Zaterdag 18 November 1916
voor «Ir %niellioIl;iii<l«<»lic en Zeeuwsclie Eilanden
318t9 Jaargang N°. 2234,
Antirevolutionair
Orgaan
Eerste Blad.
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
„HET GOUDEN HEK
Abonnementsprijs pa? «Ma maanden fir. p. p. SO Oeas; by voermtbetaling.
Buitenland bij vooraitfoetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent,
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis.
liet ruilen»
1 propriëtair R. C. P. v. fl. LEE-Mooneii
VAM OER LINDEN.
e# OEI UITKOK,
Dsze Coarasn versahijnt elkoa Woensdag ess Satedsg,
©ITOSYÏ2&
SOMMELSDOK.
W®ïefoo* MBftereasasssa, M®,
AdverteïitiëBi 1© Gent ge® regei sa *jt maai. fieeksmes 20 p*s «sgei.
loeksaakondigibg 5 öe®& pe® regel es maai.
MenstaaavrageB en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Qhroote letten m vignetten woedes berekend ssaas d® piaaifflraimtö die' sij beslaan»
Advwrtfiïstiëu worden ingewacht tot Dingdag- en yrjjdagmoesroa 10 uur.
«Mi»* ««uk »w«tr «Sr tttraSaarsur %Over8r#8»ir«s er€2ere ^b<SiulvBl8tr«aüise «b"*mh«« toe aesaöess &&n «lest
SS.es
I
Telkens komt in Vrijzinnigen kring
de gedachte post vatten, dat de Anti-
■ev. partij Art. 80, 't Algemeen Kies-
«jcht moet slikken, om dan uit handen
der Concentratie Art. 192 te mogen ont
vangen. Hier schuilt groot misverstand
en de Antirev. partij zal op het bod,
op dien ruilhandel, niet ingaan. Dat kan
en mag ze niet, omdat het hier twee
heterogenetwee zeer verschillende on
derwerpen betreft, die elkander in de
verste verte niet raken.
Waar gaat het om bij art. 80? Waar
lijk niet om oen booger percentage kie
zers, doch om dit boogere percentage,
eidoch in geld, gaat het bij art. 192 wel,
niet enkel daarom, maar toch ook om
geld.
Hoe zit het in dezen Zoo. De Ant.
rev. partij gaat voor de Concentratie
geen stap op zij in zake het percentage
der kiezers. Wij willen een zoo uitge
breid mogelijk Mannenkiesrecht, dat in
yijfersterkte niet onder doet voor dat
([-in de Coucontratio, Over 't vrouwen
kiesrecht zwijgen we, en omdat de
Minister het zelf op de lange baan
geschoven heeft door het aan gewonen
wetgever in handen te geven èn omdat
het in den boezem aller partijen, nog
niet tot helderheid gekomen is hoe de
toetreding en van hoevele vrouwen moet
zijn. Het Vrouwenkiesrecht is nog niet ter
behandeling rijp Maar het Mannenkies
recht is al sinds 1848 in geding on
onzerzijds is nooit op eenige uitbreiding
afgedongen. Integendeel. Getuige 1894.
Maarhet uitgangspunt van ons Kies
recht is een ander dan dat van de Lin
kerzijde. De Antirev. partij laat haar
Organisch kiesrecht tegenover het Indi
vidualistische kiesrecht der tegenpartij
niet los. Niet dus over het percentage
loopt het verschil; maar over het be
ginsel, maar over het gezichtspunt waar
uit men de Maatschappij ziet: of als
samenvoeging van Huisgezinnen dan
wel als bijeenzetting van individuen.
Wie de Maatschappij als een organische
Eenheid opvat, oplevend uit 't Gezins
leven en zich in allerlei andere organi
sation openbaard, voelt voor 't Gezins
hoofdenkiesrecht veel ambitie. En staat
tegen het atomistisch kiesrecht scherp
gekant.
