Tweede Blad. II© Oorlog. Drie Bladen* Zaterdag 13 Januari 1817No. 2280 OFFICIÉÉL BEDEELTE. UIT BE PERS. BINNENLAND. BUITENLAND. Reclames Mededeelmgen. GEMEENTERAAD. RECHTZAKEN. INHOOSMOWSES Dit nummer bestaat uit Kohier van den Hoofdelijken Omslag. B. en W. der Gemeente Sommelsdijk ma ken bekend, dat een afschrift van het aan vullingskohier no. 2 van den Hoofd. Omslag voor het dienstjaar 1916, gedurende vijf maan den van den 9 Januari 1917 tot en met den 8 Juni 1917, ter Gemeentesecretarie voor een ieder ter lezing ligt. Sommelsdijk, den 8 Januuri 1917. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, Iz. GEELHOED. BOUMAN. KENNISGEVING. Kohier van de belasting op de honden. B. en W. der Gemeente Sommelsdijk ma ken bekend, dat een afschrift van het aan vullingskohier no. 2 der belasting op de hon den voor het dienstjaar 1916, gedurende 5 maanden, van den 9 Januari 1917 tot en met den den 8 Juni 1917, ter Gemeentesecretarie voor een ieder ter lezing ligt. Sommelsdijk den 8 Januari 1917. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, Iz. GEELHOED. BOUMAN. Het Historisch Materialisme. Mr. Troelstra heeft in de vergadering der Tweede Kamer van Donderdag, 19 October, gepoogd het „groot historisch moment" te bezien onder het licht van 't historisch ma terialisme, een der pijlers van het socialisme. Hij omschrijft dit historisch materialisme als het stelsel, dat aangeeft waarom en hoe de eene periode van de geschiedenis over gaat in de andere, waardoor het eigenlijk komt en wat er de ondergrond van is dat langzamerhand politieke stelsels, rechtsop vattingen en dergelijke zich wijzigen, en dat ons leert, dat de grond daarvoor te vinden is in de wijzigingen, die in de voortbren gingswijze plaats vinden. Een en ander maal schetst hij het histo risch materialisme als de opvatting „dat het ten slotte de voortgang en ontwikkeling van de voortbrengingswijze is, die nieuwe groe pen, klassen en rechtsvormen schept, nieuwe potitieke organen noodzakelijk maakt als de drijfkracht der historische ontwikkeling". Hij wilde nu duidelijk maken dus, dat het groot historisch moment der grondwetsher ziening in het leven is geroepen door de voortbrengingswijze en de wijzigingen daarin. Dit dient bewezen te worden. En kan de S. D. A. P. dit niet, dan staat zij gevonnist. Immers dan is het niet waar, dat de voort brengingswijze en de wijzigingen daarin in laatste instantie beslissen over een „groot historisch moment." De Maasbode schrijft over dit belangrijk vraagstuk, voor ieder die meeleeft een arti kel dat we grootendeels hier overnemen en aan een ieder aanbevelen ter overdenking om over de waarde van de S. D. A. P. als stel sel te kunnen oordeelen. De redactie merkt eerst op, dat Mr. Troel stra een groot deel van 't groot historisch moment" buiten beschouwing laat: Mr. Troelstra is een te knappe kop, om niet te hebben gevoeld, waar hier de schoen wrong. Hij zag zeer wel in, bij een dieper ingaan op dit principieele vraagstuk, in een „impasse" te zuiien geraken en hij heeft zijn positie willen redden door een krijgslist, die bij dezen grooten politieken stateeg niet meeviel. Hij heeft namelijk uitsluitend de aandacht gevestigd op het algemeen kiesrecjht en gepoogd aan te too nen dat de voortbrengingswijze en de wijzigingen daarin beslissend zijn geweest voor de ontwikkeling van het kiesrecht- vraagstuk. Hij heeft ons niet overtuigd. Maar de kiesrechtregeling is slechts een deel van het „groote politieke moment". Ook de onderwijsregeling behoort er toe en Mr. Troelstra heeft geen woord gespro ken om te betoogen, dat in de ontwikke ling van het onderwijsvraagstuk in ons vaderland de voortbrengingswijze en de wijzigingen daarin de beslissende factoren zijn geweest. Wij nemen hem dit niet kwalijk. Aan het onmogelijke is niemand gehouden. Maar niettemin wordt hiermede de doodsteek toe gebracht aan de leer van het historisch materialisme. Met sympathie had de schrijver