Zaterdag 4 November 1916
voor de Kaidhollandfiehe en Zeeuwsclie Eilanden.
Eerste Blad.
e aan-
en te
hten.
'aars.
Antirevolutionair
Orgaan
he
IN HOC SIGNO VINCES
1
in als-
aarde.
W. BOEKHOVEN,
OP DEN UITKIJK.
„HET GOUDEN HEM".
1 propriëtair r. c. f. t. 4. lee-Moonen
LAND- Ei TUINBOUW.
fl
verkrijgbaar.
Secretaris
De® Coarast vsrsohgnt elkea Woensdag es Zaterdag.
Abonnementsprijs pes dris saaandea fe. p. g. 5© Cent by vooruitbetaling.
Buitenland bij föoraïtbetalïng f 4,50 per jass,
HMenstanvragen ea Dienstaanbiedingen SO ö@e4 per plaatsing.
Oüders, wat hebt ge tiaar
voor een dienst?
DINERS 60 cent es hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
ïfet dootr ieder aanbevolen adres.
C. B.
gist® jaargang N*. 2280.
'SBSBsmssss^^mtmiaBsiaBSsssxsBm^BmiaBmiisstsasiaass^^
AfeOHderlijke nummers 5 Cent.
mmwrm t
SOMMELSBIJK.
feSief®©^ latóeirewsassa. Mo.
feétferfeeïitiëia 10 Qmt pes segei m s/s maat, Reclames SO pes sage!.
BoskaaukOEdigiug I Osnfc pas s®g@l ea seal.
©root® letters ea vignetten vroïden besakaad naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Afivertentiën urordea ingewacht tot Dinsdag- en Yrgdagmorgon 10 acs.
%He NtiifcftLen voor de ügetiaotie tieMteiiMl, AdverSensJe&i es» verdere AdoitfiiSatroiie vraneo t©e se zeiidei® a^n den tiiigrever.
wel gauw genoeg
de zijn vrouw het
.d zich misrekend,
en ander 'n plaats
i gekregen, die ook
lt je? Ben je ziek?"
p ongerusten toon.
leunde tegen haar
m haar hals en zei:
langer dragen. Ik
it, dat hij geheel-
daarover met zijn
Toen zijn moeder
lij de hand op haar
is nog vee! meer",
[jn verhouding tot
/an dat huisgezin,
drankgebruik van
stdriftig over Mies,
lie beweging; over
door te gaan met
1-onthouding was.
heb haar zoo lief 1"
rouw Steringa ver-
mate hij meer ver
was innig blij, dat
n vertelde,
je zoo vroeg een
Taco. En je hadt
gte mogen stellen,
is, ben ik gerust-
e goed uit je oogen
5 een aardig meisje
nd is, „Je bent als
i ze, lachend hem
trots. Ik zal blij zijn
k ze als mijn aan-
g begroeten".
Wordt vervolgd.
11 1
Wil ons niet misverstaan i Wespre
ken niet over dienstknechten en dienst
meisjes; niet over arbeiders in dienst
bij een boer of patroonmaar we
stellen U een kind voor uit Oud-Israël
staande in weet- en nieuwsgierigheid
tnaast zijn ouders, ben aanziende, ais
Paascboffer bereid werd.
En 't zal geschieden, wanneer uw
kinderen tot u zullen zeggen: Wat
hebt ge daar voor een dienst? zoo
zult ge zeggenDit is den Heere een
Paascboffer. Die voor de huizen der
kinderen voorbijging, toen bij de
Egyptenaren sloeg en onze huizen
bevrijdde. Ex. 1226.
