Tweede Blad, 11ÜS-EB Zaterdag 9 December 1916. No. 224® OFFICIÉÉL GEDEELTE. UIT DE PER& BINNENLAND. Marnes SVIededeelingen. RECHTZAKEN. Twee Bladen. T LAND- EN TUINBOUW. BUITENLAND. 1NH0C-SIGN0WSES Dit nummer baataat uit 6, OPENBARE KENNISGEVING. ZEEP. De Burgemeester van Sommelsdijk Maakt bekend: dat met ingang van 11 December a.s. Re- geerings zeep zal zijn te verkrijgen. Sommelsdijk den 7 December 1916. De Burgemeester voornoemd, BOUMAN. i OPENBARE KENNISGEVING. SCHUREN DER STRATEN. Burgemeester en Wethouders van de ge meente Sommelsdijk brengen ter kennis van belanghebbenden, dat op, Vrijdag 15 December a. s. de straten en gooten binnen deze gemeen te moeten worden geschuurd en dus de bij artikel 70 van de Politie-verordening dezer gemeente bedoelde personen, ieder voor zoo veel hem betreft, worden uitgenoodigd, hier aan gevolg te geven, zullende deze werkzaam heden moeten zijn volbracht voor des mid dags 12 uur. Ingeval van nalatigheid zal proces-verbaal worden opgemaakt. Sommelsdijk 7 December 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Secretaris, Burgemeester, Iz. GEELHOED.BOUMAN. I «Ca Kunstmestvoorziening. Hieromtrent werden ook harde woorden gesproken, welke de Kunstmest Commissie zich mocht aantrekken. De Voorzitter dier Commissie, de. heer Kruseman, weerlegde gemaakte grieven. Men had van de Kunst- mest-Commissie gevraagd, dat zij zw. am moniak, superphosphaaten Thomasslakken- meel in beslag zou nemen, maar hoe kon zij dit doen, indien de Wet haar daartoe de bevoegdheid niet gaf. Slakkenmeel heeft de Commissie getracht in Duitschland en België te koopen, maar men wilde slechts leveren, indien mogelijk, tegen compensatie van vet, vleesch, huiden, enz. Hierop kon de Commissie niet ingaanmet alle zaken, waar bij overleg nöodig is, bemoeit zich het Han delsverkeer. Voor den zw. ammoniak bood de Commissie aan de gasfabrieken f 25.—, om ze aan de boeren voor f 22.—, te leveren, met inbegrip van alle provinciëndit kon ze doen, omdat ze voor het geen uit Enge land kwam, een veel lageren prijs betaalde. De boeren zelf zijn echter de prijzen gaan opdrijven, omdat zij bang waren te weinig 'ite zullen krijgen. Welke prijzen ook werden ^gevraagd, zij namen alles. Vermoedelijk zal de Commissie nu voor den ammoniak, wei ken zij van de gasfabrieken zal krijgen, als er voor de vervaardiging zwavelzuur genoeg komt, f 30.— betalende fabrieken zullen er goed mee uitkunnen. Met de Engelsche auto riteiten was een overeenkomst door dr. Van Rijn aangegaan tot levering van 7000 ton zw. ammoniak per maand, maar men kreeg groote moeilijkheden met de scheepsruimte en na uitvoering van drie termijnen bleef de rest achterwege. Om deze redenen werd 55% inplaats van 100% toegekend. Super heeft de Commissie duur moeten koopen. De fa brieken redeneerdenwaarom moeten wij een artikel, dat duur is, voor minder geld aan de boeren geven dan het op de vrije markt waard is. Ook hadden de heeren een grooten hekel aan de coöperatieve fabrieken, waarvan ze in de toekomst veel moeite, last en schade verwachten. De hooge dividenden, waarover moord en brand is geschreeuwd, n.l. bij de Vereenigde Chemische Fabrieken, waren een gevolg van opbrengst van ver kochte terreinen en overgedragen fabrieken. Slechts van één man heeft de Commissie Chili kunnen krijgen, die ze leverde tegen een zeer behoorlijken prijs. De heer Kruseman erkende, dat door een fout zijnerzijds Brabant en Gelderland geen Chihsalpeter hadden gekregen. De heer Meiborg, lid der Commissie, bracht ook hier zijn klacht naar voren, dat hij te weinig steun vond omdat in de Commissie hoogstens drie landbouwers zaten, terwijl vier leden kunstmesthandelaars zijn. De land