gelezen wat door den Rotterdamschen wethouder van onderwijs, de heer van der Molen gezegd was over het lijden en strijden vooral van het vorig geslacht, voor de bijzondere school. Wij die met dankbaarheid de vruchten oogsten der principieele hardnekkigheid van dit geslacht, mogen dit nooit vergeten. Er zijn 2 factoren vooral, die de ontwik keling van het onderwijsvraagstukhebben bejnvloedde principieele onverzettelijk heid van het Christelijk volksdeel in Ne derland en de betere begrippen die zich onder de liberalen baan braken omtrent de verhouding tusschen godsdienst en on derwijs. En beide factoren zijn in geen enkel opzicht van historisch-materialisti- schen aard. Zij staan in geen enkel op zicht in verband met de „voortbrengings wijze en de wijzigingen daarin. De onrechtvaardigheid van het liberale onderwijsstelsel drukte vooral op de klei nen en geringen onder ons Christelijk volks deel. De meer met aardsche goederen ge- zegenden voelden ook de bitterheid van het onrecht, hun door stam en landgeno ten aangedaan, doch zij konden gemakke lijker de lasten dragen, die het bijzonder onderwijs op hen legde. Voor de kleinen werd het „in de wereld zult gij verdrukking hebben" door de zorg voor de bijzondere school iederen dag tot een nijpende en felle werkelijkheid. Een schrijver van liberale geestesrichting heeft het gezegd: De va der moest de centen en halve centen bij eenschrapen om de bijzondere school in stand te houden nadat hij pas zijn belas ting had betaald om de school der libe ralen te helpen onderhouden. Daarbij legde, in het oog van het libe rale Nederland, de bijzondere school al toos op hare leerlingen een kenmerk van achterlijkheid en bekrompenheid. De leer lingen der bijzondere scholen kwamen, vooral in de liberale handelswereld, altoos achteraan. Niet alleen dat de bijzondere school, zoo groote eischen stelde aan de offervaardig heid der ouders, doch de vader die zijn jongen de bijzondere school doorloopen deed wist met zekerheid, dat dit hem een belemmering zou zijn. We weten wel, dat dit alles sedert dien veel gewijzigd, in menig opzicht geheel verdwenen is. En wij schrijven dit allerminst om oude veeten niet te doen vergeten. Doch bij een beschouwing over de historische ontwik keling van het onderwijsvraagstuk moet dit alles worden vermeld. Dat het Christelijk volksdeel nochthans niet verzwakte in den strijd voor en de aanhankelijkheid jegens debijzondereschool moet hieraan worden toegeschreven, dat in zijn hart de woorden stonden gebrand Wat baat 't den mensch, geheel de we reld te winnen, indien hij schade lijdt aan zijn ziel?" Eén factor heeft de ontwikkeling van het onderwijsvraagstuk beheerscht: de ze gevierende macht van den godsdienst. Geen maatschappelijke factoren en zeker niet „de voortbrengingswijze en de wijzi gingen daarin." Hetzelfde mag gezegd worden van het feit, dat wij hierboven noemden en dat mede de ontwikkeling van het onderwijs vraagstuk in Nederland heeft beïnvloed, n.l. het baanbreken onder de liberalen van betere begrippen omtrent de verhouding tusschen godsdienst en onderwijs. En dit verschijnsel hield wederom ver band met de grootere belangstelling die allerwegen in onze samenleving entstond voor vraagstukken van godsdienstigen of althans van geestelijken aard. Het materialisme geraakte in vervalhet spiritisme drong op den voorgrond. Ook hier een historisch verschijnsel, waarvan wij de resultaten op dit oogenblik nog niet bevroeden kunnen, doch dat volstrekt niet beinvloed door de voortbrengings wijze of de wijzigingen daarir. Wij hebben deze kentering in de gees ten herhaaldelijk besproken en behoeven er dus niet dieper op in te gaan. Doch 't is wel eigenaardig, in dit verband hier eens de woorden aan te halen door den Marchant gesproken naar aanleiding van art. 192 in de vergadering der Tweede Kamer van 26 October. Hij zegt daar: Strijdende voor het monopolie der Op. School, hebben wij ook