Oud-Israël leefde bij de Religie. En
't Oosterscbe leven eigen, moest die
Religie in allerlei beeld zich openbaren,
't Uosterscbe leven is een leven van
zienberg en zeedal en rotsboom
en sterwind en disteldoorn en ezel
wolk en grassprietceders van den
Libanon en zandkorrels aan de oevers
der zee; als 't buis van Jacob en dat
van Davideik zichtbaar voorwerp is
voor den Oosterling een beeld van gees-
JTdalijke geheimenis achter alle zichtbaars
"en erin zag bij 't ideëele, 't mysterieuze
En daarom ook was Israëis religie
een zichtbaar iets in offers en wasschin-
gen; in seremoniën en urim en thuin-
min, in borstlap en overkleed, in hoogo-
priester, priester en leviet; in sjesjiua
en bloedsprenging op den ark, alles af
beeldende den Eeuwige, den Elohirn en
de Verlossing, die uit den huize Davids
komen zou. Alles zichtbaars zooals de
oosterling dat eisebten bij Israël alles
typisch, afscbadnwend wat eenmaal
komen zou als »de dagen vervuld waren
dat zij baren zou en zij baarde haren
eerstgeboren zoon, Jezus*.
En als de kinderen, zoo klein nog
dat Paaschoffer, zagen't lammetje
vangen't lammetje slachten't lam
metje kokendan wetende, dat er toch
achter dat slachten wat bijzonders moest
zittenvroeg 'tvader wat is dat voor
een dienst? Van 't lammetje zagen die
kleine kleuters reeds op den «dienst».
Dat kon niet andersWant vader en
moeder leefden in de Religie in, en alles
wat Gods dienst van Oud-Israël betrof
leef dein hart en nieren in eiken licbaams-
en zielevezel jvan den waren Israëliër,
in elke daad, in elk woord, in elke
ceremonie.
Ouderswat hebt ge daar voor een
dienst? Als de kinderen op kiakkee,
op Voorne en Putten dat nu ook eens
vroegen aan hun ouders, wat zou dan
het antwoord zijn
Leeft de Religie in onze harten, in
onze scholen, in onze Kerken Of is
het hoogstens een Zondagsschoolbezoek,
dat het eenige leven der Religie onzer
kinderen uitmaakt? Maar in zulke ge
zinnen, daar |waar men een Zondags-
scheoltje a 1 u. per week laat bezoe
ken, daar zal een kind aelfs niet vra
gen; Vader, moeder, wat hebt ge daar
voor een deinst? Want in zoo'n gezin
is geen diensten de invloed van de
Zondagsschool op kind en gezin is van
povere waarde, 't vervliegt, 't vergaat,
t is loslatende kalk op een houten
Wand
Wat hebt ge daar voor een dienst?
En de religie* op de openbare school
wordt niet gesterkt. Ze leeft er niet,
I ;-V'
ze is er koud als een steen en arm als
Job. Geen kind aan een openbare school
opgevoed, zelfs al krijgt het op Zondag
nog een uurtje Zondagsschool, zal ooit
vragen Ouders, wat hebt ge daar voor
een dienst? Want bij zulke ouders kwijnt
de religie en leeft ze niet als dienst.
Hoe minder een ouder zich religieus
openbaartals hij heult met de open
bare school en hoogstens een Zon
dagsschooltje toestaat voor zijn kind
hoe kouder en killer z'n kind wordt in
hart en gewetenen het zal niet vragen
naar den dienst, de religie is dood voor
hem en zijn ouders.
Wat hebt ge daar voor een dienst?
En als de Kerk door do ouders onbe
zocht blijft, de prediking geminacht, de
prediker veracht, hoogstens geduld, eu
in het gezin om kerk en kerkgaan en
kerkgangers gelachen wordt, en voor
ouderlingen en diakenen en Doop en
Avondmaal de schouders wordt opge
haald die kinderen zullen het niet
vragenVader, wat hebt ge daar voor
een dienst; want er is geen dienst, er is
dorheid en matheid in dat gezin; men
leest er Gods Woord niet, men bidt en
dankt er niet, het kind wordt als een
hond grootgebracht, los van de geeste
lijke belangen des levens,
Dan pas vraagt een kindOuders wat
is dat voor een dienst? als het gods
dienstig leven die ouders omvat, als de
hoepols een ton. Dan is ook geen Zon
dagsschooltje noodig, dan tot geestelijke
verfrissching, dan droogt de bron der
openbare school op, dan leven ouders en
kinderen in het Gods woord indan is de
Blijde boodschap der Kerk hun een stut
en troost op het levenspad en innerlijk
genot; do Christelijke school hun een
onmisbaar hulpmiddel, de catechisatie
hun een bron van rijke ontwikke
ling en geestelijke opvoeding, dan ligt
de Bijbel niet onder het stof en het
Christelijk gezangvers klinkt door de
kamer.
