Woensdag 11 October i§16.
81st8 Jaargang N\ 2223.
Antirevolutionair JF Orgaan
voor de Zuidhollandsclte en Keenmche Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN.
Centrale Antir. Kiesv.
Geen tegenstand baat.
Oil DE PERS.
SOMMELSD1JK.
Alle 8tnlc.ls.en voor «Se Medaet.se bestemd, Advertessflën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den tTltsrever.
Deze Courant versohgnt eiken Woensdag ea Zaterdag.
iLbonnemeatsprljs per drie aa&ntten fe. g, ps SO Celt bij vooruitbetaling.
Buitenland bjj vooruitbetaling f é,§0 per faar
Afzonderlijke nmamers 5 Cent.
V.OTIYISS
Weïetooa IstaresaKsw. JE®. S.
I Advertontiëa 10 eeaspsr regel en staal» Bealassea 20 per regel.
J loekaaskssadigiag C®®t per regel ®a Vb nuA.
Bieaistaaawagei 0® Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing,
i Groet® letters en vigaeitam tïorisa berekend naar d® plastssmate die srj beslaan
J Advertentiën morden iagewaeht tot Dingdag- en Vrijdagmorgen 10 nat.
D.V. op Woensdag 18 October a.s
's uiidriags 3 uur in de Christelijke
School te Middelharnis.
Onderwerp Deputatenvergadering.
De Secretaris,
J. v. D. WAAL.
De Rechterzijde heeft niet tevergeefs
geleefd. De Christelijke partijen zijn niet
ontstaan, noch gekomen tot coalitie
om den wijzer van den Tijd achteruit
te zetten. De Schoolvrijheid komt on-
jjjp-danks alle anticlericalisme uit denver
stokt Oud-Liberalen hoek of van de
palstaanders of frontmakers. Hun spel
is verloren, omdat de geest des tijds
tegen hön is. En al mogen de Concen
tratieweeën in deze maanden groot zijn,
eer zal deze zelf sterven, dan dat het
kindeke der nieuwe Onderwijswetgeving
niet 't daglicht zou zien.
Geen tegenstand baat. Want zoo
juist schreef Min. Cort v. d. Linden in
zijn Memor. v. antw. bldz. 14:
De opvoeding der kinderen, is in
de eerste plaats de taak der ouders.
Het is een beginsel dat weinig tegen
spraak vindt en in ons Burgerlijk
Wetboek uitdrukkelijk wordt beves
tigd. De staat kan derhalve regelend
en aanvullend optreden niet echter
de taak der ouders overnemen, Zelfs
bij gebreke van ouders treedt de
Tjf voogd, niet de Staat op. De Overheid,
het onderwijs ter hand nemend, ver
schaft den onders bijstand om hun
eigen taak te vervullen, zooals 's lands
belang dit ^eischt. Door leerplicht,
door waarborgen van deugdelijkheid,
wordt die taak ten deele bepaald, niet
echter op zijde geschoven.
Tegen openbaar onderwijs, onder
wijs van Overheidswege, bestaat dus
op zich zelf geen bezwaar. Het be-
zwaar ontstaat indien het Overheids-
onderwijs strijdt met de vrijheid der
ouders omjhun taak, naarjde inspraak
van hun geweten te vervullen. De
strijd hier te lande gevoerd is in het
wezen der zaak niet een strijd tus-
schen openbaar en bijzonder onder
wijs, maar tusschen neutraal en con
fessioneel onderwijs. In een land met
zoo uiteenloopende geestesrichting als
het <?nze kan het Overheidsonderwijs
niet 'anders zijn dan neutraal. De
Overheid is in godsdienstzaken geen
partij. De vraag kan voorbij worden
gegaan of de neutraliteit, op de spits
gedreven, niet verder reikt dan het
noodzakelijke en nuttige.
Derhalve neutraal Overheidsonder
wijs. Voor jeen groot deel der natie
is dit onderwijs echter niet overeen
te brengen met de taak der ouders
zooals godsdienst en geweten die
voorschrijven. Men heeft dan ook er
kend, dat de vrijheid der ouders om
het onderwijs voor hun kinderen zei
ven te bepalen, zonder gewetens-
dwang onaantastbaar is. Doch men
verleende die vrijheid, beperkt door
Staatstoezicht, en dwong anderzijds
f de ouders als belastingbetalende bur-
>5 gers tot instandhouding van eenon-
f derwijs voor hen onbruikbaar maar
i voor een ander deel der natie ge-
heel bevredigend. De Overheid zeide
gij zijt vrij maar gij bekostigd uw
eigen onderwijs en tevens dat van
uwe medeburgers. Deze ongelijke ver
deeling van lasten wordt gevoeld als
eene onrechtvaardigheid.. Zij die strijd
voeren voor het openbaar onderwijs
omdat het beter is in hunne gggen
dan het bijzonder, "vergeten dat zij
een strijd die alieen, met inhoud van
ieders vrijheid, beslist kan worden
door geestelijke wapenen, willen be
slechten door Staatsdwang.