onder de huidige grondwet want geen grondwet houdt de ontwikkeling der geesten tegen gaan deweg terrein verloren. Het goed recht der tegenstanders werd erkend, verheffing van 't volksonderwijs bleek slechts moge lijk, indien samenwerking werd gezocht inplaats van energie te verspillen in een hopeloozen strijd. Ik wil er dit aan toe voegen, dat de diepere grond voor dit al les voor een deel is geweest de gewijzigde waardeering van velen dezerzijds van de macht van het geloof van de erkenning van de heerschappij van het onzienlijke. Het is een feit dat de geestesstroooming onder de vrijzinnigen de gedachte aan den strijd tusschen religie en natuurwetenschap die zou eindigen met de overwinning van de eerste door de laatste, heeft omverge worpen. Het is de vrijzinnige opvatting dat mogelijk anderen op dit gebied de waarheid dichter naderen dan zij. Het his torisch materialisme niet als een methode van historieverklaring, maar als wij3geerige grondstelling heeft bankroet geslagen". Wij meenen nu aan Mr. Troelstra te mo gen vragen, of hij geneigd is ons aan te toonen, dat de ^hierboven geschetste fac toren die de ontwikkeling van het onder wijsvraagstuk hebben beinvloed en geleid hebben tot het groot historisch moment van het heden, instantie zijn te verklaren door de voortbrengingswijze en wijzigin gen daarin. Kan hij dit niet en zijn zwijgen op dit punt spreekt boekdeelen moet hij dan niet de conclusie van Mr. Marchant aanvaardenhet historisch ma terialisme als wijsgeerige grondstelling, heeft bankroet geslagen. Nederland en de nota van Wilson. De Vossische Zeitung heeft een onderhoud gehad met een, ongenoemden, Nederland- schen staatsman, die uit den Haag te Berlijn is aangekomen en goed ingelicht heet te zijn. De staatsman verklaarde op de opmerking dat men het in Berlijn opvallend had gevon den, dat de Nederlandsche regeering verge lijkenderwijze laat stelling heeft genomen tegenover de Duitsche vredesnota en de nota van Wilson Het officieele antwoord van de Nederland sche regeering is zoo juist door den minister van buitenlandsche zaken bekend gemaakt. Als wij Nederlanders geen haast gemaakt hebben, is dat niet te verklaren uit ons tem perament, maar uit een wei-doordachte po litieke overweging. Boven allen twijfel is vast, dat in Nederland uit economische en menschelijke overwegingen het levendig ge voelen heerscht om den vrede te bevorderen. De geheele Nederlandsche pers is het er over eens, dat iedere stap naar den vrede van Nederlandsche zijde moet worden aan gemoedigd. Ook in de Duitsche officieele kringen is het bekend, dat Nederland zijn tot dusver gereserveerde houding zal laten varen, zoodra het de overtuiging heeft, dat zijn optreden tenfgunste van den vrede een tastbaar resultaat zal opleveren. Juist de omstandigheid, dat den Haag als plaats voor de vredesonderhandelingen in aanmerking komt, legt den Nederlanders de verplichting op, zich gereserveerd te toonen. Wij verleenen gaarne gastvrijheid, wanneer die gevraagd wordt, maar wij Nederlanders vragen er niet om gastvrijheid te mogen verleenen. Wij weten zeer nauwkeurig, dat alleen woorden, al zijn ze nog zoo goed gemeend, den vrede niet kunnen brengen, wanneer niet achter die woorden bereidwilligheid tot doen schuilt. Wij in Nederland zijn misschien beter en eerder dan meer afgelegen landen in staat den stand van zaken in Londen te overzien. Wij waren van de weigering van Engeland om op de Duitsche voorstellen in te gaan zoo vlug op de hoogte, dat daaruit de terug houding van Nederland is te verklaren. Wij wachten in Nederland alleen op het psychologische oogenblik, dat wij, op grond van onze kennis van zaken, nog niet geko men achten. Zoodra echter de Nederlandsche regeering de overtuiging heeft, dat men over het doode punt heen is, zal zjj ongetwijfeld geen oogenblik aarzelen om harerzijds stap pen te doen, die naar haar inzien zullen kunnen leiden tot beëindiging van den wereldoorlog. De