bouwers zijn dus niet voldoende vertegen- woordigd.c. B. De Postdienst en de Dag des Heeren. Het is te begrijpen, dat onze uitgever zijn WoVn0bézodr?d.de blade" "iet °P Z°ndag a_0nze, Partii heeft er steeds voor geijverd lnsternming lazen we, wat de Stan- over dit onderwerp in een driestar zegt. JS" iL'ilza!fe den Postdienst op Zondag rit gebeterd, en we wilden wel dat in PostdStnv«h Per?.onen' die den blonk ttt h,? den Zlin' wat meer door» StpeHa «nui ^aarrieering hiervoor. een betrekkina h- rfmen met graagte naar dft ook tnon h 1 den Postdienst en deed dm Zondag hJW zooveel harder op woo'rd op°'t verleden terug tetzient ervoor wat verkregen werd, nogmaals het oog te openen. Doch is thans ten deele aan de gerechtigheid voldaan, dan volgt even be slist onze oproep, dat men niet halverwege blijve staan, maar steeds voortga op den goeden weg, die is ingeslagen. Beperking van postdienst heeft toch dit uitnemende, dat ze niet alleen aan de man nen van den postdienst een vrijen Zondag bezorgt, maar bovendien ook in de kanto ren van den handel den Zondagsarbeid slinken doet. Stelt de postdienst den geheelen Zondag open, en er wordt op vele kantoren, zon der sparen, druk gewerkt. Sluit daarente gen de postdienst voor 60 en ook op die kantoren bindt men in. De stukken zijn dan toch niet aanwezig, en al de drukte helpt niet meer. Inkrimping van den postdienst is daarom tevens een weldaad aan den handel bewe zen. Er gaat ook buiten den postdienst zulk een zegen van uit. Het is er evenzoo mede als met het Sim s' 'ten van de winkels op Zondag. In Duitsch land geldt dit ais politieverbod. En juist dit verbod geeft Zondagsrust niet alleen aan de winkeliers, maar ook aan de dienstboden, die er anders heen moeten om te koopen. We blijven er daarom ten ernstigste op aandringen, dat ook hier te lande de post dienst nog enger ingeperkt worde, dan nu reeds het geval is. En nu komt ze daar om met een voorstel Een postdienst zal allicht moeten blijven. Maar daar blijve het dan ook bij, en die eene posdienst kan zeker wel klokslag ne gen uur afgeloopen zijn. Zoo, en zoo alleen, krijgt ge voor den postman den vrijen Zondag. We betwijfelen zeer, ot 't in alle dorpen op onze goede eilanden reeds zoover geko men is. Aangenomen. Zoo is dan art. 192 aangenomen. Met aiie stemmen op één na. Alleen de nestor der Kamer, de heer Lief- tinck, stemde als eenig overgeblevene der oude school-Mohikanen, tégen. Hij wou nu eenmaal niet zoo „stom" zijn, om zich in de fuik der finantiëele gelijkstelling te laten vangen. Ook de onzen stemden vóór. Zij 't ook met een bezorgd hart. „Voor elk sneeke dankbaar", zooals de „Stand." zei. Maar aan dit sneeke kan de „vrije" school zich leelijk verslikken, ja, kan ze zich wat God verhoede! wat haar vrijheid betreft, den dood eten. Er was echter geen keus. Wat de heeren v. d. Voort v. Zijp en Rut gers nog op 't laatste oogenblik probeerden om dan tenminste het leerplan in veiligheid te stellen en de schooldwaasheden uit de vorige eeuw, denk aan Wons en andere plaatsen 1 te keeren 't mocht niet baten. Toen de Roomsch-katholieken zich afzijdig hielden en Lohman als de groote schilddra ger voor den minister heenging, was het vanzelf verloren. Op de wenschen van 't alleen-staande „kleine kuddeke" anti's werd toen geen acht meer geslagen. En wat nu straks Wel, op den dag zelf der aanneming van art. 192 prenten we dit ons in de ziel, mannen broeders dat in den^middellijken weg, hij de school der toekomst in handen heeft, die bij de eerstvolgende schoolwet-herziening over de meerderheid beschikken kan. Dat is de groote politieke les die de his torische Dinsdag 28 November ons anti-re volutionairen, leert. En men zal