Het is duidelijk, dat subsidieering
van het bijzonder onderwijs geen vre
de kan brengen. Subsidieering kan
de onrechtvaardigheid verminderen,
niet opheffen. Door subsidieering toe
te laten heeft men het beginsel prijs
gegeven. Men geeft daardoor aanlei
ding tot dit dilemma: öf er is geen
onrechtvaardigheid in de vrijheid
der school zonder meer: op wel
ken grond geeft gij dan ondersteu
ning uit de openbare kasöf die
onrechtvaardigheid is er welwaarom
zijt gij dan slecht ten deele recht
vaardig? Alleen algeheele financieele
gelijkstelling is logisch en alleen zij
kan vrede brengen.
Teeken de hoofdgedachten door onzen
Premier uitgesproken, eens afzonderlijk
aan en gij vindt er in de vertolking
van wat ieder antirevolutionair denkt
en heeft gedacht, Lees ze eens:
1. De opvoeding der kinderen is in
de eerste plaats de taak der ouders.
2. De Staat kan de taak der ouders
niet overnemen.
3. Bij gebreke der Ouders, treedt de
Voogd op, maar nimmer de Staat.
4. De Schoolstrijd is een strijd tegen
Neutraal Onderwijs; vóór 't Confessio-
neele, en daarin is de Staat bij zooveel
richtingen, neutraal.
5. Daarom moet 't Openbaar Onder
wijs zelf wel neutraal zijn, maar voor
een groot deel der natie is die neutra
liteit onbruikbaar, omdat èn haar gods
dienst ,èn haar geweten aan dat deel
der Natie, den Staat verbiedt de taak
aan die ouders voor te schrijven.
Voorschrijving toch, is gewetens
dwang, krenking der konsjentie.
Subsidieuitkeering was eisch van
rechtvaardigheid, tegen gewetensdwang.
Niet 't geld in handen van den Neu
tralist mocht hier 't pleit beslissen,
maar de geestelijke wapenen van 't On
derwijs zelf: zijn inhoud, grondslag en
karakter moesten de wapenen zijn,
waarmee de Neutralist mocht pogen
't Volk naar zijn zijde te krijgen, maan
niet de Staatsruif.
Alleen financieële gelijkstelling kan
vrede brengen.
■X-
En toch is er in de Openbare School
wereld wrevel't Anticlericalisme komt
uit den hoek met nijdig oog en scher
pen tand., De echte liberaliteit staat
aan een hotsing bloot De Bijz. School"
zal naar den wil der frontmakers geen
stap verder vooruit! De wijzer van den
Tijd niet stilgezet. De ontwikkeling in
't Nederlandsche schoolwezen gesmoerd.
De volkomen gewetensvrijheid tegen
gehouden.
't Zal niet zoo zijp.
De Rechterzijde zal winnen, en niet
de Linkerzijde in hare anticlerialen,
die den Volksvrede niet begeeren, en
voor anderen geweten geen respect
hebben.
Het gewijzigd Ant. Program.
Zooals we reeds meedeelden is ons Pro
gram gewijzigd en zal de Deputatenverg.
van 2 Nov. die veranderingen aanvaarden.
We geven hier (le nieuw geredigeerde of
gansch nieuw ingevoegde artikelen
Art. 3 (gewijzigd).
Ook op staatkundig terrein belijdt de
Antir. partij de eeuwige beginselen die ons
in Gods Woord geopenbaard zijnsoo
evenwel, dat 't Staatsgezag ten onzent
noclr rechtstreeks gelijk in Israel, noch
door 'de uitspraak van eenige kerk, maar
in dn consciëntie beide van Overheid en
onderdaan aan de ordinantiën Gods gebon
den zij.
Art. 4,
Da Overheid behoort alle kerken of god-
dienstige vereenigingen en voorts alle bur
gers, onverschillig welke hun belijdenis
aangaande de eeuwige dingen zij, te behan
delen op voet van gelijkheid en in de con
sciëntie voor zoover die het vermoeden van
achtbaarheid niet mist, en haar uitspraak
met name geen afbreuk doet aan de hand
having van 's Lands onafhankelijkheid, een
grens te erkennen voor haar macht.