Import opgebracht. Wolff seint Woensdag het volgende offici eele bericht uit Berlijn: Heden hebben onze Vlaamsche zee-strijd krachten het Nederlandsche stoomschip Im port (147 ton) van Rotterdam naar Londen bestemd met een lading katoenen goederen, oliën en drank, naar Zeebrugge opgebracht. (De Import was Dinsdagavond 10 u. 40 m. uit den Nieuwen Waterweg naar Londen ver trokken. Het schip is groot 847 ton brutoen 513 netto en behoort aan de Naaml. Ven nootschap Rotterdam—Londen-Stoomvaart- Mij.) DE TOESTAND. Foscanie is gevallen! De dapperste tegenstand heeft niet mogen baten. Ook niet, dat de Russen, op het laat ste oogenblik, nog groote nieuwe strijdkrach ten in het geding wierpen. Een uitval dezer troepen gaf naar het N.-W. eenige ruimte, maar bijna op hetzelfde oogenblik bezweek de linie voor den stormaanval uit het Zuiden en Z.-O. De Vesting Foscani met haar gordel van draaibare pantserkoepels, is in handen der Centralen gevallen en de Sereth-linie is nu gebroken. Foscani, de poort van Moldavië, is gefor ceerd. De Russen worden van den Donau tot de Putna over de Sereth teruggeworpen. Onder zeer bloedige gevechten, ondanks de opoffering van massa's troepen, hoewel ze onder de meest bekwame leiding stonden En wat het den Centralen ook gekost moge hebben, dat ze het Russenleger gestadig terug werpen, is een gebeurtenis van over wegend belang. Uit Parijs wordt aan de N. R. Ct. bericht „In politieke kringen, waar men ingelicht is, geeft men er zich rekenschap van, dat de belangrijkste gebeurtenis van het oogenblik de tegenwoordige verwoede strijd aan de Sereth is." Deze mededeeling geeft blijk, met hoeveel belangstelling den slag aan de Sereth ook in de Entente-kringen wordt gevolgd en dat het waarlijk niet onverschillig is ofMacken- zen de Sereth-linie beheerscht of niet. Wat daar in de laatste dagen gebeurd is, kan verzinkenden invloed hebben en het is daarom, dat wij op dit krijgsbedrijf iets uit voeriger de aandacht vestigen. Reeds op het oogenblik, dat Mackenzen en Van Falkenhain Boekarest innamen, vestigde de Entente-pers er uitvoerig de aandacht op, dat de Russen de Sereth-linie in geduchten staat van tegenweer hadden gebracht. Deze linie moest niet alleen dienen om de Duit sche legers met die hunner bondgenooten, tegen te houden, maar hier zou hun een: „haltniet verder I worden toegeroepen. En het was waarlik niet uit medelijden met de verslagen Roemenen, maar wel dege lijk uit welbegrepen eigenbelag, dat daar de Russische hoofdmacht zich opstelde. Want na Moldavië wordt Bessarabië be dreigd. De geheele Sereth-linie is ruim 100 K.M. lang en in een voor de verdediging in een allergunstigst terrein gebouwd. Oorspronke lijk is ze aangelegd als een verdediging tegen Rusland en is ze nu van den verkeerden kant aangevallen. In vijf groepen rukten de Duitsche, Oos- tenrijksche en Bulgaarsche legers tegen de Sereth-linie op. Elk met een welomschreven plan, een nauwkeurig bepaald doel. Elk voor zich sloeg, rameide en stootte tegen het haar aangewezen doel der stelling. Slechts vijf dagen hield het Russische centrum het uit. Het om zijn geweldig uit houdingsvermogen beroemd geworden 9e Duitsche leger brak de stelling bij Rimnicu over 20 K.M. door. De vier andere groepen sloegen er zich eveneens door. Macin, Tulcea, Braila en nu ten slotte Foscanie werden veroverd. De Sereth zelf en de daarachter gelegen vesting Galatz blijven over. En niet alleen Duitschers, Bulgaren en Oostenrijkers, ook hun vijanden bewonderen het talent van een Mackenzen, die vijf af zonderlijk strijdende legers zóo concentrisch weet te doen samenwerken, dat hun afzon derlijke pogingen één operatie worden en gelijktijdig slagen. Daar is een strateeg aan het werk, waar tegen zelfs Broessiloff met een beroemde staf het af moet leggen. Daar ziet men gezamen lijke actie, een methode waarnaar de Entente tevergeefs zocht. De Russen zijn, ook in dezen strijd, zich zelf trouw