het zien op den duur krijgen we ook onze bondge- nooten van gister en eergister, voor dht doel weer aan onze zij. (Fr. Dagbl.) „De onverzadelijken". Dat zijn wij met onze bizondere-school- eischen. Zoo zegt het „De Bode". Orgaan van den bekenden „Bond" van Nederlandsche onderwijzers. Het heet in 't jongste nommer: Het hoofdbestuur van de Vereen, van Christelijke Onderwijzers heeft het voor nemen om in Februari of Maart 1917 een vergadering te houden om over het bevredi gingsrapport te spreken. Een commissie, de heeren Wirtz, Hobma en de Jong, bracht een voorloopig rapport uit. Daarin wordt de wenschelijkheid be sproken van een eigen schooltoezicht, dat zich o.a. zal bezighouden met de goedkeu ring van het leerplan en dat invloed zou krijgen op de benoeming der onderwijzers. Dit is wel, zegt de redactie, het toppunt van brutaliteitvolledige bekostiging van bizonder onderwijs door de overheid, doch het toezicht der overheid zooveel mogelijk wegdringen. Deze wenschen zullen toch zeker velen de oogen openen voor de on- verzadelijkheid der clericalen. Dat zulke stukskens, zeggen wij, nog vele mannen van Rechts de oogen openen Vrij onderwijs, houdt óók in vrije oplei ding, vrije examens, eigen schooltoezicht enz. Anders wordt op den duur onze school tóch geknecht. En ddn mag, ja móét de Overheid desnoods met duizend oogen toezien en duizend waar borgen vragen, dat onze scholen, wat de resultaten betreft, volkomen met de openbare scholen kunnen vergeleken worden. Dddr hebben we niets tegen. Méér kan toch ook niemand eischenAls de vruchten volkomen gelijkwaardig zijn, dan komt het er toch voor de Overheid niet op aan, hoe de boom is gekweekt. Ziet naar Amsterdam, mijne heeren van de „Bode" I Dóór waarborgen in overvloed. Toezicht, meer dan u lief is. En de resultaten? Informeer het bij uw oud-medelid Matthijsen, die ten overvloede nog toegaf, dat materieel het onderwijs er goed wordt verzorgd. Weest dan wat bescheiden. Laat het ons dan maar met de „vrijheid" doen en laten de resultaten richten tusschen u en ons. (Friesch Dagblad), VAN GIJN BLIJFT. Met zekerheid kan thans worden mede gedeeld dat de minister van Financiën mr. dr. Ant. van Gijn, zijn verzoek om ontslag van H. M. de Koningin heeft ingetrokken. DE TOESTAND. We weten dat het groote doel in eiken oorlog is, de weermacht van den vijand in den kortst mogelijken tijd te verslaan of zoo mogelijk te vernietigen. Dat kan geschieden door gevangenneming door een verpletterenden slag, door finale ontbinding van zijn legers, of op den langen duur, door alle drie. Dit doel, de vernietiging van de Roemeen- sche weermacht, is -door Von Hindenburg beoogd bij den Roemeenschen veldtocht. Er bestond natuurlijk voor de Roemenen de kans, toen de vier legers oprukten, hun hoofdmacht tijdig te doen wijken. En Engel sche en Fransche schrijvers hebben het voor gesteld, alsof dit ook gelukt was. Maar de slagberichten doen duidelijk uit komen, dat dit mislukt is. De Duitsche legeraanvoerders hebben het er direct op toegelegd, dit te beletten, door zoo onstuimig aan te vallen, dat de hoofd macht geen kans kreeg, zich van den vijand los te maken en ten tweede daar, waar hij verslagen werd, zoo vinnige vervolging in te zetten, dat de Roemenen zich niet konden hersteilen en de vervolgers, om éen voor beeld te noemen, tegelijk met de vluchtende Roemenen op de bruggen over de Argus waren, waardoor deze niet konden worden opgeblazen. Zoo is het met de spoorwegen, de voor raden levensmiddelen en munitie-magazijnen gegaan. De vervolgers'•waren er zoo spoedig, dat aan vernietiging niet viel te denken. En het treffendste bewijs voor de gewel dige snelheid, waarmede de Centralen op