Bij art. 80 gaat het dus kort en goed
om het Kiesrechtbeginsel En daarmee
in verhand ook over Stemplicht, Stem-
dwang, opkomstdwang, of hoe men het
verder betitelen wil.
Maar zoo staat het met art. 192
ganschelijk niet. D&ar is geen beginsel
meer in het spel Om dat beginsel der
Rechtsgelijkheid is in 1889 gestreden
«u deze strijd is ten voordeele van de
Rechterzijde beslist. Toen schreef mr.
Lohman zijn boek: De Pacificatie d.i.
'ie Bevrediging En van 1889 af is de
Rechtsgelijkheid van stap tot stap voort
geschreden totdat nu in 1916 ge
vraagd wordt door de Rechterzijde: de
hale afrekeninggelijke monniken, ge
%e kappen.
Zeker! de rechterzijde vraagt óók:
ne school aan de oudersde Bijzondere
school regel en de Openbare uitzonde-
T,ng! maar dit raakt niet 't finantie'eele
program. Of de school aan de ouders
komt en dus de Staat maar toezicht
oefent op Confessioneel© of niet Con-
fessioneele scholen en voorts zich ont
houdt; dan wel of de school blijft zoo
als nu de verhouding is sinds 1857, dat
raakt het geld niet. Blijft de openbare
school bestaan zooals ze nu reilt en zeilt,
dan wel of ze opgelost wordt in Liberale,
Socialistische, Religieuse, Roomsche,
Protestantsche scholen: de vraag der
Rechtsgelijkheid blijft precies eender nl.
aan elke school evenveel geld d.i. even
redig aan het aantal kinderen of leer
krachten of hoe men eenige basis of
grondslag nemen wil.
Zeker! de Antir. partij staat vijandig
tegen het plan der Staatscommissie om
de School aan den Gemeenteraad over
te leveren, omdat dan de Schooltwist
bij de Raadsverkiezingen oplaait en
onnoodige onrust bij die stembus de
hoofden verhit en de harten verkoudt.
Maar ook dat raakt de finantien niet
in haar gelijkheid zoowel voor de eene
school als voor de andere, dat is.slechts
een vorm, dien men aan de distributie
of verdeeling der gelden geeft en waarom
de antirev. partij dan ook vraagt: laat
het Kijk uitbetalen en nooit een Ge
meente, waarin de stembus zoo fataal
hatelijk kan zijn.
Hoe men de plannen der Staatscom
missie ook beschouwt, wat ze ook willen
wijzigen in Grondwet en Wet in Waar
borgen, Leerplan, Schoolbouw, School
toezicht, Opleiding: veel is goed, mits
maar èn de Openbare èn Bijzondere
School gelijk finantieel bedrag ontvan
gen. Bij art. 192 gaat het niet meer
om het beginsel, maar om de Volledige
Toepassing van wat in 1889 reeds als
beginsel aanvaard is.
Maar nu voelt toch ieder, dat in twee
zoo ongelijke zaken geen ruil mogelijk
is. Art. 80 is een antithese. Wilt ge
het organisch of het Individualistisch
Kiesrecht? Wilt ge stemplicht of wei
gert ge dien? Maar art. 192 is geen
antithese, is een in 1889 geboren recht,
dat nooit meer kan verdwijnen, een
recht, dat nog niet geheel is betracht
en daarom op voldoening wacht. Moe
ten we achter staan bij de Openbare
School, waar heel Nederland reeds lang
de onrechtvaardigheid heeft ingezien?
Zoo staat het bij Art 80, het Kies
recht, geenszins. Daar loopt de strijd
over het_ beginsel, waaruit dat recht
voortvloeit. Die strijd is nog pas in het
begin, staat zelfs na aanneming nog
voortgezet te worden. Maar bij art. 192
is als zoodanig geen strijd des beginsels
meer
Daaromniet ruilen't Is de dwaas
heid gekroond.
