Zaterdag 9 December 1916. 318te Jaargang N°. 2240. srs LIL l Toor de Znidliolland^ehe eit Zeeuwsche Eilanden. Eerste Blad. Liever Qithodoks dan Warn, IM, 1 I J Antirevolutionair Orgaan RN IS I ering IN HOC SIGNO VINCES S DES. 5 mm „HIT GOUDEN HERT". 9745 9935 SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 Cent per regel en '/s aaal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Biensfaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Qroote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sfj beslaan. Mvertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. en Pntten. Pnlpbakken, EWAPEND 10463 Gedevpte Soerensteiger 63A, 63B Rotterdam. DINERS 80 cent en hooger. LOGIES MET ONTBIJT f 1.25, f 1.50 en f 1.75 Tel. No. 1532. Aanbevelend, Het door ieder aanbevolen adres. I RS uit rikaaf. alstee- e paar OIERS. NON- beste aantal iedma- letgeen en van 3r, daar steeds RAAD. door joedels enz. 9741 k «k«n in (twa in plm. 15,0M XAND Ala bnvan. Desa Courant versehgnt alken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie manden fe. p. p. 50 Oeat bij vooruitbetaling. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. umïiYEB W. BOEKHOVEN, telefoon Intercoms». No. S. Alle stukke*! «ie iteifisactSe foesieisMl, Advertenfiësa es» wersSere Admliiisifr&tle rraiaco ioe fe eenden aan «len UiUrever. Niet lang geleden, op 26 Oct. 11. gaf ds. Priester van Heenvliet een beschouwing over ons Plakkee, hij noemde 't donker Flakkee, omdat hij, anders deugde de tegenstelling niet, zijn eigen godsdien stige beginselen verlichtachtte. Hij zelf is Vrijzinnig of modern prediker, en traeht door propaganda de moderne - eginselen èn in 't Brielsche Land én "op ons Eiland te verbreiden in bond met andere predikers zijner richting, en blijkens 't toen geschrevene gaat men zeer langzaam, maar dan toch vooruit. Ds. Priester gaf toen ook éenige be schouwingen over aard en karakter der Flakkeesche orthodoxie, ze staan op bldz. 4 van No. 5 van'tProtestanten- blad. Eén er van„De leer der menschèü was wel goed, maar hun leven lang niet in overeenstemming met die leer." Een tweedeIn allerlei kleinzielighe den openbaart zich hun orthodoxisme. Een derdeEr behoort voor een ortho dox predikant heel wat moed toe om tegen dien stroom van demme vooroor- deden in te roeien Een vierde: Vele predikers missen echter dien moed en worden tenslotte opheel een slaaf van hun kortzichtige gemeente Het oordeel was werkelijk niet vlei end, dan in dat éene, dat „de leer der men*chen wel goed was", hoewel met de bittere beperking, dat het leven lang niet met die goede leer in overeenstem ming was. Het is hier de plaat» niet, in een politiek orgaan, om 't verschil tusscheo orthodoxie en modernisme principieel uiteen te zettende strijd is oud, en zelfs mag getuigd, dat 't modernisme na de Oritische School van Scholten en Kuenen e. a. zijn religieuse basis heeft verdiept, zoodat de scherpte der negatie (ontkenning) van wat door de orthodoxie als onuitroeibaar wordt ge loofd, gedankt en aangebeden, wel eenigermate is verminderd. Het modernisme hebben we nog ge kend in zijn glorie tijdvak na '50 ook in zijn verzwakking na '80; en thans is er niemand, die in 't kerkelijk leren van zijn tegenvoeter» belang stelt, of hij erkent dat 't Modernisme in reli gieuse wijding meer dan vroeger zijn kracht zoekt. Was vroeger meer de af breker aan 't werk, thans meer de opbouwer; was vroeger meer een ver harding te aanschouwen, tegenwoordig een begeerde mijstieke band tusschen God en Schepsel. We zwijgen in dit verband van de verhouding tusschen de Herv. Kerk en 't Modernisme, ook die verhoudingen hebben al een halve eeuw en langer den kerkelijken strijd beheerscht en nog dagelijks is, getuige t stuit van ds. Priester, een wanklank met vreemd in 't koor dergenen, die