rukken, is het volgende. Het le Roemeensche leger, werd aan de Arges verslagen door het, uit het W. komende Duitsche legerkorps en de terugtrekkende overblijfselen er van, werden opgevangen door het uit het N. komende 4e leger In hoeverre het oorlogsdoel, hierboven omschreven, in Roemenië is bereikt, moge uit de volgende cijfers blijken. Het Roemeensche leger bestond bij het uitbreken van den oorlog, uit 600,000 man. Daarvan zijn ruim 200.000 gedood, gewond of ziek en 70.000 zijn gevangen genomen. De buit die den Centralen in een veertien dagen behaalden is enorm en in den letter lijken zin „niet te overzien". Geweldige voor raden graan, koren, petroleum, benzine enz, vielen in hun handen. 45.000 vierk. K.M. terrein werd in korten tijd veroverd. Het derde deel van alle rollend materieel in Roemenië werd door hen veroverd. En in den grooten, den beslissenden slag aan den Arges, werden meer dan duizend met ossen bespannen wagens, een groot aantal kanonnen en 25,000 gevangenen achter de linie gevoerd Meer dan een derde van de Roemeensche weermacht is dus vernietigd, een deel wordt in heftigen strijd in de bergen vastgehouden en de hoofdmacht werd op Boekarest teru g- gedrongen. Het slagverloop moet men zich aldus denken. Terwijl de Centraien opdrongen enMack- enzen zijn rechtervleugel reeds tot ten Z. van Boekarest had vooruitgeschoven, kreeg het Roemeensche hoofdleger van de Fransche en Russische staf bevel, aan de Arges stand te houden. De Russen hadden troepen te Boe karest gebracht en zouden mèt de terugge worpen Roemenen van het Donau-leger een uitval doen, Mackenzen scheiden van Falken- hayn en het Duitsch-Bulgaarsche Donau-leger verslaaD. Onderwijl zouden de Russen in de Kar- pathen en in de Dobroedsja in geweldige stormloopen een doorbraak trachten te for- ceeren, waardoor het den Centralen onmo gelijk zou worden nieuwe troepen aan te voeren en de Roemeensche hoofdmacht zou achterwaarts kunnen uitwijken. Maar al die plannen mislukten geheel. Het uitvallende leger drong Mackenzen wel een paar K.M. terug, maar werd om singeld en opnieuw verslagen in de vesting geworpen. De veertienmaal herhaalde stormloop in de Karpathen kostte vreeselijke offers aan troe pen, maar liep op niets uit. En in de Do broedsja verging het den Russen nog slech ter, want behalve dat zij de nederlaag leden, bleven hun pantser-auto's in handen van de Bulgaren en brachten deze, en niet de Russen, hun linie 6 K.M. vooruit. Maar de grootste ramp was, dat het Roe meensche centrum midden in den slag be zweek en in de grootste wanorde op Boe karest werd geworpen. Daar komt nog iets bij. Van Boekarest naar de Russische grens loopen twee spoorlijnen. Daarlangs moeten Russische versterkingen worden aangevoerd en daarlangs moest het Roemeensche leger vluchten. Terwijl nu de slag aan de Argus woedde, ging een troepje Duitschecavaierie, verach ter Boekarest, waarschijnlijk bij Silistria over den Donau, vergezeld van een aantal vlie gers en dezen vernielden, in den rug van het Roemeensche leger de spoorlijnen. Over een groote uitgestrektheid werden drie lijnen opgeblazen. En zoo teekent zich de ramp af, die de Geallieerden met alle middelen hebben wil len voorkomen, het Roemeensche leger wordt genoodzaakt Boekarest te verdedigen. Een Duitsch leger wringt zich tusschen Boekarest en de Roemeenen in de Predral-pas door en tracht Boekarest te omsingelen, wat Mac kenzen van het Z.