Wat dan Wel heel eenvoudig, voort
zetten de strijd tegen Art. 80, en voort
zetten het geroep om rechtbetrachting
bij art. 192. Maar geenszins art. 80
cadeau geven aan de Vrijzinnigheid om
er art. 192 als tegengeschenk voor in
de plaats te krijgen.
Bescherming van Kunstschatten.
De uitstekende gedachte is geopperd om
da kunst erna ten die in d« oorlogfo-rende
Landen gevaar laopen, vernield te worden
over te brengen naar n«utrai« La dau. Ea
<>m ook ome eigen kunstbei.ittingen. uit
musea enBibliotheekenof kerken eti paleizen
een plaats te bezorgen ingeval van dreigend
gevaar.
Wie zou zulks niet wensche ijk achten
Hoeveel aitikelen vau i-child er- en beelJ-
iioiiwkuost om daar maar bij te blijven
zijn er niet in onse mw-ea opgehoopt
Vernietigen van prachtkerkeu en monumen
tale gebouwen; van sGdhuuen die archi»
tectonisch rijk aan lijnen en bogensijn kan
helaas niet verhinderd worden; men schiet
r,a r>f>e>r: wen kan zn niet. op rijn rug maa
wegdragen, vaar wat roerend g <ad ia kan
i s
Moid JRestanrsnt
Gedempte Seereastelger ©3IB
üirso» nabil de Hocstisseeg,
RatteBrdana.
DINERS SO cml faooger-,
LOGIES MET ONTBIJT
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel No. 1532. Aanbevelend,
tiet doer ieder aanbevolen «dtf®».
gered en opgeborgen. En sru 't nu geen
ramp zijn indien allerlei voorwerpen vau
Grieksche beeidhouwkuu st, van Middeleeuw -
sche verluchting-kunst, vau allerlei prent
en drukwerk uit ouden tijd, indien dit nu
door 't kanon moest worden vernield.
Zeker "t zijn doode lichamen, waarover
we ons bezorgd maken. Maar we achten
het een ramp indien de producten der his
torie niet voer een nageslacht kunnen wor den
bawsard! Dat is achteruitgang dar kennis
aangaande de grootheid onzer voorvaderen
en van den kunstzin, dien God de schepper
in onze Voorvaderen inlegde. Ook uit. 't
verleden zou dan 't Soli Deo Giqna gesmoord
worden en men kon da scheppende kracht
der genieen, instrumenten al3 sejwaren,om
de gedachten Gods met beitel en penseel
na te bootsen, niet meer eeren en in hen
ook niet meer hem, die de kracht en de
kunst en industrie schiep.
Verwoesting van roerende en onroerende
kunstvoortbrengselen is verachten het schep
pend vermogen van den machtigen donker
der vroegere tijden, die iets tot stand bracht,
waar eeuwen op neerzagen.
En daarom: opbergen lalie roerende voort
brengselen der oudere en nieuwe cultuur.
Dat is een weldaad voor de komende
beschaving: eea verplichte pieteit jegens
de groote mannen en vrouwen der vorige
eeuwen; eea welkom middel om de groot
heid God i, als een stem uit hot verleden
ea heden, met stillen eerbied aan te hooren
een herinnering aan de majesteit van den
geest uit vet vloten eeuwen; een prikkel om
niet te vereagen in 't schappen van aiiea
wat rein, schoon en bekoorlijk ia voor 't
oog.
Maar waar sal de bergplaats zija waar
bijna heel Europa ia oorlog is? Naar welk
i Buitenlands En welke waarborgen ssijc
er om ze terug te krijsen ongeschonden?
Artt. 57—59 der Grondwet.