de Herv. Kerk als de Volkskerk üuldigen en bezingen. Maar waar voor een principieele dis cussie over orthudoxie eu modernisme geen plaats is in ons orgaan, hoe gaarne we dien ook wenschten te voeren, toch gaf ons een citaat uit 't Kerknieuws der N, R Ct. van 4 Dec, èu ook een citaat uit No. 5 aanleiding om, ziende de gebreken der orthodoxen, nochtans te schrijven; „Liever orthodoks". De kerknieuwsschrijver geeft een recensie (beoordeeling) van dr. Beijer- mans boekEen bundel psalmen, en dan zegt hij Wij hebben er nog niet zoo heel lang geleden opgewezen, dat tenge volge van 't betreurenswaardig gebrek aan Bijbelkennis vele Bijbelgedeelten voor een vrijzinnig gehoor niet dan na een uitvoerige toelichting begrijpe lijk zijn Dat is een zeer ernstige aanklacht tegen de modernen en de moderne pre diking; ze is het betreuringswaardig resultaat van de critiek, die al een halve eeuw op de H. Schrifture is ge oefend en wel ia daardoor bij nobeler geesten een inniger behoefte geboren om na zooveel „afstootends" voor 't verstand, des te meer voor 't hartele- ven te gaan ervaren, in een inleven in Gods Liefde en zijn algemeenen men- schenminmaar 't blijft desniettemin een vreeselijke aanklacht, dat't moder nisme voert tot een „betreurenswaardig gebrek aan Bijbelkennis"leidt tot een niet verstaan des Bijbels dan „na een uitvoerige toelichting". De orthodoxie moge dan in hare be lijders soms zien scheiden een goede leer van een daaraan konsekwent leven (en gewis, we betreuren, dat 'tHooge ideaal van Jezus, Zone Gods, zoo wei nig, zelfs door den edelsten Christen kan benaderd worden!) maar eenniet- kennen van den Bijbel is ons niet minder een allerbedroevendst verschijn sel, dat 't modernisme konsekwent na zich sleept. Stuk scheuren van de Heilige Schrift richten van Gods Woord in plaats van 't geloovig te doorvorschenuitknippen uit dat Woord wat ons wèl; over plakken, wat ons niet bevalt; critisch naspeuren, en alleen aanvaarden wat onze geest wél kan omvatten, in plaats van zich als een kindeke toe te ver trouwen aan 'tWoord des Vaders: dit kan niet nalaten 't Schriftonderzoek te ondermijnenden lust tot steeds dieper onderzoek te blusschenen zoo den afval van dat Woord des te grooterte maken. Als een kindeke, zóó wenschen we de Heilige Schrifture te gelooven, te lezen, te onderzoeken, te belijden, te aanvaarden; en al is er dan stof te over om te eindigen ineen: «Ik geloof Heer! maar kom mijn ongeloovigheid te hulp;« toch is dit de vrucht der orthodoxieBijbelkennisdie we èn voor 't eeuwige èu voor 't heden, als troost in leven en sterven, zelfs maar voor 't verstand, voor ieder worstelaar in 's levens strijdperk onmisbaar achten. En voor verstand, maar bovenal voor 't hart, dat in eeuwigheidslicht van oogenblik tot oogenblik leeft; dat 't heimwee naar de onstorfélijkheid en 't oneindig geluk in zich draagt voor 't hart is Bijbelkennis noodzakelijk want 's levens duisternis en 's levens licht begrijpen [we pas bij 't licht van dat Woord. En daaromafgedacht eenerzijds van de scheuringen in de Herv Kerk, door 't modernisme geforceerd. Erkend ander zijds 't feit. dat 't modernisme van zijn banaliteit heeft verloren en veel meer dan vroeger de realiteit (werkelijkheid) van een eeuwig leven erkent in een mystiek aanvoelen en tasten van God en 't beeld van Jezus, en de saamsmel ting van eigen geest en hart met den Goddelijken Geest Belijdend, dat de orthodoxie ook zwakke belevers kent bij krachtige dogmatische belij denis nochtans staat zulk een ortho doxie voor ons hooger dan 't modernisme. Den Bijbel aan den mensch ontroo- ven is hem èn zedelijk, èn lichamelijk èn verstandelijk herooven van de hoog- Hotel Regtanraiit Oireoi nabij de Hoofdsteeg, i wiriëtair R. C. F. i i LEE-Moonen ste goederen der menschheid: kennis van ellende en