-O. uit eveneens poogt te doen. De Fransche Staf heeft, toen het bleek dat het Roemeensche leger niet ontkomen kon, in allerijl de vesting in staat van tegenweer gebracht, de burgers er uit weggestuurd en voorraden bijeengebracht. Doch ook dit baatte niet meer. Boekarest is gevallen en met deze vesting hoofdstad viel ook Ploesci Roemeensche 2e hoofdstad m et zijn buitengewoon groot spoor weg knooppunt. De inneming van Boekarest en Ploesci somt de N. R. Ct. levert voor de centralen, wat den heelen krijgskundigen toestand be treft de volgende voordeelen op 1. Vernietiging (althans voor een tijd) van de gevechtskracht van een aanzienlijk hulpleger der entente. 2. Afwending van het gevaar voor een inval in het Zuiden van Zevenbergen met de daarmee gepaard gaande bedreiging van den rechtervleugel van het Oosterleger der centralen. 3. De bezetting van een gebied, dat zeer rijk is in alles waar Duitschland juist gebrek aan heeft, een van de graanschuren van Eu ropa, rijk aan allerhande mineralen. 4. Zeer aanzienlijke verbetering van de verbinding met de Balkanianden. Het succes over Roemenië opent voor de centralen ook vele vooruitzichten. Wij noe men er enkele: Voorzetting van den opmarsch in de rich ting van Moldavië met de nu op een kort front vereenigde strijdkrachten, voor welken opmarsch Boekarest een goede basis kan vormen. Het gevolg daarvan zou een bedrei ging van den linkervleugel der Russen kun nen zijn. Versterking van het Macedonische front ten einde tegen Sarrail een offensief te openen. De entente heeft op den Balkan een nieuwe groote mislukking te boeken. De deelneming van Roemenië, wel verre van, zooals de Ko ning van Engeland den 28 Augustus telegra feerde „de triomf der grootsche zaak nader te brengen", of, zooals op denzelfden dag de Globe schreef, den slagader van het Duit sche rijk door den Balkan af te knijpen, heeft integendeel de positie der centralen op den Balkan zeer versterkt." In het Engelsche Kabinet heeft Lloyd Ge orge getriomfeerd. Hij had voorgesteld dat er een kléine oorlogsraad zou worden ge vormd. Daarin moest de eerste minister As quith geen zitting hebben. Scheiding van politiek en oorlogsleiding dus. De populaire staatsman, die haast on misbaar schijnt voor Brittanje, meent, dat het voeren van den oorlog niet ondergeschikt moet worden aan de politiek. Asquith stemde toe in een kleiner oorlogs comité, maar stond er op, dat hij zelf er de voorzitter van moest zijn. Hij wilde eerder aftreden dan in eenige andere regeling toe stemmen. Dat aftreden was echter nog volgens de bladen van gisteravond onmogelijk, die mee deelden dat Lloyd George daarom heenging. En toch bereikt ons heden het bericht dat Asquith den Koning zijn ontslag heeft aan geboden en de Koning dit heeft aangenomen. Een groot deel van de Pers zal echter met deze beslissing niet ingenomen zijn. Maar ook dezen tegenstand zal Lloyd George wel overwinnen. Hij heeft al zoo dikwijls bezwa ren uit den |weg moeten ruimen. Wat hem steeds gelukte. Ook nu zou hem dit waar schijnlijk niet onmogelijk blijken, indien ij althans zelf optreedt in de plaats van Asquith. Maar dit lijkt in de huidige omstandigheden niet waarschijnlijk. Immers, voor Lloyd Ge orge zou dan een andere minister van oor log moeten komenhij zou niet meer kun nen zitten in den oorlogsraad, nu hij dit in den tegenwoordigen premier heeft afgekeurd. Maar zal er voor dezen organisator, den tegenwoordigen oorlogsminister zoo gemak kelijk een plaatsvervanger gevonden worden Het is dan ook best mogelijk, dat er een ander staatsman als eerste minister zal op treden. Hoe de oplossing ook zij, de geheele ge schiedenis maakt geen goeden indruk in het Buitenland. 't Schijnt bij onze Wester-buren maar een verward zaakje te zijn. 20 cent per Regel. 