De Grondwet spreekt in haar artt. 57-59
over 't Buitenlandech beleid; over oorlogs
verklaring en vredesluiting. Het Bestuur van
het Nationaal Comité tot wijsiging di-r
artikelen drong er in een adres aan de
Tweede Kanier op aan, dat bij de aanhan
gige Grondwetsherziening ook Bal worden
voorzien in versterking vau den invloed der
Volksvertegenwoordiging op 'tBuitenlandsck
beleid. De gedachte seif is goed; maar de
tijd er voor deugt niet.
Ons Nieuwe Program, in art 17 rept ook
van deze saak in deze woorden:
Kracht tot handhaving van onze na
tionale zelfstandigheid zoekt zij in de
bevordering van kennis in onze historie;
in de bevestiging van onze volksvrij
heden; in de versterking van 'tinter-
nationale rechtsbesef; in een ervaren en
door de Staten G-neraal voorzichtiglijk
gecontroleerde diplomatie; enz. enz.
Door de Staten-Oeneraal voorzichtiglijk
gecontroleerde diplomatie!
tls zeer voor»ieütiglijk uitgedrukt! En
toch is 't noodzakelijk niet ai te bout in
dizen te eischen, omdat juist 't Buuen-
laadeeh beleid een kruidje-roer-rae-niet is
dus aan de handen vau een 150 Kamer
leden niet zoo maar kan worden aange
boden. Ia en buiten Europa heeft men er
dit op gevonden, dat er zekere vaste Com-
missee's siin, die met den Koning of dan
President der Republiek en met den Voor
zitter van den Ministerraad eerst die Bui-
tpirdandnehe zaken eens samen beip^eken
eu om aau ue K tuiors uiutlfcdijöUug doan
van wat ze gehoord en gelezen hebben en
door de Buitenlandsche Fegeeringen heu
per brief is uiteengezet. Zoo komt 't werk
der diplomaten toch onder de bijzondere
aandacht der Kamers, maar langs «en om
weg, en zoo n Commissie kan schiften, wat
ze al of niet aan de Kamers kan meedea-
lan onder geheimhouding der stukken.
De gedachte zelf is goed; maar de tijd
is er thans niet voor rijp; na den vreda
zou er over te praten zijn, doch nu in
grijpen ia 't Beleid van dit Kabinet sou
ons niet verstandig dunken. Ea de Minister
is ook van die meening. Maar na den v rede
moet er over gepraat.
De Statenverkiezing te Brielle.
Aan oa-d.daten geen gebrek. Da heer
v. d. Linden voor de Rachtschenen de
Lickschen hebban eea keus uit drie: den
heer Braat; den heer Heijkoop en don Ka
merafgevaardigde Roodhuizen.
De Linkachen moeten hun eigen netten
maar breien, hoewel do candidatuur uit
Hekelingen bewijst, dat er onder de boeren
wrevel is over den Minister Postuma.
Nu zal die Caudidatuur soo n vasrt wei
niet loopen, maar daarom is 't toch dubbel
raadzaam, dat onze autirev. boeren goed
koers houden. Een protestcandidaat als de
Hekelinger, tegen de dwingen ie bepalingen
van den Minister, heeft zelfs voor onze
mannen als ze niet terdeeg vast in hun
politieke schoenen staan een gevaar.
E ke boer voelt de belemmering in zijn
produclie; elke boer voelt, hoe hij bij de
aflevering van zijne landhouwvoortbierigse-
len aas de Regeering en daaropvolgende
inkoop, bij fcoogen prijs en soms slechtere
waar. door den minister wordt vastgehou
den. Ea 't stands belang; en tiaeascheiijk
eigenbelang is dan zoo haastig geneigd
om zijn politieke beginselen en zijn partij
te vergeten én met zoon prolestc&fscidaat
mee te gaan. Daardoor verliest Rechts zijn
kracht en daalt in stemmencijfer, terwijl
men daar in 't Brielsche Laud toch zoo elk
stemmetje uoodlg heeft om zelfs nog maar
ee,n draaglijk figuur te maken bij de stem
bus.
