een
belemmering zou zijn. We weten wel, dat
dit alles sedert dien veel gewijzigd, in
menig opzicht geheel verdwenen is.
En wij schrijven dit allerminst om oude
veeten niet te doen vergeten. Doch bij een
beschouwing over de historische ontwik
keling van het onderwijsvraagstuk moet
dit alles worden vermeld.
Dat het Christelijk volksdeel nochthans
niet verzwakte in den strijd voor en de
aanhankelijkheid jegens debijzondereschool
moet hieraan worden toegeschreven, dat
in zijn hart de woorden stonden gebrand
Wat baat 't den mensch, geheel de we
reld te winnen, indien hij schade lijdt aan
zijn ziel?"
Eén factor heeft de ontwikkeling van
het onderwijsvraagstuk beheerscht: de ze
gevierende macht van den godsdienst.
Geen maatschappelijke factoren en zeker
niet „de voortbrengingswijze en de wijzi
gingen daarin."
Hetzelfde mag gezegd worden van het
feit, dat wij hierboven noemden en dat
mede de ontwikkeling van het onderwijs
vraagstuk in Nederland heeft beïnvloed,
n.l. het baanbreken onder de liberalen van
betere begrippen omtrent de verhouding
tusschen godsdienst en onderwijs.
En dit verschijnsel hield wederom ver
band met de grootere belangstelling die
allerwegen in onze samenleving entstond
voor vraagstukken van godsdienstigen of
althans van geestelijken aard.
Het materialisme geraakte in vervalhet
spiritisme drong op den voorgrond. Ook
hier een historisch verschijnsel, waarvan
wij de resultaten op dit oogenblik nog
niet bevroeden kunnen, doch dat volstrekt
niet beinvloed door de voortbrengings
wijze of de wijzigingen daarir.
Wij hebben deze kentering in de gees
ten herhaaldelijk besproken en behoeven
er dus niet dieper op in te gaan. Doch 't
is wel eigenaardig, in dit verband hier
eens de woorden aan te halen door den
Marchant gesproken naar aanleiding van
art. 192 in de vergadering der Tweede
Kamer van 26 October. Hij zegt daar:
Strijdende voor het monopolie der Op.
School, hebben wij ook onder de huidige
grondwet want geen grondwet houdt
de ontwikkeling der geesten tegen gaan
deweg terrein verloren. Het goed recht
der tegenstanders werd erkend, verheffing
van 't volksonderwijs bleek slechts moge
lijk, indien samenwerking werd gezocht
inplaats van energie te verspillen in een
hopeloozen strijd. Ik wil er dit aan toe
voegen, dat de diepere grond voor dit al
les voor een deel is geweest de gewijzigde
waardeering van velen dezerzijds van de
macht van het geloof van de erkenning
van de heerschappij van het onzienlijke.
Het is een feit dat de geestesstroooming
onder de vrijzinnigen de gedachte aan den
strijd tusschen religie en natuurwetenschap
die zou eindigen met de overwinning van
de eerste door de laatste, heeft omverge
worpen. Het is de vrijzinnige opvatting
dat mogelijk anderen op dit gebied de
waarheid dichter naderen dan zij. Het his
torisch materialisme niet als een methode
van historieverklaring, maar als wij3geerige
grondstelling heeft bankroet geslagen".
Wij meenen nu aan Mr. Troelstra te mo
gen vragen, of hij geneigd is ons aan te
toonen, dat de ^hierboven geschetste fac
toren die de ontwikkeling van het onder
wijsvraagstuk hebben beinvloed en geleid
hebben tot het groot historisch moment
van het heden, instantie zijn te verklaren
door de voortbrengingswijze en wijzigin
gen daarin. Kan hij dit niet en zijn
zwijgen op dit punt spreekt boekdeelen
moet hij dan niet de conclusie van Mr.
Marchant aanvaardenhet historisch ma
terialisme als wijsgeerige grondstelling,
heeft bankroet geslagen.
Nederland en de nota van Wilson.
De Vossische Zeitung heeft een onderhoud
gehad met een, ongenoemden, Nederland-
schen staatsman, die uit den Haag te Berlijn
is aangekomen en goed ingelicht heet te zijn.