En als zoo de Religie in een gezin
zich uitleeft, als er naar buiten iets van
openbaar komt, welken God men dient,
dan vraagt de kleuter, als vader bidt,
als moeder haar Bijbel opent, als groote
zus haar vragenhoek openslaat, ais
broertje gaat naar de Christelijke school
en zusje met allen te samen naar de
Zondagsschool en het heele gezin ver
toeft op Zondag in Gods voorhoven,
dan vraagt de kleine weetnietWat is
dat voor een dienst? En dan is het
'antwoord der oudersOmdat God God
is, daarom dienen we HemZij 't dan
met onvolkomenheid!
Mijn vrottws moeders zusters tweede man
v/as 'n Engelschman.
Neën, 't was lang vóór den oorlog en tot
pro-of-contra-jammer heeft de vertrouwding
nooit aanleiding gegeven
Enfin, die aangetrouwde Engelsche oom
mocht in den zomer graag een paar weken
naar Holland komen. Engelschman was hij in
hart en nieren, met de goede, zoowei als de
minder aangename eigenschappen van zijn ras.
Zonder te willen: altijd héér.
Gentleman in spraak en houding, in al zijn
doen en optreden.
Maar óók, uit kracht van geboorte reeds,
vól nationalen trots, er vast van verzekerd,
al deed hij zijn uiterste best om er niets van
te laten merken vast overtuigd, dat het En
gelsche volk een uitverkoren geslacht was,
door God aan de spits der natiën gesteld.
Was hij in 'tland, dan kreeg ik hem, met
tante, ook vast 'n dag bij mij.
Maar, dat is 15 a 20 jaar geleden.
Doch nu wil het geval, dat de Amsterdam-
sche socialist De Miranda mij dezer dagen
plotseling aan dien Engelschman weer den
ken deed, zonder dat deze diamantbewerker
met zijn Zuid-Europeeschen naam ooit van
hem of van mij heeft gehoord.
Hate! üestaÉirfêiti
UedamptQ üüoerenstefger &8A,
Direct asbif ds Hoofdgtesg,
-■ HeftesfsiaKa. -
f 1MB, f 1.50 en f 1.75
Tel No. 1532. Aanbevelend,
Ik wandelde met oom door 'tdorp.
'tWas in den herfst en morsig weer.
We liepen langs 't schoolplein, waar de
dorpsjeugd, een 150 k 200 man sterk, door
't woelige herfstweer wat in de nieren ge
prikkeld en dus drukker dan gewoon, door
een krioelde. Ineens bleven oom en tante
staan.
Ik begreep niet, v/at hen zoo trof.
Ze hadden de grootste pret samen en von
den wat ze zagen een uitheemsch bewonde
renswaardig schouwspel, koeterden in En
gelsche klanken, wezen elkaar nu hier dan
daar
Later op den dag kreeg ik de uitlegging.
Mijn 150 scholieren klepperden op een
driehonderdtal klompen, vlug en rap, klos-
klets over 't pas vernieuwde grinten
dat was 'n gezicht, zei oom, waarvoor men
heel Engeland afreizen kon, zonder er de
weerga van te vinden. En tante kocht als
aandenken en rariteit een paar haar passende
klompen, die fijn uitgeschuurd zorgvuldig
werden ingepakt en waarvan m'n vrouw on
deugend opmerkte dat tante van plan was
ze aan te trekken ais ze visjie kreeg.
Wat nu die Amsterdamsche socialist met
mijn Engelschen en hun klompenavontuur te
maken heeft, of liever hoe hij mij aan hen
denken deed Dat komt.
in onzen duren tijd zijn de voeten voor
een huismoeder even lastig als de maag.
Want die voeten kosten wat.
En kan men met de kleeren zelf nog es
bijhalen en verstellen, de voetbekleeding dient
goed héél te zijn en stevig en daarom is als
regel de vakman noodig, al zijn door den
nood gedrongen tegenwoordig vele huis
vaders hun eigen schoenlapper en al las
ik reeds van een vindingrijke man, die uit
een oude auto-band óverzolen sneed, waar
door de zolen van leer het zooveel te langer
uithielden.