kennis van verlossing door Christus den Zaligmaker, beloofd in de Oud-Testamentische bedeelingen tot ons gekomen in Bethlehems stal. »Mijn volk gaat verloren, omdat 't geen kennis heeft,* zoo spreekt de Heere; en ziel verloren is alles verloren. Moge Flakkee gespaard blijven voor de uitbreiding der modexne beginselen want dan zal ook hier de Bijbelkennis afnemen; en dat ware een ramp voor ons volk. Wel juichen we 'ttoe, als 't moder nisme tegen den materialistischen geest krachtig te velde trekt, en daarin vindt ze de orthodoxie naast zich. Hier kan saamwerking zijn in 't bestrijden van eenzelfden vijand, want beide belijden In corpore mortali hominum animus immortalis estd. i,In 't sterfelijk lichaam der menschen is de geest on sterfelijk. En om dien onsterfelijken geest is 't te doen Maar geheiligd door Christus' zoenverdienste, voegen wij er bij. Sombere voorspellingen van mr. Treub. Oud-minister Treub heeft deier dagen een tafelrede gehouden, aaniittend bij een Iadu?tr;ëele Virsetigicg. Dij wierp een biik in rie toekomst natuuilijk met groote voorsichtisi.e d want hij :s ook maar een rnentch. Doch hij *ag den toestand don ker in. Dure tijden en kleine verdien sten dus een swaard. aan beide zijden teer scherp. Hij voorzag een sociale wor steling tusschen arbeiders en werkgevers waarin de eersten v.e! soudea vragen om in hun onderhoud te voorzien en d»laat st, n weinig loon zouden betalen omdat er geen verdiensten zouden rijn. En daarom ried hij de Nijverheid aan organiseert U, tracht sterk te zijn in den aanstaanden economischen strijd, als de loonea hoog zullen moeten zijn om honger te voorko men en ze 't wegens de t a is» in onze industrie niet kunnen rijn. Eu hij wees op 't aangaan van collec'ieve contracten veel meer dan nu, om de werklieden daaraan vast te leggen en allerlei dreigende sta kingen te voorkomen. Maar ook riep hij de Regeering op voor protectie 1 »Een komende Regeeringzoo sprak hij, «verstaat haar roeping niet, als ze de in dustrie aanstonds, na den vrede, n.et met protectie helpt.» Want zonder die protec tie zal zelfs een levensvatbare industrie 't in Nederland niet uit houden. De Concur rentie met 't Buitenland en de overstroo- ming van allerlei vreemde artikelen in ons eigen Land zal onze Nationale industrie den nek breken. Er zal komen belemmering van uitvoer uit Nederland door een hoo- g-m muur van invoerrechten, die Duitsch- land enz, om onze artikelen opbouwen zal en dan blijven wij met onze artikelen zit ten meer nog de Buitenlander zal zelfs onze binnenlandsche markt pogen te over rompelen en tegen dit een en ander zou de protectie moeten dienen. Voorzeker I Sombere voorspellingenLaag loon, duurder levensonderhoud, weinig ne got ie, kwijuing van allerlei takken van bestaan, strijd tusschen arbeiders en pa trocn*, organisaties om elkaar van 'tveege lijf af te houden en staatshulp in de nij-^ verheid dringend noodzakelijk. En toch! wat de professor gezegd heeft velen hebben 't dan minder bewust zoo uitgedrukt«de toestand kan zoo niet blijven, er komt een inzinking». Zou er wel iemand zijn in Nederland, die er anders overdenkt Eu toch men hoort van geld weggooien l Geld verkwis ten op allerlei wijsi 0, dwazen die ze zijn. Men zal zijn geld wel ronwen, eer we een jaar cf drie verder zijn. Maar dan is 't te laat. Dan zijn er schatrijken en ko men de armlastigen bij de vleet langs de deuren. Vooral in den winter I OP DEN UITKIJK. Geen kolen geen gas I Het is een even waar spreekwoord als toen men in de dagen der zielverkoopera zei: „Qeen geld, geen Zwitsers!" Wat dit laatste betreft: Kin iemand zich voorstellen, dat die tijd der ronselaars en huur legers nog maar een goede eeuw achter ons ligt? Welk een onderscheid: toen of nu! Eeuwenlang is er gevochten met legers, waarin niemand geprest