De staatsman verklaarde op de opmerking
dat men het in Berlijn opvallend had gevon
den, dat de Nederlandsche regeering verge
lijkenderwijze laat stelling heeft genomen
tegenover de Duitsche vredesnota en de nota
van Wilson
Het officieele antwoord van de Nederland
sche regeering is zoo juist door den minister
van buitenlandsche zaken bekend gemaakt.
Als wij Nederlanders geen haast gemaakt
hebben, is dat niet te verklaren uit ons tem
perament, maar uit een wei-doordachte po
litieke overweging. Boven allen twijfel is
vast, dat in Nederland uit economische en
menschelijke overwegingen het levendig ge
voelen heerscht om den vrede te bevorderen.
De geheele Nederlandsche pers is het er
over eens, dat iedere stap naar den vrede
van Nederlandsche zijde moet worden aan
gemoedigd. Ook in de Duitsche officieele
kringen is het bekend, dat Nederland zijn
tot dusver gereserveerde houding zal laten
varen, zoodra het de overtuiging heeft, dat
zijn optreden tenfgunste van den vrede een
tastbaar resultaat zal opleveren.
Juist de omstandigheid, dat den Haag als
plaats voor de vredesonderhandelingen in
aanmerking komt, legt den Nederlanders de
verplichting op, zich gereserveerd te toonen.
Wij verleenen gaarne gastvrijheid, wanneer
die gevraagd wordt, maar wij Nederlanders
vragen er niet om gastvrijheid te mogen
verleenen.
Wij weten zeer nauwkeurig, dat alleen
woorden, al zijn ze nog zoo goed gemeend,
den vrede niet kunnen brengen, wanneer niet
achter die woorden bereidwilligheid tot doen
schuilt. Wij in Nederland zijn misschien beter
en eerder dan meer afgelegen landen in staat
den stand van zaken in Londen te overzien.
Wij waren van de weigering van Engeland
om op de Duitsche voorstellen in te gaan
zoo vlug op de hoogte, dat daaruit de terug
houding van Nederland is te verklaren.
Wij wachten in Nederland alleen op het
psychologische oogenblik, dat wij, op grond
van onze kennis van zaken, nog niet geko
men achten. Zoodra echter de Nederlandsche
regeering de overtuiging heeft, dat men over
het doode punt heen is, zal zjj ongetwijfeld
geen oogenblik aarzelen om harerzijds stap
pen te doen, die naar haar inzien zullen kunnen
leiden tot beëindiging van den wereldoorlog.
De Import opgebracht.
Wolff seint Woensdag het volgende offici
eele bericht uit Berlijn:
Heden hebben onze Vlaamsche zee-strijd
krachten het Nederlandsche stoomschip Im
port (147 ton) van Rotterdam naar Londen
bestemd met een lading katoenen goederen,
oliën en drank, naar Zeebrugge opgebracht.
(De Import was Dinsdagavond 10 u. 40 m.
uit den Nieuwen Waterweg naar Londen ver
trokken. Het schip is groot 847 ton brutoen
513 netto en behoort aan de Naaml. Ven
nootschap Rotterdam—Londen-Stoomvaart-
Mij.)
DE TOESTAND.
Foscanie is gevallen!
De dapperste tegenstand heeft niet mogen
baten. Ook niet, dat de Russen, op het laat
ste oogenblik, nog groote nieuwe strijdkrach
ten in het geding wierpen. Een uitval dezer
troepen gaf naar het N.-W. eenige ruimte,
maar bijna op hetzelfde oogenblik bezweek
de linie voor den stormaanval uit het Zuiden
en Z.-O.
De Vesting Foscani met haar gordel van
draaibare pantserkoepels, is in handen der
Centralen gevallen en de Sereth-linie is nu
gebroken.
Foscani, de poort van Moldavië, is gefor
ceerd. De Russen worden van den Donau
tot de Putna over de Sereth teruggeworpen.
Onder zeer bloedige gevechten, ondanks
de opoffering van massa's troepen, hoewel
ze onder de meest bekwame leiding stonden
En wat het den Centralen ook gekost moge
hebben, dat ze het Russenleger gestadig
terug werpen, is een gebeurtenis van over
wegend belang.
Uit Parijs wordt aan de N. R. Ct. bericht
„In politieke kringen, waar men ingelicht
is, geeft men er zich rekenschap van, dat de
belangrijkste gebeurtenis van het oogenblik
de tegenwoordige verwoede strijd aan de
Sereth is."