Maar ondanks dit ailes: er is nood.
En op meer dan een plaats gaat dan ook
reeds de vraag op of de Regeering, die zich
in dezen abnormalen tijd reeds met zóóveel
bemoeit, waar zij zich in gewone dagen
buiten houdt, ook niet wat doen kan om te
zorgen dat de bevolking heel en droog loo-
pen kan.
Zoo ook in Amsterdam.
En ziet! daar verluidt, dat de stadsregee-
ring van zins is goedkoope klompen ver
krijgbaar te stellen, want naar de huismoe
ders weten zijn ook die razend duur geworden.
Daarover echter brak 'n stormpje los.
In sommige socialistische kringen.
Neen, geen goedkoope klompen moesten
er worden beschikbaar gesteld, maar goed
koope, in elk gevat minder dure schoenen.
Klompen droeg de proletariër.
Niet de min of meer „gezeten arbeider."
Klompen-dragen was zoo ongeveer, wat
vroeger het brandmerk was voor den dief.
Zij verlaagden het arbeiderskind.
'tZou een terugvallen zijn in een lagere
sociale positie, die men met groote moeite
was te boven gekomen. De arbeidersjongen
zou weer de geminachte klompenjongen
worden en het heertje zou op schoenen gaan.
De sociale verschillen zouden dus In hun
uiterlijken vorm worden verscherpt. Men
wilde wel geholpen zijn, maar met
schoenen.
Het „Hbl." maakte zich toen boos.
Dit blad wees er op a) dat het niets geen
schande was klompen te dragen en b) dat
er groot gebrek is aan leder, wat door 't
meer loopen op klompen eenigszins kon wor
den verholpen, zoodat de gansche maatschap
pij er mee was gebaat.
Daar kwam toen De Miranda tegen op.
Klompen-dragen, zei hij, daarin steekt nu
eenmaal iets vernederends. De kinderen op
school zouden er om nageroepen worden.
Bovendien, vond hij, als er dan té weinig
leer is, om alle menschen op schoenen te
laten loopen, dan moet de regel worden toe
gepast van „gelijke monniken, gelijke
kappen." Dan moeten we „schoen-kaarten"
of zoo iets krijgen, waarop staat hoeveel
lederwerk ieder in een bepaalden tijd ge
bruiken mag en wie dan tekort komt,
welnu I die loope op klompenhet zoontje
van den burgemeester net zoo goed als 't
jog' van den politieagent.
Dan is de „schande" er meteen óók af!
't Klinkt misschien wat vreemd, maar ik
meen, dat de grootste fout hier niet zoozeer
ligt bij de socialisten, dan wel bij de gan
sche maatschappij.
Indien werkelijk de Amsterdammers zoo
ver heen zijn, dat zij 't loopen-op-kiompen
even vernederend achten als de rafelbroek
en de slungeijurk van 't bedelaarsvolkals
werkelijk hun eer zit in 'tleer en niet in 't
hout; indien 't werkelijk zoo staat dat „gaten
als vuisten" in zekere voetbekleeding ver
geven worden, mits ze maar behoorlijk zijn
omleerd, terwijl hééle kousen in nette klom
pen een „afgezakte pontie" teekenen
ja, dan ligt de zaak er eenmaal toe en kan
ik er inkomen, dat zij zich met hand en tand
tegen een nieuwe klompen-periode verzetten
gaan.
Men zit nu eenmaal aan zijn omgevingen
de ideeën dier omgeving vast.
Eén omstandigheid vind ik gelukkig:
Dat het niet overal Amsterdam is
Op het platte land en ook wel in kleinere
steden is men minder klompen-schuw.
Als al wat nog klompen draagt in ons
vaderland eens om soortgelijke redenen schoe
nen eischen ging, dan zou men nog wat
andets beleven dan nu reeds.
In verschillende steden van ons land heb
ik van die minderwaardigheid der klompen
niets kunnen," ontdekken. Ik heb zoowel de
jongens van de mulo als van de „kostelooze"
geklompt naar school zien klotsen, kleppe
rend op de keien niet uit schaamte
'kHeb dominees- en burgemeesterskinde
ren „op de klompen" gezien.