werd of kón worden om dienst te nemen. Wie soldaat werd, deed dit vrijwillig. Om er „beter" van te worden of omdat elk ander „ambacht" hem mislukt was óf omdat hij zich met een half dronken kop in de een of andere gore her berg tot „teekenen" had laten bewegen door een gewetenloozen ronselaar, die er dan zijn hoog commissieloon voor opstreek. In lang vervlogen tijden kan 't zoo niet geweest zijn, gelijk 't ook thans anders is. De legers van Nebucadnezar en Xernes zullen ook wel voor een gedeelte geprest zijn, om te dienen. In den ontzettenden kamp tusschen Babyion en Egypte (Engeland en Duitschland der oudheid I) zullen de rijks vorsten het ook niet hebben overgelaten aan den goeden of kwaden wil hunner onderda nen, of ze een grooter of kleiner leger zou den hebben om te strijden voor de wereld heerschappij. Wereldheerschappij wereldrijk Eigenaardig, dat de gedwongenen min of meer algemeene dienstplicht dan opkomt, zoodra weer de droom van het „Wereldrijk" begint. Zie het maar weer aan Napoléon. Die is de vader der millioenen-legers van thans. Naar 't vermogen dan zijns tijds. Want zijn „gaande armee", waarmee hij Rusland en daarmee in beginsel de geheele wereld hoopte te veroveren, bestond-als men weet-uit „slechts" 600.000 man, voordien tijd een reuzengetal, thans het cijfer dat door één klein volk, als Roemenië kan worden in 't veld gebracht en waar ook wij, nadat de „Landstormwet" nu een paar jaren heeft ge werkt, al heel dicht bij komen. Maar Napoleon bracht het beginsel. Dat hij er nog niet de uitwerking van on zen tijd aan geven kon, was het gevolg daar van, dat hij nog niet over die techniek, de organisatie en de vervoermiddelen beschikken kon, die thans den legeraanvoerders ten dien ste staan. Zijn groot leger is, ja! óók door „generaal Winter" en door het zwaard der Russen vernield, maar meest toch daardoor, dat de bevoorrading niet irt orde was en de verbinding tusschen 't vooruitgetrokken leger en zijn „basis, dagrclzenlang verbroken werd. Nu zit het leger-mechanisme even soüed en ingewikkeld in e kan Ier als de verwarrende stangen en krukken en klossen van de duik boot, waarvan kapitein König zoo boeiend verhaalt, en die de boot geheel gewillig ma ken om te voldoen aan eiken druk van zijn vinger. Napoleon dan gaf het beginsel. Gedwongen dienstplicht voor allen. Dat hij nog loten liet, wie vrij zou zijn, was waarlijk niet uit zekere menschelijkheid om dan tenminsten een natie niet te laten „doodbloeden", gelijk thans Frankrijk dood bloedt, maar eenvoudig omdat in zijn tijd le gers van millioenen nog niet bestuurbaar waren en, zonder telegraaf, telefoon, vlieg- dienst enz. voor den veldheer niet te overzien. Napoleon Is nu honderd jaar dood. Maar de droom van het „wereldrijk" leeft telkens weer op, al is het dat hij niet altijd klaar aan de oppervlakte van 't bewustzijn komt. Het „Wereldrijk" vraagt millioenen. Van hem, die het stichten wil. En als weeromstuit dan óók weer millioe nen van wie zich bedreigd ziet. En bij elkaar nog eens weer millioenen van wie niet direct bedreigd worden maar als „neutralen" steeds meer tusschen hamer en aanbeeld raken. Zoo wordt de wereld een wapenkamp 1 Bittere ironie Dat Wereldrijk profi teert altijd weer ook nu 1 den permanenten Vrede te zullen brengen„vrederijk" te zul len zijn, gelijk het „vrede* is In 't woud, waar slechts één leeuw de vrije jacht heeft op de kleinere „mogendheden" En in naam van zulk een toekomstigen vrede wordt van nu een oceaan van ellende over 't aardrijk gebracht Als we op al die ellende zien, is hetwei- nigje ongemak, dat ons volk te dragen heeft, de moeite van 't noemen niet waard. We staan dan nu op gasrantsoen. Velen, die er over mopperen. En dit Is nu voor mij zoo onuitstaanbaar. Lezen die menschen geen couranten Hooren zij niets van de ellende der slagvelden Heeft het egoïsme hen zóó te pakken, dat ze't ge ringste ongerief niet verdragen kunnen Laten we maar wat zuinig zijn Onze voorouders, onze ouders hebben zich nog wel anders moeten behelpen. 