Deze mededeeling geeft blijk, met hoeveel
belangstelling den slag aan de Sereth ook
in de Entente-kringen wordt gevolgd en dat
het waarlijk niet onverschillig is ofMacken-
zen de Sereth-linie beheerscht of niet.
Wat daar in de laatste dagen gebeurd is,
kan verzinkenden invloed hebben en het is
daarom, dat wij op dit krijgsbedrijf iets uit
voeriger de aandacht vestigen.
Reeds op het oogenblik, dat Mackenzen en
Van Falkenhain Boekarest innamen, vestigde
de Entente-pers er uitvoerig de aandacht op,
dat de Russen de Sereth-linie in geduchten
staat van tegenweer hadden gebracht. Deze
linie moest niet alleen dienen om de Duit
sche legers met die hunner bondgenooten,
tegen te houden, maar hier zou hun een:
„haltniet verder I worden toegeroepen.
En het was waarlik niet uit medelijden
met de verslagen Roemenen, maar wel dege
lijk uit welbegrepen eigenbelag, dat daar de
Russische hoofdmacht zich opstelde.
Want na Moldavië wordt Bessarabië be
dreigd.
De geheele Sereth-linie is ruim 100 K.M.
lang en in een voor de verdediging in een
allergunstigst terrein gebouwd. Oorspronke
lijk is ze aangelegd als een verdediging tegen
Rusland en is ze nu van den verkeerden kant
aangevallen.
In vijf groepen rukten de Duitsche, Oos-
tenrijksche en Bulgaarsche legers tegen de
Sereth-linie op. Elk met een welomschreven
plan, een nauwkeurig bepaald doel. Elk voor
zich sloeg, rameide en stootte tegen het
haar aangewezen doel der stelling.
Slechts vijf dagen hield het Russische
centrum het uit. Het om zijn geweldig uit
houdingsvermogen beroemd geworden 9e
Duitsche leger brak de stelling bij Rimnicu
over 20 K.M. door.
De vier andere groepen sloegen er zich
eveneens door. Macin, Tulcea, Braila en nu
ten slotte Foscanie werden veroverd. De
Sereth zelf en de daarachter gelegen vesting
Galatz blijven over.
En niet alleen Duitschers, Bulgaren en
Oostenrijkers, ook hun vijanden bewonderen
het talent van een Mackenzen, die vijf af
zonderlijk strijdende legers zóo concentrisch
weet te doen samenwerken, dat hun afzon
derlijke pogingen één operatie worden en
gelijktijdig slagen.
Daar is een strateeg aan het werk, waar
tegen zelfs Broessiloff met een beroemde staf
het af moet leggen. Daar ziet men gezamen
lijke actie, een methode waarnaar de Entente
tevergeefs zocht.
De Russen zijn, ook in dezen strijd, zich
zelf trouw gebleven. Evenals het in Polen
en elders is gezien, toonen zij zich meesters
in het terugtrekken en zien er geen been in
stellingen, vestingen zelfs te ontruimen om
maar zoo weinig mogelijk verlies te lijden.
Zij offeren een sterke achterhoede op en
achter dat scherme, ontkomt de hoofdmacht.
Zoo is het ook weer bij Foscani gegaan.
Al het bruikbare dat vervoerd kon worden,
is weggesleeptwat niet meegenomen kon
worden, werd verwoest. En toen de Centralen
de vesting in stormloop namen, vonden zij
slechts 3 kanonnen, 10 machinegeweren en
namen zij 5400 man en 99 off. gevangen. Een
gering getal, na zoo'n grooten slag, waarbij
de grond voet voor voet verdedigd werd.
De onmiddellijk gevolgde opëratie's wijzen
er wel op, dat de val der vesting ernstige
gevolgen voor het Russen-leger kan hebben.
Men ziet het in Rusland ernstig genoeg in
en kent Mackenzen het doel van een groot-
sche operatie wel toe.
Het heet dat de Russen achter de Sereth
zich gereed maken tot een nieuw groot offen
sief.
Maar tegelijk voeren ze hun voorraden uit
Odessa, een paar honderd K.M. achter de
Sereth, reeds weg. Men kan nooit weten,
zullen ze wel denken.