In een vroegere woonplaats van me kwam
bij vuil weêr de burgervader, zoo tusschen
den middag, pijp in de mond, een luchtje
scheppen op de klompen.
En 'n zeer intieme kennis van me, met
wien ik nooit ook maar 't geringste verschil
van meening heb gehad, maakte toen-ie nog
schoolhoofd was, in den winter geregeld
van een paar klompen gebruik, als hij bij 't
heengaan de schooljeugd een eiudweegs op
den weg vergezelde.
Waar schuilt nu de maatschappelijke fout
in deze leer-of-klompen-kwestie
Want ze is meer dan een gril.
Hierin, dunkt me, dat het streven naar een
vormigheid nog altijd is de vloek van 't
moderne leven en dat met name onze arbei-
nersklasse, in de groote steden vooral, wat
zij aan eigens en eigenaardigs bezat, zich er
voor schamende, aflei èn dat is 't voor
naamste haar kracht zoekt in 't na-apen
van wat men dan noemt de „hoogere stan
den."
Op 't platte land ging dit minder ver.
De stoere vrouw, met hagelwitte, stijf ge
streken muts, zwart „jak" en bonten boeze
laar is een arbeidersvrouw, dat kan ik zien.
Als haar man z'n werkpak uittrekt, en z'n
goede kleeren aan, de voeten in 'n paar
schoone klompen dan is-ie géén
„heer" gelukkig niet! maar een stoere werk
man, waar ik respect voor heb.
Maar de „moderne" tijd wil dit niet.
Alles moet eender zijn, èn eenvormig.
En dan krijgt men de dametjes met lak
schoentjes, manteltje, hoed en veer, alles
imitatie-groote-lui's maar apenootjes
etend op straat en snaterend als een gans.
Men krijgt de heertjes met dikke ketting,
stok en lorgnet, in alles „echt" willende zijn,
terwijl elk woord, dat ze spreken, hen
openbaar maakt. t
't Is er verre af, dat dit alleen de arbeiders
eigen zou zijn
Neen, de kleine burgerij gluurt over de
horretjes heen, hoe de rijkdom het heeft en
doet en déze informeert of er 't leven van
afhangt, hoe de „upper-ten" zich kleedt, ge
draagt, zijn genoegens zoekt enz.
En geen enkele stand, rang, klasse of hoe
men 't noemen wil, die tracht een eigen kleur
een eigen cachet, een eigen bekoring aan 't
leven te geven.
Dat is de fout van de maatschappij.
Zij zoekt het in de schoen, in den hoed,
in das en jas en niet in den man zelf
of in de vrouw. Wie 't anders zegt en zoekt,
heet een zonderling.
Die komt op- klompen
UITKIJK.
Voederproeven bij Varkensslagen.
Te Posterholt (Lv/erden reeksen voeder-
proeven bij drie verschillende varkensslagen
genomen't Veredeld Duitsch landvarken, 't
Groot Yorkshire-varken en 't Veredeld Lim
burgsche landvarken. Dergelijke voederproe
ven zijn voor varkensmesters van belang ter
beantwoording van de vraag, welk varken
zich bij de mesting het best gedraagt, het
grootste voordeel geeft. Daarom ontleenen
we aan het uitvoerig rapport, dat de Vee
teelt consulent, den heer Jacq. Timmermans,
van de proeven geeft, het volgende:
Einde Dec. werd met de 2e reeks proeven
begonnenvan ieder der drie slagen werd
een zeugbig en een gecastreerd beerbig ge
nomen en per paar in een afzonderlijk hok
gezet. De hoeveelheid voer werd nu niet
berekend en afgewogen naar het levend ge
wicht; ieder hok kreeg doodeenvoudig even
veel. Dit was het groote onderscheid met de
le reeks proeven. Elke week werden de die
ren gewogen. Bij slachting op 24 Juni waren
de resultaten der wegingen als volgt
Veredeld Groot Veredeld
Duitsch Yorkshire Limburgsche
Landvarken. Varken. Landvarken.
Beer Zeug Beer Zeug Beer. Zeug
No. No. No. No.