Da Rachtschen dienen dus éèafalaaks te
sijn; en geen stem uit te brengen op dec
Rekelii/gschen eandidaat.
Op Roodhuizen en «Heijkoop gaat natuurlijk
geen onzer; t gevaar schuilt alleen in stem
men op Braat; dat kan aan oases-ijdever
snippering gevon. Roodhuizen en Heikoop
staan den Minister zeer na; althans de
eerste verdedigt hem steeds met mannen
moed. Maar Braad staat er vlak tegenover
cn gaat er lijnrecht tegenin en daar zijn
de Boeren op 't ©ogenblik niet vijandig om.
Houdt Rechts! En op niemand gestemd
dan op den heer
Sluit aan! en bezorgd hem een groote
1000 stemmen.
Late er esre van het werk siin, al is er
zelfs verlies te duchtenNooit wanhopen
„Dat is 'n gehaaide!" zei de man.
„'k Weet niet", antwoordde nadenkend de
vrouw. „Ze zegt toch ook wel 't een en an
der, dat ik ze niet tegenspreken kan."
Laat ik zeggen waar 't om ging.
Men heeft wel gehoord van de „groene
Amsterdammer". Tegenwoordig zijn er zelfs
twééde mosgroene en de grasgroene. Beide
zijn bladen, die elke week behandelen al wat
er op 't gebied van het volksleven de aan
dacht verdient. Zij werken in woord en beeld
de platen van Braakensiek b.v. zijn in ons
gansche land bekend.
Welnu dan, ik kom ter zake.
Een dezer „groenen" had aan de orde ge
steld het altijd de aandacht trekkende „dienst
boden-vraagstuk" en om die bespreking nu
wat pikant te maken, had de redactie allerlei
vrouwen van verschillenden stand, afkomst,
werkzaamheid enz. uitgenoodigd, vrij en frank
naar meening over dit vraagstuk te zeggen,
onder de van veel vrouwerikennis blijk
gevende-voorwaarde, dat de schrijfster voor
't beredeneeren van haar meening ten hoog
ste 300 woorden gebruiken zou.
Er kwamen „mevrouwen" aan 't woord.
Zeer voofuitstrevende en ookouderwetsche
elk met haar eigen lied.
Maar de redactie, volkomen onpartijdig
willende zijn, vroeg ook dienstboden om een
bijdrage en zoo kregen ook de „meisjes1" een
beurt. Ik moet zeggen, daar zijn er, die van
het onderwijs op de lagere school flink pro
fijt getrokken hebben, zoodal de resultaten
toch niet overal zoo treurig blijken te zijn,
als de heer Matthijsen in den Amsierdam-
schen Raad beweerde, dat ze in 's Lands
hoofdstad zijn.
Nu, zoo'n dienstbode-advies was tusschen
man en vrouw pas voorgelezende meesten
onzer hebben 't denkelijk ook wel in de krant
gezien.
De dienstbode wil „huisjuffrouw" heeten.
Geen „uniform" meer dragen.
't Zelfde eten als wat ze „binnen" hebben.
Midden op den dag l'/s uur „schoft", 's
avonds na 7 uur vrij, 'n gezellig kamertje,
des Zondags geen dienst en zoo al meer.
En daarop volgde toen tusschen man en
vrouw bovengenoemde wisseling van ge
dachten, die nog een wijle werd voortgezet.
Nu vroeg die „huisjuffrouw" te veel.
Men kan ergens zijn intern of entern.
De werkman op de fabriek is entern, hij
verdiént op de fabriek maar eet en slaapt
thuis. Doch de bediende van kappen, bakken
enz. is vaak intern hij verdient bij zijn baas
en is ook bij hem in de kost. Nu zou echter
die „huisjuffrouw" in de „Groene" de voor
deden van intern én entern eigenlijk in haar
betrekking wilien vereenigen en dèt is nu
toch wel wat veel gevergd.