gebleven. Evenals het in Polen en elders is gezien, toonen zij zich meesters in het terugtrekken en zien er geen been in stellingen, vestingen zelfs te ontruimen om maar zoo weinig mogelijk verlies te lijden. Zij offeren een sterke achterhoede op en achter dat scherme, ontkomt de hoofdmacht. Zoo is het ook weer bij Foscani gegaan. Al het bruikbare dat vervoerd kon worden, is weggesleeptwat niet meegenomen kon worden, werd verwoest. En toen de Centralen de vesting in stormloop namen, vonden zij slechts 3 kanonnen, 10 machinegeweren en namen zij 5400 man en 99 off. gevangen. Een gering getal, na zoo'n grooten slag, waarbij de grond voet voor voet verdedigd werd. De onmiddellijk gevolgde opëratie's wijzen er wel op, dat de val der vesting ernstige gevolgen voor het Russen-leger kan hebben. Men ziet het in Rusland ernstig genoeg in en kent Mackenzen het doel van een groot- sche operatie wel toe. Het heet dat de Russen achter de Sereth zich gereed maken tot een nieuw groot offen sief. Maar tegelijk voeren ze hun voorraden uit Odessa, een paar honderd K.M. achter de Sereth, reeds weg. Men kan nooit weten, zullen ze wel denken. In het oude Rome vergaderde de groote Oorlogsraaad der Entente. De vorige vergaderingen werden te Parijs gehouden en niet ten onrechte werd er ge vraagd, waarom nu de stad der Ceasars werd gekozen. Een der Italiaansche bladen gaf hierop een spottend antwoord: „omdat de Staatslieden der Entente in de eeuwige stad het geheim der overwinning hopen op te graven." Men mag nu de Fransche bladen gelooven dan is het geheim werkelijk gevonden, en die bladen hebben opnieuw groote verwachtingen van het resultaat dezer beraadslaging. Want te Rome is het groote plan der En tente voor 1917 besproken en vastgelegd en men schijnt tot een overeenstemming te zijn gekomen, die de Petit Parisien doet spreken van een dageraad der overwinning. 't Kan best zijn, we zullen eenige maanden geduld moeten hebben, om te kunnen oor deelen of dit plan beter is dan alle voorgaande. Woorden hebben we al genoeg gehad, maar daden, het slagen van een plan hebben we niet aanschouwd. Ofschoon de vredesactie, welke tengevolge van het aanbod der centrale mogendheden enkele weken is gevoerd, aldus de Berlijn- sche correspondent van de Tijd, door het af wijzend antwoord der Entente voor goed schijnt gesloten, kan tegen de helft dezer maand toch nog een belangrijke verklaring van den Rijkskanselier tegemoet worden ge zien. Er wordt slechts gewacht op het antwoord dat de entente aan Wilson zal geven, om de verdere houding van Duitschland en zijn bondgenooten ten aanzien van de vredesbe weging vast te stellen. Deze vaststelling zal geschieden in de redevoering door den rijks kanselier bij de weder-bijeenkomst van den Rijksdag te houden en gepaard gaan met een vertoog tot de neutralen, welke Wilson's voorstel hebben gesteund. De redenen waar om Nederland geen officieelen overigens niet gevraagden steun aan de nota van Wilson verleende zijn hier bekend ea wor den gebillijkt. Men weet, dat de Nederland sche regeering een anderen stap op het ge schikte oogenblik zal doen. De Russische min.-president Trepof en de onderwijsmin. Ignatief zijn afgetreden. Prins Golitzin werd benoemd tot minister president en senator Kutlschinsky tot minis ter van onderwijs. 20 cent per Regel. J. L. 59 jaar, bakkersknecht te Brielle, we gens landiooperij, tot drie dagen hechtenis en plaatsing in een Rijkswerkinrichting voor den tijd van drie jaar. G. v. d. K. 28 jaar, arbeider te Middelharnis wegens eenvoudige beleediging van een ambtenaar, tot f 10 boete subs. 10 dagen hechtenis. De minderjarige S. M. G. te Oude Tonge werd wegens diefstal van een paar kousen ter beschikking van de regeering gesteld, zonder toepassing van eenige straf. De 52-jarige J. de R. zonder beroep te Middelharnis, had daar op 25 October van een akker van den landbouwer A. Koppenol een hoeveelheid zieke of z.g. kwade aardap