'k Weet nog best, hoe ik als jongen aan tafel zat, 's avonds in den winter. In 't midden stond de olielamp, 'n X llg- ner, maar allerminst nog de „lampe beige" die ik zelf later „buiten" heb gebruikt. 't Gaf 'n plek geel licht, door 'n donker getinte ballon nauwkeurig tot de tafel en de naaste omgeving beperkt, zoodat zolder, wan den en een groot gedeelte van den vloer in schemerdonker waren gehuld. Om die tafel schoof alles dan bijeen. Mijn vader schreef, moeder draaide zich om-en-om, ten einde maximum-licht op haar stopkousen te krijgen, ik schoof met m'n boek vlak onder de lamp en wie voor zijn werkzaamheden geen licht genoeg had, werd uitgenoodigd „dan maar naar bed te gaan, en 't morgen bff daglicht te doen." Om tien uur lagen wij dan ook. 't Was geen feest, om bij zulk een ver lichting nog eens een uur te blijven werken I En wat was de olielamp op zichzelf al niet een verbetering! Mfln vader heeft nog „avondschool" ge gaan, o.a. op conditie dat hij eens per week z'n vetkaars zou meebrengen, om te helpen voorzien in de verlichting, en schemerig heugt me nog van 'n avondbezoek, dat ik met hem bracht bij een ouderwetsche boerenfamilie, waar 't eenige licht in de groote hal bestond uit de spookachtige flikkervlammen van het haardvuur. Dit alles is nog geen eeuw geleden. Wat kwam er dan een verandering I Wat een zee van licht, als de gaslamp.de hangpit wordt aangestoken of het knopje wordt omgedraaid dat het electrisch licht ontgloeien doet. Hetkan wel wat minderen nu het moet, zal 't geen doodwond blijken. Alleen, ik heb m'n bezwaren. 't Is met vuur en licht net als met het voed sel: beneden een bepaald minimum gebruik kan men niet gaan, of er komt in 't laatst» geval „ondervoeden" en in 't eerste „duis ternis." Er is een grens naar beneden, waar 't niet meer lager kan. Nu volgt men in 't gemeen deze methode. Stel, er zijn maar kolen voor van de gewone hoeveelheid gas, dan zegt de Over heid Al wat ge tot van uw normaal kwantum gebruikt, krijgt ge voor ouden prQs, maar eiken kub. M. dien ge daar boven gaat, dien zal Ik u InpeperenAls gij dat laatste derde deel niet uitzulnlgt, zal ik u met schor pioenen kastijden en er u een prijs voor laten betalen, dat gij piept. Maar wat is nu het geval. De arbeider wordt geholpen en dat is best. Op de meeste plaatsen regelt men 't zoo, dat zijn gewoon gaskwantum vrij blijft van verhooging. De gegoeden kunnen makkelijk bezuini gen. Zij steken eenvoudig 's Zondagsavonds de driekroon niet aan, branden in keuken, gang enz., 'n pit minderen hebben dat derde deel al gauw gevonden. Maar de kleine burger kan betalen. Die was toch al zoo zuinig als 't kon. H(j heeft echter niet als menig arbeider gelegen heid om in zijn woonkamer 'n gedeelte van 't eten te koken of water te heetenhij moet in kantoor of werkkamer 's avonds licht heb ben hij kan 't haast niet zuiniger doen dan hij 't al deed hij krijgt de gard. En wat ziet hij dan Dat de Overheid de kostelijkste gelegen heden om véél te besparen, voorbjj laat gaan. Bioscopen, tingeltangels, cafe's enz. nu jal Amsterdam heeft dan het „nachtleven" één uurtje vervroegd, maar op de meeste plaatsen zijn het de „heilige huisjes", waar aan men niet raken mag; zij laten één derde van de „pitten uit en hebben nergens hinder van I Dan komt diezelfde Overheid En zegt: „Kijk es m'n goede mant 't is me thans absoluut niet te doen om u te pluk ken, ik wil enkel gas besparen Is 't wonder, dat dan dien „kleinen bur ger" 'n bitter woord naar de lippen dwingt f UITKIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1916 | | pagina 1