Intusschenzij zegt wel veel waars
Het vraagstuk op zich is zoo oud als
de weg van Kralingen.
Dezer dagen kreeg ik een oud klachtspel
in handen uit de 17e eeuw en daarin was 't
ook al van 't zelfde goed een voorschotde
dienstbode lui, praatziek en brutaal en loopt
op staanden voet weg. De vrouw bits, veel-
eischend en lastig. De meid brengt haar
„volk" op de spraak en de vrouw gaat bij
de buren om de meid zitten klagen en bab
belen. 'n Besteedster levert een nieuwe, die
binnen vijf minuten alweer het duurste pronk-
bord gebroken heeft
Er is dus niets nieuws onder de zon.
Maar dit neemt niet weg, dat nieuwe tijden
vaak een nieuwen kijk geven op de zaken
en dat die alles behalve „groene" huisjuf
frouw, welke ik boven aanhaalde n.l. in
den zin van „citeeren", iemands woorden
naschrijvenbij haar program van eischen
ook wel punten had, die eenige overweging
verdienen.
Neem b.v. de gevraagde middagpauze.
Zij eischt zoo ineens anderhalf uur, maar
dit is politiek: wie één mlllioen vandehee-
ren los krijgen wil, moet beginnen er twee
te vragen. De dienstbode heeft niet naar en
van haar werk te loopen; ze heeft ook niet
zulk jachtig, eentonig en vaak ongezond werk,
als 't meisje dat op de fabriek isze zou
aan één uur vrij op 't midden van den dag
al een heele verkwikking hebben.
Maar zou dat dan te veel zijn
Ge moet bedenken, dat het nii veelal regel
is voor de dienstbodeer zijn voor haar
twaalf uren, en méér soms! in den dag en
die moet zij werken ook .mij dunkt, dan
is een vaste pauze van een uur, waarin zij
net naar ze wil èen luchtje scheppen kan,
een krant of boek inkijken, 'n dutje doen als
haar gestel daar behoefte aan heeft, geen
malle weelde.
Ik weet, wat een lezeres zegt
,,'n Vrouw heeft óók nooit rust!"
Dat is betrekkelijk, zeg ik daarop. Er zijn
genoeg huisvrouwen, die voor behoorlijke
rust kunnen zorgen en 't dan ook dóén, waar
ze groot gelijk in hebben. Die 's morgens
nog een poosje blijven liggen of 's middags
een uurtje gaan rusten; die na den middag
„klaar" zijn, zich kleeden en wat gaan wan
delen, gezwegen nu nog maar van de óók
vrij talrijke huisvrouwen, die meenen datje,
eenmaal „mevrouw" zijnde, ook eigenlijk niets
meer te doen hebben op de wereld.
Maar stel nu eens 't ongunstigste geval.
Een huisvrouw met veel kinders, een moei
lijk huis en weinig hulp: ja, zóó eene „heeft
nooit rust" dat is waar. Maar een ideaal is
dit niet, veeleer een kruis, dat mag worden
afgebeden, al behoort het gelijk èlk kruis
gewillig gedragen te worden als God het ons
oplegt.
Is dit echter een reden om in 't algemeen
een dienstbode géén rust te geven
't Gebeurt vaak genoeg, dat een patroon
zelf heel wat langer werken moet dan zijn
volk, zoodat zelfs zijn lichaam er onder lijdt
maar hij doet heDvoor zijn eigen zaak
en 't volk dat voor loon arbeidt, gaat op tijd
naar huis en krijgt op tijd zijn rust, zoo
moet men de dienstbode ook beschouwen.
Natuurlijk moet er aan weerskanten ver
stand gebruikt worden!
Als in 't drukst van de schoonmaak de
bedden buiten liggen en er komt juist in 't
rustuur van de „huisjuffrouw" eea bui op
zetten, dan zal ze als goede en getrouwe