In het oude Rome vergaderde de groote
Oorlogsraaad der Entente.
De vorige vergaderingen werden te Parijs
gehouden en niet ten onrechte werd er ge
vraagd, waarom nu de stad der Ceasars werd
gekozen. Een der Italiaansche bladen gaf
hierop een spottend antwoord: „omdat de
Staatslieden der Entente in de eeuwige stad
het geheim der overwinning hopen op te
graven."
Men mag nu de Fransche bladen gelooven
dan is het geheim werkelijk gevonden, en die
bladen hebben opnieuw groote verwachtingen
van het resultaat dezer beraadslaging.
Want te Rome is het groote plan der En
tente voor 1917 besproken en vastgelegd en
men schijnt tot een overeenstemming te zijn
gekomen, die de Petit Parisien doet spreken
van een dageraad der overwinning.
't Kan best zijn, we zullen eenige maanden
geduld moeten hebben, om te kunnen oor
deelen of dit plan beter is dan alle voorgaande.
Woorden hebben we al genoeg gehad, maar
daden, het slagen van een plan hebben we
niet aanschouwd.
Ofschoon de vredesactie, welke tengevolge
van het aanbod der centrale mogendheden
enkele weken is gevoerd, aldus de Berlijn-
sche correspondent van de Tijd, door het af
wijzend antwoord der Entente voor goed
schijnt gesloten, kan tegen de helft dezer
maand toch nog een belangrijke verklaring
van den Rijkskanselier tegemoet worden ge
zien.
Er wordt slechts gewacht op het antwoord
dat de entente aan Wilson zal geven, om de
verdere houding van Duitschland en zijn
bondgenooten ten aanzien van de vredesbe
weging vast te stellen. Deze vaststelling zal
geschieden in de redevoering door den rijks
kanselier bij de weder-bijeenkomst van den
Rijksdag te houden en gepaard gaan met een
vertoog tot de neutralen, welke Wilson's
voorstel hebben gesteund. De redenen waar
om Nederland geen officieelen overigens
niet gevraagden steun aan de nota van
Wilson verleende zijn hier bekend ea wor
den gebillijkt. Men weet, dat de Nederland
sche regeering een anderen stap op het ge
schikte oogenblik zal doen.
De Russische min.-president Trepof en de
onderwijsmin. Ignatief zijn afgetreden.
Prins Golitzin werd benoemd tot minister
president en senator Kutlschinsky tot minis
ter van onderwijs.
20 cent per Regel.
J. L. 59 jaar, bakkersknecht te Brielle, we
gens landiooperij, tot drie dagen hechtenis
en plaatsing in een Rijkswerkinrichting voor
den tijd van drie jaar.
G. v. d. K. 28 jaar, arbeider te Middelharnis
wegens eenvoudige beleediging van een
ambtenaar, tot f 10 boete subs. 10 dagen
hechtenis.
De minderjarige S. M. G. te Oude Tonge
werd wegens diefstal van een paar kousen
ter beschikking van de regeering gesteld,
zonder toepassing van eenige straf.
De 52-jarige J. de R. zonder beroep te
Middelharnis, had daar op 25 October van
een akker van den landbouwer A. Koppenol
een hoeveelheid zieke of z.g. kwade aardap
pelen weggenomen. Hij was met een anderen
man tezamen en met wagen en paard, op
het land gekomen en was er aan het „aardap-
pelenlezen" gegaan. Bekl. beweerde, dat dit
te Middelharnis geoorloofd zou zijn; men
had er van niemand toestemming toe noodig.
De „kwade" aardappelen waren bestemd
geweest voor bekl. varken.
De landbouwer Koppenol verklaarde, dat
hij wel eens toestemming gegeven had tot
het samenlezen van een kleine hoeveelheid
zieke aardappelen, maar nooit had goedge
vonden, dat zulke aardappelen zonder zijn
verlof werden weggehaald. Dat men in 't
geheel geen vergunning zou noodig hebben
noemde getuige een verzinsel.
Ter zake strooperij, door twee vereenigde
personen met behulp van een wagen, eischte
het O. M. waargenomen door mr. Bake drie
maanden gevangenisstraf.
FAILLISSEMENTEN.
RECHTBANK TE ROTTERDAM.