pelen weggenomen. Hij was met een anderen man tezamen en met wagen en paard, op het land gekomen en was er aan het „aardap- pelenlezen" gegaan. Bekl. beweerde, dat dit te Middelharnis geoorloofd zou zijn; men had er van niemand toestemming toe noodig. De „kwade" aardappelen waren bestemd geweest voor bekl. varken. De landbouwer Koppenol verklaarde, dat hij wel eens toestemming gegeven had tot het samenlezen van een kleine hoeveelheid zieke aardappelen, maar nooit had goedge vonden, dat zulke aardappelen zonder zijn verlof werden weggehaald. Dat men in 't geheel geen vergunning zou noodig hebben noemde getuige een verzinsel. Ter zake strooperij, door twee vereenigde personen met behulp van een wagen, eischte het O. M. waargenomen door mr. Bake drie maanden gevangenisstraf. FAILLISSEMENTEN. RECHTBANK TE ROTTERDAM. Geëindigd J. Mol, metselaar, te Oudenhoorn. Arrondissements Rechtbank te Rotterdam Zitting van Dinsdag 9 Januari. De 21-jarige machinist F. H. S. van hier gedetineerd, was in Augustus in dienst ge weest van den eigenaar van een drijvende bioscope, die op den 25-sten van die maand te Hellevoetsluis gelegen had. Bekl. was dien dag door zijn patroon naar Rotterdam gezon den, om eenige machine-onderdeelen te laten herstellenter bestrijding van de kosten had hij f50 meegekregen. Na 75 cents reiskosten te hebbben gemaakt, was bekl. met f49.25 hier ter stede aangekomen en had de machine- onderdeelen gebracht waar hij ze bezorgen moest. Toen was hij iemand tegengekomen, die zich Van Veen had genoemd en was met dezen uitgegaan. Vóór hij 't geweten had, was er zooveel van het geld van zijn patroon verteerd geweest, dat bekl. de kosten der inmiddels verrichtte herstelling niet meer had kunnen betalen. Bekl. had toen aan den bioscopehouder om geld getelegrafeerd en nog f25 ontvan gen. Vervolgens had hij de herstelde voor werpen afgehaald en de reparatie betaald. Op raad van den man, die zich Van Veen genoemd had, had bekl. toen besloten zich nog meer geld te verschaffen. Volgens zijn verklaring had Van Veen een vaische kwi tantie ten bedrage van f 95,50 voor hem op gemaakt en onder overlegging van deze aan zijn patroon valschelijk listiglijk en in strijd met de waarheid voorgegeven dat hij dit bedrag voor de reparatie had moeten betalen had bekl. den bioscope-houder nog f20,50 afgezet. Op de aanmerking van zijn patroon, dat de kosten toch wel verwonderlijk hoog waren had bekl. aangevoerd, dat dit aan de tijds omstandigheden te wijten was. Tot 16 September was bekl. in dienst van den bioscope-houder gebleven. Toen was hij weggegaan met medeneming van |zijn uniform, jas en broek. Hij was gaan varen en had in de Golf van Biscaye schipbreuk geleden, bij welke zijn kleeren, ook de uni form, verloren waren gegaan. De bioscope-houder verklaarde, dat hij tevreden over den jongen en diens werk, zelfs nogal met hem ingenomen was geweest. Eerst later had getuige bemerkt, dat bekl. meer dan eens oneerlijkheden had gepleegd. Het O. M. waargenomen door mr. Bake eischte wegens verduistering, tweemaal ge pleegd, en oplichting, zes maanden gevan- genistraf. Mej. mr. M. Koderitsch voerde aan, dat bekl. eer zwak van wil dan iemand van misdadigen aanleg zou zijn en pleitte cle mentie. UITSPRAKEN. De rechtbank heeft heden veroordeeld: A. de J. 44 jaar huisvrouw van B. zonder beroep te Oude Tonge, wegens heling van een paar kousen, tot tien dagen gevangenis straf. Openbare Vergadering van den Raad der gemeente Zwartewaal op Woens dag 10 Januari 1917, 'smorgens elf uur ten Raadhuize. Voorz. de heer Boers, Burgemeester. Aanwezig de heeren Stolk, v. d. Graaff, Kastelein en I. Vrij. Afwezig de heeren Kie vit, Valkenier en D. Luijendijk. De Voorz. opent de Vergadering en zegt dat dit de eerste bijeenkomst is in dit jaar. Spr. zegt verder dat 't hem spijt dat de raad niet voltallig is, maar door andere bezighe den zijn onze medeleden afwezig. Daarna wenscht spr. de leden met