's Nachts op de Noordzee. In de „Daily Chronicle" beschrijft een ma rineofficier het werk aan boord van een oor logschip bij „smerig weer". „Tik, tik, tik de oppasser klopte stevig op de deur van de hut. „Kwart voor twaalf, sir I" Geen antwoord. Tikketikketik bom bom „Mr. Smith, sirKwart voor twaalf sir". „Wat? Wat zeg je"? antwoord nu een verschrikte stem in de hut. „Kwart voor twaalf, sir", herhaalt de op passer, „en de officier van de wacht zegt dat het koud is en dat 't regent. „In orde dank je wel" zegt mr. Smith, en binnen in de hut wordt het licht opgedraaid, zoodat de oppasser nog even naar binnen kon kijken voor hij het gordijn dicht trekt en een somber, slaperig uitzienden officier ziet opzitten in een kooi, geheel gekleed, met uitzondering van zijn schoenen en jas, en de dekens half van zich af gegooid. Op den stoei lagen een trui, een dik vest een jas, een zwemvest en 'n dikke muffler. Smith deed dit alles langzaam om en aan. Toen het bovenste deel van zijn toilet ge reed was, raapte hij een paar sokken van den grond en trok die aan over het paar dat hij reeds aan had. Daaroverheen trok hij een paar dikke wollige schipperskousen en ver volgens, telkens op één been balanceerend slaagde hij er met bovenmenschelijke moeite in, een paar zware zeelaarzen aan te trekken. Plotseling stampte het schip met een doffen stoot, die het in zijn geheele lengte deed schudden en het bijna op zijn kop zette. Het achterschip schokte en trilde toen de schroe ven. in het water sloegen. Smith werd hard tegen zijn kooi gesmakt. Smith maakte een geluid, dat tegelijk een zucht, een gebrom en een huivering was. Toen trok hij een oliepak aan, zette een zuidwester op, deed nog een muffler om, greep vervolgens naar zijn verrekijker, pijp, tabak lucifers, een tablet chocolade, oorbe schermers tegen kanonvuur en 'n electrische zaklantaarn, deed daarna een paar handschoe nen, een paar mitaines en eindelijk een paar met bont gevoerde wanten aan en zoo verliet luitenant Smith van de Royal Navy zijn hut. Zijn opmerking, toen hij het licht uitdraaide dat hij eerst vier uur later weer zou ontste ken, zou zelfs het hart van Hindenburg ver murwd hebben. Buiten in den gang was het tochtig en glibberig en heerschte bovendien een vreemd luchtje. Het zeewater, dat overboord geslagen of doorgelekt was liep heen en weer naarmate het schip naar de eene of de andere zijde overhelde, Tastend liep hij voort, bukkend, voorzoo ver zijne kleeren dat toelieten onder de hang matten van slapende matrozen heen en zich vasthoudend aan pijpen, deuren van hutten en allerlei andere dingen, die hem houvast boden. Toen hij op de hoogte van het opperdek was gekomen, woei hem een koude lucht stroom vermengt met schuim en zoutwater tegemoet; daarna hoorde hij hoe een golf over het dek spatte en tegen de kanonnen en ijzeren platen kletste. Het was een donkere nacht en zijn oogen, die aan het electrsiche licht gewend waren, zagen eerst niets. Toen ging Smith naar het voorschip in stinctmatig al de dingen vermijdend, waaraan men zijn voeten of schenen kan stooten. Zoo kwam hij aan het einde van de batterij en strompelde hij naar boven naar het voorkas- teeldek. Hier. woeien het schuim en de zout waterregen hem voortdurend tegemoet en zelfs om zijne enkels heen spoelden de ach tergebleven watermassa's die door de over slaande golven werden achtergelaten. Weer ging hij een ladder op naar de voorbrug, liep den kapitein, de seiners en uitkijken voorbij, om tenslotte een schuilplaats te zoeken in de kaartenkamer. De eene helft van de kamer werd ingeno men door den navigeerenden officier. Smith nam de andere helft in beslag en tusschen hen in lag de kaart van de Noordzee op tafel. Na een laatsten blik hierop, opende Smith de deur en stapte hij naar buiten. Weer ging hij een ladder op, nu naar dé bovenbrug, waar de wind hem den zuidwester bijna van het