492. 486. 576. 422.
levend
119,0 92,0 102,0 124,0 116,0 90,0
geslacht
99,0 75,0 84,0 102,0 95,0 74,0
Totaal op iedere groep is dus afgeslacht;
Veredeld Duitsch 37 K.G. 17 pet.
Groot Yorkshire 40 K.G. 17,8 pet.
Veredeld Limburgsch 37 K.G. 18 pet.
Omtrent de kwaliteiten van vleesch werd
het volgende geconstateerd
Veredeld Duitschiand varken. De dieren
waren zeer vet; bijna geen mager vleesch.
Het spek het minst hard. De hammen waren
zeer zwaar (bebombeerde hammen) maar
zeer vet. Bijna geen filet in. Het rugspek
was zeer gelijkmatig verdeeld. Dat wil dus
zeggen, dat het (rugge) spek over het geheele
bovenlichaam even dik was.
Groot Yorkshire varken: Het ruggespek
zeer regelmatig over de geheele lengte ver
deeld. 't Vleesch niet zoo droog en niet zoo
rood als bij de Limburgschemaar toch goed
daarin. Zeer veel beter dan de Duitsche. De
totale hoeveelheid mager vleesch het grootste
van alle drie de rassen. Gebombeerde ham
men. De mooiste filets en de grootste hoe
veelheid mager vleesch op 't staartstuk.
Veredeld Limburgsche landvarkenHet
meest roode en meest droge vleeschdus de
beste kwaliteit. Het ruggespek niet regelma
tig verdeeld, namelijk dikker in hals en min
der op rug. Platte hammen. Hardste spek.
Meer mager in het buikspek dan bij de Yorks
hires.
Nu de kosten berekening. De biggen kost
ten f 20.— per stnk. Voor het gemak werden
bij de berekening weggelatenrente en amor
tisatie van gebouwen; risico van brand,
sterfte en ziekten en arbeidsloonen. Het
strooisel, een beetje gras en wat aardappel
schillen werden gerekend tegen den mest.
Men kreeg er dan, dat het veredeld Duitsche
landvarken (174 K.G. geslacht samen) per
Kilo geslacht kostte 77,2 cent; het Groot
Yorkshire (186 K.G. geslacht) 72.3 cent en
het Veredelde Limb, varken (169 K.G. ge
slacht) 79Vs cent. Daar de voeding geschiedde,
zooals in de omstreken van Roermond ge
bruikelijk is, waren de veredelde Limb, var
kens in de meest gunstige conditie.
Temeer daar bedoelde voeding een inten
sieve is bij den opfok en de veredeld Lim
burgsche het meest vroegrijpe ras is.
in dat opzicht volgen de Yorkshire. De
productiekosten van 1 k.g. geslacht ge
wicht waren bij de Limburgsche ondanks
dit al ruim 7 ct. hooger. De Veredeld Lim
burgsche landvarkens hebben echter prima
kwaliteit van vleesch en spek, ofschoon de
Yorkshire daar ook goed in zijn. Het blijft
dus nu maar de vraag, of de lekkerbekken
in werkelijkheid ruim 7 cent meer per K.G.
geslacht betalen voor die extra kwaliteiten.
Bijzonder verdient onze aandacht de resul
taten met de veredelde Duitsche landvarkens.
Dat zijn varkens, die later rijp zijn. Die eerst
wat dienen uit te groeienzich wat moeten
bewegen, lief it in de wel; ruw voer moeten
verwelken; mager moeten blijven een tijd,
maar dan spieren moeten vormen. Zij waren
dus bij deze proeven in de minst gunstige
conditie. En oischoon ze 1 K.G. geslacht nog
iets goedkooper leverden dan de Limburg
sche (77.2 cent) was de kwaliteit te gering
om in zuivere vergelijking der waarde te
kunnen -treden. Maar dat komt in mijn oog,
omdat de wijze van opfok voor die dieren
niet deugt en zij niet in de gelegenheid zijn
geweest eerst voldoende spiermassa te vor
men (dus mager vleesch). Vandaar diealge-
heele vervetting; vandaar dat allerslechtst
spek.
Massa's proeven zijn nog noodig ook om
de andere uitkomsten te bevestigen.