Geëindigd
J. Mol, metselaar, te Oudenhoorn.
Arrondissements Rechtbank te Rotterdam
Zitting van Dinsdag 9 Januari.
De 21-jarige machinist F. H. S. van hier
gedetineerd, was in Augustus in dienst ge
weest van den eigenaar van een drijvende
bioscope, die op den 25-sten van die maand
te Hellevoetsluis gelegen had. Bekl. was dien
dag door zijn patroon naar Rotterdam gezon
den, om eenige machine-onderdeelen te laten
herstellenter bestrijding van de kosten had
hij f50 meegekregen. Na 75 cents reiskosten
te hebbben gemaakt, was bekl. met f49.25
hier ter stede aangekomen en had de machine-
onderdeelen gebracht waar hij ze bezorgen
moest. Toen was hij iemand tegengekomen,
die zich Van Veen had genoemd en was met
dezen uitgegaan. Vóór hij 't geweten had,
was er zooveel van het geld van zijn patroon
verteerd geweest, dat bekl. de kosten der
inmiddels verrichtte herstelling niet meer
had kunnen betalen.
Bekl. had toen aan den bioscopehouder
om geld getelegrafeerd en nog f25 ontvan
gen. Vervolgens had hij de herstelde voor
werpen afgehaald en de reparatie betaald.
Op raad van den man, die zich Van Veen
genoemd had, had bekl. toen besloten zich
nog meer geld te verschaffen. Volgens zijn
verklaring had Van Veen een vaische kwi
tantie ten bedrage van f 95,50 voor hem op
gemaakt en onder overlegging van deze aan
zijn patroon valschelijk listiglijk en in strijd
met de waarheid voorgegeven dat hij dit
bedrag voor de reparatie had moeten betalen
had bekl. den bioscope-houder nog f20,50
afgezet.
Op de aanmerking van zijn patroon, dat
de kosten toch wel verwonderlijk hoog waren
had bekl. aangevoerd, dat dit aan de tijds
omstandigheden te wijten was.
Tot 16 September was bekl. in dienst van
den bioscope-houder gebleven. Toen was
hij weggegaan met medeneming van |zijn
uniform, jas en broek. Hij was gaan varen
en had in de Golf van Biscaye schipbreuk
geleden, bij welke zijn kleeren, ook de uni
form, verloren waren gegaan.
De bioscope-houder verklaarde, dat hij
tevreden over den jongen en diens werk,
zelfs nogal met hem ingenomen was geweest.
Eerst later had getuige bemerkt, dat bekl.
meer dan eens oneerlijkheden had gepleegd.
Het O. M. waargenomen door mr. Bake
eischte wegens verduistering, tweemaal ge
pleegd, en oplichting, zes maanden gevan-
genistraf.
Mej. mr. M. Koderitsch voerde aan, dat
bekl. eer zwak van wil dan iemand van
misdadigen aanleg zou zijn en pleitte cle
mentie.
UITSPRAKEN.
De rechtbank heeft heden veroordeeld:
A. de J. 44 jaar huisvrouw van B. zonder
beroep te Oude Tonge, wegens heling van
een paar kousen, tot tien dagen gevangenis
straf.
Openbare Vergadering van den Raad
der gemeente Zwartewaal op Woens
dag 10 Januari 1917, 'smorgens elf
uur ten Raadhuize.
Voorz. de heer Boers, Burgemeester.
Aanwezig de heeren Stolk, v. d. Graaff,
Kastelein en I. Vrij. Afwezig de heeren Kie
vit, Valkenier en D. Luijendijk.
De Voorz. opent de Vergadering en zegt
dat dit de eerste bijeenkomst is in dit jaar.
Spr. zegt verder dat 't hem spijt dat de raad
niet voltallig is, maar door andere bezighe
den zijn onze medeleden afwezig. Daarna
wenscht spr. de leden met hun gezin een
gelukkig en voorspoedig jaar toe en spreker
hoopt dat de leden met dezelfde lust en ijver
in dit nieuwe jaar in het belang der Ge
meente zullen samenwerken.
De Voorz. verzoekt den secretaris de no
tulen van -de vorige vergadering voor te
lezen, welke onveranderd worden goedge
keurd.
Mededeelingen.
Van Ged. Staten de begrooting dienstjaar
1917 goedgekeurd terug ontvangen, van
idem bericht dat over 1915 voor het lager
onderwijs f 195 te weinig door de gemeente
is ontvangen. Idem idem 1914 f 25.