hun gezin een gelukkig en voorspoedig jaar toe en spreker hoopt dat de leden met dezelfde lust en ijver in dit nieuwe jaar in het belang der Ge meente zullen samenwerken. De Voorz. verzoekt den secretaris de no tulen van -de vorige vergadering voor te lezen, welke onveranderd worden goedge keurd. Mededeelingen. Van Ged. Staten de begrooting dienstjaar 1917 goedgekeurd terug ontvangen, van idem bericht dat over 1915 voor het lager onderwijs f 195 te weinig door de gemeente is ontvangen. Idem idem 1914 f 25. Idem goedkeuring raadsbesluit verhuring grond aan de heer Goudswaard ad f 2.50. Bespreking belastingreclame van Jb. Noor- dermeer. De Voorz. vraagt het advies van de commissie, want zegt de Voorz. als Noordermeer niet zooveel verdiend als waar voor hij is aangeslagen, dan moet zijn aan slag verlaagd worden. Als lid van |de reclamecommissie is alleen maar aanwezig de heer Kastelein. De heer Stolk, wethouder zegt 't is jammer dat de geheele commissie niet aanwezig is om advies uit te brengen. Maar de heer Kastelein kan toch ons wel mededeelen wat Noordermeer voor motieven heeft aangevoerd. De heer Kastelein zegt dat Noordermeer heeft gezegt dat hij maar gemiddeld, dus winter en zomer door elkaar maar f 7ver diend en f 3 zegt spr. van zijn zoon, dus hij verdiend gemiddeld f 10 per week. De Voorz. zegt dat als dit waar is dan is de aanslag te hoog en stelt voor de aanslag terug te brengen op f 500. Wordt met algemeene stemmen daartoe besloten. Van het personeel van het Lager Onderw. is een schrijven ingekomen, dat zij den Raad bedankt voor de tractementsverhooging. Een schrijven ingekomen van den heer Valkenier dat hij ontslag heeft genomen als le Wethouder. De Voorz. zegt dat het hem spijt dat de heer Valkenier ontslag heeft genomen en vraagt aan de heeren of er geen kans be staat om op zijn besluit terug te komen. Hierop wordt ontkennend geantwoord. Zoo dat de Voorz. voorstelt aan de heer Valke nier een dankbetuiging te zenden voor de diensten aan de gemeente bewezen. Hiertoe wordt besloten. Benoeming wethouder. Na stemming blijkt dat de heeren Kievit 2, Kastelein 1 hebben verkregen en 1 blanco zoodat gekozen is de heer Kievit. Daar deze niet aanwezig is zal van zijne benoeming worden kennis gegeven. Af- en overschrijving begrooting 1916, wordt besloten tot af- en overschrijving tot een bedrag van f 38.67. Goedkeuring gemeeitegrondverpachting voor 't Groote Spui is de hoogste inschrijver de heer P. Stolk voorf 122.—perceel Tuin grond f 10,25 de heer Joh. v. d. Hoek voor idem f 21.— de heer J. v. d. Hoek, voor de tuin bij de School f26.— de heer P. Nieuw- dorp. Totaal heeft de verpachting f 22.25 meer opgebracht dan de voorige keer. De voorz. stelt voor om tot de gunning over te gaan. Hiertoe wordt besloten. Bij de rondvraag zegt dhr. Kastelein of er om ge dacht is dat de aftrek van eerste levensbe hoeften is gebracht van f 300 op f 400. De voorz. antwoord toestemmend. Verder stelt dhr. Kastelein voor om de kinderenaftrek te brengen van f 25 op f 50, er wordt door de voorz. en de voorsteller hierover veel gepraat maar de voorz. houd vol dat hij niet weet om voor 1917 aan meer geld te komen voor 't volgende jaar is de voorz. er wel voor te vinden. De heer Kastelein blijft bij zijn be sluit. De voorz. vraagt nu wie het voorstel steunt waarop dhr. Stolk toestemmend ant woord en het zijne er aan toevoegd. Het voorstel wordt in stemming gebracht en valt met 2 tegen 2 stemmen, voor stemden de heeren Kastelein en Stolk tegen de heeren v. d. Graaf en Vrij. De heer Kastelein klaagt ook over de slechte wegen. De voorz. zegt dat de weg naar het hoofd in het voorjaar onderhanden zal genomen worden. Het paar- denpad moet opgehoogd wordeu. Hiertoe wordt besloten. Wat de weg naar de tram betreft, daar moest het bestuur van de grint weg voor zorgen. Elk jaar zegt de Voorz. wordt er door mij

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1917 | | pagina 3