Art. 5.
Zij belijdt, dat de Overheid regeort bij
de gratie gods, en hieraan hare regeerings-
macht oatleenende het recht hseft dan eed
te vragen, en ter vrijlating van den dag
des Heeren, en aizoo mede in 's volks be
lang, zelve zooveel doenlijk in al haar ver
takkingen op dien dag behoord te rusten
de Zondagswet in gelijke richting behoort
te herzien en zoo bijzonderlijk in haar ar
beidswetgeving als in haar Commissiën ge-
heelen of gedeeltelijken stilstand van zaken
voor dien dag heeft te bedingen.
Art. 11,
Opdat de Staten-Gencraal in de natie
wortelen en 't volk niet slechts in naam
vertegenwoordigen, zal 't kiesrecht organisch
moeten worden geregeld en wel met erken
ning van het geiinshoofdenkiesrecht en van
het recht der verschillende maatschappelijke
groepen, om sicli door eigen gemachtigden
te doen vertegenwoordigen. Krachtens be
ginsel verwerpt de partij stemplicht en
wraakt zij een Staatkundig vrouwenkies
recht. Het kiesrecht der weduwen volgt
venself uit het kiesrecht der Gezinshoofden.
Art. 12.
Zij wil, dat de Overheid aan alle bur
gers, welke hun godsdienstige of opvoed
kundige zienswijze sij, inzake het Onder
wijs gelijke rechten gunne Haar devies
blijft, dat de Vrije school regel moet zijn
en dat de Openbare School niet anders mag
zijn dan aanvulling.
Art. 14.
Maatregelen tegen het voortwoekeren van
het Nee-Malthusianisme verdienen aanbe
veling.
Art. 15.
De Overheid houde zich aan de eerbare
begrafenis der lijken (geen lijkverbranding).
Art. 16.
Het evenwicht tusschen ontvangsten en
uitgaven worde geregeld, niet door neode-
loos drukkende vermeerdering der lasten
der Natie, noch door bezuiniging op 'tnoo-
dige, maar door beperking van staatsbe
moeiing leidende tot krachtiger ontplooi
ing van het particulier initiatief. Zij wil
dat het kleine inkomen zooveel doenlijk
ontzien, en het al te kleine geheel van di
recte lasten vrijgesteld wordeterwijl dient
gewaakt, dat de vrije invoer van bewerkte
artikelen buiten noodzaak aan onze nijver
heid en aan onsen loonarbeid ge m afb euk
doe.
Art. 17.
Kracht tot handhaving van onze natio
nale zelfstandigheid zoekt sij in de be vorde
ring van kennis onzer historie in de be
vestiging van onae volksvrijheden in de
versterking van 't Internationale recht; in
een ervarene en door de Staten-Generaal
vooriichtiglijk gecontroleerde diplomatie,
en voorts in een wettelijke, steeds op de
hoogte van baar tijd blijvende, op slgemee-
nen dienstplicht berustende organisatie van
strijdkrachten en zulks met afdoende»
waarborg dat ook bij 't scheeps- en ka
zerneleven voorzien zij in de verzorging
der geestelijke behoeften en gewaakt worde
tegen 't voortwoekeren van zedelijke geva
ren voor wie den Lande dient.
Art. 18.
Voor zooveel 't Koloniale vraagstuk aan
belangt dankt zij God, dat de aloude baat
zuchtige neiging, om de koloniën voor de
kas van den Staat of van den particulier
uit te buiten, mede onder den drang van
't antirev. staatsbeleid, almeer heeft plaats
gemaakt voor een Staatkunde van zedelijke
roeping. Deze zedelijke roeping leide er de
Regeering steeds meer toe om tegelijk met
de legarverzorging der stoffelijke welvaart
en de verbetering van de soeiale verhou
dingen, ook de autonomische ontwikkeling
der inlandsche bevolking te bevorderen, en
doe haar niet slechts op Java maar allengs
in heel onzen Archipel, tot krachtige be-
stuursdecentralisatie overgaan. Aan de in
landers moei niet uit Europa een hun vreemde
cultuur worden opgedrongen, maar mede
door onzen steun behoort Aziatische ge
aardheid tot hoogere ontplooiing te gera
ken.