Idem goedkeuring raadsbesluit verhuring
grond aan de heer Goudswaard ad f 2.50.
Bespreking belastingreclame van Jb. Noor-
dermeer. De Voorz. vraagt het advies van
de commissie, want zegt de Voorz. als
Noordermeer niet zooveel verdiend als waar
voor hij is aangeslagen, dan moet zijn aan
slag verlaagd worden. Als lid van |de
reclamecommissie is alleen maar aanwezig
de heer Kastelein. De heer Stolk, wethouder
zegt 't is jammer dat de geheele commissie
niet aanwezig is om advies uit te brengen.
Maar de heer Kastelein kan toch ons wel
mededeelen wat Noordermeer voor motieven
heeft aangevoerd.
De heer Kastelein zegt dat Noordermeer
heeft gezegt dat hij maar gemiddeld, dus
winter en zomer door elkaar maar f 7ver
diend en f 3 zegt spr. van zijn zoon, dus hij
verdiend gemiddeld f 10 per week. De Voorz.
zegt dat als dit waar is dan is de aanslag
te hoog en stelt voor de aanslag terug te
brengen op f 500. Wordt met algemeene
stemmen daartoe besloten.
Van het personeel van het Lager Onderw.
is een schrijven ingekomen, dat zij den
Raad bedankt voor de tractementsverhooging.
Een schrijven ingekomen van den heer
Valkenier dat hij ontslag heeft genomen als
le Wethouder.
De Voorz. zegt dat het hem spijt dat de
heer Valkenier ontslag heeft genomen en
vraagt aan de heeren of er geen kans be
staat om op zijn besluit terug te komen.
Hierop wordt ontkennend geantwoord. Zoo
dat de Voorz. voorstelt aan de heer Valke
nier een dankbetuiging te zenden voor de
diensten aan de gemeente bewezen. Hiertoe
wordt besloten.
Benoeming wethouder.
Na stemming blijkt dat de heeren Kievit
2, Kastelein 1 hebben verkregen en 1 blanco
zoodat gekozen is de heer Kievit. Daar deze
niet aanwezig is zal van zijne benoeming
worden kennis gegeven.
Af- en overschrijving begrooting 1916,
wordt besloten tot af- en overschrijving tot
een bedrag van f 38.67.
Goedkeuring gemeeitegrondverpachting
voor 't Groote Spui is de hoogste inschrijver
de heer P. Stolk voorf 122.—perceel Tuin
grond f 10,25 de heer Joh. v. d. Hoek voor
idem f 21.— de heer J. v. d. Hoek, voor de
tuin bij de School f26.— de heer P. Nieuw-
dorp. Totaal heeft de verpachting f 22.25
meer opgebracht dan de voorige keer.
De voorz. stelt voor om tot de gunning
over te gaan. Hiertoe wordt besloten. Bij de
rondvraag zegt dhr. Kastelein of er om ge
dacht is dat de aftrek van eerste levensbe
hoeften is gebracht van f 300 op f 400. De
voorz. antwoord toestemmend. Verder stelt
dhr. Kastelein voor om de kinderenaftrek te
brengen van f 25 op f 50, er wordt door de
voorz. en de voorsteller hierover veel gepraat
maar de voorz. houd vol dat hij niet weet
om voor 1917 aan meer geld te komen voor
't volgende jaar is de voorz. er wel voor te
vinden. De heer Kastelein blijft bij zijn be
sluit. De voorz. vraagt nu wie het voorstel
steunt waarop dhr. Stolk toestemmend ant
woord en het zijne er aan toevoegd. Het
voorstel wordt in stemming gebracht en valt
met 2 tegen 2 stemmen, voor stemden de
heeren Kastelein en Stolk tegen de heeren
v. d. Graaf en Vrij. De heer Kastelein klaagt
ook over de slechte wegen. De voorz. zegt
dat de weg naar het hoofd in het voorjaar
onderhanden zal genomen worden. Het paar-
denpad moet opgehoogd wordeu. Hiertoe
wordt besloten. Wat de weg naar de tram
betreft, daar moest het bestuur van de grint
weg voor zorgen.
Elk jaar zegt de Voorz. wordt er door mij