hoofd rukte. Bij het compas stond de officier van de 8—tot--12 wacht. „Lekker nachtje hé"? vroeg deze, toen hij zijn aflosser zag. Smith zei niets. Beiden ontweken het schuim van een golf die juist oversloeg. „Tweede schip van de linie", zei de offi cier. „Dat daar is het achterlicht van het viaggeschip. Richting Noord Oost, snelheid 15 knoopen. Aan beide zijden torpedojagers kanonnen enz. als gewoonlijk, 'n Gelukkig tijdje, hé? tot straks"! Voor het eerst ziet Smith iets, na bij ver schillende wederwaardigheden veel gedacht maar steeds gezwegen te hebben. „Wacht even, zeg dat nog even over". De ander herhaalde zijn inlichtingen, bleef daarna nog een paar minuten om Smith ge legenheid te geven, zich even in den toestand in te denken, pakte toen een ledige thermos- flesch en nog eenige dingen bijeen en verliet de brug. Van middernacht tot vier uur 's ochtends stoomde het eskader in noordoostelijke rich ting, schip achter schip in de bevolen formatie. En voor één dier schepen was luitenant Smith aansprakelijk. KANTONGERECHT TE SOMMELSDIJK. Strafzitting van 6 December 1916. Veroordeeld ter zake „strooperij van aardappelen en uien". C. v. G. te Rotterdam en A. de V. te Bre da ieder tot 1 boete van f 5 subs 5 dagen hechtenis. ter zake „binnenvisscherij uitoefenen zon der vergunning". J. M. te Ouddorp tot 1 boete van f5 subs. 5 dagen. J. T. te Goedereede tot een boete van f 5 subs. 5 dagen hechtenis, met verbeurdverkla ring van den vischfuik met bevel tot vernie ling daarvan. ter zake „als schipper uitvaren zonder de voorgeschreven lichten", C. j. te Stellendam tot een boete van f 0.50 subs. 1 dag. ter zake „openbare dronkenschap", J. Tr. te Stad aan 't Haringvliet tot 1 boete van f 5 subs 5 dagen hechtenis. ter zake „strooperij van klaver", J. K. en W. K. te Nieuwe Tonge ieder tot 1 boete van f 3 subs. 7 dagen tuchtschool. ter zake „rijden over de klinkerstraat te Middelharnis tot een boete van f 2 subs. 2 dagen hecht. ter zake „te den Bommel een onbespan- nen kar op de straat laten staan", H. K. te Den Bommel tot 1 boete van f3 subs. 3 dagen hecht. ter zake vertoeven in een tapperna het uur van sluiting". A. V. te Middelharnis tot een boete van f 3 subs. 3 dagen. ter zake „in staat van dronkenschap de orde verstoren." J. v. d. A. tot 1 boete van f 5 subs. 5 da gen. ter zake „zijn vee laten loopen op een an ders grasland", M. M. te den Bommel tot I boete van f3, subs. 3 dagen. ter zake „te Stellendam in de haven niet de voorste beschikbare plaats innemen", J. de Bi. te Stellendam tot een boete van j 2 subs. 2 dagen. ter zake „loopen over eens anders grond waarvan de toegang verboden is", KI. G. te Herkingen tot 1 boete van f 5 subs. 5 dagen. ter zake „vee laten loopen op bezaaiden grond", H. v. S. te Stellendam tot 1 boete van f3 subs. 3 dagen. ter zake „als voren", A. v. O. tot een boete van f 3 subs. 3 dagen. ter zake „trekdier onbeheerd laten staan op den openbaren weg", P. B. te Oude Tonge tot 1 boete van f 5 subs. 5 dagen. ter zake „in staat van dronkenschap de orde verstoren". A. M. te Dirksland tot 1 boete van f 5 subs. 5 dagen. ter zake „iemands woning verontreinigen", S. d. B. te Sommelsdijk tot een boete van f 1 subs, een dag. ter zake „als voren", A. v. d. H. en L. v. d. W. beiden te Dirks land ieder tot 1 boete van f 1 subs. 7 dagen tuchtschool. ter zake „rijden over een anders grond", A. de R. te Dirksland, tot een boete van f 2 subs. 2 dagen. ter zake „nachtrumoer verwekken", A. V. te Middelharnis, tot een boete van f 2 subs. 2 dagen. ter zake „als voren", A. W. te den Bommel bij verstek tot 1 boete van f 3 subs. 3 dagen hecht.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1916 | | pagina 3