Onze Archipel vraagt niet alleen om een
militaire politiemacht, die ons in staat stelt
het gexag en de orde te handhaven maar
evenzoo om een vloot en leger, die eiken
vijandelijken inval kunnen afkeeren. De
vloot moet zooveel mogelijk los van die
van 't moederland, voor herstel en aan
vulling van haar uitrusting, in Ned. Indie
vinden, wat ze behoeft. Ook het leger moet
zich in den Archipel self zooveel mogelijk
van het noodige kunnen voorzien. Voor de
versterking van beide in manschap kan
ook op de weerkracht der inlandsche be
volking een beroep worden gedaan. De
kerstening van India blijve roeping van 't
Christenvolk in 't moederland, maar vinde,
alsook uit Staatkundig en maatschappelijk
oogpunt van overwegend belang, bij de
Koloniale Rsgeering, tegemoetkoming, beide
in 't verleenen van volle vrijheid en in het
geldelijk steunen van onderwijs en kran-
kenverpleging.
De partijen in ons land. Toenadering.
Hoewel de ernst der lijden noopte de
strijdbijl tegen de zonen van het vaderland
te doen begraven, zullen wij dit jaar een wor
steling beleven op politiek gebied, die zelfs
in ernstiger dagen niet beleefd is.
We willen daarvan eerst eens uit de pers
der verschillende bladen, de onderlinge stand
der partijen de revue laten passeeren. 't Gaat
nu weer links tegen rechts; coalitie tegen
over concentratie.
Wat de rechtsche partijen aanbelangt schijnt
er over heel de lijn „hereeniging" te komen.
De onrust in de A. R. partij schijnt geheel
te gaan luwen. Er is een Deputatenvergade
ring tegen 2 November uitgeschreven, om de
organisatie der partij in orde te brengen. En
zoo even lazen we, dat op die vergadering,
die wel jammer van Woensdag op Donder
dag is gezet (de eerste dag zou voor velen
veel geschikter uitkomen), dat op die ver
gadering ook uitgenoodigd zijn de afgetre
den ministers uit 't voorlaatste Kabinet, die
nu bereidwillig gevonden zijn om als advi-
seerende leden van 't Centraal Comité op die
vergadering zitting te nemen.
Ook de brochure van Lohinan's hand doet
weldadig aan. Een enkel citaat maakt 't u
duidelijk
Eerst een tee kening der verhouding, die er
tusschen hen bestond van 1878—1894, waar
uit blijkt, hoe innig toen deze twee ter be
reiking van 't zelfde doel aan elkander ver
bonden waren, en ook, hoe Kuyper, aller
minst de tyran is, die voor geen rede vat
baar is als het zijn ideeën geldt, maar zich
zelfs spoediger liet overtuigen en overhalen
dan zelfs Lohman blijkbaar gewenscht vond.
'tls een illustratie van wat Seret zei in
1894 op de Deputatenvergadering, dat niet
Dr. Kuyper de Kamerleden en de heeren van
't C. C. bracht, waar hij ze hebben wilde,
maar dat zij 'them deden.
Een tikje overdreven toen, maar nu
na zooveel jaren komt toch Mr. L. bevesti
gen, dat de kern er van waarheid bevatte:
„Van 1878 waren Dr. Kuyper en ik op
politiek gebied als tweelingbroeders wij
hadden elkander noodig, omdat de een den
ander, de jurist den theoloog aanvulde.
Wij hebben destijds nimmer oneenigheid
of persoonlijken twist gehad. Ik had mijn
levenspositie ingericht naar de eischen,
die de belijdenis onzer beginselen vorderde
en dit wist Dr. K. er was nimmer
bij mij eenige begeerte opgekomen, om
hem als leider der Anti-Revolutionaire
kiezers te verdringen. Wel waren, gelijk
vanzelf spreekt, vaak binnenskamers tal
van geschilpunten ter sprake gekomen,
maar ik heb mij daarbij nimmer over te
groote vasthoudendheid van de zijde van
Dr. Kuyper te bekiagen gehad. Was er te
dien aanzien schuld, dan was die eer bij
mij te vinden dan bij den voorzitter van
't Centraal Comité. Alleenlijk, dit mag met
het oog op de latere houding van Dr. K.
niet uit het oog worden verloren, naar
buiten bleek van dien invloed van mij en
van andere leden van het Centraal Comité
op den gang van zaken weinig of niets,
Dit behoefde ook niet."
't Spreekt vanzelf, dat de heer Lohman in
dit geschrift, dat hoog staat in meer dan één
opzicht en waarin de klank van een politieke
„narede" gehoord wordt, ver boven 't partij-
getwist uit, eigen houding sinds'94 nogmaals
kalm en krachtig, verdedigt. Maar van zijn
standpunt laat hij ook aan Dr. Kuyper recht
wedervaren.
Men leest toch
„Noch als mensch, noch als hoogleeraar,
noch als Kamerlid heb ik ooit mijn per
soonlijke vrijheid van denken en handelen
en openlijk mijn gevoelen te zeggen prijs
gegeven.
Ik heb dan ook in de talrijke geschriften
uit dien tijd ik verwijs 0. a. naar de
Prot. Noordbrabaiider en de Nederlander
altijd de oorzaak der scheiding zoo op
gegeven als ik thans doe, en ik heb steeds
een te hoog denkbeeld gehad van de groote
gaven van den leider der A. R. partij, dan
dat ik de scheuring scheiding drukt wat
toen geschied is niet uit zou hebben
toegeschreven aan ijdeltuiterij, al mogen
sommige handelingen van Dr. Kuyper bij
velen aan die onderstelling voet hebben
gegeven.
Neen, Dr. Kuyper daarin trouwens
krachtig gesteund door andere hoogstaande,
ook mij bevriende mannen, icon niet
anders. In zijn oog hing de toekomst der
partij aan zijn opvatting van het leider
schap. Maar ik kon ook niet anders, om
dezelfde reden, doch in omgekeerden zin.
Ik zag in die leiding geen toekomst. Waar
om niet? Waarom heb ik gemeend dat
stelsel steeds met alle kracht te moeten
bestrijden
Mijn hoofdbezwaar is echter, dat de-or
ganisatie van Dr. Kuyper er toe geleid
heeft en steeds meer er toe zal leiden, de
Staten-Generaal afhankelijk maken van de
kiezers en van partijen."
Ook deze passage is merkwaardig. De
grief en vrees van vele zijner partijgenooten,
dat Dr. Kuyper gevaarlijk zou zijn voor de
Ned. Herv. kerk, noemt Mr. Lohman,
eere zij hem voor. 't ronde woord
totaal ongegrond.
„Ongetwijfeld heeft Dr. Kuyper, door
zijn spelen met Calvinistisch, indirect den
kerkelijken strijd in de politiek gemengd,
ik kom daar straks op terug maar
nimmer heeft, voor zoover ik heb kunnen
nagaan, zijn politiek zich tegen eenige kerk,
allerminst tegen de Hervormde kerk gericht
zelden heb ik een theoloog ontmoet, die als
politicus zich zoo boven kerkelijke belangen
wist te stellen als Dr. Kuyper, al heeft hij,
gelijk zijn recht was, bij benoeming van
hoogleeraren hetzelfde stelsel in toepassing
gebracht, dat nu eenmaal tengevolge van
een slechte wetgeving niet te vermijden,
en dan ook op zijn beurt door eiken Mi
nister is toegepast."
Moet het altijd zoo blijven
„Neenhoopt de heer Lohman.
En aan den avond zijns levens schrijft hij
deze behartigenswaardige woorden
„De Standaard (of Dr. Kuyper) wenscht
hereeniging en oplossing der crisis. Op dit
punt ga ik geheel met hem accoord. Ik
weet dat er onder mijn politieke vrienden
zijn, die het genoeglijker vinden, dat ieder
groepje zijns weegs gaat, en dat men dan
door federatie weer aansluiting zoekt.
Zekerlijk dat zou kunnen, vooral indien
het evenredig kiesstelsel wordt ingevoerd.
En het stemt ook geheel overeen met den
aard van ons tot het vormen van kleine
kringetjes geneigde volk, waarin dan ieder
geheel naar eigen inzicht zich kan be
wegen. Maar wie eenig besef heeft van
den buitengewoon heftigen strijd, thans in
geheel de wereld tegen het Christelijk ge
loof en tegen Maatschappelijk en Staat
kundig leven gevoerd, wie tevens inzicht
heeft in de moeilijkheden waarover het
Christelijk volksdeel komt te staan en be
grip van de beteekenis van trouwe samen
werking bij de oplossing dier vraagstukken,
zal terstond toegeven, dat onnoodige scheu
ring zeer te betreuren is."
Men merkt zoo van alle zijden tusschen
de mannen van de coalitie alle toenadering
en welwillendheid. En 'tis dan ook geen
ongunstige tijd om de organisatie nu ter
hand te nemen. Voorop staat dat wij ons
door 't Conservatisme niet moeten laten ver
leiden, leiding, als zoodanig uit den booze
te achten. Welke veranderingen nu voorge
steld worden, zullen we daarna en tot welke
krachtsinspanning onze kiesvereenigingen nu
moeten opgewekt worden, ten slotte mee»
deelen.